De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 28 juli pagina 4

28 juli 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 631 ter, die zonder zicti met eenigen geestelijken arbeid te kannen bezighouden, te Wilnisk onder de bewaking van een politieambtenaar als gevan gene leetde, vergund te Astrachan te wonen, en kort geleden heeft hij, na volkomen genade ontvangen te hebben, de vergunning gekregen te Saratow te mogen wonen. Van Tolstoï's werken is nu te Moskou een acht ste complete editie ter perse. Van eenige deelen ervan, b.v. de Vertellingen, worden 15,000 exem plaren, van anderen Oorlog en Vrede en Anna Karenina 30,000 exemplaren gedrukt. Robert Hamerling heeft met zijn pen zooveel kunnen overleggen, dat zijn moeder goed bezorgd is en hij vele bloedverwanten heeft kunnen be denken. Zijne bibliotheek en collecties zullen verkocht worden. Maar de litteraire nalatenschap is nog zeer groot en van zeer veel waarde. Er z\jn lyrische gedichten, dagboeken, feuilleton-arti kelen, brieven, aphorismen en allerlei proza en het groote philosophische werk waarvan wij reeds spra ken. Hij werkte er sinds twintig jaren aan; de titel moet nog geheim blijven. In De Gids van Juni kwam een lezenswaardig artikel voor van den heer J. E. Sachse, onder den titel Twee voorloopera: Turgenjew en Zola". Een vriend van den heer Sachse vertaalde het stuk in het Fransch en zond het aan Zola. En nu werd de ionge auteur dezer dagen verblijd met een eigenhandigen brief van den Maitre", waarin o. a. het volgende voorkomt: Je dois vous confesser que vos loges m'ont d'autant plus raxi, que je connaissais tous les préjugés qui règnent en Bollande sur mon cotnpte. Vous tmez fait beaitcoup de lumière, je vous dois infiniment de reconnaissance pour eet admirable plaidoyer qui, f en suis sur, gagnera ma cause d'honnête homme et d'artiste sinccre anprès de tous vos compatriotes." Het is niet onaardig te weten, dat Zola er zoo op gesteld is als honnête homme" en als artiste Eincère" gewaardeerd te worden. By den uitgever J. G Broese te Utrecht is van de pers gekomen een keurig net uitgevoerde Gids voor 't Gooi en Saarn." In aangenamen stijl ge schreven is het boekske een uitmuntend vade mecum voor den voetreiziger zoowel als voor den bezoeker, die van de gewone vervoermiddelen ge bruik maakt. Tal van historische bijzonderheden vindt de lezer in den Gids tegelijk met zeer goede kaarten en fraaie illustratiën ? de billyke prijs 50 cents, brengt het boekje onder ieders bereik. Militaire Zaken. FRANKRIJKS WEERBAARHEID. Volgens de jongste opgave bestaat het Fransche leger uit negentien legerkorpsen. Het 19e leger korps bevindt zich in Algiers en wordt gevormd door 4 divisiën infanterie, waarvan l in China, Tunis enz. is; deze koloniale troepen vormen in het geheel 16 infanterie brigaden. De overige 18 legerkorpsen zijn ieder verdeeld in 2 divisiën en elke divisie in 2 brigades, elke brigade in 2 regimenten. De infanterie bestaat uit 144 regimenten, 18 gewestelijke regimenten en 30 bataillons jagers. De cavalerie bestaat uit 6 zelfstandige cavalerie divisiën en n voor Algiers. Ieder der zes divi siën bestaat uit 3 brigades elk van 2 regimenten. De Algiersche divisie wordt gevormd door 6 regi menten, Afrikaansche jagers en 4 regimenten Spahis zonder indeeling in brigades. Bij elk der bovengenoemde 18 legerkorpsen is eene cavalerie brigade ingedeeld. Bovendien zijn er nog 18 zelfstandige cavalerie brigades, als 6 kurassier 5 dragonder 4 jager en 3 huzaren brigades. De gezamenlijke cavalerie behalve die voor Algeriëbestaat dus uit 72 regimenten, als 12 kurassier-, 28 dragonder-, 20 jager- en 12 huzarenregimenten. De veldartillerie bestaat uit 19 brigades elk van 2 regimenten, en uit 2 regimenten pontonniers. De geheele artillerie te velde telt 380 batterijen veld- en 57 batterijen rijdende artillerie ieder van 6 stukken geschut. Voor Algiers wordt de noodige veldartillerie voorloopig slechts batterij's gewijze toegezonden. Taktisch is de artillerie te velde verdeeld in afdeelingen ieder van 3 batterijen. Voor elk der 18 legerkorpsen dienen 7 afdeelingen veld-artil lerie, waarvan een als reserve. De rijdende artillerie dient bij de cavalerie en zoo noodig als reserve. De vesting-artillerie telt 16 bataillons en de genietroepen 4 regimenten of 20 bataillons. Het aantal trein compagniën (of eskadrons) bedraagt 20. Speciaal voor Algiers zijn geen vesting-artillerie, genie noch treintroepen aanwezig. Tot het leger behooren verder 15 krijgsraden, co/nités en commissiën, 21 besturen (waaronder l voor Algiers), 10 artillerie werkcompagniën, 3 compagniën vuurwerkers, 4 fuselier strafcompagniën en l pionnier strafcompagnie (deze laatste in Tonkin). Tot de infanterie behooren nog 4 regimenten zouaven, 4 Algiersche regimenten, 2 vreemden regimenten, 3 bataillons lichte Afrikaansche in fanterie en 4 fuselier strafcompagniën, deze laatsten uitsluitend in Algiers. Van af 1871 is Frankrgk onafgebroken bezig geweest om zijne weerbaarheid te verhoogen. Sedert dat tijdstip werd daaraan bijna een millard franken besteed en vooral het jaar 1888 kenmerkte zich door de groote som wij meenen ruim een half millard franken daarvoor uitge trokken. In de eerste plaats betroffen de uitgaven het bouwen en uitbreiden van vestingen, het aanleggen van spoorwegen, het bouwen van kazernes, brug gen, magazijnen, depots enz., die allen uit een militair oogpunt noodig geoordeeld werden. Van hetgeen verder voor de landsverdediging werd gedaan, verdient bijzondere aandacht de zoogenaamde défense mobile, bestaande uit spoor wegen met smal spoor, waardoor neven- en voor gelegen werken alsmede enkele gedeelten eener vesting met deze (de vesting zelve) verbonden worden. Bij uitvallen kuunen nu, op daartoe ingerichte affuiten, kanons van 12 en 15 cM. en mortieren worden meegenomen, ten einde tegen den belegeraar krachtig te kunnen optreden. Betreifende de doelmatigste wyze om bomvrije ruimten tegen de nieuwste brisante springmiddelen te dekken en te beschermen en over de gepant serde geschutstanden in vestingen, zijn de artillerie en genie het nog niet eens. lutusschen is door proeven bij Bourges en Chalons reeds gebleken, dat eene betonlaag van 23 a 25 M. dikte als ondoordringbaar te beschouwen is, indien een volgend projectiel maar niet juist in den door een voorgaande granaat gemaakten trech ter treft; hetgeen wel kan, maar toch zelden zal gebeuren. Het spreekt vanzelf dat op de waar schijnlijkheid van het plaats hebben van deze voor den verdediger nadeelige omstandigheid de afstand van veel invloed is. Verder is aan 12 jager-batail lons eene 5e en 6e compagnie toegevoegd en zal de verandering van 12 bataillons tot Alpen-jagers plaats vindon. Tot het vormen van berg-artillerie is besloten en reeds een aanvang gemaakt met het oprichten van 2 regimenten elk van 6 batte rijen, waarvoor de manschappen uit de veld- en vesting-artillerie worden getrokken. Voor het 19de legerkorps in Algiers zullen nog 4 batterijen veld artillerie worden opgericht. Bovengenoemde ver meerdering der artillerie medegerekend, zal de Fransche veld-artillerie minstens 75 batterijen meer tellen dan de Duitsche. Wijders is ook bepaald, dat de aan de ooste lijke grenzen zich bevindende batterijen behalve de bespanningen voor de 6 stukken der batterij ook die voor 3 munitie caissons, aanwezig moeten zijn. Waarschijnlijk zijn deze laatste bepalingen ook oorzaak, dat bij de nieuwe organisatie der Duit sche veld-artillerie waardoor deze met 18 batte rijen zal worden vermeerderd onder andere be paald is, dat voor een groot aantal veldbatterijen reeds in vredestijd de bespanning van O stukken ??waaruit eene batterij bestaat aanwezig moet zijn; terwijl ook de aan de grenzen zich bevin dende veldbatterijen van bespannen munitie cais sons zullen worden voorzien. Ten slotte zij nog vermeld, dat men voor 1889 in Frankrijk gelden heeft aangevraagd tot een bedrag van omstreeks 65 millioen gulden voor de aanvulling van den krijgsvoorraad aan patronen enz., voor geweren voor de wijziging der uitrusting van de infanterie, voor de bewapening van grensforten en kustbatterijen met zwaarder geschut, j voor de betonneering van de belangrijkste vestingwerken, voor de vorming van reserve-batterijen, van artillerie en infanterie munitie kolonnes, en voor de uitbreiding van het voerwezen bij mobibilisatie; terwijl ook maatregelen genomen zijn om in tijd van oorlog het militair spoorwegver keer beter dan vroeger door den opperbevelhebber te kunnen doen regelen. SCHETSEN EN PORTRETTEN DOOR JAN VAN BERGEN. III. De Controleur. Rijst niet een schrikbeeld voor uw geestesoeg op, als ge hierboven dat vreesverwekkend woord leest? Denkt ge niet aan de nare droomen, die u verontrust hebben, toen ge u verstouttet een stookplaats te verbergen achter een schilderij, die in beeld de beteekenis van Lucas XX : 25 ver duidelijkt en daaronder: Geeft dan den Keizer wat des Keizers is enz. ? En toch heeft de inan. dien wij bedoelen, niets ter wereld met uw stookplaats te maken; ja, wat nieer zegt, hij koestert misschien voor den fiscus evenveel sym pathie als gijzelf. 't Is waar, hij bespiedt u, houdt zelfs aanteekening van sommige uwer handelingen; maar zijn spionneeren is van den meest onschuldigen aard, en 't zal niet in u opkomen hem deswege te haten. Toch denkt ge nog altijd, niettegenstaande deze onze geruststellende verklaring, aan een hand langer van een Excellentie en aan een heir van loerende en dreigende trawanten, die, als zoovele dubbelsterren, gewoonlijk paarsgewijze langs 's Heeren wegen dwalen. Heb nog eenige oogenblikken geduld en het schrikbeeld zal verdwijnen. Eenige jaren geleden verrees in onze goede stad een monumentaal gebouw, dat den zoetvloeienden naam van Musis Sacrum kreeg, want het zou aan de kunst gewijd zijn. Thalia en Melpomene, Polymnia en Euterpe zouden er vereerd worden; Thespis, maar zouder hooge brozen en zonder masker, zou voor het voetlicht optreden, en de kelen van zangers en zatigeressen en de instrumenten van blazende, strijkende en slaande kunstenaars zouden de groote halle met accoorden vervullen. Maar omdat het lichaam, zoo goed als de geest, zijn eisenen heeft, werd ne zaal ingericht tot ontvangst van dorstige kunstliefhebbers; en op dat men zoude weten, wat en Itoccccl dorstige kelen verzwelgen kunnen, werd besloten een man aan te stellen, die met de grootste nauwkeurig heid aauteekeuing zou houden van elk glinsterend of schuimend glas, dat het bufl'et zou verlaten. Het bestuur van den tempel der Muzen is vergaderd in den foyer. In de vestibule wandelt een man op en neer, die min of nieer geagiteerd schijnt, want nu eens haalt hij zijn zakdoek voor den dag, dan weer klopt hij stofjes van zijn jas, die er niet zijn, en dan weer verschikt hij zijn boordje en draait hoofd en hals in datkleedingstuk rond. Een schel klinkt en onze wan delaar, die zijn horloge juist voor den tienden keer heeft uitgehaald, treedt binnen, maakt een militair saluut en blijft bij de deur staan. >Ga zitten, Telman," zegt de president, die in eenige papieren snuffelt. Telman gaat zitten. jij bent gepensioneerd korporaal uit Indië, niet waar?" zegt de praeses, die naar den beken den weg vraagt. »Ja, mijnheer," antwoordt de toegesprokene, »ik heb een pensioeutje; maar ik wilde graag trouwen en trouwen kost geld; en daarom sollesteerde ik n aar de betrekking van contreleur. U kunt naar mijn meisje informeeren: eerlijk en braaf." »Vrij van sterken drank ?" vraagt de penning meester. »Bedoelt u mijn aanstaande, mijnheer?" vraagt Telman eenigszius weifelend. De penningmeester grinnikt en zegt: »Neen, ik bedoel u." »Ik drink nooit jenever," is het antwoord, met den klemtoon op het laatste woord. «Kun je goed lezen en schrijven ?" luidt de vraag van een klein heertje met een bril, die toch ook iets in het zakje wil gooien. »Lezen, mijnheer ?" antwoordt Telman met een blik, die zegt: »\Vat denk je wel van me ?" Lezen, mijnheer? Als de beste! ~Kent u Toontje Poland, mijnheer ?" »Neen ; waar woont die ?" Telman grinnikt nu op zijn beurt om de on kunde van den brilleinan en zegt: »Ik bedoel het bock, dat zoo heet. Ik heb het verleden week uitgelezen. Ik wil maar zeggen, dat ik lezen kan. En schrijven gaat ook goed, al is mijn schrift nu niet zoo mooi als dat van mijnheer den secretaris daar." De secretaris vindt Telman een geschikt per soon. »Goed," zegt de president, »wij hebben onder zoek naar je persoon en gedrag gedaan eu dat i.s tot je voordeel uitgevallen. Wij stellen je aan tot controleur op een salaris van twee honderd en vijftig gulden. De kastelein zal je morgeu je taak wel aanwijzen." Met een »daukje wel, heeren l" breugt Tehnan zijn rechterhand aan zijn rechteroor en verlaat in een vrij pleizierige stemming de zaal. Jaren lang zit Telman nu al op zijn stoel aan het tafeltje, met het groote boek voor zich, dicht bij het buffet. Reeds jaren lang zet hij streepjes : eerst vier en dan een vijfde er dwars doorheen ; precies een deurtje van lat werk iii een tuinheg. P^r zijn bier-, coguac-, bitter- en jene verdeurtjes, die elk hun bijzondere kolom heb ben. En elk latje is de zwijgende vertegenwoor diger van n dubbeltje, soms van twaalf cent Een enkelen keer laat de controleur zijn blik weiden over de volgestreepte bladen en maakt hij allerlei berekeningen en wijsgeerige bespiegelin gen zijn betrekkiag heeft een philosoof vaii hem gemaakt hoeveel vaten gevuld zouden kunnen worden met de vloeibare cholera der verloopen jaren ; hoe groot de kelder zou moeten zijn, om al die vaten te bevatten, en dan komt hij tot de slotsom, dat velen van hun maag een jenever-reservoir maken en dat enkelen ge heel met dat vocht moeten doortrokken zijn ; en dan verwondert het hem, hoe die laatsten nog sterven kunnen, gelijk wel eens gebeurt, doorweekt als zij zijn met den bederfiverenden spiritus. Soms voegt Tolman alle dubbeltjes der verloo pen jaren bijeen en dan zucht hij, dat h ij niet de gelukkige bezitter is van zooveel kleingeld, dat door de handen der gebuisde en gepommadeerde Jannen in het laadje der sociëteit is gevloeid. Als hij die dubbeltjes had, zou hij een kasteel mei vijvers en bosschen en jachtgrondenkoopen, en tusscheu vieren en vijven bitteren altijd met mate: n, hoogstens anderhalf glaasje zou hij nemen ??en hij zou ook tusschen vijven en zessen dineeren en een Fransche courant lezeu, en manilla's rooken, en het groote woord voeren. En hij zou den controleur van zy'n »soos" elke maaud een gulden geven. Dat Telman veel hoort en ziet, is niet te ver wonderen. Vóór n uur behoeft hij niet op zijn post te zijn, waut dan komt slechts zoo'n alleenloopend jongmensch, dat op zijn moeders zak leeft eu moe is geworden van het kijken naar de exerceerende recruten, even inloopen en zijn blik werpen in een bittertje eu in de advertentiën der dagbladen. Maar na nen verschijnt de controleur en na hem verschijnen de habitués, die het land hebben aan alle aristocraten en toch voor aristocraten den hoed afnemen. En d.in hoort Telman de nieuwtjes van den dag: dat de granen gerezen zijn en dat Van der Ploegen, wegens een smerige affaire, in de achting zijner mede burgers is gedaald; dat het college van zetters eeu verzameling van ezels is en dat de gemeen teraad iu zake de gasfabriek heel wijs heeft ge handeld ; dat mijnheer Van Houten, die een mooie vrouw heeft, er heel verstandig aan doet, den jongen Vos den toegang tot zijn huis te verbieden; dat... vul in: de gewone koffiehuis praatjes. Telman weet, dat laster en kwaad sprekendheid niet vreemd zijn aan hetgeen hij hoort, en dat de twee duiveltjes: jaloezie en nijd, telkens om het hoekje komen gluren. Het woord cancan is den goeden man onbekend en toch heeft hij een juist begrip van de zaak. Hij weet, dat de bittergenooten elkander zelfs niet zullen sparen, want hij beeft het ondervonden, dat, als Van Brammen opstapt, de anderen zich niet ge neeren zullen, om van Van Brammen te zeggen, dat hij een goede kerel is, «maar .., verwaarloost hij ziju vrouw niet een beetje? En maakt hij niet te veel werk van ... van ... enfin, je weet wel; een aardig bakkesje! Die verduivelde Bram! Maar toch een kraau van een vent!" Tegen vier uur komen de aristocraten en zij, die zich tot dit menschenras rekenen. Telman kent ze: ze dragen gele rottingen, zeer lichte demi-saisons en puimsteenkleurige glacés; zij hebben een pince-nez aan een koordje en punten aan hun snorren; ze gooien hun par-dessus met veel iion-chalance op een stoel, kijken heel on gegeneerd rond, spreken den kastelein met »jij" aan en bestellen op luiden toon hun boonekampje aan den zeer onderdanigen kelluer. Als de con troleur iets van politiek weet, dan weet hij dit voor negen tienden van de aristocraten; en als hij eenige. notie van kunst bezit, dau daukt hij dit aan »de groote hanzen." Reeds zoo vaak heeft Telman het aangehoord en aangeboord »bij het klinken der bokalen" dat die lui in Den Haag er niets, niemendal van weten; dat de bom vandaag of morgen nog eens barsten zal ??de controleur gelooft, dat het kruit in die bom nat is geworden, want vóór jareu moest het projectiel al springen of wel, dat deze minister nu eens de rechte man is op de rechte plaats ... pardon! dat klinkt te bur gerlijk, te triviaal: the right man on the right place.' een minister met een spiksplinternieuw program, gefondeerd op een geheel nieuwe theo retische basis, gegrond op de allerlaatste uit komsten der economie eu proefhoudend bevon den door de demonstraties der speculatieve po litici. Telman weet wel niet, wat mijnheer Van Hoogen precies bedoelt met al de dikke woorden, maar bij kan toch wel raden, waar ZEd. heen wil. En mijnheer Van Hoogen, die een oom heeft, welke referendaris is bij de posterijen of bij het depot van discipline daar wil hij, Telman, van af wezen zal het dan toch wel weten. Over kunst, en in 't bijzonder over muziek, weet de controleur ook een woordje mee te praten; hij heeft dan ook al heel wat speeches en disputen over de edele toonkunst aangehoord, en vele muzikale termeii zijn hem zóó gemeen zaam geworden, dat hij een standje met vrouw lief weet te ontleden in : Introductie, eerste Alle gro, Adagio, Scherzo en Finale, een complete sonate. Doordien hij veel muziek hoort, vooral des zomers, wanneer bijna iedere week een con cert gegeven wordt, heeft hij het in de kennis der stukkeu zoover gebracht, dat hij na de eerste vijf maten dadelijk weet te zeggen, of men het Preludium van Bach speelt of wel den marsch uit Faust van Gounod. Hij vindt de Ouverture van deu Dun Juan mooi, zeer mooi zelfs, maar daarin iets te hooren, dat op een wraakgeschreeuw van bedrogen echtgenooten en minnaars, broe ders en vaders gelijkt, zooals mijnheer Van Hoogen beweert te hooren, gaat zijn verstand te boven. Heeft Telman het vrij gemakkelijk op stille dagen, hij heeft het daarentegen verschrikkelijk druk op avonden, dat er een concert wordt ge geven of een tooneelvoorstelling, of' dat de een of andere beroemdheid eeu lezing komt houden. Dan moet ge hem zien in de pauze: dan staan hem de zweetdroppels op het voorhoofd eu staat hij, gebogen over zyn groot boek, voor het tafel tje, beurtelings een blik werpende op het wit marmeren blad van de toonbank der buffetkast en in zijn boek. Eu dan verbeelden wij ons Na poleon te zien, starende op de met sneeuw be dekte velden bij Moscou, telkens den veranderden stand der troepen op zijn kaart aanteekenende. Legioenen komen en gaan en keeren niet terug; zij worden door andere legioenen vervangen, die eveneens als sneeuw voor de zon verdwijnen. Waar straks nog geheele legers slagvaardig stondeu, bedekt uu een roodbruin vocht de witte vlakte. Maar dit alles laat den veldheer koud: zijn gelaat mag vermoeienis teekenen, ontroering en schrik zijn in zijn trekken niet waar te nemen. Nog eenige oogenblikken en de electrische bel zal liet einde der pauze aangeven en Telman zal eeu oogeublik kunnen uitrusten. Uitrusten? Och neen! »Vijf-en-twintig, twee en-dcrtig!" klinkt het uit den mond van een aankomend jonkman, die nog moet beslissen, wat hij worden zal, geregeld zijn potje driukt en partijtje speelt eu meer van de queue dau van den dirigeerstok houdt. »Neen, vijf-en-twintig, zwer-en-dertig!" roept de andere, die de pomeraus van zijn queue ua lederen stoot een minuut lang iu 't kuiltje van het krijt ronddraait en dan nog een minuut lang aan 't «zagen" blijft, alvorens op nieuw te stooten. »Fj'er-en-dertig, vijf-en-twintig!" herbaalt de zager in omgekeerde orde, als orn te bewijzen, dat het vier en niet tu-ee is, al keert men het om. Een woordenwisseling blijft niet uit, en dewijl de markeur toevallig een boodschap is en uu misschien voor een banketbakkerswinkel staat, niet wetende wat hij koopen zal, balletjes of een roomsoes, zoo moet Telman in dit hoogst ge wichtige geval beslissen. De controleur, die even min weet, of het vier-en-dertig of vijftig is, houdt staande dat het t/cce-en-dcrtig is en daarmee is de zaak uit; want Telman vonnist alleen iu eerste en eenigste instantie. En straks als de queue-liefhebber zich gereed maakt om te ver trekken en aan het tafeltje van den controleur zijn verloren partijen komt betalen van Pa's zuur verdiende centen, glijdt een dubbeltje in 't vestzakje van den president van den Hoogen Raad, die noch procureur, noch advocaat is en van 't Corpus Juris evenveel weet als van den Code Napoléon. Na afloop van concert of voorstelling komen weer vele habitué's, die bij Telman den vereerenden naam van plakkers dragen, zich scharen om de groote vierkante tafel in 't midden der koffiekamer. Nu krijgt de controleur het druk met het timmeren van cognac-deurtjes; want sedert dit vocht de twijfelachtige renommée van geneesmiddel heeft gekregen, stroomt Bon Bois en Fin Bois eveu overvloedig als Emser-water. Tegelijk wordt de geest van critiek vaardig en krijgen de eerste violen en de bekkens een pluimpje, terwijl het pizzicato der tweede violen wordt afgekeurd. Eu dat duurt zoo voort tot twaalf uur, half een, wanneer Telman zit te kuikkebollen naast een koud geworden grogje, zoodat eenige »slaapmutsjes" de buffetkast kunnen verlaten, zonder dat de controleur hun kortston dig bestaan registreert. Gelukkig voor de kas der sociëteit, dat het quod non est in aotis, non est in mundo niet wordt toegepast. Als de laatste plakker niet meer plakt, gaat ook Telman naar huis om te droomen vau theo retische basissen, Don Juan, medicinale cognac en pizzicato's. IN DE NES. Het geval is bekend van de kiesche jonge dame, die als zij haar Zaterdagsavondsplechtigheid ver richtte, vooraf een dikken doek over de kooi van haren kanarie hing, zijnde deze kanarie van liet mannelijk geslacht. Deze jonge dame dreef' hare kieschheid zóó ver, dat zij de pootjes van haar waschtai'eltje pijpbroekjes aandeed, tengevolge van welke voorzorgsmaatregelen zij op haar 73ste jaar ongetrouwd en met volkomen ongerepten naam ten grave daalde.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl