Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 631
ter, die zonder zicti met eenigen geestelijken
arbeid te kannen bezighouden, te Wilnisk onder
de bewaking van een politieambtenaar als gevan
gene leetde, vergund te Astrachan te wonen,
en kort geleden heeft hij, na volkomen genade
ontvangen te hebben, de vergunning gekregen te
Saratow te mogen wonen.
Van Tolstoï's werken is nu te Moskou een acht
ste complete editie ter perse. Van eenige deelen
ervan, b.v. de Vertellingen, worden 15,000 exem
plaren, van anderen Oorlog en Vrede en Anna
Karenina 30,000 exemplaren gedrukt.
Robert Hamerling heeft met zijn pen zooveel
kunnen overleggen, dat zijn moeder goed bezorgd
is en hij vele bloedverwanten heeft kunnen be
denken. Zijne bibliotheek en collecties zullen
verkocht worden. Maar de litteraire nalatenschap
is nog zeer groot en van zeer veel waarde. Er
z\jn lyrische gedichten, dagboeken, feuilleton-arti
kelen, brieven, aphorismen en allerlei proza en het
groote philosophische werk waarvan wij reeds spra
ken. Hij werkte er sinds twintig jaren aan; de titel
moet nog geheim blijven.
In De Gids van Juni kwam een lezenswaardig
artikel voor van den heer J. E. Sachse, onder den
titel Twee voorloopera: Turgenjew en Zola". Een
vriend van den heer Sachse vertaalde het stuk in
het Fransch en zond het aan Zola. En nu werd
de ionge auteur dezer dagen verblijd met een
eigenhandigen brief van den Maitre", waarin
o. a. het volgende voorkomt:
Je dois vous confesser que vos loges m'ont
d'autant plus raxi, que je connaissais tous les
préjugés qui règnent en Bollande sur mon cotnpte.
Vous tmez fait beaitcoup de lumière, je vous dois
infiniment de reconnaissance pour eet admirable
plaidoyer qui, f en suis sur, gagnera ma cause
d'honnête homme et d'artiste sinccre anprès de
tous vos compatriotes."
Het is niet onaardig te weten, dat Zola er zoo
op gesteld is als honnête homme" en als artiste
Eincère" gewaardeerd te worden.
By den uitgever J. G Broese te Utrecht is van
de pers gekomen een keurig net uitgevoerde Gids
voor 't Gooi en Saarn." In aangenamen stijl ge
schreven is het boekske een uitmuntend vade
mecum voor den voetreiziger zoowel als voor den
bezoeker, die van de gewone vervoermiddelen ge
bruik maakt. Tal van historische bijzonderheden
vindt de lezer in den Gids tegelijk met zeer goede
kaarten en fraaie illustratiën ? de billyke prijs
50 cents, brengt het boekje onder ieders bereik.
Militaire Zaken.
FRANKRIJKS WEERBAARHEID.
Volgens de jongste opgave bestaat het Fransche
leger uit negentien legerkorpsen. Het 19e leger
korps bevindt zich in Algiers en wordt gevormd
door 4 divisiën infanterie, waarvan l in China,
Tunis enz. is; deze koloniale troepen vormen in
het geheel 16 infanterie brigaden. De overige
18 legerkorpsen zijn ieder verdeeld in 2 divisiën
en elke divisie in 2 brigades, elke brigade in 2
regimenten.
De infanterie bestaat uit 144 regimenten, 18
gewestelijke regimenten en 30 bataillons jagers.
De cavalerie bestaat uit 6 zelfstandige cavalerie
divisiën en n voor Algiers. Ieder der zes divi
siën bestaat uit 3 brigades elk van 2 regimenten.
De Algiersche divisie wordt gevormd door 6 regi
menten, Afrikaansche jagers en 4 regimenten
Spahis zonder indeeling in brigades.
Bij elk der bovengenoemde 18 legerkorpsen is
eene cavalerie brigade ingedeeld.
Bovendien zijn er nog 18 zelfstandige cavalerie
brigades, als 6 kurassier 5 dragonder 4 jager
en 3 huzaren brigades. De gezamenlijke cavalerie
behalve die voor Algeriëbestaat dus uit
72 regimenten, als 12 kurassier-, 28 dragonder-, 20
jager- en 12 huzarenregimenten.
De veldartillerie bestaat uit 19 brigades elk
van 2 regimenten, en uit 2 regimenten
pontonniers. De geheele artillerie te velde telt 380
batterijen veld- en 57 batterijen rijdende artillerie
ieder van 6 stukken geschut. Voor Algiers wordt
de noodige veldartillerie voorloopig slechts batterij's
gewijze toegezonden.
Taktisch is de artillerie te velde verdeeld in
afdeelingen ieder van 3 batterijen. Voor elk der
18 legerkorpsen dienen 7 afdeelingen veld-artil
lerie, waarvan een als reserve.
De rijdende artillerie dient bij de cavalerie en
zoo noodig als reserve.
De vesting-artillerie telt 16 bataillons en de
genietroepen 4 regimenten of 20 bataillons. Het
aantal trein compagniën (of eskadrons) bedraagt 20.
Speciaal voor Algiers zijn geen vesting-artillerie,
genie noch treintroepen aanwezig.
Tot het leger behooren verder 15 krijgsraden,
co/nités en commissiën, 21 besturen (waaronder
l voor Algiers), 10 artillerie werkcompagniën, 3
compagniën vuurwerkers, 4 fuselier
strafcompagniën en l pionnier strafcompagnie (deze laatste
in Tonkin).
Tot de infanterie behooren nog 4 regimenten
zouaven, 4 Algiersche regimenten, 2 vreemden
regimenten, 3 bataillons lichte Afrikaansche in
fanterie en 4 fuselier strafcompagniën, deze laatsten
uitsluitend in Algiers.
Van af 1871 is Frankrgk onafgebroken bezig
geweest om zijne weerbaarheid te verhoogen.
Sedert dat tijdstip werd daaraan bijna een
millard franken besteed en vooral het jaar 1888
kenmerkte zich door de groote som wij meenen
ruim een half millard franken daarvoor uitge
trokken.
In de eerste plaats betroffen de uitgaven het
bouwen en uitbreiden van vestingen, het aanleggen
van spoorwegen, het bouwen van kazernes, brug
gen, magazijnen, depots enz., die allen uit een
militair oogpunt noodig geoordeeld werden.
Van hetgeen verder voor de landsverdediging
werd gedaan, verdient bijzondere aandacht de
zoogenaamde défense mobile, bestaande uit spoor
wegen met smal spoor, waardoor neven- en voor
gelegen werken alsmede enkele gedeelten eener
vesting met deze (de vesting zelve) verbonden
worden.
Bij uitvallen kuunen nu, op daartoe ingerichte
affuiten, kanons van 12 en 15 cM. en mortieren
worden meegenomen, ten einde tegen den belegeraar
krachtig te kunnen optreden.
Betreifende de doelmatigste wyze om bomvrije
ruimten tegen de nieuwste brisante springmiddelen
te dekken en te beschermen en over de gepant
serde geschutstanden in vestingen, zijn de artillerie
en genie het nog niet eens.
lutusschen is door proeven bij Bourges en Chalons
reeds gebleken, dat eene betonlaag van 23 a 25
M. dikte als ondoordringbaar te beschouwen is,
indien een volgend projectiel maar niet juist in
den door een voorgaande granaat gemaakten trech
ter treft; hetgeen wel kan, maar toch zelden zal
gebeuren. Het spreekt vanzelf dat op de waar
schijnlijkheid van het plaats hebben van deze voor
den verdediger nadeelige omstandigheid de afstand
van veel invloed is. Verder is aan 12 jager-batail
lons eene 5e en 6e compagnie toegevoegd en zal
de verandering van 12 bataillons tot Alpen-jagers
plaats vindon. Tot het vormen van berg-artillerie
is besloten en reeds een aanvang gemaakt met
het oprichten van 2 regimenten elk van 6 batte
rijen, waarvoor de manschappen uit de veld- en
vesting-artillerie worden getrokken. Voor het 19de
legerkorps in Algiers zullen nog 4 batterijen veld
artillerie worden opgericht. Bovengenoemde ver
meerdering der artillerie medegerekend, zal de
Fransche veld-artillerie minstens 75 batterijen meer
tellen dan de Duitsche.
Wijders is ook bepaald, dat de aan de ooste
lijke grenzen zich bevindende batterijen behalve
de bespanningen voor de 6 stukken der batterij
ook die voor 3 munitie caissons, aanwezig moeten zijn.
Waarschijnlijk zijn deze laatste bepalingen ook
oorzaak, dat bij de nieuwe organisatie der Duit
sche veld-artillerie waardoor deze met 18 batte
rijen zal worden vermeerderd onder andere be
paald is, dat voor een groot aantal veldbatterijen
reeds in vredestijd de bespanning van O stukken
??waaruit eene batterij bestaat aanwezig moet
zijn; terwijl ook de aan de grenzen zich bevin
dende veldbatterijen van bespannen munitie cais
sons zullen worden voorzien.
Ten slotte zij nog vermeld, dat men voor 1889
in Frankrijk gelden heeft aangevraagd tot een
bedrag van omstreeks 65 millioen gulden voor de
aanvulling van den krijgsvoorraad aan patronen
enz., voor geweren voor de wijziging der uitrusting
van de infanterie, voor de bewapening van
grensforten en kustbatterijen met zwaarder geschut, j
voor de betonneering van de belangrijkste
vestingwerken, voor de vorming van reserve-batterijen,
van artillerie en infanterie munitie kolonnes, en
voor de uitbreiding van het voerwezen bij
mobibilisatie; terwijl ook maatregelen genomen zijn
om in tijd van oorlog het militair spoorwegver
keer beter dan vroeger door den opperbevelhebber
te kunnen doen regelen.
SCHETSEN EN PORTRETTEN DOOR
JAN VAN BERGEN.
III.
De Controleur.
Rijst niet een schrikbeeld voor uw geestesoeg
op, als ge hierboven dat vreesverwekkend woord
leest? Denkt ge niet aan de nare droomen, die
u verontrust hebben, toen ge u verstouttet een
stookplaats te verbergen achter een schilderij, die
in beeld de beteekenis van Lucas XX : 25 ver
duidelijkt en daaronder: Geeft dan den Keizer
wat des Keizers is enz. ? En toch heeft de
inan. dien wij bedoelen, niets ter wereld met uw
stookplaats te maken; ja, wat nieer zegt, hij
koestert misschien voor den fiscus evenveel sym
pathie als gijzelf. 't Is waar, hij bespiedt u,
houdt zelfs aanteekening van sommige uwer
handelingen; maar zijn spionneeren is van den
meest onschuldigen aard, en 't zal niet in u
opkomen hem deswege te haten.
Toch denkt ge nog altijd, niettegenstaande deze
onze geruststellende verklaring, aan een hand
langer van een Excellentie en aan een heir van
loerende en dreigende trawanten, die, als zoovele
dubbelsterren, gewoonlijk paarsgewijze langs
's Heeren wegen dwalen. Heb nog eenige
oogenblikken geduld en het schrikbeeld zal verdwijnen.
Eenige jaren geleden verrees in onze goede
stad een monumentaal gebouw, dat den
zoetvloeienden naam van Musis Sacrum kreeg, want
het zou aan de kunst gewijd zijn. Thalia en
Melpomene, Polymnia en Euterpe zouden er
vereerd worden; Thespis, maar zouder hooge
brozen en zonder masker, zou voor het voetlicht
optreden, en de kelen van zangers en zatigeressen
en de instrumenten van blazende, strijkende en
slaande kunstenaars zouden de groote halle met
accoorden vervullen.
Maar omdat het lichaam, zoo goed als de geest,
zijn eisenen heeft, werd ne zaal ingericht tot
ontvangst van dorstige kunstliefhebbers; en op
dat men zoude weten, wat en Itoccccl dorstige
kelen verzwelgen kunnen, werd besloten een man
aan te stellen, die met de grootste nauwkeurig
heid aauteekeuing zou houden van elk glinsterend
of schuimend glas, dat het bufl'et zou verlaten.
Het bestuur van den tempel der Muzen is
vergaderd in den foyer. In de vestibule wandelt
een man op en neer, die min of nieer geagiteerd
schijnt, want nu eens haalt hij zijn zakdoek
voor den dag, dan weer klopt hij stofjes van zijn
jas, die er niet zijn, en dan weer verschikt hij
zijn boordje en draait hoofd en hals in
datkleedingstuk rond. Een schel klinkt en onze wan
delaar, die zijn horloge juist voor den tienden
keer heeft uitgehaald, treedt binnen, maakt een
militair saluut en blijft bij de deur staan.
>Ga zitten, Telman," zegt de president, die
in eenige papieren snuffelt. Telman gaat zitten.
jij bent gepensioneerd korporaal uit Indië,
niet waar?" zegt de praeses, die naar den beken
den weg vraagt.
»Ja, mijnheer," antwoordt de toegesprokene,
»ik heb een pensioeutje; maar ik wilde graag
trouwen en trouwen kost geld; en daarom
sollesteerde ik n aar de betrekking van contreleur.
U kunt naar mijn meisje informeeren: eerlijk
en braaf."
»Vrij van sterken drank ?" vraagt de penning
meester.
»Bedoelt u mijn aanstaande, mijnheer?" vraagt
Telman eenigszius weifelend.
De penningmeester grinnikt en zegt:
»Neen, ik bedoel u."
»Ik drink nooit jenever," is het antwoord, met
den klemtoon op het laatste woord.
«Kun je goed lezen en schrijven ?" luidt de
vraag van een klein heertje met een bril, die
toch ook iets in het zakje wil gooien.
»Lezen, mijnheer ?" antwoordt Telman met
een blik, die zegt: »\Vat denk je wel van me ?"
Lezen, mijnheer? Als de beste! ~Kent u Toontje
Poland, mijnheer ?"
»Neen ; waar woont die ?"
Telman grinnikt nu op zijn beurt om de on
kunde van den brilleinan en zegt:
»Ik bedoel het bock, dat zoo heet. Ik
heb het verleden week uitgelezen. Ik wil
maar zeggen, dat ik lezen kan. En schrijven
gaat ook goed, al is mijn schrift nu niet zoo
mooi als dat van mijnheer den secretaris daar."
De secretaris vindt Telman een geschikt per
soon.
»Goed," zegt de president, »wij hebben onder
zoek naar je persoon en gedrag gedaan eu dat i.s
tot je voordeel uitgevallen. Wij stellen je aan tot
controleur op een salaris van twee honderd en
vijftig gulden. De kastelein zal je morgeu je
taak wel aanwijzen."
Met een »daukje wel, heeren l" breugt Tehnan
zijn rechterhand aan zijn rechteroor en verlaat
in een vrij pleizierige stemming de zaal.
Jaren lang zit Telman nu al op zijn stoel
aan het tafeltje, met het groote boek voor zich,
dicht bij het buffet. Reeds jaren lang zet hij
streepjes : eerst vier en dan een vijfde er dwars
doorheen ; precies een deurtje van lat werk iii een
tuinheg. P^r zijn bier-, coguac-, bitter- en jene
verdeurtjes, die elk hun bijzondere kolom heb
ben. En elk latje is de zwijgende vertegenwoor
diger van n dubbeltje, soms van twaalf cent
Een enkelen keer laat de controleur zijn blik
weiden over de volgestreepte bladen en maakt hij
allerlei berekeningen en wijsgeerige bespiegelin
gen zijn betrekkiag heeft een philosoof vaii
hem gemaakt hoeveel vaten gevuld zouden
kunnen worden met de vloeibare cholera der
verloopen jaren ; hoe groot de kelder zou moeten
zijn, om al die vaten te bevatten, en dan komt
hij tot de slotsom, dat velen van hun maag een
jenever-reservoir maken en dat enkelen ge
heel met dat vocht moeten doortrokken zijn ;
en dan verwondert het hem, hoe die laatsten nog
sterven kunnen, gelijk wel eens gebeurt, doorweekt
als zij zijn met den bederfiverenden spiritus.
Soms voegt Tolman alle dubbeltjes der verloo
pen jaren bijeen en dan zucht hij, dat h ij niet de
gelukkige bezitter is van zooveel kleingeld, dat
door de handen der gebuisde en gepommadeerde
Jannen in het laadje der sociëteit is gevloeid.
Als hij die dubbeltjes had, zou hij een kasteel
mei vijvers en bosschen en jachtgrondenkoopen,
en tusscheu vieren en vijven bitteren altijd
met mate: n, hoogstens anderhalf glaasje zou
hij nemen ??en hij zou ook tusschen vijven en
zessen dineeren en een Fransche courant lezeu,
en manilla's rooken, en het groote woord voeren.
En hij zou den controleur van zy'n »soos" elke
maaud een gulden geven.
Dat Telman veel hoort en ziet, is niet te ver
wonderen. Vóór n uur behoeft hij niet op
zijn post te zijn, waut dan komt slechts zoo'n
alleenloopend jongmensch, dat op zijn moeders
zak leeft eu moe is geworden van het kijken
naar de exerceerende recruten, even inloopen en
zijn blik werpen in een bittertje eu in de
advertentiën der dagbladen. Maar na nen verschijnt
de controleur en na hem verschijnen de habitués,
die het land hebben aan alle aristocraten en toch
voor aristocraten den hoed afnemen. En d.in hoort
Telman de nieuwtjes van den dag: dat de granen
gerezen zijn en dat Van der Ploegen, wegens
een smerige affaire, in de achting zijner mede
burgers is gedaald; dat het college van zetters
eeu verzameling van ezels is en dat de gemeen
teraad iu zake de gasfabriek heel wijs heeft ge
handeld ; dat mijnheer Van Houten, die een
mooie vrouw heeft, er heel verstandig aan doet,
den jongen Vos den toegang tot zijn huis te
verbieden; dat... vul in: de gewone koffiehuis
praatjes. Telman weet, dat laster en kwaad
sprekendheid niet vreemd zijn aan hetgeen hij
hoort, en dat de twee duiveltjes: jaloezie en nijd,
telkens om het hoekje komen gluren. Het woord
cancan is den goeden man onbekend en toch
heeft hij een juist begrip van de zaak. Hij weet,
dat de bittergenooten elkander zelfs niet zullen
sparen, want hij beeft het ondervonden, dat, als
Van Brammen opstapt, de anderen zich niet ge
neeren zullen, om van Van Brammen te zeggen,
dat hij een goede kerel is, «maar .., verwaarloost
hij ziju vrouw niet een beetje? En maakt hij
niet te veel werk van ... van ... enfin, je weet
wel; een aardig bakkesje! Die verduivelde
Bram! Maar toch een kraau van een vent!"
Tegen vier uur komen de aristocraten en zij,
die zich tot dit menschenras rekenen. Telman
kent ze: ze dragen gele rottingen, zeer lichte
demi-saisons en puimsteenkleurige glacés; zij
hebben een pince-nez aan een koordje en punten
aan hun snorren; ze gooien hun par-dessus met
veel iion-chalance op een stoel, kijken heel on
gegeneerd rond, spreken den kastelein met »jij"
aan en bestellen op luiden toon hun boonekampje
aan den zeer onderdanigen kelluer. Als de con
troleur iets van politiek weet, dan weet hij dit
voor negen tienden van de aristocraten; en als
hij eenige. notie van kunst bezit, dau daukt hij
dit aan »de groote hanzen."
Reeds zoo vaak heeft Telman het aangehoord
en aangeboord »bij het klinken der bokalen"
dat die lui in Den Haag er niets, niemendal van
weten; dat de bom vandaag of morgen nog eens
barsten zal ??de controleur gelooft, dat het
kruit in die bom nat is geworden, want vóór
jareu moest het projectiel al springen of wel,
dat deze minister nu eens de rechte man is op
de rechte plaats ... pardon! dat klinkt te bur
gerlijk, te triviaal: the right man on the right
place.' een minister met een spiksplinternieuw
program, gefondeerd op een geheel nieuwe theo
retische basis, gegrond op de allerlaatste uit
komsten der economie eu proefhoudend bevon
den door de demonstraties der speculatieve po
litici.
Telman weet wel niet, wat mijnheer Van
Hoogen precies bedoelt met al de dikke woorden,
maar bij kan toch wel raden, waar ZEd. heen
wil. En mijnheer Van Hoogen, die een oom
heeft, welke referendaris is bij de posterijen of
bij het depot van discipline daar wil hij,
Telman, van af wezen zal het dan toch wel
weten.
Over kunst, en in 't bijzonder over muziek,
weet de controleur ook een woordje mee te
praten; hij heeft dan ook al heel wat speeches
en disputen over de edele toonkunst aangehoord,
en vele muzikale termeii zijn hem zóó gemeen
zaam geworden, dat hij een standje met vrouw
lief weet te ontleden in : Introductie, eerste Alle
gro, Adagio, Scherzo en Finale, een complete
sonate. Doordien hij veel muziek hoort, vooral
des zomers, wanneer bijna iedere week een con
cert gegeven wordt, heeft hij het in de kennis
der stukkeu zoover gebracht, dat hij na de eerste
vijf maten dadelijk weet te zeggen, of men het
Preludium van Bach speelt of wel den marsch
uit Faust van Gounod. Hij vindt de Ouverture
van deu Dun Juan mooi, zeer mooi zelfs, maar
daarin iets te hooren, dat op een wraakgeschreeuw
van bedrogen echtgenooten en minnaars, broe
ders en vaders gelijkt, zooals mijnheer Van
Hoogen beweert te hooren, gaat zijn verstand te
boven.
Heeft Telman het vrij gemakkelijk op stille
dagen, hij heeft het daarentegen verschrikkelijk
druk op avonden, dat er een concert wordt ge
geven of een tooneelvoorstelling, of' dat de een
of andere beroemdheid eeu lezing komt houden.
Dan moet ge hem zien in de pauze: dan staan
hem de zweetdroppels op het voorhoofd eu staat
hij, gebogen over zyn groot boek, voor het tafel
tje, beurtelings een blik werpende op het wit
marmeren blad van de toonbank der buffetkast
en in zijn boek. Eu dan verbeelden wij ons Na
poleon te zien, starende op de met sneeuw be
dekte velden bij Moscou, telkens den veranderden
stand der troepen op zijn kaart aanteekenende.
Legioenen komen en gaan en keeren niet terug;
zij worden door andere legioenen vervangen, die
eveneens als sneeuw voor de zon verdwijnen.
Waar straks nog geheele legers slagvaardig
stondeu, bedekt uu een roodbruin vocht de witte
vlakte. Maar dit alles laat den veldheer koud:
zijn gelaat mag vermoeienis teekenen, ontroering
en schrik zijn in zijn trekken niet waar te
nemen.
Nog eenige oogenblikken en de electrische bel
zal liet einde der pauze aangeven en Telman zal
eeu oogeublik kunnen uitrusten. Uitrusten?
Och neen!
»Vijf-en-twintig, twee en-dcrtig!" klinkt het uit
den mond van een aankomend jonkman, die nog
moet beslissen, wat hij worden zal, geregeld zijn
potje driukt en partijtje speelt eu meer van de
queue dau van den dirigeerstok houdt.
»Neen, vijf-en-twintig, zwer-en-dertig!" roept de
andere, die de pomeraus van zijn queue ua lederen
stoot een minuut lang iu 't kuiltje van het krijt
ronddraait en dan nog een minuut lang aan 't
«zagen" blijft, alvorens op nieuw te stooten.
»Fj'er-en-dertig, vijf-en-twintig!" herbaalt de zager
in omgekeerde orde, als orn te bewijzen, dat het
vier en niet tu-ee is, al keert men het om.
Een woordenwisseling blijft niet uit, en dewijl
de markeur toevallig een boodschap is en uu
misschien voor een banketbakkerswinkel staat,
niet wetende wat hij koopen zal, balletjes of een
roomsoes, zoo moet Telman in dit hoogst ge
wichtige geval beslissen. De controleur, die even
min weet, of het vier-en-dertig of vijftig is, houdt
staande dat het t/cce-en-dcrtig is en daarmee is
de zaak uit; want Telman vonnist alleen iu
eerste en eenigste instantie. En straks als de
queue-liefhebber zich gereed maakt om te ver
trekken en aan het tafeltje van den controleur
zijn verloren partijen komt betalen van Pa's
zuur verdiende centen, glijdt een dubbeltje in 't
vestzakje van den president van den Hoogen Raad,
die noch procureur, noch advocaat is en van 't
Corpus Juris evenveel weet als van den Code
Napoléon.
Na afloop van concert of voorstelling komen
weer vele habitué's, die bij Telman den
vereerenden naam van plakkers dragen, zich scharen
om de groote vierkante tafel in 't midden der
koffiekamer. Nu krijgt de controleur het druk
met het timmeren van cognac-deurtjes; want
sedert dit vocht de twijfelachtige renommée van
geneesmiddel heeft gekregen, stroomt Bon Bois
en Fin Bois eveu overvloedig als Emser-water.
Tegelijk wordt de geest van critiek vaardig en
krijgen de eerste violen en de bekkens een
pluimpje, terwijl het pizzicato der tweede violen
wordt afgekeurd. Eu dat duurt zoo voort tot
twaalf uur, half een, wanneer Telman zit te
kuikkebollen naast een koud geworden grogje,
zoodat eenige »slaapmutsjes" de buffetkast kunnen
verlaten, zonder dat de controleur hun kortston
dig bestaan registreert. Gelukkig voor de kas
der sociëteit, dat het quod non est in aotis, non
est in mundo niet wordt toegepast.
Als de laatste plakker niet meer plakt, gaat
ook Telman naar huis om te droomen vau theo
retische basissen, Don Juan, medicinale cognac
en pizzicato's.
IN DE NES.
Het geval is bekend van de kiesche jonge dame,
die als zij haar Zaterdagsavondsplechtigheid ver
richtte, vooraf een dikken doek over de kooi van
haren kanarie hing, zijnde deze kanarie van liet
mannelijk geslacht. Deze jonge dame dreef' hare
kieschheid zóó ver, dat zij de pootjes van haar
waschtai'eltje pijpbroekjes aandeed, tengevolge van
welke voorzorgsmaatregelen zij op haar 73ste jaar
ongetrouwd en met volkomen ongerepten naam
ten grave daalde.