De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 28 juli pagina 5

28 juli 1889 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 631 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Nu, zóó zedig zijn de jonge dames in de Nes -nu niet precies en zoo oud -worden ze er in den regel ook niet, ofschoon ze ook nog wel eens on,getrouwd willen blijven. Als ze een vogel hebben, dan is het gewoonlijk een papegaai, omdat zij ontzettend veel van bab belen houden en onder geenerlei omstandigheid dit dier, door een doek over de kooi, het praten souden willen beletten, zoodat deze vogel, indien hij behalve een spraak, ook nog een menschelijk opmerkingsvermogen had, vermoedelijk veel meer ^an hare lotgevallen zou kunnen vertellen dan ik. En pijpbroekjes om de pootjes van haar waschtafeltje als de goeie menschen daaraan 'beginnen wilden, dan konden zij haar geheele in komen wel aan linnen of katoen besteden, want hare waschtafeltjcs zijn verschillende, en derzelver pootjes zijn velerlei. Om deze redenen laat de zedigheid in de Nes dus wel iets te wenschen over en geen enkel beaoekcr heeft het recht zich daarover te beklagen, ?omdat niemand, hetzij vreemdeling of stadgenoot, onbekendheid kan voorwenden met het wijdvermaarde lied: In de Nes daar moet je wezen, In de Nes daar moet je zijn! Daar staat op de deur te lezen Waar de mooie meisjes zijn! Nu, welk fatsoenlijk huisvader zal zoo iets op zijn deur zetten?! De Nes is eigenlijk eene internationale straat. Zoolang er geen ruzie komt, heerscht daar vrede tusschen alle denkbare mogendheden van den aardbodem. Maar het is altijd een soort van geTV apenden vrede. Voortdurend zijn er donkere stippen aan den horizont, en hoe later het wordt des te donkerder worden die stippen. Het is «igenlijk maar louter toeval als er geen oorlog uitbreekt. Want het gezelschap bestaat er uit zeer heterogene bestanddeelen De bezoekers zijn heterogeen en de vertooners en de vertoonsters ook! Niet alleen hoort men er alle bekende talen spreken, maar men ziet er ook de gelaatskleuren van alle werelddeelen. Voorts treft men er men schen aan in eiken bestaanbaren graad van dron kenschap en daaraan evenredigen staat van ver liefdheid op.de meergemelde dames, die of geen vogel of een papegaai hebben. Deze dames laten geene pogingen onbeproefd om die verliefdheid aan te wakkeren en zouden er zelfs geen bezwaar in zien, wanneer deze uni verseel werd. Hare harten zijn veilig achter een stevig keurs lijfje geborgen en alleen met hare beenen springen zij een weinig roekeloos om Hare armen beginnen aan de schouders en eindigen aan de vingertoppen of andersom en vertoonen zich in al de blankheid van het poudre de riz. Hare halzen hebben al lang een gansch anderen naam aange nomen, vóórdat ge daarop uitgekeken zijt, en hare gezichten vertoonen zulk een regelmatige schakeering van rood en wit, dat ge een oogenblik in twijfel staat wat meer te bewonderen is, de natuur of de kunst. De oogen, met onnatuurlijk groote pupillen, schitteren boven een paar zwarte heininkjes wit, en om den mond zweeft een glim lach, die een paar kersroode lippen en hagelwitte tanden met ongemeen zelfvertrouwen als echte ?waar publiceert. Deze dames, ik heb nog vergeten het te zeggen, zitten in helder verlichte zalen op eene verheven heid, die al hare bekoorlijkheden, van de voetzolen af tot aan het bovenste hoofdhaartje toe, voor het belangstellende publiek gemakkelijk verstaanbaar maken. Vóór deze verhevenheid zit een man bij een pianino. Hij is de vriend, de beschermengel van al die dames, want hij begeleidt haar zang en dans met zijn instrument en redt haar door me nige moeielijkheid. De toppen zijner vingers zijn met eelt begroeid en steken dik om de nagels heen van het onophoudelijk getingel op die toetsen. Eiken avond diezelfde deunen hebben, in vereeniging van bier, grog en andere ingrediënten, bij den vaak talentvollen pianist, alle muzikaal gevoel onderdrukt en hem zoo ongeveer tot een orgeldraaier gemaakt Deze pianist is niet de eenige heer, dien we aantreffen. Achter de couliesen zetelt nog een ander, die van tijd tot tijd de breede rij van dames verbreekt en voor het voetlicht komt om de men schen te laten lachen. Dat is de komiek! Nu kan iemand het komiek zijn niet loeren. Dat is iets aangeborens " Zoo komt het dan ook, dat van de meeste komieken in de Nes verhaald wordt, dat bij hunne geboorte de chirurgijn het al uit proestte van het lachen, de baker wegens dezelfde reden haar buik vasthield, de zwakke moeder de tranen maar langs haar wangen liet biggelen en op den negenden dag met de geheele familie over den grond lag te rollen van pleizier. Nu, als om zoo'n komieke jongen jaren daarna niet gelachen wordt, als zijn vader en moeder van verdriet ge storven zijn, dan is er something rotten in the state. Door de gelukkige en eendrachtige samenwer king van den pianist, den komiek en de in alle richtingen gedecolletteerde dames, ontstaat een geheel, dat men café-chantant noemt en onder allerlei weelderige namen aan de markt brengt. Daar ontvangen wij, jongelingen, onze lonkjes van Mary, Nelly, Gretchen, Amelie en Kaatje en velen onzer zijn zoo dom om die lonkjes met bier en andere medicijnen te beantwoorden. Want Mary en Gretchen en hoe ze verder heeten mogen, zijn altijd ziek; meestal hebben ze te zout gegeten en brengen dat door een grooten voorraad reeds vóór dien zouten maaltijd gereed gemaakte briefjes die op een hoopje achter haar liggen ter kennis van diegenen. die zij vatbaar achten haren dorst te lesschen. Waar zij al de gevolgen van zoodanige briefjes laten, zou iemand die het niet weet, onverklaar baar vinden. Want wanneer een argeloos jonge ling en daar krioelt het in de Nes van ??op zoo'n smeekschrift, hem door den kellner over handigd, een bevredigend antwoord geeft dat niet schriftelijk behoeft te zijn dan neemt die dame het aan, al waren er ook tien zulke argelooze jongelingen tegelijk; en zij lonkt hen allen met hetzelfde vriendelijke glimlachje toe hoe jaloerscher zij worden hoe liever! Waar blijven al die dranken, die zij in de grootste verscheidenheid ten koste van de lastgevers laat aanrukken? Dat is een geheim, slechts ondoorgrondelijk voor hem die nooit achter de piano naar den pianist en nooit achter de cou lissen naar den komiek gekeken heeft. En onder al die jongelingen was er niet n, die kwam om zich door middel van tractatie" bemind te maken bij den pianist of den komiek. Een gevolg van die eigenmachtige verdeeling van de aangeboden ververschingen is, dat de komiek hoe langer hoe komieker en de pianist hoe langer zoo eentoniger wordt. De dames blijven zoo ongeveer hetzelfde, op het geeuwen na. Die frisschen eerst weer op als het sluitings uur aanbreekt en er in besloten kring gesoupeerd wordt. Maar dat heb ik nooit meegemaakt en daar kan ik dus niets van vertellen of kunnen nu nog wel, maar ik wil er niet om liegen. CBAMBAMBOLI. KINDERSPELEN. Men twijfelt aan alles in onzen tijd, men ge looft niet meer, erger nog, men ontkent. Maar waaraan men moge twijfelen, wat men ook moge ontkennen niemand ter wereld zal het bestaan durven loochenen van die geheimzinnige macht, die de kinderspelen regelt en verordineert. Ik bedoel niet de kinderspelen voor volwasse nen, die ons uit Engeland zijn toegewaaid, zich volstrekt aan geen orde of regel storen, daar zij zich laten spelen wanneer men er maar lust in heeft, en die misschien zeer gezond zijn, maar zeker niet den eerbied voor onze moedertaal aankweeken die spelen bedoel ik niet, zeg ik. Neen, onze oud-Hollandsche spelen, als -. hoepelen, tollen, knikkeren, bikkelen, pinken, hazelnotenschieten en al die spelen meer, die de vreugde onzer jeugd waren en thans zoo hopeloos in ver val dreigen te raken. En voordat die spelen ganschelijk verdwijnen, zelfs uit de herinnering van hen, die er eens zoo gelukkig mede waren, moge die onnaspeurlijke invloed worden herdacht, die ons als door bacteriën, de eene maand aan 't knikkeren, de andere aan het hoepelen, de volgende aan het tollen brengt. Wie is dat ? Waarom knikkeren we juist in don j tijd als de straten zoo modderig zijn ; waarom hoepelen we als het zoo snikheet is ? Niemand weet het! Op een gooien morgen komt er een kleine jon gen in ern winkel en vraagt: een cent knikkers! En dan is het knikkerseizoen geopend. En op een anderen goeien morgen komt er een andere kleine jongen bij een kuiper en vraagt: een hoepel van een cent! En dan is het hoe pelseizoen daar! Zoo gaat het 't geheele jaar door, en al die kleine jongens zijn zeker al wel drie honderd jaar oud. Maar in den laatsten tijd zijn ze aan het ach teruitgaan. Nu beginnen ze op kleine oude man netjes te gelijken. Knikkeren! . . . Maar dan worden hunne hand jes zoo vuil en de broek slijt op de knie zoo gauw kapot. En niet alleen dat, maar zoo'n knikker, tusschen den top van den wijsvinger en den knok van den duim uitgeknepen, dat hij kits" zegf, dat doet zeer" en het vel van den duim gaat er wel eens door stuk. Daarom zitten de zoete jongeheertjes tegenwoordig op hunne hurkjes en zij laten hunne knikkers niet meer kits zeggen, maar zij rollen ze zachtkens tegen elkander aan en zeggen dan kalm: hij is raak! terwijl wij vroeger in de grootste opgewondenheid uitriepen: hij leit! Ja, zij rollen ze, büden Hemel! het is waar! Wie in de dagen onzer jeugd het feit na zijn vierden ver jaardag had durven onderstaan, zou ten eeuwigen dage als schoffelaar gebrandmerkt en uit eiken jongenskring gebannen zijn geworden. En hoepelen! .... O, Vink! beroemde kuiper, Donkerstraat E N 17 te Utrecht, thans in den Hemel, o, Vink als je nog leefde je hing je op! Is dat hoepelen, zijn dat hoepels ? Houten of ijzeren cirkels zijn het, precies met een passer getrokken! Neen, dan heilig jou hoepels, Vink, die soms meer van een zeskant hadden dan van een cirkel, en als ze op zoo'n onzuiverheid in hun rondzijn kwamen, zoo vermakelijk onverwacht omhoog konden springen tegen den neus van hem, die er achter liep. Dat kan den jongen van dezen tijd niet meer gebeuren, Vink ! Die hebben vastliggende hoepels; die behoeven niet meer geslagen te worden; ze houden het stokje maar vast en loopen den hoepel dan achterna. Hem in jeugdige geestdrift voorbijsnellen, zooals wij wel eens deden, nietwaar, dat kunnen zij ook al niet meer! En die hoepels kosten een dubbeltje tegen woordig, terwijl die van jou maar een cent golden. Alleen die heele" grooten, die haast zoo groot waren als wij zelf en waar wij, onder het voort rollen, dan ook behendig doorheen moesten sprin gen, daar liet ge u vier duiten voor betalen, weet je nog wel, of bemoei je je niet meer met de zaken? Jongen, dat zou je afvallen Vink! Jij, zoo'n kindervriend, geen vroolijke jongens meer om je henen, die ie met hunne groote kijkers zoo smeekend aanstaren en je vragen: toe Vink, zoek nou eens een mooien voor mij uit! Zeg, Vink, hoe maak je dat? Daar zijn geen vroolijke knapen, hé? Allemaal ziekelijk, bleek, nietwaar? Maar je bent toch goed voor ze, hei* Ja, dat ben je zeker! Weet je nog wel dat kleine manke kereltje op een krukje, dat altijd met ons mee wou hoepelen. Niet alleen den icooisten hoepel zocht je voor hem uit, maar je gaf hem er nog een stok bij. En of hij een hoepeitje nam van een botertonnetje (zoo'n witje) of een van een suikervat, (zoo'n kleverige) hij betaalde nooit meer dan n cent. Heb je 'm al gezien? Kort na jou is hij ook naar den Hemel gegaan. Zijn borst was niet sterk genoeg voor deze aarde! Hij was maar het best op zijn gemak in den bikkoltijd. Dan zat hij met de meisjes op een stoep en hijgde niet naar zijnen adem. Hij moest dat bikkelen van tegenwoordig zien: met een gutta percha bal op een houten tafel, zoo waar als ik hier zit. De panden van de jongenskielen lijken dan ook nooit op zceften zooals de onze van de steenen stuiters, die er gaatjes in vielen. Het is maar goed dat hij op zoo'n stoep een koude gevat heeft, hij zon anders toch van ver driet gestorven zijn bij het verdwijnen van al die heerlijke spelen. Pinken doen we niet meer! Tollen nog wel. maar heel voorzichtig wegens de dienders. Hazelnoten eten we op. Er mede schieten zijn we verleerd, zelfs het geheim om er een gaatje in te boren, de pit er uit te peu teren en hem dan vol te gieten met lood, waar door hij tot een onovertreffclijken schieter" werd verheven, zelfs dat geheim is vergeten. We spelen, o gelukzalige manke! tegenwoordig engelsche spelen en we slaan nu niet met een slaghout maar met een bat en we maken geen loop maar een tun en dergelijke gekheid meer. We spelen cricket, crocket en lawntennis, God betere 't. Js. VAN RENSES. VOOR DAMES. Prinses Louise. -?Trouwen. Wonderappel. Nieuwe schotels. Vroitwenplichten. Eerliicd. ??Thee. l'rinses Louise van Engeland had als meisje niet den minsten smaak in juweelen, maar zal er lste Jaargang. Schaakspel. 28 Juli 1889. Stand der partij na den 28sten zet van wit. ZWART a b c d e WIT Zwart geeft in 5 zetten mat. Partij gespeeld in Berlijn door de heeren A. Anderssen en J. H. Zukertort. Wit. Zwart. Middengambiet tegen Koningsgambiet. (*) l e2 e4 e7 e5 2 f2 f4 3 e4 X d5 4 fl b5 f 5 d5 X c6 G d2 d4 d7 dn e5 e4 7 c(> b8 X c K! Stand der partij na den 21steu zet van wit. ZWART abcde fgh WIT 7 h2 _ h3 a d8 a5 8 bl c3 f8 bi 9 cl lüb5 X 11 d2 X 12 b2 13 el 14 gl 15 dl 1<; al 17 dl 18 hl li» c2 20 f 2 21 e3 d2 X c2 e2 dl d3 al dl f: 3 cl e4 b7 b4 a5 c8 au o f8 X c3 f X c3 j X e8 a8 f a6 e2 o c4 e4 e8 do Zie diagram d2 c3 22 dl 2:5 d2 24 fög4 25 dH gH 2(5 al bl 27 g4 h4 28 g3 güe df> c3! e e4 e2 ! c4 do t e2 X g2 t e8 - e2! f7 _ f r, | d5 d8 t Zie diagram. (*) Deze partij is door zwart tegen zulk een meester als Andersseu Ijrillant gespeeld. (( Tempoverlies die door zwart meesterlijk wordt gestraft. b ('p llde zet dl e2 volgt o o. c Bit diep doordacht offer kost wit de partij. d Wit hoeft nu geen betere zet op 2(i g:! X g2 o2 X S- t 27 g<t h4 zet zwart (op e3 g3 h7 höt 28 g4 M (15 dS t 2!) gil go g2 X «5 «U X K'> <18 X <» t) na 27 do ds t in 3 zetten mat. Op 26 M - W volgt nu nu zooveel krijgen en ontvangt zulk een prachtige bijouteriekast, dat de smaak wel komen zal. De prins van Wales zal aan z\jne dochter een collier van paarlen en diamanten geven; bij verschillende juweliers in Londen wordt met spoed aan allerlei moois gewerkt. Ook de Sassoons zullen prachtige geschenken geven. Er wordt een toilet-nécessaire gemaakt, waarvan alle artikelen in geklopt goud zullen gemonteerd zijn en met een L van diamanten| versierd. Daar deze nécessaires, zonder diamanten, door de firma Barker, in Old Bondstreet, tot den prijs van 5000 pond geleverd wor den, kan men zich voorstellen dat ook deze een. kostbaar stuk zal zijn. Voor de armbanden, die de graaf van Fife aan de acht bruidsmeisjes zal aanbieden, heeft prinses Louise het model geteekend, een eenvoudige band met het monogram L F in diamantjes en twee kronen, een konink lijke en een gravenkroon. De prinses heeft niet, zooals thans veel de gewoonte is, een trouwring van matgoud gekozen, maar vieil-or, en niet zoo dik als men hem anders wel draagt. Zij zal op den trouwdag een aantal diamanten dragen. *** Apropos van de trouw- en verlovingsringen, wijst Etincelle in den Figaro op het overdrevene der Engelsche mode in dat opzicht. Vroeger be stond de verlovingsring voor het meisje uit een, hoogstens twee paarlen, soms verlevendigd met een paar kleine diamanten. Nu is de laatste mode een geheel montuur voor den vinger, luisterrijk maar reusachtig, drie dikke symbolische ringen, waarvan de een, uit smaragden bestaand, de hoop, de tweede, uit diamanten, het geluk, de derde, uit robijnen, de liefde symboliseert. Prinses Louise heeft enkel diamanten en robijnen van graaf Fife gekregen. Er zijn nog meer veranderingen in de klassieke corbeille met haar inhoud gekomen. Vooreerst is de corbeille zelve, de mand, verdwenen. In den. tijd van Mad. Récamier was dat nog een werke lijke mand, gecapitonneerd en met zijde gevoerd, als een kamerwieg, met ruches en kanten geboord, met pompons en strikken versierd. Later werden het koffertjes, min of' meer elegant en soms ook van zeer slechten smaak getuigend. In deii laatsten tijd gaf de bruidegom wel een antiek kastje, een bonheur du jour of een ander meubeltje als berg plaats van al het moois, maar ook dit is verdwe nen. De winkels die de waren leveren, juweelen, kanten, parasols, zijden stoffen, houden er nu ieder hun eigenaardige, dikwijls artistieke ver pakking op na, hun etuis, hun doozen met linten, hun zakjes met goudsoutache, hun bleek satijnen omhulsels, die men niet gaarne vóór het gebruik in wanorde brengt. Men laat de cadeaux er das in, en stelt ze ook zoo ten toon. En de klassieke cachemire", de chale? Hij behoort niet meer in de corbeille ; wat zou het jarige vrouwtje er mee doen ? Men maakt er niet eens sorties meer van ; zelfs het verknippen om er een zwart of crème kleed mee te garneeren heeft zijn tijd gehad. Toch worden de oude chales nog wel gebruikt. Men ruimt ze op als dra perieën, ... vooral in spreek- en rookkamers. Nog zijn er enkele voorzichtige dames die haar chale zorgvuldig hebben weggeborgen en hem be waren, omdat het iets moois en kostbaars geldt, dat vroeg of laat bij de evolutiën der mode weer zijn dag" zal beleven, hetgeen zeker de verstan digste partij is. In plaats dan van den cachemire" bevat de corbeille tegenwoordig meestal een bonten mantel, die evengoed een fortuin kan kosten als de vroe gere chale. Een mantel van ottervel (lontre) is het meest aangewezen, met een sortie en een rijtuig mantel ; men voegt er, in plaats van de zijden stoften in verschillende kleuren, een paar halfgemaakte japonnen bij, en een half dozijn hoeden. Steeds meer neemt ook in Frankrijk de mode van het geven van nuttige cadeaux" in het huis houden toe, op Engelsch voorbeeld. Bij de laatste groote huwelijken (prins de Poix met mlle. de Courval. graaf' de Bufiiüres met müe. de Quinsonnas, burggraaf de Castellane met mlle. O'tard de la Grange, en graaf Allan de Mortgomery met mlle. Doubléde Saint-Lambert) bestonden de cadeaux, aan de bruiden door verschillende bloedverwanten gemaakt voor een deel uit kleinodiën, maar voor een groot deel ook uit tafel- en buft'etzilver, serviezen, porcelein en kleine meubelen. M!le de Saint-Lam bert ontving daarenboven veertien waaiers en een overgroot aantal armbanden. De voornaamste ge schenken in hare corbeille waren: een rivière van drie r\jen diamanten, een collier van paarlen, en diamanten diadeem, enz. Zij was in het wit sa tijn, style Valois, niet enormen sleep en de voorbaan overdekt met zijden mousseline en trosjes oranjebloesem. Gedurende de bruidsdagen is de gewoonte dat de bruidegom iederen morgen een anders gevormden bouquet van witte bloemen zendt. * * * In de Flora te Keulen trekt op dit oogenblik eene interessante klimplant, de inomordica Charantia, komkommervormige balseuiappel" of wonderappel" de opmerkzaamheid der bezoekers. De plant is eene cucurbitacee, hare b!oeiaen zijn niets bijzonders, maar hare vrucht wordt in Iiidi op verschillende wijze toebereid. Zij is in het be gin groen, later goudgeel tot oranje; als zij geheel rijp is, splijt zij open, en heeft dan, naar beneden hangende, veel gelijkenis met een Duitsche kersentaart. De kersen worden dan voorgesteld door de purperroode zaden der bloem, die regelmatig op het oranje vruchtvleesch gehecht zijn. De plant wordt in het victoria-regia bassin gekweekt. Het zou eone zeer kostbare proefneming zijn, haar hier in 't groot voor de tafel te kweeken, daar zij voortdurend groote warmte vereischt. In het Juli-nummer Cornhill Magasinekomt een artikel voor over vreemde spijzen en nieuwe schotels, dat tloet donken aan het gezegde: de ketterijen van heden zijn do waarheden van morgen". Wie toch zal zeggen, of niet al de griezeligheden, die daarin worden opgenoemd, eenmaal door de Europeesche keuken zullen worden buit verklaard ? Voor sommige menschen is het een raadsel, hoe anderen van oesters of sardines kunnen houden. Kaviaar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl