Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.632
Terraderlijke stoomtrammen. Het moet in die
dagen van weleer eene alles behalve aangename
gewaardiug geweest zijn, als men het zoo ge
vreesde, geheimzinnige fluitje van den
rooverhoofdman hoorde, maar men had teu minsteden
tijd om een weinig tot zich zei ven te komen, den
baan van zijn pistool over te halen, wat kruit op de
pan te doen en zich in staat van tegenweer te
stellen. Een lafaard kon het ook op een akkoordje
gooien en door het beleefd aanbieden van zijn
gouden horloge met ketting, zijn geld en zijn
kleeren, er het leven afbrengen. Maar tegen den
hedendaagschen stoombeurzensnijder is alle tegen
stand volkomen nutteloos. Maakt men zich bij
het vernemen van zijn ijzingwekkend signaal en
het schitteren van zijn dievenlantarens niet ijlings
tut de voeten, hetgeen dikwijls door de groote
snelheid .en kracht van den aanvaller totaal on
mogelijk wordt, dan is men een verloren man,
zooale hier in den omtrek nog kort geleden,
helaas, maar al te juist bewezen is. Het ver
standigste handelt men derhalve, wanneer men in 's
hemels naam maar met de wolven gaat meeheulen.
Men voorziet zich, tegen betaling van eene vaste
som, van hun herkenningsteeken, meestal be
staande in een door den hoofdman gewaarmerkt
"boekje of kaart en zorgt er voor, zich nooit bui
ten hun eigen veilig geleide buiten de bewoonde
wereld te wagen. Zoo groot is reeds het aantal
van die gevaarlijke stoomtrambenden, die in alle
richtingen het land afloopen. dat er volstrekt geen
plaats meer is voor ruiterpistolen in onze zakken,
die langzamerhand in met boekjes en kaarten
opgepropte bibliotheekjes veranderd zijn. Mogelijk
is dit wel de reden dat velen van onze tegen
woordige jongelieden meer gelijken op stille en
stemmige om niet te zeggen saaie biblio
thecarissen, dan op galante avontuurlijke ridders
«onder blaam en vrees van den ouden stempel.
In plaats van een jolig en zonnig, lijden zij veel
eer een somber parapluleven, want de eene helft
van den dag brengen zij door met het lusteloos
staan in de ijzeren bakken, die vóór en achter
de trams aangebracht zijn, en de andere helft
met zich aan hevige stortbuien van bier bloot
te stellen, ten gevolge waarvan zij 's avonds bij
het thuiskomen dikwijls doornat uitgezet worden
om den volgenden morgen keurig netjes opge
rold hetzelfde leventje weer van nieuws af te
beginnen.
Bij wijze van afwisseling geven zij zich gaarne
gedurende de middag- en avonduren, tegen een
eontra-markje, ter bewaring in de groote «ves
tiaire" met muziek, genaamd het Kurhaus, waar
de prachtigste mantels en hoeden, de opzichtigste
parasols, de fraaiste jassen en wandelstokken vlak
naast elkander gemetseld zitten, zonder de minste
kennis aan te knoopen. Zooals in alle
kleerenbewaarplaatsen, ontstaat er alleen wat onderlinge
aanraking en vertier als het concert afgeloopen
is en allen tegelijk naar huis willen. Bestond
het publiek in het Kurhaus voor het meerendeel
?werkelijk uit dames en heeren uit den vreemde,
die tot herstel van gezondheid de zeebaden ge
bruiken, dan zou de toon er waarschijnlijk losser
en vroolijker zijn. Zooals men weet is de inrich
ting echter, ondanks hare Duitsche regeering,
een echt Hollandsch kuurhuis, waar. vooral vele
Haagsche familiën hare onverzadelijk eerzuchtige
kuren verkoopen. De meeste zoeken het hooger
op en verloochenen zooveel mogelijk hun even
beelden in maatschappelijke positie, in de hoop
van in beter sferen te geraken. Dat die hoogere
geesten op hunne beurt niet gediend zijn met het
gezelschap van schepselen, die tot een lagere orde
behooren, spreekt als een boek. Het natuurlijk
gevolg is dat allen, evenals de zeemeerminnen
en leeuwen in een draaimolen, hun vast afstandje
bewaren, nooit met elkander in aanraking ko
men, en geen spiertje van hun gelaat vertrekken.
ghesongen op d'inkomste van
Wilhelm Ludwich Grave tot
Nassau Stadthouder van Fries
land, Stadt Groen i n ge n, Omme
landen en Drenthe". Starter had
de verzen, Vredeman de muziek gegeven,
en velen herinnerden zich nog, hoe
hetvroolijk klonk langs Leeuwardens straten:
»O Vorst, beroemd met reden,
»Voor de Springader onzer veyligheden,
»Geluck, voorspoed en vreden ;
»Bescherm-Heer onser Landen en Steden!
»Wees welkom, hier wederom,
»In onse Friesche palen,
»Daer wij met sangen
»Vol blijdschap's u ontfangen
»En inhalen."
In den loop van 1018 had de Stadhouder
zich niet meer om de jonge kamer bekom
merd. Hem riepen ernstiger zaken naar Den
Haag. Prins Maurits had hem zijn ver
trouwen geschonken, en de Friesche Stad
houder maakte er gebruik van, om zijn be
noemden neef' naar zijn beste vermogen te ra
den in de moeilijkheden, die Holland bedreig
den. De strijd tusschen den grooten veldheer
en den grooten landsadvokaat blaakte met
volle woede. De spanning tusscheii de ker
kelijke partijen was op het hoogst. Botsin
gen van zeer treurigen aard hadden yooral
te Amsterdam plaats gegrepen. In Juli 1618
had M a n r i t s aan het hoofd eener
bezending uit de Algemeene Staten den bekenden
beslissenden stap gedaan. In Augustus volgde
een nieuwe staatsgreep, en werd de grijze
Barnevelt met den »grooten H u y g h e n"
en H o o g e r b e e t s gevangen gezet. Einde
lijk werd in November te Dordrecht het
Synodus Nationaal geopend, en tot voorzitter
benoemd J o h a n n o s B o g e r m a n, predi
kant te Leeuwarden.
De Friesche Stadhouder had gedurende al deze
gebeurtenissen eene groote rol gespeeld Dat
hij een bekwaam tegenstander der partij van
den advokaat was, daarenboven een
aartsyijand der Arminianen en alle mogelijke liber
tijnen, op welk gebied ook, was overvloedig
fsbleken en in Leeuwarden te over
beend. Keeds in 1G16 had hij met Nieuw
jaar eene staatsgreep gedaan, die Maurits
Dit neimt volstrekt niet weg dat in dit strakke
wassenbeeldenspel wonderschoone groepen in recht
vorstelijke gewaden en typige persoonlijkheden
bij de vleet te bewonderen zijn. Onder het genot
van overheerlijke muziek, die statig door het
koepelgewelf ruischt, langs een rijkebouquet van
gassterren, die als eerste schoonheidsprijs hoog
boven aller hoofden hangt tentoongesteld, kan
men zijn oogen verklaren aan ontelbare
welgelijkende conterfeitsels, van koningin Elisabeth,
madame de Pompadour, keizerin Eugénie, Maria
Stuart, Charlotte Corday, Maria Antoinette en
andere wereldberoemde dames. Een enkel mager
en verschrompeld millioenenjuffertje, hier en daar
in een hoekje bij een kopje koffie gezeten, doet
de overweldigende schoonheid van de andere
beelden nog te meer uitkomen. Onder de mannen
munten uit prachtig gelukte nabootsingen van
koning Willem III, zoowel in generaals-uniform
als in burgerkleeding, Thorbecke, de zwaarlijvige
Gambetta en de kleine, gebrilde Thiers. De grijze
keizer en de reusachtige Bismarck zijn typen, die
bij voorkeur door Duitsche badgasten weerge
geven worden.
Nu moge liet vreemd klinken, toch is het eene
waarheid, dat al deze machten, die even fraai als
gezond van uiterlijk zijn, lijden aan eene hoogst
besmettelijke ziekte, die men zegt, dat veel voor
komt bij soldaten in oorlogstijd en genaamd
wordt kogel-koorts
Het opmerkelijkste is dat die kwnal hier pre
cies de omgekeerde uitwerking heeft als op het
slagveld. Terwijl de recrtiten, die aan dit euvel
mank gaan, stom van angst aan het donderend
kanon van den vijand trachten ie ontkomen en
deserteerec, stormt men hier integendeel den
Duitschen kogel met eene
portemonnaie-verachting en eene hartstochtelijkheid, die aan waanzin
grenst, vroolijk tegemoet, met het vurig verlangen
en den bepaalden toeleg om zich door hem zoo
diep mogelijk te laten treffen.
Een geschiedschrijver over den
Fransch-Duitschen oorlog van 1870 vermeldt dat het den
taaisten Franschman ontmoedigde, maar tevens
met verbazing vervulde, dat, hoe schrikkelijk veel
Beiersche soldaten, te kennen aan hunne helmen
met ruige kammen, gelijk rupsen, door de
Fransche mitrailleuse gedood werden, er altijd en
altijd weer nieuwe rupsen langs velden en wegen
bij duizenden en tienduizenden als uit den grond
opkwamen. Zoo ook hier. Avond aan avond
komen steeds versche afdeelingen, in toenemende
getalsterkte met onbezweken moed opdagen om
zich goedmoedig in den rorm van kurzaalvoeder
te laten verslinden. Generaal Kes heeft met
zijn uitstekend geoefend leger ontegenzeggelijk een
paar welgelukte aanvallen gedaan op het ge
pantserde koepelfort aan de nog immer
versperde uitmonding der Hnagsche riolen, en
menig muzikaal hart voor goed aan zich onder
worpen; maar collega Kogel heeft, m eer overeen
komstig zijn landaard, het kurhuis met aanliggend
terras meer bepaald geannexeerd, er een muzikaal
wingewest van gemaakt. Toibearnbten in uniform
bewaken zoo angstvallig streng de grenzen, dat
er, ecnigen tijd geleden, behoorlijk een soort
Schnaebele-incident heeft plaats gegrepen. Vlak
bij het grenskantoor heeft men hevig getwist en
gevochten, vóór en tegen is er met warmte partij
gekozen, en het heeft een heelen tijd geduurd
voordat de gemoederen weer tot bedaren gekomen
zijn. Om binnen de wallen van den
Scheveningschen Elzas te geraken, moet men
vaneendeugdelijken pas voorzien zijn. Men mompelt toch
van het bestaan van geheime spionnen en ook
van een dik boek, waarin de namen van ver
dachten, die zich met valsche stukken toegang
zouden verschaft hebben in welk droevig ge
zelschap zich zelfs schoone dames zouden be
vinden met een zwarte kool aangeteekend staan.
te denken gaf. Hij had de grietenijen en
steden weten over te h a Jen, om het perso
neel der Leeuwarder Vroedschappen, mee.st
libertijnen, af te zetten, en eene geheel nieuwe
stedelijke regeering aan te stellen. Met mede
werking van het college der Gedeputeerde
Staten en van het Friesche Gerechtshof werd
plotseling de wet te Leeuwarden veranderd,
en dit besluit gehandhaafd, ondanks eene
bezending uit de Staten-Generaal, die in de
Friesche hoofdstad aan dooven-mansdeur
klopte.
Starter had tot op Donderdag 20 Decem
ber 1018 geen enkel blijk van openbare af
keuring ontvangen. Men had zijne trou
wens schaarsche vertooningen in den kring
der broeders van : »O c h, mocht het
rijs e n !" met aandacht gevolgd. Tachtig leden
telde de kamer te Leeuwarden, een tiental
in Franeker en Dokkum. De »Caerte" met
de namen der leden noemde een twintigtal
edelen, waaronder Jonkheer Willem van
E y s i n g a, Jon kheer D o c p van J o
ngama, Jonkheer Frederik van I
nt h i e m a , Jon kheer M e n n o Hou w a r d a
van Mekkama, Jonkheer G ij s b e r t
van A c r n s m a , Jonkheer J a n v a n
W a 11 a, Jonkheer R e m b t II e n g e r s
ten Post, en Jonkheer Sjoerd van
Cammingha gevonden werden. De Stad
houder had de hulde der Rederijkers in Kil?
met groote welwillendheid aangenomen. De
ernst der gebeurtenissen van 1C18 had Graaf
Willem L o d e w ij k bijna voortdurend in
den Haag doen toeven, maar des ondanks
meende Starter geene andere tegenwerking
het hoofd te zullen bieden, dan die hij in zijn
eigen huis ontmoette . . .
Zoo was de loop z'jner gedachten, toen hij
na de scherpe woorden zijner schoonmoeder
in zijne studeercol zich bezig hield met de
zorg voor zijn kostuum. Reeds te half twee
zou de vertoqning beginnen. Men had dit
maal een klein, maar zeer zorgvuldig uitge
zocht programma. De broeders-spcolderon,
waartoe hij zelf in de eerste plaats behoorde,
zouden vertoonen het beroemde hcrder-spel
van. den Drossaart Hooft, »Granida",
en daarna zou volgen een oorspronkelijk
zangspel van hem zclven, eigenlijk eene kleine
opera,onder de titel: >K luchtig t' s a m c
ng e s a n g van dry P e r s o n a g i n." De
Men begrijpt dat de ongelukkigen er even naar
aan toe zijn als een vlieger, die aan een
telephoonof telegraafdraad is blijven hangen. Z.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Fransche-Laanschouwburg.(Ned. Tooncel)
Een druppel vergif.
Ein Tropfen Gift, tooneelspel in 4 bedrijven
van Oscar Blumenthal, werd 10 October 1885 in
het Deutsche Theater" te lierlijn voor de eerste
maal opgevoerd; pers zoowel als publiek waren
voldaan en opgetogen; het stuk beleefde talrijke
opvoeringen; de schrijver werd er in zekeren zin
een man van gewicht door.
Woensdag 31 Juli stelde de Koninklijke
Vereeniging ons in de gelegenheid met dit
vcelbewonderde en hooggeprezen kunstwerk kennis te
maken, een gelegenheid, die ons des te aange
namer was en die wij des te gretiger aangrepen,
omdat wij vooral in den laatsten tijd op
tooneelgebied niet verwend zijn en onzen honger niet
zelden met alles behalve smakelijke, maar al te
vaak geheel onrijpe vruchten hebben moeten stillen.
Aangenaam zou het mij dan ook geweest zijn, '
indien ik dezen keer mijn verslag weer eens ge
heel met loftuitingen had kunnen vullen en de
lezers van dit blad weer eens met aandrang tot
een bezoek aan. den Franschen-Laanschouwburg
had kunnen aansporen.
Het omgekeerde is echter het geval. De voor
stelling van Woensdagavond heeft mij slechts een
uiterst bescheiden genot verschaft; stuk en spel
waren elkaar in middelmatigheid vrij wel gelijk.
Een druppel vergif is een nieuwe variatie op
het reeds zoo vaak en door zoo velen (van de
ouderen noem ik Scrihe (La Ca(omnie), van de
jongeren, Sardoti (Les bourgeois de Poni-Arcy) en
JoséEchegaray (Galeoto)) behandelde thema van
den laster. Waarschijnlijk dan ook om dit oude
onderwerp eenigszins nieuw te laten schijnen.
heeft Blnmenthal het behandeld op een geheel
bijzondere, op een in mijn oog alles behalve ge
lukkige wijze. De moderne zedeschildering toch
heeft hij verbonden en samengevlochten met een
romantische, melodramatische, quasi historische
episode, op deze wijze aan beide hun ware natuur
en eenheid ontnemende en aan het geheel iets
onhestemds en ongedurfds gevende, dat reeds
dadelijk een gebrek is.
Doch er zijn er nog meer. Sainte Benve zeide
eens tot Erriest Legouvé: Je ne parle jamais
d'-un crinain tant que je n'ui pas trourélepoint j
central de son oeurrc, Ie trait dominant de son
caractère". Bijna dezelfde gedachte vindt men, zij
het ook in eenigszins andere woorden terug bij
Busken Iluet, wanneer hij, in. zijn studie over
Murger, aan een schrijver in de eerste plaats den
eisch stelt, dat hij iemand zij. De hoer Blumentbal
nu is niet iemand, om niet niemand te zeggen ;
hij drinkt, zooals Musset zegt, slechts zelden uit
zijn eigen glas, bijna altijd uit dat van de moderne
Franscho tooneelschrijvers, bij voorkeur uit dat
van Sardou, terwijl hij tot overmaat van ratnp
den klaren wijn, die deze laatste hem schenkt,
zoo meedoogenloos met water aanlengt, dat alle
kleur en geur er aan ontnomen wordt.
De personen uit de groote wereld, de graven
en baronnen, waarmede wij in Een druppel ver
gif" kennis maken, zijn slechts armzalige
tooneelgraafjes en tooneelbaronnetjes, die ons geen
oogenblik aan hun werkelijk bestaan kunnen doen
gelooven. met hoeveel voorname minachting zij
ook over koffie drinkende Hollanders" spreken,
muziek zou door zijn vriend J a q u e s V r
ed e m a n en diens Collegium m u s i c
orum geleverd worden. De rollen waren zorg
vuldig ingestudeerd, en met onbezweken vhjt
gerepeteerd.
Juist was hij bezig eene ronde custory ')
van bordpapier uit een kastje te voorschijn,
te brengen en daaruit de hagelwitte stolpkraag
met hooge plooien te nemen, toen de deur van
zijne kamer geopend werd, en N i e s k e bin
nentrad. Zij had zich gehaast haar galakos
tuum aan te doen. Het paarschroode fïuweelen
lijf met hooge schouderstukken, met eene reeks
van vergulde knoopjes van den hals tot het
middel, eng sluitend om de keurs, en een zwart
lakensche bouwen -) stonden haar uitmuntend.
Een mutsje van fijn wit lijnwaad, met kant
omzet, bedekte .haar achterhoofd, en liet het
glanzend, lichtblond hair aan het voorhoofd
onbedekt. Sieraden droeg zij niet dan den
dunnen gouden trouwring aan hare rechter
hand.
Starter zag haar met groote blijdschap
verschijnen.
»Ik wist wel, dat je me niet alleen zou la
ten gaan!'' riep hij >-Nieske zal haar
poëet om geen wereld'sch goed verlaten. Mijn
s w e c t h e a r t! mijn s w e e t h e a r t!"
Hij klemde haar in zijne armen, en dankte
haar met eene hartelijke omhelzing,
»Stil man, denk 0111 mijn kraag. Genoeg,
genoeg!"
Starter liet haar los, en schudde lachend
het hoofd, terwijl Ni cske zeide,: »Ja, ik ga met
jo mee naar de kapel! Moeder heeft me wel
ernstig berispt, maar ik kan in al hare angstige
precautiè'n van onze wercldsehe belangen, al
haar tegenzin in de vertooningen onzer maats
niet deelen. Ik ben uwe N i es k o, die u ,
lief' heeft zonder yoorzienige wijsheid of con- J
sideratie. Mocht ik dolen in mijne onnoozel- i
beid, dan zullen wij samen ai de miscriën
deelen, die daar ai' kunnen komen!"
Starter zag haar met innige genegen
heid aan. J5r parelde een traan in zijn oog.
»Jc bent het liefste wijfkc, dat in Friesland
woont" zeide hij met trillende stem .
;>Ik kan het je nooit vergelden!"
N i e s k e staarde hem vol bezorgdheid
aan. Toen vroeg ze:
hoe vertrouwd zij ook met het woord champagne"
en meer dergelijke fraaiigheden schn'nen ;
tooneelpoppetjes, die hun tijd verbeuzelen met schermut
selingen en koketterieën, die niet geestig en niet
oorspronkelijk zijn; die geplaagd worden door
booze hartstochten en buitengewone driften, die
niet natuurlijk en niet gemotiveerd zijn;
grootheidjes kortom, die ons, dank zij ook nog het
tamme en weinig gedistingueerde spel der ver
tolkers, onwillekeurig aan de verkleede bedienden
uit La vie Parisienne" doen denken.
Ten slotte zijn ook de technische gebreken in
dit tooneelspel nog talloos. Maar al te vaak weet
de schrijver met zijn personen hoegenaamd geen
weg; op sommige oogenblikken staan de deuren
niet atil en is liet een geloop en gedraaf, dat men,
er wee van wordt. Het 4de bedrijf is een aan
hangsel, dat zonder schade achterwege had kun
nen blijven: na het 3de was het stuk uit, had dit
althans moeten en kunnen zijn. Do lieer
Blumenthal heeft het er waarschijnlijk dan ook alleen
aangelapt, om zijn lamlgenooten de heldenieitea
van 1870, meer in het bijzonder do intocht in
Parijs, in herinnering te brengen. Het grootste
gebrek in dit opzicht is echter het volgende: drie
bedrijven lang worden wij vervolgd door een, zoo
als later blijkt ten onrechte, van landverraad be
schuldigden graaf Vahl.berg, zonder dat wij iet*
van de ware toedracht der zaak weten, zonder
dat de schrijver ons ook maar eenigszins in het
geheim r.eerat, de eenige wijze, waarop hij onze
belangstelling misschien nog had kunnen gaande
maken.
Om echter niet van partijdigheid of onrechtvaar
digheid beschuldigd te kunnen worden, zij hier nog
vermeld, dat de note gaie, vertegenwoordigd door
een verliefde jonge dame en een dito luitenant,
nog al aardig behandeld is en dat in het derde
bedrijf een tooneel voorkomt, dat werkelijk knap
geschreven is.
De vertolking was middelmatig, zooals ik reeds
zeide. Lang zal ik er dan ook niet over uitwei
den. De hoofdrol was in handen van Mevr.
Pauwelsvan Biene; haar goheele spel kenmerkte zich door
lusteloosheid en nonchalance; slechts op enkele
oogenblikken, voornamelijk in het derde bedrijf,
geraakte zij eenigszins in vuur; blijkbaar had zij
van haar rol, die toch lang niet een van de on
dankbaarste is, en waarin mevrouw
NiemannPiaabe bij de vertooning te Borlijn een grooten
triomf wist te behalen, weinig studie gemaakt.
Wanneer ik nog mej. Lorjc en den heer
Tourniaire genoemd heb, die hun, trouwens gemakke
lijke rolletjes, met toewijding en talent vervulden,
heb ik al het goede opgesomd, wat er van da
vertolking te zeggen vaK.
De hoor Spoor kon mij als graaf Vahlbfr^ slechts
matig bekoren; waarom had men deze rol niet
aan den beer Bouwmeester gegeven? Ie heer
Spoor is oen zeer verdienstelijk père noble; in
een rol als deze is hij echter niet op zijn plaats.
Allen overigen kan men, hoe verdienstelijk
hun spel ook soms on niet zelden was ("vooral
de heer Schulzs bracht weer hooi wat
vroolijkhoid) bet verwijt maken, dat zij niet hun best
deden de fouten van den schrijver eonigszins
te gemoet te komen, dat zij er geen van allen
in slaagden, ons werkelijk beschaafde menschen
uit de groote wereld voor oogen te toovcren. Ook
de regie zondigde in dit opzicht mede. Op de
soiree in het 2de bedrijf, ten huize van baron
voe Wendlingen, bad hot op n oogcnblik veel
van een volksoploopje in den Jordaan.
Bij de Koninklijke Vereeniging kan men ook
nog hot verheftend schouwspel genieten van een
lamp, die, eerst eenige oogenblikken nadat zij is
binnen gebracht, licht begint te geven.
') Doos. 2) Rok.
»Mag ik dan eens van wat ernstigs spreken?
We beleven dangereuse tijden. Hier in Leeu
warden zijn velen, die u gaarne mogen zien,
maar velen spreken als moeder, en achten
het spelen op de kamer een werk, dat erger
nis brengt onder de gemeente. Je weet wel,
mijn troost, dat ik je geen kwellingen zal
aandoen, maar zou het geene wijsheid zijn,
langzaam het spelen wat te matigen. Zijne
Hoogheid is de vriend der predikanten ! Kr
loopen dreigende nieuwmaren!"
Starter hield zich een oogenblik bezig
met zijn hpoggeplooidcn halskraag. Toen ant
woordde hij:
»Je kwelt je zoete hart tegen rede en waar
schijnlijkheid. Ik weet wel, dat het proces van
den advocaat in den Haag, dat hctSynodus
nationaal tot Dordrecht is begonnen . . Maar
zouden daarom poëzie en alle vroqlijke voisen
verboden zijn? De staatszaken blijven staats
zaken, en de poëzie staat daarbuiten. Dit heeft
mij onlangs nog mijnheer R e n g e r s ten
Post gezegd, en waar de groote heeren dus
voorgaan, kunnen wij eenvoudige lieden
simpellijck volgen !"
Starter had intusschen een fraai wam
buis van donkergroen laken toegeknoopt, en
den grooten zwaren wintermantel van een kap
stok genomen. X'ieske hielp hem bij het
aandoen, daar anders de kraag gevaar liep
te kreuken.
»Een ding wilde ik nog op u vragen !"
klonk het ernstig van IST i e s k e 's lippen.
»De zingende klucht zal toch eerbaar en ge
voegelijk vertoond worden? Gij hebt immers
geene oneerlijke dingen of slimme treken in
uw stuk gebracht? De minste dartele licht
vaardigheid zou ons veel kunnen kosten!"
Starter zng hare heldere oogen verduis
terd door opkomende tranen. Hij legde den
rechter arm om haar hals en trok haar aan
zijne zijde.
Wees gerust, Xieske.'Wij zijn
Rhetorijkers en geene onvoegelijkhcid past ons.
Wij houden ons aan de spreuk van den Gro
ninger Geus, B a r t h o 11 E n t e n s : »Vrolic;
met ceren!"
(Wordt vervolgd).