De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 4 augustus pagina 2

4 augustus 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.632 Terraderlijke stoomtrammen. Het moet in die dagen van weleer eene alles behalve aangename gewaardiug geweest zijn, als men het zoo ge vreesde, geheimzinnige fluitje van den rooverhoofdman hoorde, maar men had teu minsteden tijd om een weinig tot zich zei ven te komen, den baan van zijn pistool over te halen, wat kruit op de pan te doen en zich in staat van tegenweer te stellen. Een lafaard kon het ook op een akkoordje gooien en door het beleefd aanbieden van zijn gouden horloge met ketting, zijn geld en zijn kleeren, er het leven afbrengen. Maar tegen den hedendaagschen stoombeurzensnijder is alle tegen stand volkomen nutteloos. Maakt men zich bij het vernemen van zijn ijzingwekkend signaal en het schitteren van zijn dievenlantarens niet ijlings tut de voeten, hetgeen dikwijls door de groote snelheid .en kracht van den aanvaller totaal on mogelijk wordt, dan is men een verloren man, zooale hier in den omtrek nog kort geleden, helaas, maar al te juist bewezen is. Het ver standigste handelt men derhalve, wanneer men in 's hemels naam maar met de wolven gaat meeheulen. Men voorziet zich, tegen betaling van eene vaste som, van hun herkenningsteeken, meestal be staande in een door den hoofdman gewaarmerkt "boekje of kaart en zorgt er voor, zich nooit bui ten hun eigen veilig geleide buiten de bewoonde wereld te wagen. Zoo groot is reeds het aantal van die gevaarlijke stoomtrambenden, die in alle richtingen het land afloopen. dat er volstrekt geen plaats meer is voor ruiterpistolen in onze zakken, die langzamerhand in met boekjes en kaarten opgepropte bibliotheekjes veranderd zijn. Mogelijk is dit wel de reden dat velen van onze tegen woordige jongelieden meer gelijken op stille en stemmige om niet te zeggen saaie biblio thecarissen, dan op galante avontuurlijke ridders «onder blaam en vrees van den ouden stempel. In plaats van een jolig en zonnig, lijden zij veel eer een somber parapluleven, want de eene helft van den dag brengen zij door met het lusteloos staan in de ijzeren bakken, die vóór en achter de trams aangebracht zijn, en de andere helft met zich aan hevige stortbuien van bier bloot te stellen, ten gevolge waarvan zij 's avonds bij het thuiskomen dikwijls doornat uitgezet worden om den volgenden morgen keurig netjes opge rold hetzelfde leventje weer van nieuws af te beginnen. Bij wijze van afwisseling geven zij zich gaarne gedurende de middag- en avonduren, tegen een eontra-markje, ter bewaring in de groote «ves tiaire" met muziek, genaamd het Kurhaus, waar de prachtigste mantels en hoeden, de opzichtigste parasols, de fraaiste jassen en wandelstokken vlak naast elkander gemetseld zitten, zonder de minste kennis aan te knoopen. Zooals in alle kleerenbewaarplaatsen, ontstaat er alleen wat onderlinge aanraking en vertier als het concert afgeloopen is en allen tegelijk naar huis willen. Bestond het publiek in het Kurhaus voor het meerendeel ?werkelijk uit dames en heeren uit den vreemde, die tot herstel van gezondheid de zeebaden ge bruiken, dan zou de toon er waarschijnlijk losser en vroolijker zijn. Zooals men weet is de inrich ting echter, ondanks hare Duitsche regeering, een echt Hollandsch kuurhuis, waar. vooral vele Haagsche familiën hare onverzadelijk eerzuchtige kuren verkoopen. De meeste zoeken het hooger op en verloochenen zooveel mogelijk hun even beelden in maatschappelijke positie, in de hoop van in beter sferen te geraken. Dat die hoogere geesten op hunne beurt niet gediend zijn met het gezelschap van schepselen, die tot een lagere orde behooren, spreekt als een boek. Het natuurlijk gevolg is dat allen, evenals de zeemeerminnen en leeuwen in een draaimolen, hun vast afstandje bewaren, nooit met elkander in aanraking ko men, en geen spiertje van hun gelaat vertrekken. ghesongen op d'inkomste van Wilhelm Ludwich Grave tot Nassau Stadthouder van Fries land, Stadt Groen i n ge n, Omme landen en Drenthe". Starter had de verzen, Vredeman de muziek gegeven, en velen herinnerden zich nog, hoe hetvroolijk klonk langs Leeuwardens straten: »O Vorst, beroemd met reden, »Voor de Springader onzer veyligheden, »Geluck, voorspoed en vreden ; »Bescherm-Heer onser Landen en Steden! »Wees welkom, hier wederom, »In onse Friesche palen, »Daer wij met sangen »Vol blijdschap's u ontfangen »En inhalen." In den loop van 1018 had de Stadhouder zich niet meer om de jonge kamer bekom merd. Hem riepen ernstiger zaken naar Den Haag. Prins Maurits had hem zijn ver trouwen geschonken, en de Friesche Stad houder maakte er gebruik van, om zijn be noemden neef' naar zijn beste vermogen te ra den in de moeilijkheden, die Holland bedreig den. De strijd tusschen den grooten veldheer en den grooten landsadvokaat blaakte met volle woede. De spanning tusscheii de ker kelijke partijen was op het hoogst. Botsin gen van zeer treurigen aard hadden yooral te Amsterdam plaats gegrepen. In Juli 1618 had M a n r i t s aan het hoofd eener bezending uit de Algemeene Staten den bekenden beslissenden stap gedaan. In Augustus volgde een nieuwe staatsgreep, en werd de grijze Barnevelt met den »grooten H u y g h e n" en H o o g e r b e e t s gevangen gezet. Einde lijk werd in November te Dordrecht het Synodus Nationaal geopend, en tot voorzitter benoemd J o h a n n o s B o g e r m a n, predi kant te Leeuwarden. De Friesche Stadhouder had gedurende al deze gebeurtenissen eene groote rol gespeeld Dat hij een bekwaam tegenstander der partij van den advokaat was, daarenboven een aartsyijand der Arminianen en alle mogelijke liber tijnen, op welk gebied ook, was overvloedig fsbleken en in Leeuwarden te over beend. Keeds in 1G16 had hij met Nieuw jaar eene staatsgreep gedaan, die Maurits Dit neimt volstrekt niet weg dat in dit strakke wassenbeeldenspel wonderschoone groepen in recht vorstelijke gewaden en typige persoonlijkheden bij de vleet te bewonderen zijn. Onder het genot van overheerlijke muziek, die statig door het koepelgewelf ruischt, langs een rijkebouquet van gassterren, die als eerste schoonheidsprijs hoog boven aller hoofden hangt tentoongesteld, kan men zijn oogen verklaren aan ontelbare welgelijkende conterfeitsels, van koningin Elisabeth, madame de Pompadour, keizerin Eugénie, Maria Stuart, Charlotte Corday, Maria Antoinette en andere wereldberoemde dames. Een enkel mager en verschrompeld millioenenjuffertje, hier en daar in een hoekje bij een kopje koffie gezeten, doet de overweldigende schoonheid van de andere beelden nog te meer uitkomen. Onder de mannen munten uit prachtig gelukte nabootsingen van koning Willem III, zoowel in generaals-uniform als in burgerkleeding, Thorbecke, de zwaarlijvige Gambetta en de kleine, gebrilde Thiers. De grijze keizer en de reusachtige Bismarck zijn typen, die bij voorkeur door Duitsche badgasten weerge geven worden. Nu moge liet vreemd klinken, toch is het eene waarheid, dat al deze machten, die even fraai als gezond van uiterlijk zijn, lijden aan eene hoogst besmettelijke ziekte, die men zegt, dat veel voor komt bij soldaten in oorlogstijd en genaamd wordt kogel-koorts Het opmerkelijkste is dat die kwnal hier pre cies de omgekeerde uitwerking heeft als op het slagveld. Terwijl de recrtiten, die aan dit euvel mank gaan, stom van angst aan het donderend kanon van den vijand trachten ie ontkomen en deserteerec, stormt men hier integendeel den Duitschen kogel met eene portemonnaie-verachting en eene hartstochtelijkheid, die aan waanzin grenst, vroolijk tegemoet, met het vurig verlangen en den bepaalden toeleg om zich door hem zoo diep mogelijk te laten treffen. Een geschiedschrijver over den Fransch-Duitschen oorlog van 1870 vermeldt dat het den taaisten Franschman ontmoedigde, maar tevens met verbazing vervulde, dat, hoe schrikkelijk veel Beiersche soldaten, te kennen aan hunne helmen met ruige kammen, gelijk rupsen, door de Fransche mitrailleuse gedood werden, er altijd en altijd weer nieuwe rupsen langs velden en wegen bij duizenden en tienduizenden als uit den grond opkwamen. Zoo ook hier. Avond aan avond komen steeds versche afdeelingen, in toenemende getalsterkte met onbezweken moed opdagen om zich goedmoedig in den rorm van kurzaalvoeder te laten verslinden. Generaal Kes heeft met zijn uitstekend geoefend leger ontegenzeggelijk een paar welgelukte aanvallen gedaan op het ge pantserde koepelfort aan de nog immer versperde uitmonding der Hnagsche riolen, en menig muzikaal hart voor goed aan zich onder worpen; maar collega Kogel heeft, m eer overeen komstig zijn landaard, het kurhuis met aanliggend terras meer bepaald geannexeerd, er een muzikaal wingewest van gemaakt. Toibearnbten in uniform bewaken zoo angstvallig streng de grenzen, dat er, ecnigen tijd geleden, behoorlijk een soort Schnaebele-incident heeft plaats gegrepen. Vlak bij het grenskantoor heeft men hevig getwist en gevochten, vóór en tegen is er met warmte partij gekozen, en het heeft een heelen tijd geduurd voordat de gemoederen weer tot bedaren gekomen zijn. Om binnen de wallen van den Scheveningschen Elzas te geraken, moet men vaneendeugdelijken pas voorzien zijn. Men mompelt toch van het bestaan van geheime spionnen en ook van een dik boek, waarin de namen van ver dachten, die zich met valsche stukken toegang zouden verschaft hebben in welk droevig ge zelschap zich zelfs schoone dames zouden be vinden met een zwarte kool aangeteekend staan. te denken gaf. Hij had de grietenijen en steden weten over te h a Jen, om het perso neel der Leeuwarder Vroedschappen, mee.st libertijnen, af te zetten, en eene geheel nieuwe stedelijke regeering aan te stellen. Met mede werking van het college der Gedeputeerde Staten en van het Friesche Gerechtshof werd plotseling de wet te Leeuwarden veranderd, en dit besluit gehandhaafd, ondanks eene bezending uit de Staten-Generaal, die in de Friesche hoofdstad aan dooven-mansdeur klopte. Starter had tot op Donderdag 20 Decem ber 1018 geen enkel blijk van openbare af keuring ontvangen. Men had zijne trou wens schaarsche vertooningen in den kring der broeders van : »O c h, mocht het rijs e n !" met aandacht gevolgd. Tachtig leden telde de kamer te Leeuwarden, een tiental in Franeker en Dokkum. De »Caerte" met de namen der leden noemde een twintigtal edelen, waaronder Jonkheer Willem van E y s i n g a, Jon kheer D o c p van J o ngama, Jonkheer Frederik van I nt h i e m a , Jon kheer M e n n o Hou w a r d a van Mekkama, Jonkheer G ij s b e r t van A c r n s m a , Jonkheer J a n v a n W a 11 a, Jonkheer R e m b t II e n g e r s ten Post, en Jonkheer Sjoerd van Cammingha gevonden werden. De Stad houder had de hulde der Rederijkers in Kil? met groote welwillendheid aangenomen. De ernst der gebeurtenissen van 1C18 had Graaf Willem L o d e w ij k bijna voortdurend in den Haag doen toeven, maar des ondanks meende Starter geene andere tegenwerking het hoofd te zullen bieden, dan die hij in zijn eigen huis ontmoette . . . Zoo was de loop z'jner gedachten, toen hij na de scherpe woorden zijner schoonmoeder in zijne studeercol zich bezig hield met de zorg voor zijn kostuum. Reeds te half twee zou de vertoqning beginnen. Men had dit maal een klein, maar zeer zorgvuldig uitge zocht programma. De broeders-spcolderon, waartoe hij zelf in de eerste plaats behoorde, zouden vertoonen het beroemde hcrder-spel van. den Drossaart Hooft, »Granida", en daarna zou volgen een oorspronkelijk zangspel van hem zclven, eigenlijk eene kleine opera,onder de titel: >K luchtig t' s a m c ng e s a n g van dry P e r s o n a g i n." De Men begrijpt dat de ongelukkigen er even naar aan toe zijn als een vlieger, die aan een telephoonof telegraafdraad is blijven hangen. Z. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Fransche-Laanschouwburg.(Ned. Tooncel) Een druppel vergif. Ein Tropfen Gift, tooneelspel in 4 bedrijven van Oscar Blumenthal, werd 10 October 1885 in het Deutsche Theater" te lierlijn voor de eerste maal opgevoerd; pers zoowel als publiek waren voldaan en opgetogen; het stuk beleefde talrijke opvoeringen; de schrijver werd er in zekeren zin een man van gewicht door. Woensdag 31 Juli stelde de Koninklijke Vereeniging ons in de gelegenheid met dit vcelbewonderde en hooggeprezen kunstwerk kennis te maken, een gelegenheid, die ons des te aange namer was en die wij des te gretiger aangrepen, omdat wij vooral in den laatsten tijd op tooneelgebied niet verwend zijn en onzen honger niet zelden met alles behalve smakelijke, maar al te vaak geheel onrijpe vruchten hebben moeten stillen. Aangenaam zou het mij dan ook geweest zijn, ' indien ik dezen keer mijn verslag weer eens ge heel met loftuitingen had kunnen vullen en de lezers van dit blad weer eens met aandrang tot een bezoek aan. den Franschen-Laanschouwburg had kunnen aansporen. Het omgekeerde is echter het geval. De voor stelling van Woensdagavond heeft mij slechts een uiterst bescheiden genot verschaft; stuk en spel waren elkaar in middelmatigheid vrij wel gelijk. Een druppel vergif is een nieuwe variatie op het reeds zoo vaak en door zoo velen (van de ouderen noem ik Scrihe (La Ca(omnie), van de jongeren, Sardoti (Les bourgeois de Poni-Arcy) en JoséEchegaray (Galeoto)) behandelde thema van den laster. Waarschijnlijk dan ook om dit oude onderwerp eenigszins nieuw te laten schijnen. heeft Blnmenthal het behandeld op een geheel bijzondere, op een in mijn oog alles behalve ge lukkige wijze. De moderne zedeschildering toch heeft hij verbonden en samengevlochten met een romantische, melodramatische, quasi historische episode, op deze wijze aan beide hun ware natuur en eenheid ontnemende en aan het geheel iets onhestemds en ongedurfds gevende, dat reeds dadelijk een gebrek is. Doch er zijn er nog meer. Sainte Benve zeide eens tot Erriest Legouvé: Je ne parle jamais d'-un crinain tant que je n'ui pas trourélepoint j central de son oeurrc, Ie trait dominant de son caractère". Bijna dezelfde gedachte vindt men, zij het ook in eenigszins andere woorden terug bij Busken Iluet, wanneer hij, in. zijn studie over Murger, aan een schrijver in de eerste plaats den eisch stelt, dat hij iemand zij. De hoer Blumentbal nu is niet iemand, om niet niemand te zeggen ; hij drinkt, zooals Musset zegt, slechts zelden uit zijn eigen glas, bijna altijd uit dat van de moderne Franscho tooneelschrijvers, bij voorkeur uit dat van Sardou, terwijl hij tot overmaat van ratnp den klaren wijn, die deze laatste hem schenkt, zoo meedoogenloos met water aanlengt, dat alle kleur en geur er aan ontnomen wordt. De personen uit de groote wereld, de graven en baronnen, waarmede wij in Een druppel ver gif" kennis maken, zijn slechts armzalige tooneelgraafjes en tooneelbaronnetjes, die ons geen oogenblik aan hun werkelijk bestaan kunnen doen gelooven. met hoeveel voorname minachting zij ook over koffie drinkende Hollanders" spreken, muziek zou door zijn vriend J a q u e s V r ed e m a n en diens Collegium m u s i c orum geleverd worden. De rollen waren zorg vuldig ingestudeerd, en met onbezweken vhjt gerepeteerd. Juist was hij bezig eene ronde custory ') van bordpapier uit een kastje te voorschijn, te brengen en daaruit de hagelwitte stolpkraag met hooge plooien te nemen, toen de deur van zijne kamer geopend werd, en N i e s k e bin nentrad. Zij had zich gehaast haar galakos tuum aan te doen. Het paarschroode fïuweelen lijf met hooge schouderstukken, met eene reeks van vergulde knoopjes van den hals tot het middel, eng sluitend om de keurs, en een zwart lakensche bouwen -) stonden haar uitmuntend. Een mutsje van fijn wit lijnwaad, met kant omzet, bedekte .haar achterhoofd, en liet het glanzend, lichtblond hair aan het voorhoofd onbedekt. Sieraden droeg zij niet dan den dunnen gouden trouwring aan hare rechter hand. Starter zag haar met groote blijdschap verschijnen. »Ik wist wel, dat je me niet alleen zou la ten gaan!'' riep hij >-Nieske zal haar poëet om geen wereld'sch goed verlaten. Mijn s w e c t h e a r t! mijn s w e e t h e a r t!" Hij klemde haar in zijne armen, en dankte haar met eene hartelijke omhelzing, »Stil man, denk 0111 mijn kraag. Genoeg, genoeg!" Starter liet haar los, en schudde lachend het hoofd, terwijl Ni cske zeide,: »Ja, ik ga met jo mee naar de kapel! Moeder heeft me wel ernstig berispt, maar ik kan in al hare angstige precautiè'n van onze wercldsehe belangen, al haar tegenzin in de vertooningen onzer maats niet deelen. Ik ben uwe N i es k o, die u , lief' heeft zonder yoorzienige wijsheid of con- J sideratie. Mocht ik dolen in mijne onnoozel- i beid, dan zullen wij samen ai de miscriën deelen, die daar ai' kunnen komen!" Starter zag haar met innige genegen heid aan. J5r parelde een traan in zijn oog. »Jc bent het liefste wijfkc, dat in Friesland woont" zeide hij met trillende stem . ;>Ik kan het je nooit vergelden!" N i e s k e staarde hem vol bezorgdheid aan. Toen vroeg ze: hoe vertrouwd zij ook met het woord champagne" en meer dergelijke fraaiigheden schn'nen ; tooneelpoppetjes, die hun tijd verbeuzelen met schermut selingen en koketterieën, die niet geestig en niet oorspronkelijk zijn; die geplaagd worden door booze hartstochten en buitengewone driften, die niet natuurlijk en niet gemotiveerd zijn; grootheidjes kortom, die ons, dank zij ook nog het tamme en weinig gedistingueerde spel der ver tolkers, onwillekeurig aan de verkleede bedienden uit La vie Parisienne" doen denken. Ten slotte zijn ook de technische gebreken in dit tooneelspel nog talloos. Maar al te vaak weet de schrijver met zijn personen hoegenaamd geen weg; op sommige oogenblikken staan de deuren niet atil en is liet een geloop en gedraaf, dat men, er wee van wordt. Het 4de bedrijf is een aan hangsel, dat zonder schade achterwege had kun nen blijven: na het 3de was het stuk uit, had dit althans moeten en kunnen zijn. Do lieer Blumenthal heeft het er waarschijnlijk dan ook alleen aangelapt, om zijn lamlgenooten de heldenieitea van 1870, meer in het bijzonder do intocht in Parijs, in herinnering te brengen. Het grootste gebrek in dit opzicht is echter het volgende: drie bedrijven lang worden wij vervolgd door een, zoo als later blijkt ten onrechte, van landverraad be schuldigden graaf Vahl.berg, zonder dat wij iet* van de ware toedracht der zaak weten, zonder dat de schrijver ons ook maar eenigszins in het geheim r.eerat, de eenige wijze, waarop hij onze belangstelling misschien nog had kunnen gaande maken. Om echter niet van partijdigheid of onrechtvaar digheid beschuldigd te kunnen worden, zij hier nog vermeld, dat de note gaie, vertegenwoordigd door een verliefde jonge dame en een dito luitenant, nog al aardig behandeld is en dat in het derde bedrijf een tooneel voorkomt, dat werkelijk knap geschreven is. De vertolking was middelmatig, zooals ik reeds zeide. Lang zal ik er dan ook niet over uitwei den. De hoofdrol was in handen van Mevr. Pauwelsvan Biene; haar goheele spel kenmerkte zich door lusteloosheid en nonchalance; slechts op enkele oogenblikken, voornamelijk in het derde bedrijf, geraakte zij eenigszins in vuur; blijkbaar had zij van haar rol, die toch lang niet een van de on dankbaarste is, en waarin mevrouw NiemannPiaabe bij de vertooning te Borlijn een grooten triomf wist te behalen, weinig studie gemaakt. Wanneer ik nog mej. Lorjc en den heer Tourniaire genoemd heb, die hun, trouwens gemakke lijke rolletjes, met toewijding en talent vervulden, heb ik al het goede opgesomd, wat er van da vertolking te zeggen vaK. De hoor Spoor kon mij als graaf Vahlbfr^ slechts matig bekoren; waarom had men deze rol niet aan den beer Bouwmeester gegeven? Ie heer Spoor is oen zeer verdienstelijk père noble; in een rol als deze is hij echter niet op zijn plaats. Allen overigen kan men, hoe verdienstelijk hun spel ook soms on niet zelden was ("vooral de heer Schulzs bracht weer hooi wat vroolijkhoid) bet verwijt maken, dat zij niet hun best deden de fouten van den schrijver eonigszins te gemoet te komen, dat zij er geen van allen in slaagden, ons werkelijk beschaafde menschen uit de groote wereld voor oogen te toovcren. Ook de regie zondigde in dit opzicht mede. Op de soiree in het 2de bedrijf, ten huize van baron voe Wendlingen, bad hot op n oogcnblik veel van een volksoploopje in den Jordaan. Bij de Koninklijke Vereeniging kan men ook nog hot verheftend schouwspel genieten van een lamp, die, eerst eenige oogenblikken nadat zij is binnen gebracht, licht begint te geven. ') Doos. 2) Rok. »Mag ik dan eens van wat ernstigs spreken? We beleven dangereuse tijden. Hier in Leeu warden zijn velen, die u gaarne mogen zien, maar velen spreken als moeder, en achten het spelen op de kamer een werk, dat erger nis brengt onder de gemeente. Je weet wel, mijn troost, dat ik je geen kwellingen zal aandoen, maar zou het geene wijsheid zijn, langzaam het spelen wat te matigen. Zijne Hoogheid is de vriend der predikanten ! Kr loopen dreigende nieuwmaren!" Starter hield zich een oogenblik bezig met zijn hpoggeplooidcn halskraag. Toen ant woordde hij: »Je kwelt je zoete hart tegen rede en waar schijnlijkheid. Ik weet wel, dat het proces van den advocaat in den Haag, dat hctSynodus nationaal tot Dordrecht is begonnen . . Maar zouden daarom poëzie en alle vroqlijke voisen verboden zijn? De staatszaken blijven staats zaken, en de poëzie staat daarbuiten. Dit heeft mij onlangs nog mijnheer R e n g e r s ten Post gezegd, en waar de groote heeren dus voorgaan, kunnen wij eenvoudige lieden simpellijck volgen !" Starter had intusschen een fraai wam buis van donkergroen laken toegeknoopt, en den grooten zwaren wintermantel van een kap stok genomen. X'ieske hielp hem bij het aandoen, daar anders de kraag gevaar liep te kreuken. »Een ding wilde ik nog op u vragen !" klonk het ernstig van IST i e s k e 's lippen. »De zingende klucht zal toch eerbaar en ge voegelijk vertoond worden? Gij hebt immers geene oneerlijke dingen of slimme treken in uw stuk gebracht? De minste dartele licht vaardigheid zou ons veel kunnen kosten!" Starter zng hare heldere oogen verduis terd door opkomende tranen. Hij legde den rechter arm om haar hals en trok haar aan zijne zijde. Wees gerust, Xieske.'Wij zijn Rhetorijkers en geene onvoegelijkhcid past ons. Wij houden ons aan de spreuk van den Gro ninger Geus, B a r t h o 11 E n t e n s : »Vrolic; met ceren!" (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl