Historisch Archief 1877-1940
No. 632
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST.
Gelijk bekend is, vindt men op de groote ten
toonstelling te Parijs een afzonderlijke sectio, in
gericht voor Fransche schilderijen uit de laatste
honderd jaren, een afdeeling die voor de kennis
der nieuwere Fransche kunst van het grootste
belang is. Men klaagt er echter algemeen over, dat
van deze exceptioneelf, voor nauwlettende studie
anders zoozeer aangewezene expositie, nog steeds
geen catalogus is verschenen, zoodat het, voor
minder ingewijden, uiterst moeielijk is een over
zicht te verkrijgen.
Men meldt den dood van den Belgischen sena
tor Prosper Crabbe, die een der eersten was om
?werken van de groote schilders der zoogenoemde
Fransche romantiek, voor zijne collectie aan te
koopen. Veel der beste stukken van Millet, Th.
Rousseau, Diaz, Corot, Descamps, Troyon zijn
door zijn handen gegaan. Verscheidene van de hem
toebehoorende schilderijen vindt men op de hier
boven vermelde Exposition Centennale te Parijs.
Het was voornamelijk de kunstkooper geworden
kunstkritikus Arthur Stevens, die zooveel van de
schilderijen zijner vrienden uit Barbizon, in Belgi
aan den man wist te brengen; en nu tegenwoor
dig iedereen over Millet praat, is het Francis
Kautet, die in het Journal de Sruxeiles de figuur
van Millet's sympathieken vriend nog weer eens
tracht te teekenen. Eigenaardig is de wijze waarop
Stevens zelf vertelde zijn schilderijen bij de lief
hebbers geplaatst te hebben.
Een liefhebber vraagt hem bijv. van een schil
derij van X: wat denkt gij er van ik heb
lust het te koopen." Wil nu de liet hebber een
schilderij absoluut koopen, dan doet hij dat in elk
geval en luistert naar geen raad, maar men moet
hem niet contrarieeren; men antwoordt: Dat is
wezenlijk een van de beste doeken van X.
maar kijk die Corot eens." De liefhebber kijkt,
lacht eens en haalt zijn schouders op: Maar dat
is niet geteekend."
Wat te doen ? De kunstkooper past wel op het
tegendeel te beweren; hij profiteert listig van een
menschelijke zwakheid. Hij laat de schilderij van X
koopen en verzoekt hem, den Corot, den Rousseau
of den Millet een maand bij zijn verzameling te
plaatsen, alleen otn hem pleizier te doen met
een de kwaliteiten van het doek opnoemend.
Dat mist nooit: na een week deelt de liefhebber
zijn indruk mede, en herhaalt met precies dezelfde
woorden de kwaliteiten, die hem zijn opgenoemd.
Nu laat men hem uitspreken en hij heeft op zijn
manier de verdiensten van het werk ontdekt. En
het duurt geen maand of de X hangt een rijtje
hooger en de Corot is gekocht. Het mooist van
de zaak is dat de liefhebber materieel en zedelijk
wint; hij bezit een wezenlijk kunstwerk en is een
eind verder voor zichzelf, dank zij den takt en
het verstand, waarmee men hem het schilderij
heeft aangeprezen.
Van het vroeger hier aangekondigde werk van
Dr. Paul Huiler?Walde over Leonardo da Vinci
is het tweede deel verschenen, dat in rijke ver
scheidenheid van uitstekende illustraties voor het
eerste niet onderdoet.
Le Journal des Arts van 26 Juli bespreekt in
een zeer gunstige beoordeeling hot derde
jaarlijksche Album der Noderlandsche Etsclub.
Door de bizondere samenwerking van den
Franschen archaeoloog Monceaux en den artiest
Laloux zal een groot werk tot stand komen over
de opgravingen te Olympia, dat binnenkort het
licht zal zien. Men ziet met belangstelling zulk
een niet uitsluitend arcbaeologiesch geschrift
tegemoet over die kunstrijke antieke stad van
overdadig versierde tempels, in den grootsten van
welke het verloren gegane kolossale beeld van
den Panhelleensehen Zeus door Phidias, eenmaal
geprijkt heeft. De heer Laloux heeft een globale
restauratie van Olympia ontworpen.
Door de archaeologiesohe commissie te Rome
worden de fresco's en mozaïeken, waarmede oor
spronkelijk de voorgevel van het kapitool te Rome
was versierd, van onder de tegenwoordige bedek
king weder aan het licht gebracht.
Op de laatste tentoonstelling van de Royal
Academy te Londen, werd een stuk van den schil
der Frith, voor behoorlijken prijs verkocht aan
eenen meneer Lever. Kort daarop treft de be
trokken schilder in een illustratie een houtsne
aan, naar het verkochte stuk, maar door een
kleine verandering dienstbaar gemaakt aan de
reclame van Sunlights zeep. De schilder beklaagt
zich nu over dit misbruik dat van zijn werk ge
maakt is, en de Poll Hall Gazette heeft het aar
dig gevonden naar aanleiding hiervan, verschil
lende Engelsche kunstenaars hunne meening te
vragen over dit soort van aanwenden van kunst
werken voor reclames.
De meesten die op de vraag geantwoord heb
ben, schijnen te vinden dat de heer Frith zich
ten onrechte boos heeft gemaakt. Van de motie
ven der anders nogal natuurlijke ergernis van den
heer Frith, wenden zij voor niets te begrijpen.
Het verstandigst laat zich wel de Royal
Academician E. J. Toyntes uit, die aan de "Poll Mail
schreef:
Ik ben het met den heer Frith eens, dat het
gebruiken van kunstwerken voor doeleinden van
reclame, vernederend is voor de kunst, wanneer
ten minste het schilderij daarvoor niet bestemd
was, omdat het voor handelsoogmerken pasklaar
maakt, wat bedoeld was een hooger en meer ver
fijnd sentiment uit te drukken; evenwel zie ik
niet in hoe iemand, wanneer hij zonder verdere
condities een schilderij aankoopt, belet kan wor
den er mee te doen wat hij wil. Maar stel
lig is er niets vernederends in, wanneer een kun
stenaar van smaak bepaald een teekening maakt
voor eenige reclame, omdat de bedoeling dan is,
een aangenaam, zelfs artistiek aanzien te geven
aan dat, wat gemeenlijk een ergernis voor het
oog is."
V.
Eenige opmerkingen betreffende : A. de
Gubernatis, Dictionnaire international
des crivains du jour, première section.
1889. Paris, Liliraires Fischbacher.
Florence, Louis Nicolai.
Angelo, graaf de Gubernatis, schrijver van een
groot aantal, vooral biografische en ethnografische
werken, oprichter en redacteur van veischeiden
met roem bekende Italiaansche tijdschriften, heeft
als het ware de kroon willen zetten op zijn letter
kundigen arbeid door de uitgave van een groot
internationaal biografisch woordenboek, dat in
1879?80 te Florence is uitgekomen onder den j
titel van Uizionario biografico degli scriltori con- \
temporani. Met dat boek schijnt hij in Italiëniet
veel succes te hebben gehad; misschien was hij
wel wat al te kwistig met het uitdeolen van hot
brevet van schrijver, zoodat menigeen weinig op
had met de twijfelachtige eer van in zulk gezel
schap te paradeeren. Niet ontmoedigd laat de
vruchtbare schrijver thans op broederen grondslag
en in de Fransche taal een werk van denzelfden
aard het licht zien, dat den titel draagt: Dieti
onnaire international des erivains du jour, waar
van een lijvig deel van 67"J bladz., bevattende
A?Combier, te Parijs en te Florence is versche
nen. Wel tracht des schrijvers verklaring, dat:
chaque puys a ses idiots, qui font un peu de
tapaye dans les journaux, ieder welgeaard journa
list bij voorraad het zwijgen op te leggen, maar
bange machen f/Ut nicht- Mij althans zullen
dergelijke lieflijkheden aan ons adres niet weer
houden, uit te spreken, wat mij bij de kennis
making met dat boek minder doelmatig en ge
brekkig is toegeschenen. Ondoelmatig is m.i.
enkel de schrijvers, die op den dag, dat ze aan
de beurt komen, nog in leven zijn, in een dergelijk
werk op te nemen. Door deze, zuiver mecha
nische beperking van de stof, worden schrijvers
uitgesloten, wier werken meer tot het leven van
heden behooren, dan de pennevruchten van
menigen sukkel, die boven hen het voorrecht heeft
van nog adem te halen. Of leeft Victor Hugo
niet meer in Frankrijk, is Leopardi niet meer de
dichter, die voortbestaat in het bewustzijn eu de
denkwijze van het Italiaansche volk van heden,
mogen wij Bakhuizen van den Brink en mevr.
Bosboom-Toussaint als dooden beschouwen ? Een
biografisch woordenboek moet of alle schrijvers
van een volk of de volken bevatten of zich be
perken tot een tijdvak, dat historische grenzen
heeft.
Met eerbied vervuld voor den rcuzenarbeid, dien
de heer de Gubernatis aanvaard en in menig
opzicht ook oj) voortreffelijke wijze volbracht heelt,
kan ik toch niet nalaten op twee dingen te wijzen,
die verbetering vereischen. Daar. waar eigen studie,
rijkelijk stroomende bronnen of degelijke aanwij
zingen van welonderrichte en welwillende mede
werkers de stof leverden, krijgen wij soms te veel.
Wat kunnen ons schrijvers schelen van het ge
halte en de beroemdheid van mannen, waarvan
niets meer kan gezegd worden en niets meer
gezegd wordt, dan wat ik hier laat volgen: Louis
Abonyi, critain honi/rois; Genaro Alas, crirain,
militaire espagnol, alleen bekend door zijn ge
kibbel met den generaal Bréart; JoséAnchoi ena,
journaliste espaynol, directeur van het dagblad
El libéral; Ansault. Fransch ambtenaar, uitgever
van een Cours officiel de l'exploitation postale;
Azeïedo, een Braziliaan, die een paar Fransche
comediestukken vertaald heeft; Jules Aitguste
Hupst, administrateur van het Journal des Débals.
Onder het doorbladeren zijn mij deze opgevallen;
het zou zeker niet moeilijk zijn, do collectie te
vermeerderen.
Daartegenover staat, dat, waar eigen kennis den
samensteller van het woordenboek in den steek
laat en zijne zegslieden minder op de hoogte of'
nauwgezet zijn geweest, vele namen ontbreken,
die met veel meer recht een plaats eischen en
verdienen in een internationaal woordenboek van
hodendaagscne schrijvers, dan menigeen, die in
dat Pantheon is opgenomen. Natuurlijk kan ik dit
het best beoordeelen, voor zoover het Nederland
betreft. Terwijl er misschien wel enkelen in de
dictionnaire staan, die den ridderslag niet ver
dienden, worden in de A en de B de volgenden
gemist: J. A. Alberdingk Thijm (pas overle
den), J. E. Banck. II. A. Banning, L. R.
Beynen, G. J. W. Koolemans Beyuen, W. II.
de Beaufort (wel opgenomen is H. C. Fitzroy
Somerset duc de Beaufort, crivain sportiruie),
A. A. Beekman, H. Binger, R. Koopmans van
Boekeren, P. A. M. Boele van Ilensbroek, II. F.
Boelen, W. S. Boeles, Charles Boissovain, A.
Bredius, W. G. Brul, A. W Bronsveld, P. Brooshooft,
J. W. Brouwers, P. F. Brunings (wiens veelbetreurd
overlijden eerst na de uitgave van het woordenboek
plaats had), J. T. H. Buys, A. Werumeus Buning
en onvergeeflijk genoeg L. A. J. Burgersdijk.
In het belang van de nog volgende afleveringen
van het zoo nuttige boek heb ik deze opmerkingen
niet voor mij willen houden; zij kunnen toevallig
onder het oog van den schrijver komen, die dan
wel zorg zal dragen voor onbevooroordeelde en
der zaak in waarheid kundige correspondenten
in ons land.
F. Z. M.
DE NEUS ALS IIERKENNIXGSTEEKEX VAN
HET KARAKTER.
Een Engelsen geneesheer geeft in Pall Mail
eene zeer belangwekkende studie over don neus
als sleutel tot het menschelijk karakter. Lavater's
kunst is nooit geheel dood geweest en komt weer
druk in de mode.
Van al de trekken in het menschelijk gelaat",
zegt hij, is de neus, als het meest vooruitstekend
deel, ook van veel beteekenis in het uitdrukken van
de inborst. Zijn vormgeeft de grootste individualiteit
en uitdrukking aan het gelaat,zelfs de stem wordt
door dat belangrijk lid aangedaan en gewijzigd.
Hij, wien de natuur gezegend heeft met een wer
kelijk goed gevormden en in alle opzichten
onberispelijken neus, mag wel dankbaar zijn, want
slechts 2 percent der gewone bevolking verkeert
in zijn geval. Anatomisch beschouwd, bestaat de
neus, gelijk genoeg bekend is, uit been en kraak
been, en heeft, behalve den post van reukorgaan,
nog andere belangrijke functiën.
Hij is betrokken bij de ademhaling, bij de stem,
en daar zijne spieren in het nauwste verband
staan met die van het gelaat, geeft hij van zelf,
evenals dit, de verschillende hartstochten en ge
voelens te kennen.
Het onderwerp is niet nieuw, maar mijne proef
nemingen zijn nauwkeurig en strekken zich over
een langdurig tijdsverloop uit. Ik wil mijne studie
in zoo iets als een systeem samenvatten, en ver
deel daarom, ten einde vorm en gestalte goed te
doen opmerken, eerst de neuzen in drie
afdeelingen, met het neusbeen als standaard, daar dit
den vorm het nauwkeurigst bepaalt.
No. 1.
Eerste verdeeling.
No. '2.
No. 3.
Vooruitstekend
neusbeen.
Normaal neus
been.
Terugwijkend
neusbeen.
Edelmoedigheid ; Stijfhoofdigheid.
Vastheid van
karakter. Slimheid.
LiehtgeraaktIntelligentie Moed. heid.
Betrouwbaar- Matigheid. Strijdlust.
heid.
Ieder van deze afdeelingen heeft tallooze
wijzigingen en variatiën; maar om te vereenvou
digen geven wij van ieder vier onderverdeelingen,
die verder zullen helpen om ieders karakter te
ontsluieren.
Onderverdeelingen van No. 1.
Fig. a. Fig. b. Fig. c. Figv d.
Fig. a is een betrekkelijk zeldzame vorm; be
halve de gewone kenteekenen zijner klasse is hij
gewoonlijk vergezeld van hooge intellectucele ver
mogens, grooten persoonlijken invloed, onderschei
dingsvermogen en scherpzinnigheid, ontembaren
moed, gelijk humeur en dikwijls een fraaie
helderklinkendo stern.
Figuur b verraadt een hebzuchtig, dikwijls harts
tochtelijk karakter, zelfzucht, vastberadenheid;
.soms gewetenloos, dikwijls sluw en roofgiorig.
Fig. c verkondigt een jaloersch, ontevreden
temperament, onzeker, soms hard en veeleischend,
dikwijls zeer intellectueel. Bij dezen neus behoort
een hooge stem.
Fig. rf hoeft in den regel een warm, liefheb
bend karakter, een goed hart, een goed humeur;
somtijds wat doordrijvend, maar waarheidlievcnd.
Deze neus is bij vrouwen vaak vereenigd met
schoonheid en ecu diepe altstem.
Onderverdeelingen van No. 2.
Fig. a.
Fig. 6.
Figuur a is een goed gevormde neus, ver
toont intelligentie, een vast zedelijk karakter, een
gelijk humeur, matigheid in meest alle zaken, eu
in den regel oprechtheid en eerlijkheid.
Fig. b. Een slimme natuur, een koel tempe
rament, gezond verstand, flinke mannen van zaken,
meestal gelukkig in hun ondernemingen.
Fig. c. Ofschoon niet zeer symmetrisch in
vorm, vergezelt deze neus dikwijls een edelmoedige,
eerlijke natuur, vrij zinnelijk, maar goed gehu
meurd, een aangenaam karakter, dikwijls intelli
gentie, gemakkelijke menschen om mee om te
gaan; moedig en eerlijk.
Fig. d. Wijzigingen van dit karakter zijn tal
rijk, vooral onder het vrouwelijk geslacht, zij wis
selen af van het fijne retroussétot den ergs t en
wipneus. Gewoonlijk vergezellen zij een levendig
gestel en een vroolijk humeur; bij mannen dik
wijls met ruwe driftige bewegingen en een hooge
schelle stem.
Onder afdeelingen van N°. 3.
Fig. a.
Fig. b.
Figuur A is een onmiskenbaar type, en teekent
altoos een koppig, bigot persoon, een veranderlijk,
heerschzuchtig temperament, valsch, en dikwijls
vergezeld van een ruwe stem.
Fig. B. Een ontevreden en licht geraakt karakter,
driftig, zenuwachtig, kregel, zich gaarne met eens
anders zaken bemoeiend, bijna altoos vergezeld
van eene schelle piepende stem.
Figuur C. Meestal zonderlinge, excentrieke
menschen, dikwijls zeer begaafd, en betrouwbaar.
Dikwijls humoristisch en vol verstand.
Dan volgen de grooto massa neuzen zonder
vorm en dus zonder karakter, maar toch zullen
de meeste onder een der groote verdeelingen, hier
boven genoemd, vallen. Ieder kan de waarheid
der nasologische wetenschap onderzoeken, door de
aangegeven type te vergelijken met de neuzen
zijner vrienden en bekenden, of met de neuzen
van bekende publieke personen. Er is geen boter
observatieveld dan een kerk, een volle concert
zaal, een schouwburg; men zal zien, dat de vor
men van neuzen, wanneer het gelaat een bepaald
karakter uitdrukt, gewoonlijk op de boven beschre
ven gelijken; het onderwerp is zeker de aandacht
van hen die de menschelijke natuur bestudeeren
waard."
V A li I A.
TOONEEL EN MUZIEK.
Ken nieuw drama van Echegaray. Uit Madrid
wordt d.d. 28 der vorige maand gemeld : Nadat
nog pas in Maart in het Theatro Espanol een
nieuw drama in drie bedrijien van Echegaray
Manantial que no se agota" (De nooit
opdroogende bron) ten tooneele was gebracht, heeft de
vruchtbare schrijver de vorige week reeds weer
een nieuw voortbrengsel van zijn pen aan het
publiek geschonken. Dit nieuwe werk van Eche
garay heet LosIt'gidos". Het heeft vier bedrij
ven ; het eerste is een soort proloog in proza;
de drie anderen zijn in versmaat geschreven. De
eerste opvoering vond plaats in het Theatro
Eldorado te Barceloua, waar op het oogenblik de
regisseur, premier amourcux, held en karakter
speler van het Theatro Espanol, de tooneelspeler
Vicoll (die al deze emplooien vervult) aan het
hoofd van een zomergezelschap staat, dat groo
tendeels uit medeleden van don klassieken schouw
burg te Madrid is samengesteld, die voor eonigen
tijd verlof hebben. De geestige schrijver van den
rGrun Galeoto"1 en van hot nog meer opgang
gemaakt hebbende O Locttra o Santidad"
Waanzin of vroomheid heeft met dit laatste
kind zijner rnuse zijn ouden roem niet bepaald
geschaad, maar evenmin kon men de Kigidos"
een succes noemen. L'e fabel is niet belangwek
kend genoeg, om vier bedrijven te vullen; de
handeling ontwikkelt zich niet logisch en het
sociale vraagstuk, dat de schrijver zich voorstelt,
op te lossen, is even onnatuurlijk, als de
tooueelen, die daaruit ontstaan, gerekt en bij de haren
er bijgesleept zijn; bovendien lijdt het stuk op
vele plaatsen aan onnatuurlijke gevoeligheid.
Het eerste bedrijf speelt te Madrid, in de wo
ning der heldin, Soledad. Deze, schoon, deugd
zaam eu het natuurlijke kind van een zekeren
mijnheer Severiano de Balbuena, ontvangt een
bezoek van diens zoon, Hobert Balbuena, die haar
het geheim harer geboorte mededeelt en daar
mede een belofte vervult, die hij aan zijn onlangs
overleden moeder gedaan heeft. Aan deze was de
ontrouw van haar man bekend geweest, en zij
wenschte de gevolgen daarvan ten minste in zoo
verre weer goed te maken, dat zij haar zoon den
plicht oplegde, aan de verstouten en verlaten So
ledad den naam van haar vader en hare moeder
bekend te maken en haar ais broeder ter zijde
te staan. Aan Robcrt valt bij Soledad een in elk op
zicht broederlijke ontvangst, ten doel. Terwijl zij
bij elkaar zijn, verschijnt de markies de
ValleUmbroso, die Soledad lief' heeft en haar ondanks
hare onbekende afkomst wil huwen. Do markies
is lang niet gesticht over Roberts aanwezigheid
en wordt eerst ten zeerste wantrouwend en
jaloersch, als hij ontdekt, dat de laatste in de bad
plaats, waar in hot tweede bedrijf de handelende
personen bijeen komen, zijne bezoeken bij Sole
dad, van wien liobert bevolen heeft, voorioopig
te zwijgen, herhaalt. In diezelfde badplaats ver
toeven ook Sulcdad's vader, don Severiano en
haar moeder, Donna l'ura; de laatste, die van
zeer goede familie is, is inmiddels gehuwd en
vroom geworden. Zij, zoowel als don Severiano,
die op zijn ouden dag ook een vromen levens
wandel leidt, wenschen de zoo plotseling in hunne
nabijheid opduikende dochter, Soledad, uit de
badplaats te verwijderen. Zij maken gebruik van
de betrekking waarin zij zoowol tot liobert als
tot den markies staat, om in vereeniging met
verscheiden andere puriteins-che badgasten de
uitzetting der avonturierstcr" u> verlangen.
De markies, die inmiddels alle pijnen der ja
loezie geleden heeft, maar door Soledad gerust
gesteld is, stelt haar nu voor, gemeenschappelijk
inet hem te vluchten. Met verontwaardiging wijst
zij dit voorstel van de hand Hij smeekt haar
voor hem den sluier op te heffen van het geheim,
dat haar omringt. Robert Balbuena is er voor,
dit te doen, maar Soledad verklaart hare ouders
niet te willen aanklagen en liever afstand te
willen doen van hare verbindtenis met den mar
kies. Deze wordt geroerd waardoor, is niet
recht duidelijk en besluit, het beminde meisje
zoo spoedig mogelijk en zonder dat hot geheim
vooraf wordt opgehelderd, te huwen, onder voor
waarde echter, dat Soledad hem onmiddellijk na
de voltrekking van het huwelijk de waarheid zal
ontdekken; voor het geval echter, dat dit geheim
toch in een liefdesintrigue met Robert mocht be
staan, zweert hij de nieuwe niarkiezin de Vall
Umbroso onmiddelijk te zullen dooden. Soledad
stemt in dit voorstel toe, maar op het beslissende
oogenblik behaalt haar kinderliefde weer de over
winning waarom, wordt vooral ook door het
gedrag harer ouders, die hun kind zelfs ook te
genover den markies belasterd hebben, niet dui
delijk en zij weigert haar echtgenoot Don
Severiano en Donna Pura als haar vader en hare
moeder te noemen. De markies beschouwt deze
weigering als een bekentenis van haar schuld,
tracht haar met een dolk te doorsteken en wondt
haar ook werkelijk, waarop So'.edad eindelijk het
stilzwijgen verbreekt. De markies vervloekt de
hardvochtige ouders en de gordijn valt, nadat het
publiek daaromtrent gerustgesteld is, dat de
wouden der bloedende Soledad niet gevaarlijk zijn.
De voornaamste fout van het stuk is het gebrek
aan voldoende motiveering. Men begrijpt noch de
handelwijze der lasteraars, noch die der belaster
den ; de steeds van het eene uiterste in het an
dere vervallende minnaar is ook dikwijls
onbegrijkelijk en daar men in zaken en handelingen,
welker doel men niet inziet, geen belang kan
stellen, laat het stuk, ondanks enkele spannende
tooneelen en de overal even mooie taal, ons ge
heel koel.
Naar de Jiheinisch Westfalische Zeitunq ver
neemt, zou Dr. Geffcken, die tegenwoordig te
Zürich vertoeft, in onderhandeling zijn met den
tooneeldirecteur Amburg te New-York, om daar
zijn drama liudolph von Sclnvaben te doen op
voeren. De Duitsche couranten vragen of er ook
eene verwisseling van namen kan zijn, daar men
van dramatische werken van prof. Heinrich
Geffcken tot dusverre niets vernam ; ook in de
handboeken over litteratuur, waarin Geffcken's
naam voorkomt, staat daaromtrent niets
vermeld