Historisch Archief 1877-1940
No. 632
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?weerzien na een meer dan twintigjarige scheiding,
maar het scheen, alsof die jaren slechts uren ge
weest waren. Bismarck ontving den vriend zijner
jeugd als een broeder en drong er sterk op aan,
?dat hij bij hem zou logeeren, wat Motley echter
niet wilde, omdat Bismarck's schoonouders hun
tenten ook reeds ten zijnent hadden opgeslagen.
Het moet daar tamelijk druk zyn toegegaan.
Salon en eetzaal hadden uitgangen naar den tuin.
.?Hier krioelt alles door elkander, jong en oud,
;kindereri «n grootouders, etend, drinkend, roo
iend, pianospelend en met pistolen schietend (in
den tuin)." Bier, spuitwater, porter, bourgogne,
bordeaux, champagne staan voor alle dorstige
kelen en voor elk soort van dorst gereed. Men
.rookt de fijnste havana-sigaren. Motley werd
eiken dag tweemaal aan tafel genoodigd. Maar,
hij is bang, dat zy"n gastheer hem ten slotte de
?deur zal uitgooien, omdat hij het op het punt
van drinken slechts met spuitwater tegen hem kan
?volhouden. Een en al verrukking is hij over de
onge?dwongen, natuurlijke wijze, waarop Bismarck in hun
ne gesprekken zijn hart voor hem blootlegt. Ook
erkent hij ten volle de hooge waarde van dezen
anan en is hy overtuigd van diens schitterende
toekomst.
Ongetwijfeld zal hij eens eerste minister wor
den, tenzij zijn hardnekkige waarheidsliefde, die
fcteen des aanstoots voor politici, hem den weg
<:-aarto3 verspert." Den gewichtigen post te Frank
fort heeft hij niet gezocht; deze zoclthem. Toen
cte minister en daarna de koning hem vroeg, of
bij die betrekking wilde aannemen, had hij een
voudig ja" geantwoord. Zijne Majesteit was min
«f meer verwonderd, dat hij niet naar de voor
waarden vroeg, waarop Bismarck antwoordde, dat
hij zich sterk genoeg gevoelde om alles aan
te nemen, waartoe de koning zich sterk genoeg
gevoelde, het hem aan te bieden." Den dag daarop
*chreef hij aan zijn vrouw, die hem in een bad
plaats aan zoe wachtte, dat hij niet kon komen,
-omdat hij tot gezant te Frankfurt benoemd was.
Drie dagen lang schreide zij, maar daarop schikte
.zij zich in het onvermijdelijke. Met een heilige
vrees voor de geheimzinnige kronkelpaden der
?diplomatie," kwam Bismarck, zooals hij zijn vriend
vertelde, te Frankfurt aan, maar merkte terstond
welke hersenlooze marionetten hij voor zich had.
Stuur den schout K. en mijnheer Von ? arsky
hierheen, als zij gewasschen en gekamd zijn, dan
inaak ik mij sterk met hen in de diplomatie
«en goed figuur te slaan," schreef hij kort na
zijn benoeming aan zijn vrouw op een toon, alsof
hij nog in kaplaarzen door Göttingen's straten
flaneerde, en deze minachting voor de diploma
tieke zwakkelingen is hem steeds bijgebleven.
Wij willen hier terstond een zinsnede uit een
veel lateren brief van Bismarck aanhalen, niet
alleen omdat de bekende afkeer van den
rijkskanselier van een deel zijner collega's daaruit
duidelijk blijkt, maar ook omdat zij op eigenaar
dige wijze zijne, men kan wel zeggen, liberale
«pvatting der wereldgeschiedenis in het licht stelt.
De brief handelt over den Amerikaanschen gezant
Bancroft, dien men door onedele diplomatieke
kuiperijen in 1860 uit Berlijn wilde verdrijven. Bismarck
wendt zich tot Motley met het verzoek te Was
hington krachtig voor den bedreigden staatsman
en geschiedschrijver in de bres te springen. Hij
vertegenwoordigt practisch hetzelfde groote ont
wikkelingsproces, waarvan Mozes, de christelijke
openbaring en de hervorming de groote tijdvak
ken aanwijzen. In den strijd met deze ontwikke
ling legt het despotisme van den ouden en nieuwen
tijd, de exploitatie der volkeren door de kerk en
de vorsten, daaraan alle mogelijke hinderpalen in
den weg, ook dien om een eerlijk en edel gezant
als Bancroft te verguizen en te lasteren." Het
despotisme van den ouden en nieuwen tijd, de
exploitatie der volkeren door de kerk en de vor
sten ! Zou men niet eerder meenon den republikein
uit Boston te hooren, dan den kanselier van den
Noordduitschen Bond? Belet, als gij het kunt,"
aldus besluit Bismarck dit schrijven, dat men
hem opoffert; hij is beter dan de meeste Europea
nen, die zijn, uw en mijn vak uitoefenen, al
mogen dan ook de gladde leugenaars van het
vak eveneens over hem spreken, als vroeger mijn
intieme vijanden, die mij een diplomaat op klom
pen noemden."
Toen de kanselier deze regels schreef, dacht
hij zeker aan den ellendigen Frankfurter tijd
en aan zijn woordenrijke ambtsbroeders bij den
Duitschen bond. Het huis praat" zeggen de
architecten, als een angstwekkend gekraak en
gedruisch voor het op handen zijnde instorten
waarschuwt. De Duitsche bond was zulk een
huis. Het praatte niet alleen, maar het kletste
als een oude theetante, en men kan zich voor
stellen, welk een schrik zijn bewoners beving,
toen op zekeren morgen de forsche Pruisische
landjonker met zijn rijlaarzen of' klompen daar
kwam binnenvallen en het oude gebouw onder
zyn zware stappen in alle voegen kraakte. Bis
marck moet een onbedwingbaren afkeer van deze
diplomaten der zoogenaamde oude school gehad
hebben. Hij vertelt zelf in een brief aan zijn
vrouw, hoe hij eens van Frankfurt uit op weg
toog, om den ouden Metternich, die hem
uitgenoodigd had, te Johannisberg op te zoeken. Dat
zou een waar genoegen geweest zyn, die twee
bij elkaar te zien en hunne gesprekken af te
luisteren. Maar Bisraarck schijnt vlak bij Johan
nisberg weer door zijn heilige vrees overvallen te
zijn. Een tochtje op den Rijn viel meer in zijn
smaak en 's avonds nam hij een boot, liet zich
de door de maan beschenen rivier afdrijven,
dweepte, droomde, zuchtte als een aankomend
dichter en h'et den bond bond zijn. Ik zou mij
iederen avond zoo wel willen laten drijven," schrijft hij
maar voegt er terstond de realistische opmerking aan
toe: Daarna dronk ik een lekker glas wijn." Maar de
hoofdzaak was dan toch deze: hij was Johannis
berg voorbij gevaren, hij was den voornaamsten
leider der oude school uit den weg gegaan. De
oude school haatte hem evenwel ook, in zooverre
zij nog voor zulk een krachtig gevoel vatbaar
was. Te Londen ontmoet Motley in 1858 een
Engelsch diplomaat, die vroeger secretaris van
legatie te Frankfurt geweest was. Hij kent
Bismarck dus ook en zegt, dat deze zonder eenigen
twijfel Duitschland's flinkste en bekwaamste man
is, maar daarom haat en vre3st een ieder hem
dan ook.1'
De Amerikaan hernieuwt zijn bezoek aan Frank
furt in 1858. Weer is Bismarck geheel buiten zich
zelven van vreugde, weer doet de herinnering
aan den dollen, gelukkigen studententijd hem een
verjongingskuur ondergaan en weer kan Motley geen
woorden genoeg vinden, om de hartelijke gast
vrijheid der Frankfurter woning te prijzen. Daarop
gebeurt, hetgeen Motley voorspeld had: Bismarck
wordt eerste minister en als zoodanig leert hij
niet alleen de diplomaten haten, maar ook par
lementen en parlementsredenaars, in n woord de
politiek. Ihate politics, maar zooals gij heel juist
zegt, like the grocer hates the figs, schrijft hij in
1863 aan zijn vriend. Tien jaar vroeger had hij
aan zijn vrouw reeds geklaagd, dat hij door dien
politieken warboel geestelijk geheel uitdroogde,
en toch vrees ik dat ik er nog eens smaak in
zal krijgen." Hij haat de politiek, evenals een
kruidenier de vijgen haat, hij schimpt verschrik
kelijk op zijn betrekking en toch vindt hij er
smaak in. Ik heb nooit kunnen denken" aldus gaat
hy in dienzelfden brief voort, dat ik op rijperen
leeftijd zulk een onwaardig ambt als dat van een
parlementair minister zou moeten bekleeden.Als ge
zant had ik ten minste nog het gevoel, een gentleman
te zijn. Als minister is men een heloot. Ik ben achter
uit gegaan, hoe weet ik zelf niet." Dat is nog de
echte Göttingsche toon en de oude Frankfurter stijl,
maar die heftige woorden moeten niet al te let
terlijk worden opgevat, want men moet niet ver
geten, dat Bismarck ze midden in den conflicttijd
neerschreef, en wel in de Kamer zelve, te mid
den van het rumoer der heftigste redevoeringen,
onder buitengewoon alledaagsche en zoutclooze
redevoeringen uit den mond van buitengewoon
kinderachtige en opgewonden politici," die elkaar
uitschelden en zwart maken en het in den grond
der zaak toch eens zijn. Zij zijn het niet eens
over de motieven, waarom zij het eens zijn en
daarom twisten zij; echt Duitsch helaas; een twist
om 's keizers baard, guerette d''Allemand; iets
daarvan hebt gij Anglo-Saxon-Yankees ook." Zoo
photographeert de minister zijn kamerleden, maar
vindt dan toch op den afdruk iets of wat te moeten
retoucheeren; ieder op zich zelf beschouwd waren
die menschen zeer verstandig, maar op het gebied
van politiek, en vooral van buitenlandsche politiek,
echte kinderen. Als een geheel dom, elk op zich
zelf verstandig." Dat klinkt alles behalve vrien
delijk, maar dat oordeel wordt in een postcriptum
nog al wat verzacht. Voor hij naar bed gaat leest
de minister over, wat hij, te midden van het ge
woel van den parlementairen strijd zich afzonde
rende, aan zijn vriend geschreven heeft en hij moet
bekennen, dat de brief een aaneenschakeling van
flauwe gemeenplaatsen is Hij had veel lust hem
te verbranden, maar wanneer zal hij tijd vinden,
een anderen te schrijven? Daarom denkt hij, even
als Pilatus: Quod scripsi, scripsi.
De Deensche aangelegenheden voerden Bismarck
in 1864 naar Weenen, waar Motley inmiddels
gezant geworden was. Zoo dikwijls hij zich aan
zijn drukke bezigheden kon onttrekken, spoedde
hij zich naar het huis in de Favoritenstraat, om
zich daar te ontspannen in de vroolijke herinne
ringen uit zijn jeugd. Toen brak het jaar 1806 aan.
Motley voorzag de overwinning van het noorden en
twijfelde geen oogenblik aan de zegepraal van
zijn ouden Göttingschen huisgenoot.Van tijd tot tijd
schrijven de vrienden elkaar. In Augustus 1869
zendt Bismarck uit Varzin een uitnoodiging aan
Motley, om voor eenigen tijd zijn wigwam in de
Pommersche wouden op te slaan. Ik heb mij
reeds zoo met dat denkbeeld vereenzelvigd, dat
ik ziek zal worden als gy neen zegt, en dat zou
een allernadeeligsten invloed op de politiek heb
ben." Later (Augustus 1869) dringt hy er by hem
op aan, tenminste te Berlijn te komen. Dan
zullen wij in Logier's huis weer eens tegenover
elkaar aan het schaakbord gaan zitten en er
over redetwisten of Byron met Goethe op n lijn
gesteld kan. worden. Wij waren toen geloof ik,
betere menschen in een beter tijd, dat wil zeg
gen jonger."
Maar eerst na den grooten oorlog in het jaar
1872, kwam het tot dit bezoek. Juist veertig
jaar vroeger was de jonge Amerikaan onder het
hoorngeschal van zijn postillon Göttingen binnen
getrokken, waar hij kort daarop met den langen
Bismarck, den kranigste der Hanoveranen"
schmollis zou drinken. Nu blies de postillon weer,
het rijtuig hield op voor het slot te Varzin en de
Göttingsche student, die inmiddels vorst Bismarck
geworden was, begroette, omringd door de zijnen,
den voormaligen academievriend. Te Varzin
heerschte dien dag een luidruchtige vreugde. Na
zwaren, inspannenden arbeid had de jeugd weer
aan de deur geklopt, Duitsche studentenliederen
weerklonken, Amerikaansche vrijheidsliederen wer
den geneuried, ieder oogenblik werden er weer
vroolijke herinneringen opgerakeld en geheel het
slot werd vervuld door die heerlijke blijmoedig
heid, die zoo nauw verwant is aan den
mannelijken ernst. Motley zegt, dat niemand ter wereld
Bismarck intiemer gekend heeft dan hij. Zeer
zeker heeft niemand den ijzeren kanselier van
zijn gemoedelijksten en gezelligsten kant beter
leeren kennen dan deze Amerikaan, want tegen
over niemand schijnt hij zijn humor meer vrij
spel gelaten te hebben. Deze humor heeft dan
ook een Engelsch tintje, en de Altmarker" en
de Angelsakser zullen zeker wel gevoeld hebben,
dat er een geestelijke verwantschap tusschen hen
bestond, maar hoogst merkwaardig is het toch,
dat deze steunpilaar van het oud-Europeesche
monarchisme juist onder de aanraking van een
republikeinsche hand, de zuiverste en vroolijkste
klanken deed hooren.
EEN KUNSTENAARSBEGRAFENIS.
Hij was in zijn leven schilder geweest en zou
over een paar uren begraven worden op de Is
raëlitische begraafplaats.
Er was heel wat drukte van gemaakt. De
familie was trotsch op den overledene en stelde
er prijs op, dat achter zijn lijkkoets en aan zijn
graf zou blijken, dat hun trots ceii rechtmatige
was.
De overledene zelfwas lid geweest van een
schildersvereeuiging, een^liedertafel en van de sociëteit:
»Het vroolijke krokodilletje". Van de leden dezer
drie sprak het vau zelf, dat zij het lijk van hun
betreurd medelid grafwaarts zouden volgen. Maar
bovendien was een jongere broer nog lid van een
roeivereeniging, een scherpschuttersgezelschap,
een gymnastiekclub en een rederijkerskamer, en
aangezien de overledene bij feestelijkheden dezer
vereenigingen altijd door zijn broer ge
ntrodujcee: d was, vond deze daarin voldoende aanleiding
om aan de besturen te vragen of ook zij wel
licht plan hadden eene deputatie te zenden, ten
einde zijnen broeder de laatste eer mede te hel
pen bewijzen.
Al hadden ze geen plau gehad, ze zouden na
die vraag onmiddellijk plau gekregen hebben.
Waar ter wereld is een bestuur te vinden, dat
niet graag in zwarten rok en witte das reclame
maakt voor zijn vereeniging, »dat teedere spruitje,
dat onder zijn krachtvolle leiding tot een tieren'
boom is opgegroeid ?" Al de genoemde
vereeuigiugen zouden dus gaarne bewijs geven van
hunne genegenheid voor den man, dien ze waren
komen staan te verliezen. En bovendieu schreef
de broer iiog aan eeii doctor in de letteren bui
ten de stad, van wien hij wist dat hij nooit
achter bleef als er wat te praten viel, of ook
ZWelEdelZeerGeleerde wellicht voornemens was
aan de groeve van zijnen betreurden en hoog
begaafden broeder een enkel woord tot opluiste
ring van de plechtigheid te spreken.
Zeker was de doctor in de letteren dat voor
nemens! En de hartelijke brief waarin hij dat
meldde, evenzeer als de andere ondubbelzinnige
blijken van oprechte deelneming van de reeds
genoemde vereeuigingeu verzachtten zeer het leed
van den broer en de overige familieleden en deed
bij al hunne droefheid hun hart van edele zelf
voldoening kloppen.
De broer had het in de dagen vóór de begra
fenis zeer druk. Met den brief van den
letterenlste Jaargang".
Schaakspel.
4 Augustus 1889.
Stelling eener partij door de heeren G. R.
Neumann, wit, en dr. Craemer, zwart.
ZWABT
^ i
*vé> ?*
/& ..«m"i, u
/ ^// Q ^
abcdefgh
WIT
Wit begint en geeft in 5 zetten mat.
BUITENLANDSCH NIEUWS.
Uit Breslau ontvangen wij eenige raededeelingen
omtrent het onlangs aldaar gehouden schaakcongres
van den Duitschen Schaakbond. De hoofdprijs
(1000 Mark) werd behaald door den heer Tarrasch
uit Nurnborg, die geen enkele partij verloor,
Do 2e prijs (700 Mark) werd behaald door den
heer Burn uit Liverpool, de 3e (500 Mark) door
J. Mieses uit Leipzig, terwijl de vier laatste
prijzen gedeeld moesten worden tusschen v
Bardelehen uit Berlijn, liauer uit Weenen, Gunsborg
uit Londen en L. Paulsen uit Duitschland.
De volgende partij speelde de heer Tarrasch
tegen den heer Burn.
Wit Burn.
d2 d4
c2
bl
c4
5 l
c3
e4
cl
al
c4
c,8
d5
c5
e4
c5
d2
cl
Zwart Tarrasch.
d7
e7
c7
eG X d5
d5 (14
f8 X c5
(18 a5 f
a5 X
c
do
e6
c5 a
f5
10
11
12
13
14
15
u;
17
18
1!>
20
21
22
dl
gl
e2
d2
fl
0
cl
fl
1)5
cl
dl
a4
h2
a4
f3
e3
X e3
1)5
0
c5
cl
e2
dl
X d 8
c2
h4
t
b
t
23
24
25
80
81
32
83
34
35
a2
c2
g-">
e2
f'3
bl y
(13
b8
h4
bl
h5
b3
a.')
bl
g»
d3
d4
(13 d
1)8 j
1.6
h5
hfi
c3
1)8
f5
(14
g8
O
f 8
(15
a7
e7
cG X
(18
c8
a8
f7
cG
c5
f7
c8
go
f8
h8
X
cG
do
c7
O
(18
dG
aG
g<;
e7
cG
f8
eG
c8
f6
f7
e5
d3
h8
c8
e4
e6
go
doctor liep hij naar de presidenten van al de
vereenigingen, om met hen te overleggen, niet
enkel hoe de volgorde in den stoet zou zijn,
maar ook hoe de volgorde van de sprekers bij
het graf zou worden vastgesteld. Ook, vroeg hij
dan- zoo terloops, zou hij gaarne weten of de
vereeniging ook soms een krans of een ander
eerbewijs op de kist van den overledene wou
leggen. Dat vroeg hij niet om 't een of ander,
God beware, maar er was iemand van de krant
aan het sterfhuis geweest om er naar te vragen,
en die kranten weten het graag secuur.
»Ja, een krans.... om je de waarheid te zeggen
hebben we daar nog niet over gesproken...."
De broer bleef strak voor zich kijken.
«Maar een krans .... ja, een krans.... mij
dunkt "
De broer bleef volhardend zwijgen en kijken.
»Mij dunkt een krans, daar zullen ze...."
Er kwam climax in het zwijgen en kijken van
den broer.
»Mij dunkt, daar kunnen ze haast geen bezwaar
tegen hebben. Een krans, dat spreekt haast van
zelf, die hoort er zoo bij."
»Dus een krans," zei de broer haastig; »dat
zullen we dan even noteeren. Of als u soms liever
een mooi kruis van bloemen zoudt willen geven
ik geloof niet dat er al een kruis is daarin is u
geheel vrij. U weet dat mijn broer, en trouwens
mijn heele familie, behalve mijn grootvader, maar
die is allang dood, altijd erg liberaal geweest is
op dat punt."
Maar het bleef bij een krans en er kwamen niets
dan kransen.
De volgorde der vereenigingen achter het lijk
was spoedig geregeld.
Eerst kwam de schildersvereeniging, daarna de
liedertafel en dan het vroolijke krokodilletje.
Daarop zou dan in plechtige eenzaamheid de
doctor in de letteren volgen en deze zou in zijn
nasleep al de vereenigingen voeren, waarvan de
broer lid was.
Maar met de sprekers schoot men niet zoo vlug
op. De rabbijn zou voorop gaan, dat sprak vanzelf
en dan moest de president van de schildersver
eeniging volgen. Maar deze, die van de groote
talenten des overledenen nooit zoo'n overtuigd
bewonderaar was geweest, stelde voor om het maar
bij den rabbijn te laten. Maar daar wilde de broer
niets van weten.
»De vereeniging daar hij zooveel jaren lid
van geweest is. die zou niet spreken aan zijn
graf?!...."
De president moest toegeven.
De liedertafel zou een rouwlied zingen, dat sprak
van zelf, doch eerst zou het vroolijke krokodil
letje spreken.
Maar toen hij bij den president van het vroo
lijke krokodilletje kwam, ontmoette hij weer
bezwaren.
Om je nou eens oprecht de waarheid te
zeggen, jongen, ik ben er met je broer, Hein,
erg aan gewend geraakt oin 's nachts nogal laat
op de soos te zitten, dus je begrijpt wel dat dat
vroege opstaan me al niet vlug van de hand gaat,
maar nu nog te spreken ook, dat gaat heelemaai
niet. Ik ben 's morgens veel te schor; en boven
dien, ik heb jarenlang veel te veel jooltjes met
Sam gehad om daar nu bij zijn graf te staan
lamenteeren. Wat zeg je: voor een enkele keer
's avonds eens wat vroeger naar huis gaan ? Och,
dat zou ik uit oude vriendschap met pleizier
voor Sam overhebbeu! Maar ik kau dat uls
voorzitter zoo slecht doen! Geen een van de
andere bestuursleden blijft na cénen en de leden
kunnen toch niet alleen blijven zitten. Neen,
ik zou het maar liever aan den secretaris vragen.
Als die ook niet wil ? Wel, dan weet ik er wat
op, dan houd ik mij ziek en blijf thuis, dan
moet hij wel."
»God beware ! Neen, meneer de president, u mag
niet thuis blijveu. Al zou ik u halen laten met
een vierspan, dat me moest kosten vijf en twintig
gulden, meneer de president moet er bij zijn.
U bent als 't ware, om zoo te zeggen zijn boezem
vriend geweest!"
oEigeulijk meer zijn grogvriend", dacht de
president. Maar ook hij kwam er niet af. Hij
moest spreken of hij wilde of niet hij zou
dan in Godsnaam den avond te voren maar niet
uaar de soos gaan.
Na hem zou de doctor in de letteren het
woord voeren en daarna kwamen de rederijkers
kamer en de andere gezelschappen, waar de
overledene geen lid van geweest was.
De ochtend van de begrafenis was aangebro
ken. De deputatiün hadden zich in een nabij het
sterfhuis gelegen logement vereenigd en toen de
gekiste kunstenaar in de lijkkoets lag, schaarden
zij zich onder hunne iu floers gehulde banieren
daarachter en stapten moedig naar het kerkhof.
De president van het vroolijke krokodilletje
was den vorigen avond niet thuis gebleven, dat
kou men duidelijk aan zijn opgeblazen wangen
en waterige oogcn zien. Die van de
schildersvereeuiging liep met een sluw en nadenkend ge
zicht, zacht de lippen bewegende alsof hij zich
zelf' zijn te houden speech nog eens overhoorde.
De doctor in de letteren liep met de rechterhand
tusschen het vest geschoven, het hoofd tier ach
terover en den hoed op u oor.
Op het kerkhof gekomen maakte de broer van
een gunstige gelegenheid gebruik om hem nog
even toe te fluisteren: ..denk er om, doctor, u
spreekt na het vroolijke krokodilletje."
Alle kerkelijke ceremoniën waren vervuld, de
kist daalde in het graf, de rabbijn nam het
woord. Hij verdoolde zijne rede iu drie
ai'deelingen: lo. Wat was Sam als Israëliet'.' 2o. Wat
was Sam nis meusch? ;io. Wat was Sam als
kunstenaar?
De beide eerste vragen behandelde hij zeer
uitvoerig en het duurde vrij lang eer hij het uit
gerekend had. Maar toen het zoover was, bleek
er een kolossaal batig saldo voor Sam over te
schieten. Van de derde vraag, wat Sam als
kunstenaar was, maakte hij zich met een buiging
naarden president der schildersvereeniging zeer kort
af door te verklaren, dat hij het antwoord daarop
aan meer bevoegden zou overlaten. ,Dit arreen
een noodlottig spraakgebrek belette hem de l
goed uit te spreken »dit arreeu wirde hij nog
zeggen: hier staat gij Israerieteu en niet-Israe-.
rieten, hier staat gij arren om het graf van een