De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 11 augustus pagina 2

11 augustus 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.633 ?waarvan nog een sprekende getuige in leven is, is zeer met dit plan ingenomen en knoopt aan den daaruit voortvloeienden dagelijkschen omgang met Helene zeer onedele bedoelingen vast; hij is zelfs zoo dom, daarop in een aan haar gericht briefje te zinspelen. Op het laatste oogenblik springt het huwelijk tusschen Helene en Robert af, daar deze voor schulden gevangen genomen wordt. Raoul, die over is gekomen om tegenwoordig te zijn bij het teekenen van het huwelijkscontract van zijn vriend, verneemt dan eerst, dat Helene diens bruid is. Hij is een oogenblik wanhopend; Ursule weet daarvan behendig gebruik te maken, zij spreekt hem moed in, troost hem, doet doorschemeren, dat zij hem nog steeds lief heeft en Eohort valt in den strik en zweert, van nu aan slechts voor haar te zullen leven. Inmiddels heeft de admiraal het door De Lamorinière geschreven briefje gevonden, waarover hij in hevige woede ontsteekt, en onze oude vrijer ziet zich voor het treurige dilemma geplaatst: óf trouwen óf vechten. Na lang aarzelen besluit hij tot het laatste. Hij vraagt Ursule's hand en deze, die zoo lang gevischt en nu dubbel beet heeft, weet niet, wien te kiezen, den ouden goudvisch of den flinken ingenieur. Maar ten slotte beeluit zij toch Raoul te nemen; er komt even wel een kink in den kabel; Robert heeft eindelijk haar spel doorzien, geeft haar daarvan de ondubbelzinnigste bewijzen en zet haar het mes zoodanig op de keel, dat zij bonne mine a, mauvais jeu moet maken, de edelmoedige speelt, zich houdt, alsof zij eerst nu ontdekt, dat Raoul en Helene elkaar liefhebben, hun handen ineenlegt, en zich zelve met den ouden heer De Lamorinière tevre den stelt; met een Goddank, mijn dochter heeft een man," van den admiraal, valt de gordijn. Over de vertolking valt veel goeds te zeggen en geen wonder, want alle rollen waren in han den van de rechte personen. Het minst bevielen ons mej. Lorjé, (Helene) die te lacherig en de heer Ising, die niet barsch genoeg was en soms vergat, dat hij het pootje had. Mevrouw Chr. Pool man deed volkomen recht weervaren aan de zoo moeilijke rol van Ursule; op uitstekende wijze ?wist zij het tweeslachtige in het karakter dezer oude jonge juffrouw weer te geven ; nu eens was zij de lieftalligheid in persoon, dan weer de norsche, kregele, haar vader plagende en brutaliseerende tang. De rol van de oude huishoud ster, die al de geheimen van haar meester kent en hem geducht tyranniseert, was bij mevr. Chr. Stoetz in uitstekende handen. Nu eens onder worpen en vleiend, dan weer brutaal en dreigend, leverde zij een prachtig type, was zij de ware incarnatie van de vrouw uit de volksklasse, die meent zekere rechten te kunnen doen gelden. De heer Morin stelde den verstokten ouden vrij gezel, den heer De Lamorinière voor en dat zegt reeds genoeg. Vooral in het tooneel met zijn neef in het eerste bedrijf, waarin deze hem nu eens als oom, dan weer als vriend aanspreekt, en in dat van het derde, wanneer hij een keuze moet doen tusschen trouwen en vechten, was hij prachtig. Ook de rol van Robert, don goedliartigen losbol was bij den heer Tourniaire, zooals bijna van zelf spreekt, in goede handen, terwijl de heer Clous zyn ondankbare taak als Raoul de Mornas mede op alleszins voldoende wijze vervulde. De heer Smits, dien wij geruimen tijd niet zagen, zeide zijn rolletje goed, speelde het bevredigend. In lange hebben wij dan ook niet zulk een goede voorstelling bij het Ned. Tooneel bijge woond. Blijkbaar speelden alle artisten ditmaal con amore, wat aan het geheel natuurlijk ten goede kwam. De regie was voldoende. De heeren van Lier hebben weer eens een echt gruweldrama uit de oude doos op hun repertoire gebracht en wel het hierboven genoemde, Gas pardo de Visscher, drama in 4 bedrijven of 5 tafereelen en een voorspel. Dat dergelijke wanproducten voor heeren directeuren zeer productief zijn, dat zij avond aan avond volle zalen trekken, pleit zeer zeker niet voor het gehalte van het schouw burgbezoekend publiek. Men oordeele: In het voorspel maken wij kennis met Catharina, Vroolijke toejuichingen klonken alom. Vre deman bergde zijne theorbe in ecne kist, die onder zijne bank was geschoven. De leden van het collegium volgden zijn voorbeeld. Er was een half uur welverdiende rust. De heeren stonden op, en keuvelden eene poos met de dames en jonkvrouwen, die op de fluweelen kussens zaten. Een gerucht van luide stemmen weergalmde weldra door de kapel. N i e s k e had zeer aandachtig naar de verzen van Hooft geluisterd. Zij was uiter mate voldaan. De taal en de toon der verzen, de handeling der speelders alles was even ernstig en deftig. Te luisteren naar eene sproke van minne, van goede minne als deze, scheen haar de grenzen van een geoorloofd kunstgenot niet te overschrijden. Hare buur vrouw Taetske Orni^a was vol lof over de schoone vertooning. Zij fluisterden druk te samen. »Je moogt wel trotsch zijn op zulk een man als Starter", zei ze vriendelijk glim lachend.?«Mijn dikke Veel k er gelijkt hem op lange na niet!" »En je zwager Menu o dan!" antwoordde Nies k e licht blozend. -Mij gedenkt niet, ooit zoo schoon te hebben hoorcn spreken!" »M e n n o is nog een knaap, die eene mooie, hooge stem heeft! Maar hij is te bijs ter onhandig voor eene prinses. Hij draait zich te snel om, en zwaait te veel met de armen!" »Maar de poëzie was kostelijk!" »O, zeker! Toch vind ik de prinses G r a n i d a wat al te driest... voor eene prinses. En de herder D a i f i l o heeft niet veel van een herder!" »Je moet simpellijk bedenken, dat dit alles poëtische verziering is .. ." N i es k e hield plotseling op, en zag zeer verward ter zijde. Een jonkman met donkere, fonkelende oogen naderde de bank, waarop de beide jonge vrouwen zaten. de vrouw van Gaspardo de(n) Visscher, die haar hart uitstort aan en hulp en troost zoekt bij den pas toor. Sedert een maand toch wordt zij voortdu rend lastig gevallen door den gouverneur Visconti, wien zij eens gastvrij in haar hut ontving en die nu dag aan dag daarin terugkeert, (altijd als Gaspardo of op zee of naar de stad is) om haar met zijn liefdesbetuigingen te vervolgen. Aan haar man durft zij dit niet mededeelen, want die zou in staat zijn den gouverneur te dooden en welke gevolgen zou dit niet na zich sleepen? De pastoor raadt haar aan, op God te vertrouwen, die alles wel ten beste zal schikken, en belooft middelen te zullen beramen, om haar aan de macht van den gouverneur te onttrekken. Inmid dels maken wij ook even kennis met Pictro, wiens zuster door Visconti verleid is, en liooren wij, dat deze op die wijze reeds meer dan twintig huisge zinnen diep rampzalig heeft gemaakt. Een oogenblik later komt Gaspardo tbnis. Men heeft hem medegedeeld, dat de gouverneur sedert eenigen tijd dagelijks om zijn huis sluipt. Hij vraagt zijn vrouw daarnaar, die zegt er niets van gemerkt te hebben; mocht echter de hertog haar eer belagen, dan zal zij die weten te redden en liever zal zij zich zelve dooden, dan zich door Visconti te laten aanraken. Daardoor geheel gerustgesteld, gaat Gaspardo naar de herberg, maar nauwelijks heeft hij de hielen gekeerd of Visconti treedt met zijn trawanten de hut binnen ; eerst tracht hij Catha rina door vleitaal en bedreigingen over te halen, hem te volgen en als dat niet helpt, wil hij zich met geweld van haar meester maken; hij heeft echter buiten den waard of liever buiten den dolk van Gaspardo gerekend, die aan den wand hangt, die Catharina weet te bemachtigen en waarmede zij zich een doodelijke wonde toebrengt. Stervende vervloekt zij natuurlijk Visconti, die radeloos bij het lijk blijft staan, maar als hij Gaspardo hoort na deren, ijlings do vlucht neemt. Deze meent eerst dat zijn vrouw slaapt, merkt dan dat zij dood is, vindt op den grond een gouden keten van Visconti, waardoor hij ontdekt wie de moordenaar is en zweert onder vreeselijko bedrei gingen en vervloekingen, zich te zullen wreken. Dit is evenwel niet meer noodig, want zooals wij van Pietro, die juist binnenkomt, vernemen, heeft deze den gouverneur reeds vermoord. Inmiddels heeft Gaspardo, om door niets in zijn bewegingen belemmerd te worden, zijn kind nog toevertrouwd aan een zekeren Jacopo, een vaandrig in dienst van Visconti, die echter met zijn troepen tegen zijn meester was opgestaan, verslagen 011 nu op de vlucht is. Ziedaar de inhoud van het voorspel; men zal het ons, hopen wij, vergeven, dat wij den moed niet hadden, het verdere verloop van deze schok kende geschiedenis aan te hooren en blij waren, toen het doek viel en wij ons uit de voeten kon den maken. Waarlijk, wanneer ecu toonceldirccteur zijn taak aldus opvat, er slechts op bedacht is, door het schenken van genietingen van dat grove allooi, het publiek te lokken, dan is het geen wonder, dat vele ernstige voorstanders van ons tooneel zich wanhopende afvragen: waar moet dat heen V" Ook in hè, Thuatre Tivoli schijnt men nu dezen weg te willen volgen. Daar wordt nl. sedert gis teren opgevoerd: Jack the Ripper, de schrik van Londen", groot Engelsch sensatiedrama in 5 be drijven door Duo. Wij waren nog niet in de ge legenheid daar een kijkje te gaan nemen, maar de titels, zoowel van het stuk zelf, als van de verschillende bedrijven (1. De eed dor wrake. '2. De schrik van Londen. 3. De moord van WhiteChapel. 4. De valstrik. 5. Nog 'n slachtoffer) wijzen er genoegzaam op, dat wij hier met een dergelijk, zoo niet met een nog onsmakelijker product te doen hebben, dan dat, wat nu in het Grand ThéiUre vertoond wordt. In den Salon trekt De Shah van Perzië" nog steeds volle zalen, maar zal nu toch weldra het veld moeten rairnen voor Kippcvoer", het door Cosinus uit zijn ton vorigenjare verschenen roman van dien naam getrokken blijspel. Wanneer de tooneclbewerking evenveel opgang maakt, als indertijd het geval was met den roman, die die zeer zeker verdiende en waarvan reeds oen tweede, Hij richtte zich tot Ta,etske, zich zorg vuldig onthoudende een blik met Nieske te wisselen. Hij was eer klein dan groot van gestalte. Zijn gelaat maakte indruk door den scherpen blik, die uit beide zwarte oogen straalde, en door het lange zwarte liair, achter de ooren weggestreken. Overigens was dat gelaat ontsierd door een scherp gebogen neus, die aan zijne persoonlijkheid den indruk van felheid en stroefheid verbond. Hij droeg een platten kraag, gesloten met een eenvoudig koordje, uitloopende in een wit akertje aan elk uiteinde. Voorts was hij geheel in't zwart, zonder eenig versiersel, zonder do bijna on misbare rozen van lint op zijne schoenen. Taetske Veelker keek verrast op, toen zij hem zag. »Zoo, Halma! Heb-je de reize uit Franeker gewaagd ? En dat alleen om Veelker en Starter te zien spelen?" G a i u s v a n H a l m a, Thcologiae Candidatus van de Franeker academie scheen niet op zijn gemak. Twee malen poogde hij N i e s k e 's opmerkzaamheid te winnen, maar deze staarde naar den steencn vloer der kapel. Hij glimlachte gedwongen en ant woordde : -Neen, ik heb zaken te Leeuwarden. De zorgelijke en dangereusc lijd, dien wij bele ven, heeft mij doen besluiten vooreerst van het predikambt af te zien. ik ben nu student in de medicijnen en zal later, naar ik hoop, nog eens een goed arts worden!" »"Kom, zet u, Halma! Hier i< nog eene oude kennis van u.... Nieske II e n drie x, S t a r t e r 's huisvrouw !" De zenuwachtige trilling, die plotseling om zijne lippen speelde, bedwingend, groette hij Nieske met groote verlegenheid, terwijl deze nauwelijks het hoofd bewoog. Taelske zag beiden uitvorschend aan, en bedwong ecne plotseling opkomende lachbui. H a l m a trad aarzelend terug, en eensklaps een besluit nemend antwoordde hij: eenigszins omgewerkte druk is verschenen, dan zal de directie van den Salon zich zeker niet der moeite te beklagen hebben, die zij aan het monteeren er van besteed heeft. Met het aanstaande winterseizoen zal het per soneel in den Salon een groote vermeerdering ondergaan. Reeds nu is het versterkt door den heer W. C. Rooyaards en mej. Josephine Spoor, en verder zijn nog geëngageerd de dames Augusta Poolman, Poolman?Huizers, Aleida Roelofsen en Anna Beukers, benevens de heeren Henri Pool man, Jos. van Bicne enz. De heer Van den Heu vel heeft daarentegen dit gezelschap verlaten, en zich aan den kleinen schouwburg te Rotterdam verbonden, evenals de heer Moor, die na een aantal jaren van rust aldaar de planken weer zal betreden. Onze verwachtingen aangaande het succes van De Wondervogel'1, zijn niet beschaamd. Avond aan avond komt het publiek in grooten getale op, om zich in het gezellige zaaltje van den schouw burg Frascati te ontspannen, de geestige en melodifeuse muziek van Lecocq te genieten en aan de vertolkers voor hun guitig en geestig spel zijn welverdiende hulde te brengen. NIEUWE UITGAVEN OP MUZIKAAL GEBIED. Neue kleine Priiludien für das Pianoforte, Op. 2. Von G. H. G. von Brucken Fock. Spanische Tanze für das Pianoforte, Op 3. Von G. II. G. von Brucken Fock. Fünt' Priiludien, für das Pianoforte, Op 4. Von G. H. G. von Brucken Fock. Douze tudes pour Ie violon, d'une difficult moyenne (zonder opustal) par Franz Coenen. Het zal geen indiscretie zijn, als wij den lezers van het Weekblad mededeelen, dat de musicus, dio in dit blad en in de Amsterdammer, Dagblad van Nederland, sedert ongeveer een jaar do mu zikale uitvoeringen in de hoofdstad bespreekt, en de componist van de bovengenoemde werken voor klavier n en dezelfde persoon zijn. Bijzonder aangenaam is het ons, den heer Von Brucken Foch in deze nieuwe qualiteit bij de lezers van het Weekblad te mogen inleiden. Want het twintigtal kleine piano- cornpositiën, dat thans voor ons ligt, getuigt van een niet alledaagsch talent. Het is degelijke, goed gedachte en goed doorwerkte muziek, die de componist ons geeft ; muziek die de bewij zen levert van flinke studie, maar nergens von des Gedankens Biiisso angckriinkelt" is, salonmu| ziek in den besten zin van het woord. Zij her innert ons dikwijls de fraaie kleine Picaiofortcstiicke van Woldemar Bargicl, ofschoon herhaalde lijk de invloed van de modernisten zich niet on betuigd laat. Aan de techniek van den speler stelt do heer Fock hier en daar vrij hooge eischen. Zeer wenschelijk zou het zijn. dat bij ecne her druk het tempo door eene verwijzing naar den metronoom juister werd aangegeven. Toon wij enkele nummers door den componist boorden voordragen, trof het ons, dat hij ze veel sneller speelde, dan wij volgens de bijgevoegde aanwijzin gen (Lcnto, Allegro non troppo, Moderato, enz.) zouden hebben verwacht. Druk en uitgave (Breitkopf und Iliirtel) zijn, be houdens een paar niet zinstorcnde" drukfouten, correct en net. Uit de tudes van don heer Frans Coenen, den uitnemenden artistieken leider van ons con servatorium, spreekt het talent en de ervaring van den onderwijzer, die weet, wat zijne leer lingen noodig hebben, rnaar do eischen van de techniek niet hooger schat dan die van den muzikalen vorm. Wanneer hij tudes schrijft, dan zijn het werkelijk oefeningen, en geen vermomde concertstukken. Maar deze eerlijkheid belet den pacdagoog niet, een smaakvol musicus te zijn. De tudes worden onder leiding van den heer Joseph Cramer aan liet Amsterdamsche conserva torium gebruikt, en zullen zeker ook elders met ingenomenheid worden ontvangen. De iirmaBrix Vou Wahlberg zorgde, als gewoonlijk, voor eene nette uitvoering. E. D. P. »Och, mij is de lust tot kouten vergaan! Het was mij te doen mijnheere R c n g e r s l te_ spreken. Het is mijn voornemen naar de nieuw gestichte hoogeschool van Groningen te trekken, over welke mijnheere Ken g er s \ tot curator is gekozen. En men zcide mij j aan zijne woning, dat hij hier zeker zou te vinden zijn f' »Sinjeur Halma! de hcere Rengers komt juist met mij binnen!" klonk eene | luide, vroolijke stem. Het was Starter, die even onder de toeschouwers verscheen, om met Nieske en T a e t s k e een vriendelijk l woord te wisselen. : H a l m a verbleekte, terwijl hij fluisterend ! woorden sprak, die niemand verstond. Hij deinsde af, en sloop weg, zonder een woord j meer te zeggen. S t arte r trok de schouders op, en zeide lachend: »Welk ecne zonderlinge hommage brengt ons deze theoloog!' »liij is nu student der medicijnen en gaat naar de Groiiingsche hoogeschole!" zei Taetske snel. -Mijnentwege mocht hij tot Leiden studecren!" ging SI art er voort. --Doch wat zeggen de juftrouwen over het schoone amourcuse spel van den Drossaert? En wat den- ? keu zij over A 11) e r t en Menno? Gansbloed! Dat. zijn nobele borsten!'1 Nieske zag haar man met dien oinvcerstaanbaven, zacht smeekenden oogopslag aan, dio hom terstond tot de gewone kalmte deed terugkeeven. In den triomf van den kunstenaar, gelukkig over don goeden uitslag : van het eerste deel der voorstelling, sloeg hij luidruchtiger toon aan, dan haar lief was. Hij kende Gaius van Halma /.eer goed en wist, dat deze hem nooit vergeven, dat j deze de bitterheid zijner ncdeiiaasr, daar i Nieske zijne Heide versmaad had, misschien te morgen of te avond op hem verhalen zou. \ Terwijl hij nu vroolijk met de beide vrien dinnen over het spel der beide Vcclkcrs AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST. Als met de sensatie-stukken van Makart of Vereschagin, zal nu met V Angelus, het werk van dien allereenvoudigsten der groote, door en door artistieke moderne Fransche schilders, Europa doorreisd worden om het tentoontestellen, alvorens het voor goed naar de nieuwe wereld vertrekt. Dit zal dan het slot zijn van die zonderlinge comedie die in den verkoop van V Angelus is afge speeld. In meer dan een opzicht is dit laatste tooneel nog het meest tragikomiesche van het heele geval. De opbrengst der te winnen entrees zal voor een liefdadig doel worden bestemd. liet werk van denzelfiien schilder dus, die van zijn, voor een goed deel nog levende, tijd- en landgenooten, zoo bitter weinig liefde en liefdadigheid mocht ondervinden, zal men nu na zijn dood nog eens als een melkkoe voor een niet genoemd liefdadig doel gaan gebruiken. Hier is iets buitengewoon. stuitends in. Bovendien is dit alles geforceerd. lïAngelus, het schilderij waarvoor de intelligente en goedwillige Arthur Stevens dertig jaar geleden in 't geheel geen kooper kon vinden, is niet op eens een voor heel de wereld aantrekkelijk schilderij geworden. Do plotseling opgekomen algcmeene eerbied voor L'Angelus is anders niet dan een dansen om het gouden kalf. Het rationeelst zou men te werk gaan, door naast de schilderij een netjes geiraiteerden hoop goudstukken, zooveel als een half millioen francs uitmaken, te exposeeren. Ging men er diezelfde reis mee ondernemen zon der dat hot bekend was welke enorme som voor het stuk betaald was, zoo zou niemand er naar omzien. Drie jaar geledon op de Millet-expositie waren de bezoekers nog weinigen. Nu zal het publiek komen aanstrooinen door den roep van dien wonderbaarlijke!! aankoop, en mccnende een overweldigend, kolossaal schilderij te zien te krijgen, zullen de meesten na het be kijken van dit bruinachtig-sombere schilderijtje heimelijk teleurgesteld naar huis gaan. Maar nog iets is er in de gansche historie wat tegen de borst stuit. Ditzelfde, wat nu gebeurd is met l'Aiigdus, zou ondenkbaar zijn. als er sprake was geweest van Millets oneindig krachtiger stuk ken, zooals l'JJomme a la, houe, of' die onvergete lijke pastei van den Vigneron au repos. Doch. de ecnige keer wellicht, dat do sobcro schilder een weinig sentimenteel is geweest, heeft zijn eerlijke arbeid, mede door welke bijomstandigheden dan ook, een soort van spade geestdrift gewekt, die de teruggetrokken kunstenaar zelf zeker de laatste geweest zou zijn om te begeeren. Er bestaat oen boek over etsen, door den meest bekenden els-drukker van onzen tijd, A. Deliltre, en natuurlijk is een hoofdstuk daarin gewijd aan het drukken vsiu de plaat. Nu is het opvallend zoo weinig daarin gezegd wordt over die duistere kunst. Te aardiger is daarom een artikel over dit onderwerp, niet door een drukker, maar eenvoudig door een artist geschreven, en waarin de meest wetenswaardige bizondorheden over de kunst van etsen te [drukken te vinden zijn. We zullen den aanhef afschrijven van het betoog door den zeer verfijnden Mortimer Menipes in het laatste num mer van de Jlfagtisine of Art geschreven. Ik houd vol, dat het drukken van zijn plaat den etser tegelijk eon plicht en een genoegen behoort te zijn. en ik aanvaard met vreugde de gelegenheid om hier een paar denkbeelden mede te)doelen over etsen-drukken, een onderdeel der kunst, waarmee ik mij eenige jaren heb bezig gehouden. Om te beginnen ben ik de meest verklaarde vijand van den vak-drukker. Ik beschouw zijn bestaan in de kunstwereld als een hoogst merkwaardig verschijnsel, en word eiken dag meer verbaasd over het feit dat eenig artist hem nog gebruikt. Het drukken van een plaat is minstens even belangrijk, en vergt evenveel, zoo niet meer kunst, als bet brengen van de lijnen op de koperen plaat. Dit axioma zou, geloof' ik, nog eer door den drukker dan door den artist worden toegegeven. De drukker verklaart altijd dat hij een kunstenaar is. Maar naar ik hoop te be sprak en den lof, door Taetske hem ge schonken, gretig aanvaardde, werd hij rechts en links aangeroepen, en luid geprezen om het welgelnkfe samenspel. Een deftig man, geheel gekleed in grijs zilverlaken met een smaigeranden zwarten vilten hoed op het forsche hoofd, ongemeen breed en kloek van gestalte, zonder tot lompe zwaarlijvigheid. over te hellen, trad op hem toe, en trok hem mede naar een hoek der kapel. »Alles gaat uitstekend, mijn kostelijke poëet! Houd vol! Wij zullen u allen steunen!" :>Vreest Uwe Edelheid voor eenig perikel ?" »Ecn liengcrs vreest de mcnschen niet, Starter! Maar er wordt hier in de stad ge kakeld! Gij zult goed doen alle mogelijke praecautiën te nemen, opdat aan lasteraars gcene materie gegeven worde!'' »Doch Uwe Edelheid zei mij nog onlangs dat de politiek en de poëzie streng gescheiden moesten blijven ..." -Juist! Denk evenwel om de hypokrijtsche kctterjagei's van onze dagen ! Wees in alles voorzichtig. Op mijne voorspraak en faveur kunt gij rekenen !" Starter boog zich diep voor E c m b t Rengers tcii Pos, lid der Gedeputeerde Staten van Stad en Lande, oud-lid der admiraliteit van Friesland, opperschepper der drie Delfzijlen, Curator der Groningsclie Hoo geschool, de invloedrijkste man in het Noorden na den stadhouder W i 11 e m L ode w ij k. De dichter was pijnlijk getroffen, en wilde nadere inlichtingen vragen. Maar de heer 11 e n g e r s had zich tot de freules Van E v s i n ga ge wend. En Starter voelde zich bij den arm, genomen. Hij moest omkijken. Vredeman stond vóór hem, en zei haastk ncn »De*~t'vJd is verstreken. Wij moeten beginm ! Denk om je kostuum !'' (Wordt i-en-olrjd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl