De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 18 augustus pagina 4

18 augustus 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 634 V A R I A. PLASTISCHE KUNST. De jury voor de eerste jaarlijksch tentoonstel ling in het Glazen Paleis te München, heeft de volgende bekroningen toegekend. De gouden medaille eerste klasse aan de schilders DagnanSouoeret, te Parijs, voor de schilderij; Een aflaatdag in Bretagne", Prof. Alb. Keiler, Mün chen, voor de schilderij: Portret van mevrouw v. K.", Willem .Mans, Rijswijk bij den Haag, voor de schilderij: Aan den oever der rivier", Karl Marr, München, voor de schilderij: De flagellanten", Prof. Fritz von Uhde, voor de schilderij: Laat de kinderkens tot mij komen". Be gouden medaille tweede klasse aan de schilders A. G. Bintt, Parijs, voor de schilderij: Het minnend paar", F. J. du Chattel, den Haag, voor de schilderij: Avondschemering", G. Pierre Dieterle, Parijs, voor de schilderij: Zons ondergang aan de kust bij Oiqueboeuf", E. A. Duez, Parijs, voor de schilderij: 's Zomers", Viggo Johansen, Kopenhagen, voor de schilderij: Te huis", Eugène Joors, Antwerpen, voor de schilderij: Toebereidselen voor den bowl", Bened. Knv.epfer, Rome, voor de schilderij: Een onstuimige zee", Adr. Le Mayeux, Boitsfbrt bij Brussel, voor de schilderij: Vloed", J. A. Meunier, Neuiiiy sur Seine, voor de schilderij: Algerijrische vrouwen", Alb. Neuhuys, Scheveningen, voor de schilder^: Lente", Otto Reiniger, Stuttgar:,, voor de schilderij: Avond", Frans Stuck, München, voor de schilderij: De wachter van het paradijs", Wilh. Truebner, München, voor de schilderij: Aardappel veld", Wilh. Bolt, München, voor de schilderij: Maria". Den beeldhouwers: Ringel d'lllzach, Parijs, voor een lijst met negen medaillons, Jos. Uphues, Berlijn, voor een bronzen statuette: Boogschutter", Fritz Zadow, Charlottenburg, voor een bronzen statuette: Een worp". Den architecten: Max. Salamann, voor het ontwerp voor den wederopbouw van den St. Petrusdom te Bremen, Heinrich, vryheer von Schmidt, Mün chen, voor het ontwerp: De St. Katharinakerk te Oppenheim". Buiten mededinging bleven: Louis Apol, A. Artz, C. Bisschop, J. H. L. de Haas, Josef Israëls, K. Klinkeriberg, Jacob Maris, H. W. Mesdag en Ph. Sadée. TOONEEL EN MUZIEK. Bg het gezelschap van het theater Tivoli", (Nederlandsche tooneelisten, directie Charles de la Mar), zijn nog geëngageerd de heer Albert Mutters, mej. Margot Cohen en mevr. Kley (van het Rotterdamsch gezelschap) terwijl mevr. Marie Verstraete dezen winter gastvoorstellingen zal geven. Mej. Margot Cohen en de heer Mutters treden Dinsdag 20 Aug. a. s. op in twee nieuwe Fransche blijspelen, n.m.: Een huwelijksnacht en de Parijsehe modemaakster. Als eene bijzonderheid wordt medegedeeld, dat Johannes Brahms van den keizer van Oostenrijk de Leopolds-orde heeft gekregen, eene onderschei ding, die tot nu toe alleen aan vorstelijke perso nen en veldmaarschalken werd verleend. Klaarblijkelu'k weet keizer Franz Joseph zeer goed, dat Brahms een koning is in het rijk der tonen en zijn bdton-de-maréchal sints lang heeft veroverd. Aan Anton Rubinstein is bij gelegenheid van zijn vijftigjarig jubileum de onderscheiding ten deel gevallen, een telegram van den Czar te ont vangen, dat aldus luidt: De keizerin en ik ?wencehen u bij gelegenheid van uw jubileum geluk en wij wenschen van ganscher harte, dat het u nog lange jaren moge vergund zijn aan de muzi kale vorming der jeugd en aan uwe compositie's uwe krachten te wijden. Alexander." De czarcwitsch en de geheele keizerlijke familie hebben eveneens telegrammen aan den meester gezonden. Van Richard Wagner, die, zooals bekend is, een tijdlang kapelmeester aan den stedelijken schouwburg te Riga was, deelt het Rif/. Tagebl. mede, dat de beroemde komponist in dien tijd de muziek geschreven heeft voor een hymne, die bij gelegenheid van de troonsbestijging van keizer Nikolaas I door Brackel geschreven was. Deze hymne werd vele jaren lang bij alle feestelijke gelegenheden ten gehoore gebracht, daar het volkslied van Lwow toenmaals te Riga nog niet bekend was. LETTEREN EN WETENSCHAP. Felix Pyat en llenri Delatouche. Men meldt uit Parijs : De bloedroode revolutionair en communard Felix Pyat, die 9 dezer op Père Lachaise begraven werd, was, zooals men weet, een vriend en metgezel uit de jeugd van George Sand. Drie jonge letterkundigen, allen geboortig uit Berry, bevonden zich in 1831 te Parijs, Jules Sandeau, George Sand en Felix Pyat, en werkten daar onder leiding van hun ouderen landsman llenri Delatouche, die toen eigenaar van den Figaro was geworden en zich van die jeugdige, frissche krachten als medewerkers voorzag. Deze gaven hun chef eens een diner in het restaurant Pinson, waarop zij bij maneschijn een phantastische wan deling door het Quartier Latin maakten. Delatouche had, om een, den anderen onbekend doel te be reiken een flacre genomen, en moest dien tot middernacht houden, daar hij het overmoedige gezelschap niet kon kwijtraken. Wel twintigmaal stapte hij in het rijtuig en even dikwijls, stapte hij er, op hun aandringen, weer uit. Zoo reden zij op goed geluk rond en de koetsier schikte zich geduldig in zijn lot. Bij de Montagne Sainte-Geneviève kwamen de dolkoppen op den inval, daar de wagen in die stille straat langzaam reed, achter elkaar, terwijl de portieren geopend en de treden neergeslagen waren, aan den eenen kant in- en aan den anderen uit te stappen. De anders zoo prikkelbare en terstond opvliegende Dela touche lachte hartelijk om de kool, die men hem stoofde. Pyat beweerde, dat hij daarmede een bepaald doel beoogde, daar hij alle kruideniers (épicier is ook fransche uitdrukking voor wat de studenten hier plebejer of ploert noemen) uit de wijk een serenade wilde brengen. Hij ging dan ook van winkel tot winkel en zong met luider stemme: Een kruidenier is, een roos.'' Dit vertelt George Sand in hare levensgeschiedenis. Het hoofd van deze letterkundige kweekerij, Henri Delatouche, schreef vele geestige courantenartikels en een aantal, heden ten dage weinig meer gelezen romans: (b. v. Fragoletta, La vallée aux loups, enz); hij heeft zich echter vooral in hooge mate verdienstelijk gemaakt, door de gedichten van den 25 Juli 1794 geguillotineerden genialen Andr n<hénier aan de vergetelheid te ontrukken, doordien hij diens broeder, Sauveur de Chénier, door zijn overtuigende taal wist over te halen, de door Andrénagelaten geschriften aan hem ter uitgave toe te vertrouwen. Henri Delatouche be zorgde in 1819 de eerste nitgave van de nagela ten werken van AndréCliénier, naar de reeds tamelijk geschonden origineele handschriften, die dikwijls slechts uit kleine, dicht beschreven blaadjes papier bestonden, opdat de gevangen dichter hen aan de aandacht van den kerkermeester van SaintLazare kon onttrekken. Het is aan de directeuren van het Museum van Couranten te Aken gelukt, eigenaars te worden van een buitengewoon kostbare verzameling en daarmede hunne collectie te vermeerderen. Ge noemde verzameling, tot nu toe het eigendom van den heer Sachs, postambtenaar te Augburg, omvat 23000 verschillende couranten, waaronder vele uit de vorige eeuw, die zeer zeldzaam zijn. Zonder de doubletten te rekenen, bezit het musenm van couranten nu ruim 40.000 nummers, waaronder vele van groote historische waarde, een verzame ling geheel eenig in haar soort, Sachs was reeds in het jaar 1840 begonnen zijn verzameling aan te leggen en had haar van een zorgvuldig bewerkten katalogus voorzien. De naast de zijne, vroeger nog bestaan hebbende verzameling van dr. Doppelbauer te Augsburg, die, naar de katalogus der tentoonstelling van tijdschriften en handschriften, in het jaar 1877 door de typografische vereeniging te Praag gehouden, aangeeft, 27.000 nummers telde, is na den dood van Doppelbauer naar alle windstreken verstrooid. Een gedicht van Robert Burns. Onder een verzameling van autogrammen van beroemde mannen, die de vorige week te Londen onder den hamer gebracht werd, bevond zich ook een, uit drie coupletten bestaand, nooit nog uitgegeven gedicht van Robert Burns. Het gedicht is met de vaste, duidelijke hand van den Schotschen dichter op een gewoon kwarto vel papier geschre ven. Het papier was gevlekt, vuil en hier en daar gescheurd, maar niettemin bracht deze litteraire schat nog veertien, guinjes op. EEN VERLOREN HUISDIER. Onze huisdieren zijn grootendeels dezelfde als die der ouden, toch ziet men nu en dan wijzigin gen. De kat was al veel vroeger een lieveling dan de hond; de Egyptenaren beschouwden haar niet enkel als heilig en verstandig, maar hielden ook veel van haar. In het oude testament komt zij echter loaarschijnlyk niet voor. Mozes' voorschrif ten omtrent de spijzen, noemen ongeveer alle eetbare en niet eetbare dieren op; maar de kat is daar niet bij. Het is zeker verwonderlijk, dat de Joden, uit Egypte komend, haar niet zouden gekend hebben ; de verklaring zou wellicht daarin te zoe ken zijn, dat het bezitten eener heilige kat aan ieder ander dan een Egyptenaar op doodstraf verboden was. Wellicht toch wordt de kat in het oude testament genoemd; er wordt in Jesaja en op andere plaatsen van Zihim, Ohim en meer dieren gesproken, die men nog niet met zeker heid heeft thuis gebracht. Tijdens Mohammed kenden de Semieten do kat, maar wie joeg muizen vóór dien tijd? Een ver loren huisdier, het wezeltje. Mozes noemt het als een dier, dat men niet eten mag en zegt er niet meer van; maar de Talmud beveelt, het te sparen en zelfs te kweeken, omdat het de huizen zinde lijk houdt. liet wezeltje heeft zijn tijd gehad, maar is zeer in gunst geweest. De Grieken hielden er veel van, en hadden er lieve namen voor; nog de tegenwoordige Italianen noemen het donnola, dametje; ook La Fontaine spreekt van dame belette''. Toen de kat en de wezel samen kwamen, bleef de overwinning aan de kat, the swriral of the fittest. Zij kon het best met den mensch omgaan, zij at niet, zooals de wezel, bij hare muizen en ratten ook nog eieren en kippen; zij had niet de befaamde muskusklier, waarvan trouwens het diertje alleen in den grootsten angst gebruik maakt. Het wezeltje heeft daarentegen zijn bloeddorst voor, en zijn ranke gestalte, die het in staat stelt, de muizen en ratten in hun holen te volgen, eene eigenschap om welke de Engelsche farmers weer bezig zijn het aan te kweeken, zoowel in huis, als vooral in schuren en stallen. Militaire Zaken. HET NEDERLANDSCHE REPETEERGEWEER VITALI". In no. 633 (11 Aug. j.l.) van dit blad troffen wij onder de rubriek Ingezonden" een artikel aan van G. C. A. F., dat eene bestrijding ge noemd wordt naar aanleiding van onze beschou wingen over het Nederlandseh repeteerijewcer ., Vitali" voorkomende in no. 029 en u'30 (1-1 en 21 Juli j.l.) van dit blad. Allereerst merken we op, dat die beschouwin gen reeds in Februari j.l. (zooals uit den datum aan het slot blijkt) toen de transformatie der ge weren ternauwernood begonnen was, geschreven werdon, doch door bijzondere omstandigheden eerst in Juli j.l. zijn geplaatst geworden. Bij aandachtige lezing van het stuk bestrijding meenen wij, te mogen zeggen, dat S. onze be schouwingen niet zorgvuldig genoeg gelezen heeft, d. w. z. niet genoeg gelet heeft op hetgeen wij gezegd hebben en op de wijze hoe dit in verband met het overige geschied is. Daardoor geeft S. scheeve voorstellingen van den inhoud en komt hij tot verkeerde gevolgtrekkingen. Bovendien zijn de door S. gemaakte vergelij kingen onjuist, dewijl de aard daarvan niet vol doende overeenstemt met hetgeen in onze be schouwingen vermeld wordt. Het zou ons na tuurlijk te ver voeren, en wij zouden in herhaling vallen van hetgeen in dit blad en elders reeds geschreven werd, wilden we al de opmerkingen van S. volledig beantwoorden. Daarom slechts het volgende: Vergelijkt men bijv. hetgeen in hoofdpunt 2 door S. gezegd wordt met hetgeen daaromtrent door ons in no. 630 bldz. 4 vierde kolom regel 3 tot 4tïv. b. en bldz. 5 eerste kolom regel 12 tot 38 v. b. werd medegedeeld, dan gevoelt men dadelijk dat S. ons niet begrepen heeft. Wij vestigden de aandacht op enkele zaken, onder anderen op de moeielijkheid om de aan te brengen versterking bij elk wapen na te gaan, en lieten eene waarschuwende stem hooren tegen overhaasting en te beperkte beproeving vóór dat er nog een enkel geweer van het leger getrans formeerd was. De vraag van S. Is een spoorwegbrug minder goed, omdat zijn constructie zoo moeielijk was?", waarbij dus sprake schijnt te zijn van een nieuwe brug. maakt wél indruk, maar klinkt toch vreemd als er over eene wijziging van iets dat reeds bestaat, gesproken wordt. Wat hoofdpunt 3 aangaat, schijnt volgens S. reeds uitgemaakt te zijn, dat het verschieten van de 4 patronen, waarmede het magazijn gevuld kan worden (niet 5, zooals S. zegt. tenzij het zeker is, dat de vijlde patroon altijd in den loop zit), bijna altijd voldoende is om de oorzaak van een snelvuur to doen ophouden. Is dat zoo, en hapert er niets, dan zal gedurende de 8.75 seconden, in welken tijd het verschieten van die 4 patronen wordt opgegeven te kunnen plaats hebben, de snel heid van het Nedorlandsche repeteergeweer Vitali frceemaal grooter zijn dan die van ons gewoon j geweer klein kaliber. Is dit evenwel geen regel ! en moet het snelvuur meestal langer worden aan gehouden, dan wordt de verhouding van het snel vuur der twee wapens, zelfs al hapert er niets bij het repeteergeweer, bij % minuut omstreeks als 8: 6, bij l minuut omstreeks als 14: 12. Hoe de verhouding van de uitwerking is, zal denkelijk door S. wel eens voor een militair publiek vermelrl worden, als hij zijne belangrijke stelling verdedigt. Wij wenschen S. bij do beoordeeling van dat werk door anderen toe, dat zulks met meer onder vinding, meer zaakkennis, meer bescheidenheid, meer welwillendheid en meer onpartijdigheid zal geschieden, dan S. in zijne bestrijding ten toon spreidt. Nogmaals verklaren wij, dat, wat we schreven, naar onze meening do waarheid was, en beharti ging maar geen verdachtmaking verdiende, zooals S. gemeend heeft uit onzen arbeid te moeten putten. Gaarne laten wij de beoordeeling onzer be schouwingen aan de toekomst over. Het zal ons genoegen doen als de ondervinding die men gaandeweg bij de transformatie en met het ge wijzigde wapen (waarvan, zooals wij vernamen, er op dit oogonblik 10 stuks per compagnie zijn uitgereikt) opdoet, en nog zal opdoen, er toe leiden mag, dat de door ons opgenoemde bezwa ren en nadeelen overwonnen of verdwenen zijn of zullen zijn, dat hetgeen wij vreesden ongegrond zal blijken te wezen en dat de Nederlandsche Infanterie zoo spoedig mogelijk werkelijk in het bezit van een uitstekend repetecrgcweor zal zijn gesteld. En hiermede nemen wij afscheid van onzen bestrijder. ACHTER DE SCHERMEN naar GrsTAV SCHWARZKOrF. In een lang, ernstig onderhoud tussehen moeder en dochter was het besluit genomen en het plan de campagne opgemaakt geworden. Aanleiding tot het onderhoud was de l'.'iste verjaardag der dochter geu-eest. Eigenlijk ook weer het feest zelf niet, maar veeleer de omstandigheid, dat de mooio Adèlc ook ditmaal weder dien dag in het ouderlijk huis moest vieren. De teedere moeder, die tot uog toe met een optimisme, tegen alle teleur stellingen bestand, nog aan eene schitterende toe komst voor hare dochter geloofd had, was plot seling bezorgd en angstig geworden; het getal vijf-eu-twintig had haar uit hare rust en veilig heid opgeschrikt. Het was haar plotseling onmo gelijk geworden, zich aan het treurig, al te vaak door de ondervinding bevestigd bewustzijn te onttrekken, dut van een zeker tijdpunt begin nende, de jaren akelig vlug voorbijvliegen, dat kleingeestige vooroordeeleu de jeugd van een meisje binnen al te enge grenzen, hier reeds spoedig te bereiken, hebben beperkt. Voor hare oogen stoud plotseling ceu spookgestalte, die zich door geen bezwering, door geen der tot dusverre geknakte rooskleurige illusiërj, wilde Liten verjagen. Zeker was het niet tegen te spreken, dat AdMe zich naar haar uiterlijk gerust voor twintig jaar kon uitgeven, maar toch waren er zeer veel inenschen, die met een lastig geheugen begaafd, zich nauwkeurig herinnerden, dat het mooie meisje reeds acht jaar geleden een sieraad der balzalen ge noemd werd. Dat komt er nu wel niet op aan bij eene rijke erfgenaam, voor welke andere wet ten van leeftijd gelden, maar de meisjes die geen cijfers tegenover de jaarcijfers kunnen zetten, ziju aan strenge kritiek onderworpen. Het is een niet te loochenen feit, dut het gemis aan huwelijksgift den kritischen blik der mannen scherpt. Adèle behoorde tot de met fortuin stiefmoe derlijk bedeelden, die niet mogen kiezen, die gedwongen zijn, een huwelijk uit liefde aan te gaan ; dat wil zeggen, te trouwen met iemand, die haar lief heeft. Zij bezat geen vermogen. Bij een beetje spaarzaamheid had men met het weinige een bescheiden bruidschat kunnen ver zekeren, maar het onderhouden van een staat, die aan talrijke jongelieden gelegenheid zou geven, om Adèle te leeren kennen en liefhebben, bene vens de kosten der mise en-scène van Adèle's schoonheid, hadden zuinigheid onmogelijk gemaakt; zij verslonden tot den laatsten stuiver het vrij aanzienlijk salaris dat mijnheer Helbig, Adèle's vader, als procuratiehouder in een groot handels huis verdiende. Met een bescheiden bruidschat, het product van tallooze ontberingen, had men voor het meisje toch ook maar een bescheiden geluk kunnen koopen ; was het dan niet beter, kleingeestige bedenkingen te onderdrukken, van eene pijnlijke zuinigheid afstand te doen, en. zooals speculanten en ondernemende mannen van zaken doen, het geheele kapitaal aan het bereiken van een groot doel ten offer te brengen ? In het gesprek nu tusschen moeder en dochter bleek het wel, dat men voorloopig slecht gespe culeerd had, althans uiet gelukkig, en nog geen kans zag om bet beoogde doel te bereiken. Moeder en dochter lieten de oudere en jongere heeren de revue passeeren, welke Adèle omfladderden, met haar dansten, haar bij de meest ver schillende gelegenheden bloemen zonden ; of haar, wanneer zij iu de fancy fair optrad, sigaren of vvaardelooze prullen tegen liefhebbersprijs afkochten. Nn alle zelfverblinding versmadend en eerlijk de kansen wegend, moesten zij constateeren, dat onder het aanzienlijk getal er ook geen enkel was, die door eenig teeken had te kennen gege ven, dat hij ernstig wilde worden opgenomen. Geen enkele was verder gekomen dan de alledaagsche complimenten.; geen had zich zoo ver gewaagd, dat eene aanknooping met den besten wil maar mogelijk was; geen, die ook maar ge toond had, dat hij werkelijk verliefd was. Toch was er een, maar die kon nauwelijks ernstig opgevat worden, en had, dit wel inziende, zich tot nog toe verre gehouden en het in 't geheel niet ge waagd, als aanbidder op te treden. De moeder had zelf niets gemerkt; alleen had Adèle met den scherpen blik der betrokken persoon terstond ontdekt, dat deze jongeling alleen haar een waar gevoel toedroeg en dat deze gelukkig zou zijn, ernstig te mogen beschouwd worden. Wie is het? Emil Berthold; hij komt hier eerst sedert een paar maanden aan huis. Een aangenaam, bescheiden jongmensch! Wel mogelijk. Zijn salaris van vijftien a achttienhouderd florijnen geeft hem ook niet het recht om onbescheiden te zijn. Hij is nog niet op zijn maximum. Hij kan nog vooruitkomen. Daarenboven schijnt hij een klein vermogeu te bezitten, dat allicht ook een honderd guldeu of' wat afwerpt. Eenmaal ge trouwd, zal hij wel, om u wat meer gemak te kunnen bezorgen, ook nog de ecue of andere bijverdienste zoeken te krijgen en de opbrengst daarvan zal dan ziju vermogen tot een aardig cijfer brengen. Ge moest hem maar aanmoe digen. Mama! geeft u me in ernst dien raad? Neen, het is niet mogelijk! U schertst' Ik geef je in ernst den raad, den heer Berthold te trouwen. Je bent nu nog mooi! maar ik verzoek je wel te bedenken, welk lot je wacht, als je eens niet meer mooi zult zijn. Onze droomen zijn niet vervuld geworden, dan moet meu op het laatste oogen blik nog vóór poortsluiten weten te beslissen. I<]en dwaas is hij, die vol trots een zekere winst afwerpt, omdat de groote prijs hem ontgaan is. Geef den jongen man moed en breng hem zoo spoedig mogelijk tot eeue verklaring, althans tot eene duidelijke ver houding. Hauclel verstandig, goed kind." * * * Twee dagen bleef Adèle pruilen; dien tijd had zij noodig, om van haar gouden droomen voor loopig afscheid te nemen, om hare wenschen te doen afdalen tot het bereikbare. Maar ook zij had, onder moeders ernstige woorden, het schrik beeld gezien en een besluit genomen. Eenmaal vastbesloten, om den heer Emil Berthold met hare hand gelukkig te maken, ging zij al spoedig tot de uitvoering over; van dit oogenblik afaan, hadden al haar bemoeiingen n doel, deu niets vermoedenden jongen man naar alle regelen der kunst te vangen. Zij bewees hem echter niet de eer, zijn karakter te bestudeeren, haar gedrag met zijn persoonlijkheid in har monie te brengen, zij behandelde hem volgens het duizendmaal beproefde recept. Haar eerste zorg had ten. doel, hem tot verhooging van ziju zelfbewustzijn uit de rij der onverschilligen te doen opkomen, hem een kleine afzonderlijke plaats, alleen, voor hem merkbaar, in te ruimen, tot een soort van verstandhouding met hem te komen. Dit gelukte gemakkelijk genoeg. In een half uur had zij hunne wederzijdsche, tot dusverre geheel vormelijke verhouding, iu een vriendschappelijke veranderd, had zich tusschen hen beideu een vertrouwen gevestigd, dat als basis voor verderen voortbouw kon dienen. Zij wikkelde hem in een gesprek, dat zij, nadat zij hem ongeveer tot drie antwoorden gelegenheid had gegeven, verder alleen voerde. Met de han den de punt van haar fraaien zakdoek gladstrij kend, eu de oogen naar het plafond gericht, be gon zij te babbelen, van haar gewaarwordingen en gevoelens, haar meeningen, sympathieën eu antipathieën, haar wenscheu. en droomen, om plotseling als verlegen en beschaamd zich zelf iu de rede te vallen: > Hemel, hoe kwam ik ertoe u juist dit alles te vertellen? U hebt werkelijk j reden genoeg om u over mij vroolijk te maken, j maar, nietwaar?'' en met een verrukkelijk lachje, vol vertrouwelijkheid, :>ge zult liet niet venier vertellen, nietwaar?'1 En toen zij, eenige dagen later, elkander weer ontmoetten, herinnerde hem een handdruk, ceu kleine nuance levendiger, eu eenige blikken aan de bestaande verstandhouding. Als ander teeken van een belangstelling, die zich onwille

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl