De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 18 augustus pagina 5

18 augustus 1889 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 634 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. keurig verried, gaf zij nog denzelfden avond' een zijner woorden terug met de toevoeging' «zooals u zoo treffend opmerkte." Op de eerst volgende bijeenkomst vernam hij tot zijn ver bazing, dat zij zijn gewoonte, om de linkerhand saam te knijpen als iets hem bijzonder interes seerde, had opgemerkt en onthouden, en dat zij sedert eenigen tijd een Fransth'n philosoof las, wiens werk hij eens zijn lievelingslectuur genoemd had. Had zij opgemerkt, dat hij verteld had hoe hem Bind» zijn jeugd geel een onaangename kleur was geweest, of was het toeval, dat zij in zijn tegenwoordigheid aan een harer vriendinnen mededeelde, hóe zij haar gelen japon niet meer ,zou dragen en hem reeds uit elkaar getornd had? Na deze preliminairen, die hun effect niet kon?den missen, mocht men wat verder gaan. Op een partijtje was bepaald, dat de dames haar heeren zouden kiezen. Adèle had reeds ??eenige heeren gelukkig gemaakt, naderde nu Emil, draalde eenige seconden, en koos toen den lieer, die naast hem stond. Daarover moest hij wel met haar spreken. Hij deed het. Zij ant woordde met neergeslagen oogen, half aarzelend, schijnbaar tegen haren wil. als gedwongen: »Ge hebt gelijk, ik was onvriendelijk. Maar het was mij onmogelijk. Ik schik mij altoos goedwillig in het gebruik, en heb er ook nooit iets in ge vonden ook" heden niet, tegenover de an deren ? maar toen ik voor u stond, kon ik niet het was mij onmogelijk !" Eenmaal zoover gekomen, kon er reeds met stemmingen, kuren, kleine jaloezieën gewerkt -worden. Zeer gelukkig wist Adèle gepeins, droomerijen, later gedwongen vroolijkheid aantegeven ?en ten slotte de prikkelbaarheid van een meisje, dat zich met al hare krachten verzet tegen een steeds meer overmeesterenden hartstocht. Zij was beminnelijk en zacht, om plotseling koel en stroef te worden; zij behandelde hem als een dierbaar vertrouwd vriend, om een oogenblik later zich zijn tegenwoordigheid nauwelijks be wust te zijn; zij drukte hem warm de hand bij het binnenkomen en kende hem nauwelijks bij het afscheid. Eens, toen zij hem niet aangenaam behandeld had, en hij, afgeschrikt, met een an dere dame was gaan praten, zeide zij op den scherpsten toon: «Juffrouw Z. is zeker heel gees tig, waarom houdt ge u niet liever den ganscheii avond met haar bezig?" Het was een geheele psychologische studie, maar zij had er dan ook voldoening van. Al de moeite was niet te veel om den schuchterenjongman tot de overtuiging te brengen, dat hij durfde hopen. In een lang gesprek met veelbeteekenende pauses en afgebroken zinnen deed hij zijne declaratie, en hij mocht tevreden zijn met ?de wijze waarop zij ontvangen werd. Adèle's rol werd aldus afgespeeld : beminnelijke beschaamd heid, blozen, gesticulaties en gestamelde welspre kendheid. En hoe beminnelijk en overtuigend wist zij Berthold's bedenkingen te weerleggen, en hem toch te verstaan te geven, dat zij een offer Wacht door zijn aanzoek aan te nemen. Zij zou papa en mama's bezwaren, ofschoon zij vooruit ?wist, dat die er zouden hebben, weten uit den weg te ruimen; hare ouders zouden zich tegen het geluk van hun kind niet verzetten. Hij moest haar maar alles overlaten en over een paar da gen zijn bezoek bij de ouders afleggen. Berthold ging verrukt heen, gaf zich aan de gewone bui tensporigheden over en was overtuigd, ofschoon hij wist dat Adele geen geld had, dat zij op het punt was, hem een groot offer te brengen. Adèle intusschen deelde haren ouders kort en zakelijk mede, dat overmorgen mijnheer Berthold om haar hand zou komen vragen ; er werd familieraad fehouden en de beide dames legden den ouden eer uit, wat hij alzoo te zeggen en te vra gen had. Men was overeengekomen, de verloving eerst over eenige maanden publiek te maken. De ga lant had eene kleine promotie in het vooruitzicht die hem ook een aardigen, goedklinkendcn titel bezorgen zou ; nu is een titel bij de communi caties van een engagement geen kleinigheid. Men mocht aan Adèle's ouders, die zooveel toegaven, deze kleine ijdelheid wel toegeven ; en gelijk men zien zal, had Adèle geen reden om berouw te gevoelen over hare zelfverloochening. Zes weken na de geheime verloving woonde Adèle een groot feest bij, dat door den chef van haren vader ter gelegenheid van een jubilége geven werd. Onder de vele personen, die haar bij dat feest voorgesteld werden, bevond zich ook de heer Von Aichsberg, grondeigenaar, een man in de zooge naamd «beste jaren", dat wil zeggen in het begin van de vijftig, die haar naar tafel leidde en den ganschen avond niet van hare zijde week. Hij vroeg verlof, de familie te mogen bezoeken, en maakte van het verkregen verlof reeds den vol genden dag gebruik. Na nog twee bezoeken vroeg mijnheer Von Aichsberg, die zeker wist, dat hij geen tijd te verliezen had, den heer Helbig oin een onderhoud, en deed daarin kort en bondig aanzoek om Adèle's hand. Op zijn positie reke nend en het versmadend, op zijn leeftijd den minnaar te spelen, richtte hij eerst zijn verzoek tot de ouders, en liet het aan dezen over, het meisje te polsen. Mijnheer Helbig was eenige seconden geheel overbluft en maakte zich toen gereed om den aanzoeker te vertellen welk een ernstige en onoverkomelijke hinderpaal zich tegen zijn geluk verzette. Op dit oogenblik echter kwam zijn vrouw binnen. De verstandige moeder had geraden waarover het gesprek zou loopeu, en, de geschiktheid van haren man wantrouwend, had zij terstond besloten, de leiding der zaak op zich te nemen. Toen zij binnenkwam werd haar het aanzoek nogmaals voorgedragen, zij legde met een blik haren man het zwijgen op en belastte zich met het antwoord. Zij zeide geen woord van den hinderpaal; zij wees het aanzoek niet af, integendeel zij toonde zich zeer verheugd en vereerd, en wanneer zij te beslissen had! maar zij, de ouders, hadden het zich nu eenmaal tot beginsel gemaakt, hunne dochter niet te influenceeren, haar alleen raad te geven, hoe deze raad luiden zou, behoefde zij niet eerst te zeg gen, men moest het aan haar, als moeder, over laten, met haar dochter te spreken. Zij aarzelde niet, dit te doen. Nauwelijks had de aanzoeker, reeds tamelijk zeker van zijn zaak, zich verwijderd, of Adèle werd ingelicht. Door het bijzijn van haren man een weinig gegeneerd, droeg mevrouw Helbig het geval bijna objectief voor. Adèle werd zeer bleek, wilde het een of' ander antwoorden, dat naar hare houding en de uitdrukking van haar gelaat te oordeelen zeker een krachtig protest zou geweest zijn, maar zij bedwong zich, en verzocht eenigen be denktijd. Volle vierentwintig uren streed zij mot zich zelve. Zij had zich een weinig vastgeward in het spel dat zij gespeeld had; onmerkbaar had zij de heerschappij over zich zelve verloren; tegen haren bedoeling, tegen haren wil was zij er toe gekomen iets te gevoelen voor den man, dien zij toch alleen bad willen trouwen. In de uren die zij alleen met haren aanstaande had doorgebracht, niet al te veel waren het er geweest, omdat men door al te veelvuldige bezoeken van den jongen man vreesde de aandacht van medebewoners en bekenden op te wekken, die gevuld werden met eindelooze variatiën op het ue thema, zijn liefde, haar ontstaan en haar toenemen, haar hoop en twijfelingen, in deze uren had zij zich nader tot haren verloofde aangetrokken ge voeld, was zij bijna van hem gaan houden. Maar men kan dat ook weer afleeren en moet het afleereu, wanneer het verstand dat gebiedend eischt. Zou het niet dwaas en onverantwoordelijk zijn, aan zulk een opwellend gevoel eene geheele toe komst op te offeren ? Koopt men voor zulk een genegenheid rijtuig en een buiten, mooie meubels en mooie toiletten ? Kan men de kusjes en vriendelijke woordjes van een ambtenaar kapitaliseeren tot een goed verzekerd wed uwen vrucht gebruik ? Nadat Adèle grondig onderzocht had, of het haar leed zou doen, dat het hem leed deed vaarwel gezegd te worden, en zij bevonden had dflt zij zich over dat verdriet zonder veel moeite zou heenzetten, was haar besluit spoedig genomen. Zij deelde den volgenden dag aan hare ouders mede, dat zij, na rijp overleg, genegen was om het aanzoek van den heer von Aichsberg aan te nemen. De moeder omhelsde hare ver standige dochter, de vader zweeg en keek naar den grond. Was het omdat hij zelf zich schaamde, of omdat hij vreesde dat zijne dochter zich scha men zou, als hij haar aanzag? Nu was het nog noodig, te bepalen, op welke wijze men den voorloopigeu verloofde zij n afscheid zou geven. De vader was er voor, den jongman openhartig de toedracht der zaak uiteen tezetten, een beroep te doen op zijne edelmoedigheid, en hem zoo er toe te brengen, zich vrijwillig terug te trekken. Hij bood aan, deze pijnlijke taak op zich te nemen, en waagde het. de meening uit te spreken, dat enkel openhartigheid haar eigenaardig gedrag cenigzins kon verschuldigen. De beide dames protesteerden krachtig, zij von den deze eerlijkheid kwetsend, ruw, zonder tact of gevoel, en compromitteerend voor de familie. Adèle nam zelf de taak op zich, de ontbinding der, zooals zij het nu reeds noemde, zeer overijld aangegane verloving, te bewerkstelligen; zij vor derde daartoe acht dagen tijd. Den aanstaande no. 2 er toe te krijgen, nog eene week met het openbaar maken van het engagement te wachten, was niet moeilijk; de kennismaking was nog zoo kort, dat dit reeds voldoende reden was. Naar Adèle's plan zou de komedie, die zij ter wille der scheiding zou spelen, korter duren dan die welke zij voor het aanknoopen van het engage ment gespeeld had; het stuk zou uit twee of drie scènes en een brief bestaan. Haar plan was eenvoudig, en vaak op dezelfde wijze ontwikkeld; maar in do uitvoering was zij eene meesteres, het was iets bewouderenswaardigs. De teeder minnende verloofde had moeite om in het meisje, dat hem nu tegemoet kwam, zijue geliefde te herkennen. Hij vond nu een zenuwachtig, prik kelbaar, onlogisch, onbestendig meisje, dat ieder zijner woorden verkeerd opvatte, ontleedde, iederen volzin verdraaide, iedere bedoeling verkeerd uitlegde, alles te voorschijn zocht wat hem maar kon kwetsen en ontmoedigen, dat hem met ver wijten pijnigde en zich zelf met beschuldi gingen. Verwonderd en onthutst liet hij alles over zich heengaan. In de tweede scène sprak uit Adèle's gedrag reeds verbittering, woede. Zij had in dien tusscheutijd de zaken zoo voor zich zelf uitgelegd, als zij ze tot haar eigen recht vaardiging noodig had, en dank zij de snel wer kende verbeeldingskracht der vrouwen, waren hare voorstellingen reeds voor haar zelve waar heid geworden. Zij meende nu zelve haast reeds dat hij haar opgezocht had, dat hij egoïstisch en gewetenloos haar tot zijn nederige vooruit zichten wilde omlaag trekken, en zij rekende het hem als een onrecht aan, haar tegen haren wil vast te houden. Daardoor werd hare bittere stemming nog slechts onverdraaglijker, nog erger. In deze tweede scène waagde zij reeds de woorden : »\Vij verstaan elkander niet, wij zullen elkander slechts ongelukkig maken ; het is beter terstond een band los te maken, die toch niet stand kan houden. Ik geef u uw woord terug". Bij het derde onderhoud keerde deze volzin in alle mogelijke wendingen telkens terug; alleen afgewisseld door verzekeringen van liefde, die, onsamenhangend en onmatig, eer moesten ver schrikken dan genoegen doen. In dit onderhoud wist zij het, met veel moeite, zoover te brengen, dat ook hij zich tot oen paar heftige woorden liet verlokken, die haar aanleiding konden gcveu om den reeds gcreedgemaakten afscheidsbrief te zeudeu. Deze brief, een zonderling mengsel van sentimenteel-romanesken onzin en sophismen, schijnbaar oprecht, en de schrijfster beschuldi gend, was er op berekend om Adèle met een stralenkrans van offervaardigheid en edelmoedig heid te omgeven, en het den heer Berthold dui delijk te maken, dat er voor hem niets te hopen was. Er kwam een gedeelte in voer, aldus: »Ik heb u nog altoos lief met al de kracht van mijn gemoed, maar toch, of neen juist daar om, zeg ik u vaarwel. Ik heb leeren inzien, dat ik u ongelukkig zou maken, u tot krankzinnig heid, tot misdaad zou voeren; er huist in mij een demon, die mij dwingt, hem dien ik liefheb, te tergen en te kwellen." Dau volgde eene op telling van de tallooze slechte eigenschappen, die zij iu de laatste weken in zich zelve ontdekt had. «Gij zult mij vergeten, o, ik wensch vurig, dat het spoedig moge zijn. ik zelf o nooit heb ik u zoo liefgehad als thans ik zelf dank u innig voor het geluk dat uwe liefde mij ge schonken heeft, den eenigen straal, die miju verderen levensweg verlichten zal... ." Hij moest geen poging doeii om haar meer te naderen; haar besluit was onherroepelijk, en wat het ge rucht hem ook over haar mocht meedeeleu, hij moest haar niet beschuldigen, haar niet verkeerd begrijpen. Zij was een arm, ellendig, ongelukkig, ontoerekenbaar, hopeloos veroordeeld kind. De brief eindigde met: ik heb u lief. Vergeef mij." Adèle maakte niet de minste zwarigheid om dezen compromitteereiiden brief weg te zenden ; zij vreesde geen oogenblik, dat Emil Berthold, of schoon hij toch spoedig een deel der waarheid vernemen moest, een onbehoorlijk gebruik van den brief zou maken. Zij kende hem wel, en wist dat hij eerlijk en edel van karakter was. Toen Emil voor de woning der familie ver scheen, vond hij de deur gesloten ; den volgen den dag vernam hij, dat de familie op reis w?s, men zeide niet waarheen. Inderdaad was me i naar Ischl, waar de verloving met deu heer Von Aichsberg in alle suite en in beperkten kring ge vierd werd. De eenige, die zicli bezwaarlijk in den toestand kon schikken, was de heer Helbig, die nu plot seling gedwongen werd, zijn sehoonvaderlijke gevoelens i>p een ander over te dragen. Wat Adèle betrof, de tweede dag van haar engagelste Jaargang. Schaakspel. 18 Augustus 1889. P. Morphy. Wit. Paardspel met 1?ij f e£ ei 2 gl - f3 3 d2 d4 4 fl c4 5 c2 c3 60 o 7 dl b3 8 bl X c3 9 cl e3 10 al cl a 11 b3 X c3 12 e4 o5 13 c4 A3 14 e5 X dB 15 fl _ el 1G f,'S e5 17 (13 X h7 18 e3 c5 -j f\ f i 19 eo g4 20 c3 g7 21 cö(14 r<) Wit wilde e3 b5 c4 X *7 te antwoorden. b) D 7 do was zeker Senr. Sicre. Zwart. Philidors verdediging. e 7 ixi d7 dB e5 X d4 h7 hG? c7 cG .14 X c"' d8 c7 K? g5 t:8 - g7 g7 X c3 h8 h7 b8 (17 (17 f8 c7 d8 b c8 cG gS - f'G f8 X h7 fG d7 b 7 b(5 h7 f8 Opgegeven. pelen om op cS X b5 oi' b7 e" nog beter. Gespeeld dezer dagen in het caféPanopticnm door de heeren B. Meijer. Wit. Paard 1 e2 c4 2 f'2 f'4 3 gl f3 4 (12 (14 5 fl c4 G cl X f4 7 c2 c3 80 0 9 bl d2 10 (12 X c4 11 f3 gr> 12 g5 X h 7 13 f'4 go Zie 14 h7 fG f 15 e4 X f«' t 1G f G \ d5 u) In dezen zet li^t de k li) GS X li 7 geeft fjeen g Ii7 gS f4 X f7 iïs i c3 d3! go X f"! d3 meer te redden. N. K. '/ t/warc. Gambiet. c7 c5 e5 X '4 ZWART u 7 f8 có c."> b(J c d7 dG b8 cG K« i' G t o o f G X d4 n dG d") d5 X c4 :> 4 3 f,8 08 (18 d5 b 2 diagram. R? X f <! 1 O / N _L g8 - f8 Opgegeven. iem van liet verlies der partij. ?ede uitkomst, b.v.: dl h.:, t 8? ' -' 6 P <;??*# t l S? x ' -, -*- , '^ / "^ ' 'i ' 4 '^ JL, * ^4,x - , ,t * * .?;'J A *«. t «i? 0^^ \u^" ' ' l i " T ;*' "^ ^ / / ' , " , . 7 - , , X *? ' ' "' l'. $* < a b c d e f g h "WIT S'. e4 -.-> es e:j 1 ?1 hl U7 Ii5 do en de partij is niet ment met Von Aichsberg geleek op den tweeden dag van dat met Emil; het vertrouwelijk »du" gleed haar weer even ongedwongen van de lippen. En Emil? Hij vernam later het nieuws, maar bleef steeds Adèle als eene ongelukkige verdwaasde beschouwen. Toch hield hij zich kalm, en het was, ronduit gezegd, voor Adèle een soort van teleurstelling, dat haar versmade verloofde niet te harer eere een mislukte poging tot zelfmoord had gepleegd; dit zou een veel romantischer en vleiender slot van deze periode in haar leven geweest zijn. VOOR DAMES. Ifoeden-tentoonstelling. Bdkefl possum. Babbelen. Het profK Maybrick. De vrouw in Frankryks politiek. Balletdanseressenvennootschap. Er is te Londen tegenwoordig een tentponstellings-lokaal voor dameshoeden, in de Millineryclub 39, Ebury-street, Eatonsquare. Men begrijpc, dat de goede créeuse daar haar werkelijk artis tieke scheppingen niet gaat tentoonstellen, om ze door duizende concurrenten gratis te laten afkij ken en namaken; maar modisten van den tweeden rang stellen er vaak merkwaardige en soms aar dige modellen ten toon. -FV/è-model b.v., ter eere van prinses Louise van Wales, is een schilder achtige hoed met breeden rand, opgemaakt met den Schotschen tartan der Fite's, en met rozti., shamrock en distels. Dat was zeker niet moeielyk uit te vinden, maar de combinatie is aardig Vele hoeden daar zijn vindingen van dilettanten, en zien daar ook naar uit. * * * Volgens de Chineesche schrijvers is de uitvin ding van den waaier aldus toegegaan. De Ostas. LI. vertelt: Op een zekeren avond, toen de rehoone Si, de dochter van een machtig manda rijn, het groote lantaarnfeest bijwoonde, had zij zooveel last van de warmte, dat zij niet kon na laten haar masker van het gelaat te nemen. Dit echter aan de blikken van de menigte te verto nen, was destijds een vergrijp tegen de goede zeden. Si hield dus het masker dicht voor het gelaat en bewoog het daarbij heen en weer, om zich aldus verkoeling te verschaffen; de overige aanwezige dames bemerkten deze stoute, maar bekoorlijke uitvinding, volgden haar na, en ter stond wuifden tienduizend handen met tienduizend maskers. Zoo werd de waaier uitgevonden, en. nam voortaan de plaats van het masker in China in. * * * Eene delicatesse in de zuidelijke staten van Xoord-Amerika is de buidelrat of opossum; bakeil 'possnm and "tatoes" is een der meest geliefdo schotels in do groote restaurants. Het vleesch is rijn en zeer welsmakend; ook daar, waar men in het Noorden er mede kennis gemaakt heeft, te Washington, te Boston, wordt het meer gevraagd. Reeds worden honderden buidelrattea uitgevoerd, en daar zij met een dollar per stuk betaald worden, behoeft men zich niet te verwonderen, dat speculatieve farmers begonnen zijn, stelsel matig opossums te kweeken. De belangrijkste dezer possum-farms" behoort den heer Trockmorton bij Griftin in Georgië. Op deze farm bevinden zich, volkomen tam, en trouw als honden aan hun eigenaar, 800 opossumgezinnen, die ge heel vrij en zonder eenig opzicht in een park, speciaal voor hen aangelegd, rondklauteren. Het gezicht van dit park 's middags is den vreemdeling iets onvergetelijks. Men meent een zonderlingen toovortuin te zien, waarvan de boonien reusachtige vruchten dragen. Die donkere onbewegelijke voorwerpen echter, die in allerlei vorm en grootte aan lange zwarte stelen aan de groene persimmonboomen hangen, zijn echter geen vruchten, maar slapende buideldieren. Het opossnm rnsi namelijk hangend; het windt dan zijn staart eenige malen om den tak. trekt de pooton en den kop in, en laat zich vallen. Daar het park niet zeer groot is, on er 1500 opossums zijn, wiegelt het in alle richtingen. Maar spoedig verandert het tooneel. Om vier uur 's mid dags is het etenstijd. Dan ziet men uit de bui dels der opossummocdcrs tallooze kleine opossums te voorschijn kruipen en ongeduldig langs de tak ken rondzoeken; op het oogenblik echter dat de bel klinkt, zoeken allen den wannen buidel weer op en de moeders springen haastig niet haar kroost van de boomen, om den maaltijd niet te verzui men. Het voeder voor do opossum's kost den far mer niet veel, want zij eten den afval, dien de koeien en schapen niet lusten. Voorloopig is de aanvraag nog grootcr dan het aanbod; als echter meer opossumi'armers komen, zal de productie wel verdere debouchés zoeken en ook Europa zal met baked 'possura and 'tatoe's kennis maken. De opossums worden levend veri zonden en versch gebraden gegeten. i * j * * j In New-.Terscy heeft men zich dezer dagen een ! strafbepaling herinnerd, uit Europa meegebracht, j en haar verzacht toegepast. In ouden tijd stond ' op lasterlijk gebabbel coinmon sculd door | vrouwen, de straf' van stevig op een wipgalg ge bonden en eenige malen in de rivier gedompeld ; te worden. Men heeft deze oude wet, die niet af\ geschaft was. dezer dagen opgerakeld om eene vrouw wegens haar kwaadaardig, niet geheel straf! baar, maar zeer gevaarlijk gebabbel een ie^je te i geven. De oisch was: indompeling in de rivier; do i rechter veranderde dit in een geldboete en gevani genisstrat'. Het middel is zeker zoo afdoend niet als de wipgalg, want de gevangenis zal wel com fortabel zijn ingericht voor praatzieke dames en j de boete wordt door den echtgenoot betaald; toch ! zal de herinnering allicht eenig goed hebben ge; sticht en de geburinnen tot voorzichtigheid heb| ben aangespoord. Mrs. Maybrick, die de vorige week in Engeland ter dood veroordeeld werd, omdat zij haren man i met arscnictim heeft vergiftigd, ontving, naar het | blad Vaitity Fair meldt, in de dagen vóór ? de uitspraak van het vonnis, zeven huwelijks aanzoeken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl