Historisch Archief 1877-1940
No. 635
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?werkje de bijna afgodische bewondering en vereering
die bij voorbeeld een Déjazet gedurende de vele jaren
van haar loopbaan in dergelijke stukken wist op
te wekken!
De vertolking liet slechts weinig te wenschen
over. De acteurs hadden blijkbaar en terecht
ingezien, welk een succes er met deze eenvoudige
rollen te behalen was. De heer Mullers, die na
het vertrek van den heer Henri Poolman door
den lieer de la Mar in zijne gelederen is ingelijfd,
maakte van Grattoir (met twee t's) een onbetaal
baar, allerkoddigst type; hij viel geen oogenblik uit
zijn rol en gat ons in dit blijspel opnieuw het
bewijs over welke groote gaven hij te beschik
ten heeft.
Niet minder goed beviel ons mevr, de la Mar
als Augustine, de modemaakster. Na de bekende
scène reet het kind oogstte zij stormachtige toe
juichingen en alleszins verdiend was dan ook de fraaie
boeket, dien haar Donderdagavond vereerd word.
Ten slot te nog een enkel woord over den heer
Kremer. Zijn spel toont, vooral wat losheid en
levendigheid betreft, reeds groote verbetering.
Hem zij echter ten sterkste aangeraden er wel
voor _ te waken, dat deze eigenschappen niet in
slordigheid en nonchalance ontaarden en vooral
zijn stem en uitspraak nog eens goed onderhanden
te nemen.
In het Théatre Frascati zal de Wondervogel"
spoedig tot het verleden gaan behooren. Nog
slechts eenige avonden zal men van de legende,
het engellied, het lachlied en de vele andere
melodieën kunnen genieten. Het zal opgevolgd
worden door Erminie", een uit het Engelsch
vertaalde operette, met muziek van Eduard
Jakobowski, waar ons veel goeds van werd verteld
en aan welker monteering veel zorg besteed wordt.
HET ANACHRONISME OP HET TOONEEL.
Onder dezen titel konit in het nummer van
10 dezer van het te Brussel verschijnend
week'blad Le Nord het volgende, door X geteekende
artikel voor:
De heer Jules Brunfaut, een zeer geleerd Bel
gisch architect, heeft aan de Belgische maat
schappij vau Bouwkunde een rapport inge
diend over de tooneeldecoraties en hare meer
dere of mindere juistheid. Sedert de laatste jaren
zijn de directeuren er op uit zich, wat de mine
en scène ea de costumes betreft, tot in de
kleinste onderdeelen aan de historische waarheid
te houden; dit viel over het algemeen zeer in
den smaak van het publiek, maar heeft de kos
ten, die aan liet monteeren van een stuk ver
bonden zijn, aanmerkelijk verhoogd. De kri
tiek heeft zich, op dit. punt in twee partijen
verdesld, de eene juicht dit alles geestdriftig toe, de
andere is ontevreden; de eerste zou willen, dat
de schim van ViolIet-le-Duc presideerde bij de
keuze van costumes en requisieten, dat men van
de heeren uit den tijd van Lodewijk XIV niet
vergde, om Meeren te dragen, die met aniline
geverfd zijn, noch van den hertog van Richelieu
om, wanneer hij ziet of het tijdstip voor zijn
reniiex-rous met mademoiselle de Bolle-Isle nog
niet is aangebroken, zich te bedienen van een
horloge, dat niet naar de mode van zijn tijd
is. Wanneer in de Comödie Francaise de gordijn
opging en men een salon uit de achttiende eeuw
aanschouwde met authentieke meubelen uit dat
tijdvak, die Ju'es Claretie tegen hoogen prijs
had aar.g-ekocht, zouden die bcminnaars vau
de waarheid van begeerte sterven om reeds te
applaudifseeren, alvorens uog eeii der medespelers
zijn mond bad opengedaan; de audere partij
echter verzet er zich met kracht tegen.
Francisque Sflrcey toonde de noodlottige gevolgen
aan, waartoe zulke buitengewone uitgaven voor
de mise en scène zouden leiden; ieder stuk,
dat werd vertoond, zou dientengevolge zulk
een kapitaal vertegenwoordigen, dat de direc
teuren alien moed, allen geest van initia
tief zouden verliezen en geen werken zouden
durven opvoeren, dan van schrijvers, die steeds
op een goed onthaal van de zijde van het pubiek
kunnen rekenen; het tooneel zou dan voor de
jongeren gesloten zijn, tenzij zij er in mochten
slagen een syndicaat van geldmannen te vormen,
dat Luri talent lanceerde, evenals men de
aandeeleu van een mijn in Bolivia of van een spoor
weg in Estramaclura aan de beurs lanceert ; het
zou dan den directeuren onmogelijk worden ver
scheidenheid te brengen in de te vertoouen stukken,
daar hun kapitaal eerst na een groot aantal
voorstellingen een voldoeuden interest zou afwer
pen. En waarvoor dit alles ? Opdat de wapen
rusting van den hertog van Guise in plaats van
zooals eertijds van gekleurd bordpapier te zijn,
wat zeer zeker veel gemakkelijker was, volkomen
gelijk /ou zijn aan die van het museum vau
Fontainebleau en de blaker van Marie Antoinette
een plaatsje in het Musée Cluny zou verdienen !
Maar naar dezen wijzen raad werd niet ge
luisterd en DU hebben de schouwburgdirecties
tot zelfs de architecten tegen zich. De schouw
burgdirecties toch hebben niet al den lof verdiend,
dien de vrienden van de historische waarheid
hun toezwaaien. Zij hebben misslag op misslag,
anachronisme op anachronisme gestapeld en de
mise en scctw der tegenwoordig veel vertoonde
stukken is doodgewoon bespottelijk, tenminste
dat zegt de heer Jules Bruufaut en eenstemmig
hebben de leden der Maatschappij van Bouw
kunde verklaard, het met hem eens te zijn. De
geleerde Belg kiest zijn voorbeelden in hot
Théatre de la Monnaie te Brussel. Laten wij er
eenigen van vermelden :
»Wij willen in de Hugcnootcn wijzen op een
groote trap van het kasteel te Chenonceaux,
die nooit bestaan heeft dan in het brein der
Parijsche decorateurs, die haar het aanzijn hebben
geschonken en wij zullen voor een oogenblik
ons bezig houden met de decoratie van het derde
bedrijf, waarvan men ook in de Pré-anx-Clercs
gebruik maakt en dat een gezicht op het Louvre,
gezien van de Seinekade voorstelt, maar zooals
?wij dit heden ten dage kennen, dat is te zeggen
met de galerij du bord de l'eau geheeten en de
galerij van Apollo. Hoogst vermakelijk nu is
het, dat van al deze bouwwerken in 1572, tijdens
den Bartholomeusnacht, nog zoo goed als niets
bestond. Catharina de Médicis had zich be
paald tot het doen optrekken van de kleine
galerij aan den kant van den tuin der infante
en deze was slechts n verdieping hoog en het
was Hendrik IV (1589?1030) die op die eerste
verdieping de galerij van Apollo liet zetten en,
die de galerij du bord de Veau liet bouwen.
Hamlet loont ook de moeite van het
bestudeeren; wij zien er immers in de 13de eeuw een
Italiaansehe feestzaal uit de 14de eeuw, een zaal
uit den tijd van Hendrik IV, die in de Hugeuooten
dienst doet bij de b&nédiction despoignards en ein
delijk, wanneer Ophelia; sterft, in de verte in flauwe
omtrekken het kasteel van Elseneur, welks gevels
worden afgesloten door gevelspitsen uit de 17de
eeuw en welks torens door hun groote daken uit
den tijd der Renaissance doen deuken aan het
kasteel vau Chambovd. En het is te midden van
zulk een omgeving, dat men den koning en de
edellieden in 13de eenwsch costuum zich ziet
bewegen."
Geheele bladzijden zijn op dezen toon g
sclireven. In de kamer vau Juh'a, heeft do schrijver,
die misschien wel niet vau muziek houdt, het
verrukkelijke liefdesduo niet gehoord ; hij heeft
naar den stoel gezien, waarop de dochter van
Capuletti gezeten is, in plaats vau bare ziel te
volgen, die zich in den aether verliest eu terwijl
zij zong : ^Keen, het is de dng niet, niet de
leeuicerik", roept onze architect uit: »Dat is geen
stoel uit de 10de eeuw, hij is uit de 15de
eeuw"; zeer zeker is het talent van Gouuod
te hoog geschat. Hier is het een portaal, dat
niet op de juiste plaats is aangebracht, daar een
deur, welker hengsels de onkunde van den heer
Lapissida verraden. Men voelt zich beschaamd,
niets van al deze dwaasheden te hebben opge
merkt en men neemt zich stellig voor, niet
meer naar deu schouwburg te gaan, alvorens de
werken van Viollet-le-Duc, den grooten meester
op het gebied der bouwkunde te hebben inge
pompt.
*
* *
Maar hoe kan mijnheer Brunfaut, die zich in
Hamlet geërgerd heeft aan de gevelspitsen van
het kasteel vau Elseneur, vrede hebben met de
schim van den ouden koning'?
Die schim, die zich niet, evenals die van Banquo,
er uieo tevreden stelt, te verschijnen, maar die
met diepe stem allerlei sombere dingen zingt,
is veel meer in strijd met de waarheid dan de
stoel van Julia. En de zang zelf, is dat niet
een afkeurenswaardige conventie ? en de koren,
welk een schandaal!
Een smaak, die zich in Duitschland het eerst
heeft geopenbaard, is de oorzaak van deze veld
tochten ouder het vaandel vau de waarheid. In
de Duitsche schouwburgen is men het eerst be
gonnen deze overdreven nauwgezetheid, waaraan
vroeger niemand dacht, in toepassing te brengen.
Meu herinnert zich zeker wel, dat de Mcitiinyai-s
ecu volksmenigte wilden voorstellen, waarin ieder
der personen afzonderlijk de juiste bewegingen
maakte, de juiste gelaatsuitdrukking aannam,
ja, weet ik, wat alles al niet deed ? Vele bewon
deraars van het genie der Duitschers ontzeggen
hun allen smaak. Ik heb te Berlijn de grootste
treurspelers gehoord ; hun kunst van voordragen
scheen mij toe in geenen deele do ware te zijn.
Eu evenwel is het in naam der waarheid, dat
men de kritiek het zwijgen wil opleggen. Gij
vindt die decoratie leelijk, gij hebt ongelijk, zij
is juist. En dio theorieën zijn deu llijn
overgetrokken om die landen te besmetten, waar de
Erausclie smaak, waaraan de illusie misschien
wel een der grootste bekoorlijkheden verleent,
tot nu als meester heeft geregeerd. Zullen wij
in den schouwburg, waarheen wij gaan om aan
de werkelijkheid te ontsnappen, het pedantisme
terugvinden ?
Het is hard te gelijken op den goeden
edelman uit Gil Bias, die voortdurend het
vcrledene ten koste vau het tegenwoordige prees,
en zeide, dat in zijn jeugd de perziken veel
grootcr waren dan toen hij met don Gouzidez Paeheco
dineerde. Maar wat het punt van niisc en scène
betreft, moet men toch onwillekeurig aan het
roemrijke verleden vau het tooueel denken, toen
men zich u iet bekreunde om de juistheid, tenminste
wanneer deze niet het weergeven der gevoelens
en hartstochten betrof. Eu liet publiek was zoo
zeer gewoon aan die onjuistheden, dat toen Tainia
voor de eerste maal in den Brittanicus van
Racine in de Eomeiusche toga en met bloote armen
ten tooneele verscheen, in plaats van in het zonder
linge gewaad eu metden gepluimdcu hoed,welk
castuum tot toen in het Théatre francais dat der
Romeiusche edellieden geweest was, zooais uit
teekeuiugen in het Louvre blijkt, er iu de zaal
luide kreten vau protest en afkeuring werden
vernomen. Mijn grootvader was er bij tegen
woordig en placht die anecdote steeds gaarne te
vertellen. Ongetwijfeld deed Taïma er goed aan
met de traditie te breken, maar tegeuwoordig
overdrijft men een op zich zelf juist beginsel.
En bovendien zou in sommige ge vallen, het trouw
volgen van de waarheid, iets bepaald
veroutrustends hebben. Vijftien jaren geleden gaven
Delauuay en Madame Favart, een enkele voor
stelling van Psyche. Delaunay speelde natuurlijk
voor Amor en droeg het costuum van een
Napelsch visscher met een roode muts. Welk
costuum zou hij hebben moeten aantrekken, om
aan de werkelijkheid getrouw te zijn ? Wanneer
men ons op procerbes van de Musset onthaalt,
zullen de dames weer crinolines moeten dragen,
en de pantalon a punt zal weer op de plankeu
moeten verschijnen, wanneer men weer eens oen
stuk van Scribe mocht willen geven. In Ie Ca
price droeg Madame Plessy eeii reusachtige cri
noline.
Wij gelooven dat. ondanks de Academies voor
Bouwkunde eu de Archeologische Vereeuigingeii,
die manie voor de historische juistheid, geeu huig
leven zal beschoren zijn.
MUZIEK TE ROTTERDAM.
Aug. 1889.
Het is een gewichtig tijdperk voor Rotterdam,
dat wij tegemoetgaan ; want vermoedelijk zal deze
?winter voor het voortbestaan der Duitsche Opera
alhier beslissend zijn ; en niet alleen te Rotterdam
ziet men den loop, dien de zaken zullen nemen,
met groote belangstelling tegemoet, maar ook te
Amsterdam, 's-Hage, Utrecht, Arnhem, kortom in
alle plaatsen in ons land, waar de Duitsche Opera
eenmaal geliefd was en de sympathie der ingeze
tenen slechts verloren heeft door de groote vrij
heden (y), die vorige directiè'n zich met de bezet
ting der partijen veroorlootden.
Te Amsterdam speciaal verbeeld ik mij dat men
de verrichtingen van den nieuwen Directeur, den
heer Saaiboni, met attentie volgen zal, daar hij
aldaar goed bekend was en vele vrienden zal
hebben achtergelaten ; en daarom geloof ik dat
het velen genoegen zal doen in een blad als dit,
hetwelk in zijn kolommen altijd een liinke plaats
aan de bespreking der Duitsche Opera heeft in
geruimd, te lezen wat de voorloopige indrukken
zijn die men van den nieuwen bewindvoerder
hier heeft ontvangen.
In de eerste plaats dan begroet Rotterdam den
heer Saalborn mot sympathie, omdat bij sedert
jaren de eerste directeur is die geen zanger is
tevens; de resultaten, die wij van
Zangers-directiün gezien hebben, zijn zóó treurig, en tegelijker
tijd zóó onvermijdelijk, dat het niet-combineeren
van deze twee kwaliteiten op zich zelf reeds als
een groote aanbeveling mag beschouwd worden,
on dan ook aldus beschouwd wordt.
Er behoeit thans geen vrees te bestaan dat de
tweede emplooien op onbevredigende wijze zullen
bezet worden omdat de eerste in handen van le
den van de directie zijn; a priori mag aangeno
men worden dat de heer Saalborn bij de keuze
van zijn personeel te rade is gegaan met de re
putatie der artisten en voor zoover hij ze per
soonlijk gehoord heeft met zijn eigen oordeel.
Op teleurstellingen daarbij moet een verstandig
opera-bezoeker voorbereid zijn, maar het is al
veel als men op de goede trouw van den direc
teur kan rekenen en aan al te groot optimisme
zijn wij de laatste jaren niet gewoon geweest. In
de tweede plaats stemt het ons tot vertrouwen
als wij den nieuwen directeur nu reeds gedurende
den geheolen zomer zien icerken, terwijl andere
directiën zich ua afloop van de laatste voorstelling,
op 15 April, nauwelijks den tijd gunden tot den IGn
tor ruste te gaan, om toch vooral niet later dan dien
datum de stad te verlaten en zich naar Duitschland
te begeven nznr JS-rholung' tot in de eerste week
van September, als wanneer in de grootste haast
alles voor de eerste voorstelling van deu 15n in
gereedheid moest gebracht worden. Wij zien het
hier zoo gaarne, dat men zich moeite goei't voor
eene zaak, en vooral stellen we het op hoogen
prijs als die moeite eene instelling geldt als de
onderhavige, zoo nauw verbonden met ons
geheele muziekalo leven, en die zóó nabij den af
grond geweest is; wel zijn we nog niet genist
omdat we nog geen resultaten hebben kunnen
bcoordcolen, maar we gevoelen toch nu reeds dat
het een vaste hand is, clie het roer omklemt en
een vaste wil. die de zaak boheerscht. Eun onbe
scheiden blik in het kantoor der Directie strekt
slechts om dat gevoel te versterken; we zien sta
pels muziek, netjes geordend, met den titel
deiwerken er bovenop, geheel gereed om te worden
uitgegeven aan de medewerkenden als zij zullen
zijn aangekomen; we zien lijsten, waarop met
dag en datum het gchecle seizoen reeds verdeeld
ia, met de namen der opera's en der plaatsen
waar de uitvoeringen zullen plaats hebben; we
zien mlniatnur-tooneelen, zooals wij ze in onze
jeugd m;lven maakten, en ais we bet schennpje
ophalen, vinden \ve op het óne de decoratie van
het Ie bedrijf Tnatun mul looide, op bet andere
die van bet Voorspel van Kheiiujitid, enz. alles
voor den machinist en den decorateur om in 't
groot na te maken. Al deze zaken toonen duide
lijk dat er yeicerkt wordt om het goede te berei
ken, en dat werken geschiedt met deu lust en
rnct de toewijding, die gewoonlijk tot slagen
voert.
Ik hob met opzet nog niat gesproken over het
ivpcrtoire, omdat in den regel ceu Opera-Directie
teleurgesteld wordt in hetgeen zij toch zoo vast
voornemens was te doen; omstandigheden, dikwijls
van haren wil onafhankelijk, komen vaak op do
incest onvoorziene wijze een spaak in het. wiel
steken. Dat het echter den beer Sualborn in elk
geval ernst is mot zijn plannen, bewijst, dat hij
de beloofde, werken (voor zoover zij niet aanwezig
waren) reeds heeft aangekocht, en met de cunipo- !
nisten van die Opera's, die nog in manuscript zjn, l
contracten heeft gesloten; de lijst dor beloofde j
noviteiten vond reeds in dit blad een plaats,
zoodat ik die niet behoef te herhalen.
Het laat zich derhalve uit een en ander wol
verklaren, dat do nieuwe Directeur niet zonder
sympathie van de zijde van ons publiek begint,
het beste bewijs daarvoor is het cijfer der abon
nementen, hetwelk dat van het vorige jaar verre
overtreft; heeft hij nu het geluk dat het voor
naamste gedeelte van zijn personeel bij publiek en
pers genade vindt, dan acht ik de zaak voorgoed
gered ; want de heer S. is de man niet om stil
te zitten op datgene, wat bereikt is, maar wel
om steeds vooruit te streven, in het volgend sei
zoen het f/oede door het betere te vervangen, om
zoodoende te komen tot het beste, m. a. w. terug
te koeren tot onzo Opera-toestanden van vroeger.
.15ij den aanvang van het seizoen ontvange do
Directie de beste wenschen voor welslagen van
allen, die bet met de kunst goed meenen !
Op l September heeft hier de eerste voorstel
ling plaats van Cunit/iin J^racasat, de in het
buitenland met groot succes opgevoerde op?,rctte
van Dellingcr; de componist zal zijn werk bij die
gelegenheid persoonlijk leiden.
V.
AAXTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST.
Er is wel eens meer op gewezen, dat het niet
aangaat, in een Rijksmuseum voortdurend gastvrij
heid te verleenen aan een onafhankelijke
vcreoniging mot een eigen beheer en eigen verantwoor
delijkheid. De Voreomging tot Vorming van oen
Verzameling Moderne Kunst beschikt niet over
eigen lokalen, en heeft daarom in het Amster
damsen Museum voor hare collectie eenige zalen
in gebruik gekregen. Men gunt natuurlijk een
vereeniging met zulke voortreffelijke bedoelingen
gaarne dit voorrecht. Maar deze vereeniging krijgt
nogal eens cadeaux, en ook wel eens heel rare
cadeaux, en zij is zoo beleefd zulke geschenken
te aanvaarden. Door deze omstandigheid hangt
b.v. in het Rijksmuseum een tamelijk groote schil
derij, aangeboden door de jonge weduwe van een
jong gestorven teekenonderwijzer, leerling der
Amsterdamsche Academie, die, zelfs als scholier,
nimmer de pretentie gehad heeft zich eenigermate
te onderscheiden. Dat de Vereeniging van Moderne
Kunst het kiesch achtte dit present te aanvaarden
is geheel hare zaak, maar hot gaat toch niet aan
dat op deze wijze, van het toeval afhankelijk,
waardelooze schilderijen komen te hangen aan de
wanden derzelfde zalen waar een keurcollectie
moest te vinden zijn.
Dezer dagen merkten wij nog een andere klei
nigheid op, die alleen hot gevolg kan zijn van
deze omstandigheid dat de museumdirectie in
sommige zalen van haar gebouw eigenlijk de zaken
niet beheert. Er zijn namelijk aan diezelfde
Vereémging voor moderne kunst eenige schilderijen
in bruikleen afgestaan, waaronder een Daubigny.
In de lijst staat met vergulde letters voluit de
naam van deu grooten Fransclicn schilder der
zoogenoemüe Barbizon-groep: Charles FranQois
Daubigny. Bij het bekijken van dit
herfst-landschapje zal de bewonderaar van Daijbigny zich
echter eenigszins teleurgesteld voelen. Het lijkt
wol op Daubigny, maar het is toch wel slap voor
Daubigny. De zaak is dat het schilderijtje zeer
duidelijk geteekend is: Daubigny 1SSÜen dat
Charles Frangois Daubigny, aan wien het wordt
toegeschreven, reeds in 1878 gestorven is, zoodat
dit stuk wel zijn zalvau Karl Daubigny, van wie
bekend is dat hij het karakter van zijns vaders
werk op bedriegelijke wijze nabootst.
Wat men nu ook van den geleerden Directeur
vau het Museum moge deuken, zeker niet dat hij
niet sterk iu data zou zijn. De fout in deze zal
dan ook wel niet aan hem liggen. Maar is het
dan toch niet wat gek, dat in het Rijksmuseum
flaters begaan worden ?
In de laatste maand is in het Rijksmuseum, in
de boekzaal waar do fraaie ITertenjncltt en de
Elias door de racen yeroed van Roelant Savery
hangen, een nieuw door het Rijk aangekocht
schilderij: Ijc drinkpluutx, van denzclfden te weinig
bekenden, zeer merkwaardiger! decoratioven fantast
geplaatst.
Bij de modernen, in de zaal waar de Jacob
Maris eu de Breitnor zijn, is verleden week een
schilderij van P. J. C. Gabriël gekomen, dat als
een der beste landschappen van dien schilder mi.g
beschouwd worden. Als we ons niet vergissen, is
hot hetzelfde wal reeds in 188-1 op de stedelijke
tentoonstelling in den Haag do aandacht trok.
Men ziet er den watermolen van Kortenboef, bij
heldere Julizon, zicb spiegelen in de vaart die
recht van deu toeschouwer wijkt; boven don molen
coii groote witte wolkvlok in het blauw.
De ecn-meter-lango fotographio, die naar de
Processie van Imt 11 Sacrement van Mirakel, de
waiiilbeschüdering vau der Derkindcren, door de
Haagsche firma Vervoer gemaakt is, mag, de
grootc luoeiolijkhcden in aanmerking genomen die
au,ii het werk verbonden waren, als tamelijk
geslaagd worden beschouwd. De lange raep be
staat uit vier aan elkaar gevoegde stukkeu, en
omdat nu elk afzonderlijk opgenomen stuk een
beetje het licht in het midden on naar de hoeken
wat toon heeft, mits het geheel dat gave, effen
aanéngestrekene van het origineel.
Knrieus is hot verder, dat, als men niet anders
wist, mun bij het zien van deze foto meenen zou
dut Der-kinderen zijn Processie ook nog eens in
waterverf gemaakt had, want men zou zweren dat
do fotografie naar een aquarel genomen was. Het
fotograiicsch toestel heeft een neiging om, (o.a.
door liet cbavgeeren van licht en donker, door de
samenvloeiingen vau sommige tinten en door de
toevalligheden die liet aardig doet uitkomen) de
gereproduceerde schilderijen meestal ecu meer
romantiesch aanzien to geven. Het sobere, blonde,
grijze, wat het schilderij van Derkindcren zoo
sterk heeft, schijnt men in een fotografie, wil zij
niet suf worden, zoo makkelijk niet te verkrijgen.
De Processie lijkt dus in dit lichtbeeld op een
smakelijke, geestige, eenigszins romantische aquarel,
zoodat velen meer dan in hot originiccle deftige
stuk, in deze afbeelding behagen zullen vinden.
In de jongste bijeenkomst van de Socif't.'
nationiile des Antir[ituims de Fmitce hooft de Heer
Courajod mcdedculingen gedaan over den invloed
dio de Fransch-Viaamsc'ue, en vooral do Viaamsche
kunst volgens hem in do XlVe eeuw in Spanje
hoeft uitgeoefend. De spreker dorst, na voor zijn
stelling verschillende bewijsgronden te hebben aan
gevoerd, tot liet stoute besluit komen dat er geen
eigenlijk gezegde Spaanscbo kunst zou bestaan,
maar dat men zich oen Viaamsche kunst moet
denken die in Spanje bargcrrccht verkregen heeft.
In de discussie die volgde werd deze hoofdstelling
niet bestreden.
Terwijl Miliet's l'Atv/dus naar Amerika gaat,
zal, zoo lezen wij, In Remise des eherrcuih van
Gustavo Courbet in Frankrijk blijven. liet museum
van Washington verzocht aan do voorloopige
koopers van dit stuk, het hun to laten, ingeval het
niet aan den Staat zou komen. Antonin Proust
bad oen nieuwe inschrijving moeten openen. Maar
hot was te vreezen dat de kunstminnaars, na het
gebeurde met 1'Aiif/elus, niet spoedig weder zou
den toeslaan. Intnsschen kreeg men 7-1.000 francs
bij elkaar. Er ontbraken nog slechts 5.800 francs.
Iu een samenkomst van de contribnanten, is nu,
met het oog op dit resultaat, besloten, aan het
museum te Washington to molden, dat de llemisc
des chetrcuds in Frankrijk blijft.
Het schilderij is thans naar de groote tentoon
stelling overgebracht, en zal vandaar naar het
Louvre gaan.
In de niet zeer malscho beschouwing van hot
geestigste Belgische kuustblad over het algemeen
karakter dor schilderijen op de Driejaarhjksche
Qentsche tentoonstelling vinden wij o. a. de vol
gende, niet geheel uit do lucht gegrepen opmer
kingen over do zoetigheid der moderne
expositieportretten, vergeleken met het karaktervolle van
de portretten der oude meesters.
. . . Rubens en Velasquez waren in hunnen
tijd hevige revolutionairen, en haddon hot geluk