De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 1 september pagina 2

1 september 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.636 vertooningen, schitterende personen en zaken en oorverdoovend geweld van menschelijke stemmen, dierlijke geluiden en muziekinstrumenten; maar de kermis, gezien door een lachend kinderoog, waarin alles couleur de rose" schijnt. In de be stoven uitstallingen van koperen broches, oorhan gers, armbanden, beeldjes en andere prullen ziet men als kind immers alles belichaamd, wat naar ons idee, menschelijk vernuft, talent en vlijt in staat zijn voort te brengen! De pofi'ertjes-, plaatkoeken- en wafelkramen zijn dan niets meer of minder dan weelderig ingerichte restauraties, waar het toppuut der bakkunst bererkt is. Het staat zelfs te bezien of men later ooit zoo lekker smult in het Maison d'Or" of het CaféRiche" op den Boulevard des Italiens, als weleer bij van der Kam. Inderdaad heeft men op rijper leeftijd minstens een vorstelijk Trocadero noodig om bij het aanschouwen nagenoeg dezelfde illusie te ver krijgen, die eertijds de ellendige barakken van Kas of Blanus op ons jeugdig, ontvankelijk gemoed te weeg brachten. De goeden niet te na gesproken, die werkelijk de wonderen der tentoonstelling met kennis van zaken, aandachtig en eerbiedig in oogenschouw nemen, en er hunne leering uit putten, slentert de groote meerderheid, met leege hoofden en goed gevulde beurzen rond als op een kermis. De Europeesche, Aziatische, Afrikaansche, Amerikaansche en Australische café's en restauraties zitten stampvol met dames en heeren, die hoe verschillend de taal ook zijn moge, waarin zij hunne wenschen, verlangens en gewaarwordingen aan elkander mededeelen, op het punt van eten en drinken allen precies denzelfden vloeienden tongval hebben. Heett men zich braaf te goed gedaan, dan gaat men kraampjes kijken of spelletjes afloopen. Het allereerst begeeft men zich natuurlijk naar het vierpootig monster, genaamd Eiffeltoren", dat zyn kop, die alleen als het donker is electrische lichtstralen uitschiet, zoo hoog in de lucht opheft, dat men dien met het ongewapend oog nauwelijks ontdekken kan. Reeds in de verte verneemt men een erg onvriendelijk, dreunend en steunend ge luid, niet ongelijk aan het brullen en knorren van een leeuw, dien men door de ijzeren tralies van zijn kooi een biefstuk au naturel" aanbiedt. In aanmerking genomen den kolossalen omvang van het Eilïel-monster'', en de enorme hoeveelheden menschenvleesch, die het dagelijks verwerkt, moet gezegd worden dat het zich nog al fatsoenlijk en kalm gedraagt. De vier groote voedingsbakken, die aan kabels van staaldraad onafgebroken langs zijn ijzeren beenen rijzen en dalen, kunnen niet nalaten het noodige gerommel en gekraak te ver oorzaken. Het is bep&ald griezelig om in zulk een verti caal loopende omnibus naar hooger gewesten plaats te nemen; want zoo ooit, dan hangt bij die ge legenheid 's menschen leven aan een staaldraadje. Maar is men eenmaal boven op de tweede tage, dan wordt de betoonde moed en het vertrouwen in de Fransche ingenieurs rijk beloond. Niet alleen de geheele tentoonstelling, met hare malsche gras velden, heerlijke bloemen, planten, hoornen, fon teintjes en sierlijke gebouwtjes, maar gansch Parijs, met de lichtblauwe Seine en ceinture" om het middel geslagen, heeft men als op een prentje duidelijk en in de prachtigste kleuren voor zich liggen. Jammer dat men niet eerst op deze tage plaats kan nemen voor de ascenseur" ons naar den top voort. Daar het ten eenenmale onmogelijk is om alle liefhebbers te gelijk naar boven te hijschen, moet er queue" gemaakt worden, en staat dientengevolge de ge heele verdieping vol met menschen, die als scha pen in een kot gedreven, geduldig hunne beurt afwachten. Menige laconieke Engelschman, die vernomen heeft minstens twee a drie uren den tijd te hebben, staat onbeweeglijk op de plaats rust zijn Times" te lezen. Daalt meii ten slotte weer heels huids op den grond neder, dan is men zich bewust eene grootsche gewaarwording gehad te hebben, die machtig veel overeenkomst heeft met het half duizelig, half griezelig gevoel, dat ons uit onze prille jeugd nog is bijgebleven, toen wij met de brutale dienstmeid, buiten weten van onze ouders, een toer in den Russischen schom mel waagden. L a m r i n c k knikte en nam afscheid. Starter haastte zich naar de opkamer terug te keeren. De eerwaarde lieer zat in Nieske's hoogen leunstoel bij den haard. De vrouwen waren beneden in de keuken aan den huiselijken arbeid. Starter nam een der Spaansche stoelen van den wand en zette zich bij de groote, goedgewreven tafel met gedraaide pooten. De bezoeker droeg een zwart vilten hoed met hoogeii ronden bol en smalle randen. Zijn vol en blozend gelaat, zijne kleine glin sterende oogen, zijn grijzende knevel en puntbaard, rustend op een vlekkeloos witten stolpkraag, maakten een ongunstigen indruk door de ongemeene vermetelheid en trots, die elke zijner bewegingen, die de houding van zijn hoofd zelfs tegen zijn wil verried. Hij hield den hoed op het hoofd, had den mantel met bonten randen opengeslagen en deed beide roode handen rusten op ecu dunnen wandel stok met koperen knop. Starter kende hem van uiterlijk, maar had hem nimmer ontmoet. Schoon verwon derd en zelf onthutst door deze onverwachte verschijning, had hij evenwel met de innemend ste hoffelijkheid den man ontvangen, dien Vondel eenmaal »Dordrechts grootsten olyfant" noemde. De predikant Johannes Bogerrnan was te Leeuwarden eene alge meen bekende persoonlijkheid. In de laatste maanden nam zijne vermaardheid een nog hooger vlucht, daar de te Dordrecht verga derde Synodus-mannen hem tot hun voorzitter hadden "gekozen. Het Synodus-nationaal was een feit geworden sedert den 18 November. Er waren in Friesland velen, die deze ge beurtenis met leede oogen zagen. Het sterk ontwikkeld nationaal gevoel had vele Friesche predikanten tot het houden van eene provin ciale synode doen overhellen. Daarenboven neigden de meeste edelen en de van hen af hankelijke dorpspredikanten der Hervormde Van den Russischen schommel gaan de groote kinderen met verhoogde kleuren van zenuwach tigheid en genot, zonder tijdverlies, dwars door den fraai aangelegden tuin, direct naar het Grand Théatre Mécanique", geheel vervaardigd uit koperstaalijaerenmetaal, zooals v/ijlen de paljas op het Haagsche Buitenhof dat in n adem uitsprak. Men laat zich en passant" even wegen, beproeft zijn kracht, ziet een diamantje slijpen, koopt eene versnapering en hoort een deuntje muziek. De ontzaglijke menschenmassa, die hier op do been is, maakt dat men slechts langzaam vooruit komt. Eindelijk in het hoofdgebouw aangeland, volgt de ! menschenstroom den breeden middelgang, aan het ! einde waarvan eene monumentale trap is. Blijk- ! baar heeft de groote meerderheid op vorige ten- ' toonstellingen reeds zooveel glazen kasten met stukken zeep, klosjes garen, gebonden boeken, gouden pauletten en doosjes met chocolade, meu belen, gordijnen, tapijten, piano's, orgels, biljards, vazen, beelden en kachels bewonderd, dat zij de zijpaden, waar die voorwerpen in eindelooze ver scheidenheid opgehoopt staan, zorgvuldig vermijdt, j Men voelt zich gelukkig wanneer men het einde van de lange baan bereikt heeft en de trap bestormt. Boven gekomen deinst men onwillekeurig een paar schreden terug. Men bevindt zich namelijk op de galerij, die het machinen-paleis in het vier kant geheel omzoomt. De eerste aanblik van de ontelbare stoommachines in volle werking maakt een onbeschrijftijken indruk. Het is alsof men van een hooge rots in eene woedende, bruischende en kokende zee staart. Het is een stampen, beu ken en draaien van assen, stangen en wielen, dat hooren en zien vergaat. Merkwaardig is een soort luchtvlot. dat over twee ijzeren rails op gelijke hoogte van de galerij over den woedenden draai kolk heenglijdt. Doorgaans niet minder sterk be mand dan het bekende vlot van de Medusa, vaart het heel langzaam heen en weder, zoodat de schip breukelingen op hun gemak van al hetgeen in de diepte voorvalt kennis kunnen nemen, zonder dat het zeewater hunne koude Meeren raakt; of om duidelijk te spreken zonder van al hot ge ziene bijster veel te begrijpen of naar huis mede te nemen. Maar men amuseert zich, is vroolijk en welgemoed, hetgeen in deze sombere tijden van werkstakingen en wapeningen waarlijk een groot voorrecht mag genoemd wordon. Z. Kunst en Letteren. ALBERDINÜK THIJM HERDACHT. De Wetenschappelijke Nederlander^ het orgaan van den abt J. W. Brouwers te Bovenkerk, heeft een dubbel munmer gewijd aan de nagedachtenis van j den hoogleeraar Alberdiugk Tliijin. L'it de vide belangrijke bijdragen, die deze verzameling bevat, laten wij hier een paar fragmenten volgen, die onzen vroegercu hooggeschatten medewerker iu ecu j eigenaardig licht vertoonen. Het eerste is ontleend aan de persoonlijke her inneringen van den heer Jos. Winkelmcyer. het tweede, het begin van een brief, door den hoogleeraar, iu het jaar 1862, aan een vriend geschreven. I. Niet liclit vergeet ik de drie laatste dagen van do Goede Week vaii het jaar 1SSG. De kwaal was heviger dan ooit. In 't corridoor van het Amstel-IIótel, 't was op Witten Donderdag, werd liet loopen voor den edcieu lijder bijna geen mogelijk meer. 7,ijn gelaats trekken, doodsbleek van smart, getuigden van liet vreeselijke lijden, dat aan zijn gebeente knaagde. Twee dikke tranen rolden langs zijn gegroefde waugen; hij sloeg zijne oogen ten hemel, eu met een doffe stem riep hij uit: Ach, Goede Jcsus, help mij toch ! Ik mc-eu trotsch te mogcu zijn op het vocht, dat op dien stond uit mijn oogen viel, en met zelfvoldoening te mogen aanteckcnen dat, nu ik dit schrijf, mijne oogeu weer vochtig worden. Er moest gehandeld worden. Ik deed den lij denden, goeden Man, den voorslag om ecu leun stoel te laten komen, en daarin hem naar het salon te vervoeren. Hij zweeg en verzonk blijkbaar in diep gepeins. Dat duurde eenige minuten. Toen richtte hij zich met bovenmenschelijke inspanning Staatscho Kerk tot de leer der Hollanrlsche Remonstranten. Niet allen juichten over de verkiezing van een Leeuwarder predikant tot voorzitter van het Synodus Nationaal. Men wist echter ,dat Graaf W i 1 1 e m L o d e w ij k, Frieslands Stadhouder, in Den Haag de raadsman van Prins Maurits was, men begreep, dat Bogerman hoog in de gunst van de Contra-Remonstrantsche Stadhouders stond aangeschreven. Zoodra Starter den hem bekenden per soonvan Bogerman zijn huis zag binnentre den, klopte zijn hart met onstuimigen slag. Een onbestemde vrees voor een naderend gevaar verspreidde eene vale tint over zijne bewege lijke trekken. Hij had echter, toen hij Lamrinck uitliet, vast besloten zich krachtig te toonen. Toen hij zich aan de tafel tegenover den predikant nederzette, stroomde het bloed weder naar zijne wangen, cti flikkerden zijn oogen van stvijdensmocd. «Sinjeur S t a r t e r !'J begon B o g c rman en de echo zijner woorden scheen aan de hooge zoldering te weerkaatsen . »Ik heb een oogcnblik zeer ernstig met u ie kouten. Hoeveel jaren woont gij nu in deze stad T :>Vier jaren, eerwaarde Heer!" »Gij gaat bij de Doopers ter kerk T' «Wijl mijne huisvrouw en hare moeder tot de Doopers bchooren. Ik zei!' reken mij bij de Engclsche gemeente der Brownisten, die voor elf jaren onder den predikant: J o h n R o b i n s o 11 uit Londen te Amsterdam kwamen." :>De nc doling is de andere waard ! Doeli het is mij niet te doen orn lieden tegenover u den ket'terinecstcr te spelen. Uwc Bruinisterij of Dooperij kreunt mij niet eene mijtc! I_k ben uw henier niet gij hebt zelf toe te zien, of uw weg ter helle voert." Met onbeschrijfelijke, gadelooze hoogheid van toon had de Dordsche >olyfant" deze *n rechten stand. Zijn gelaat begon gloed te vertoonen. Met zijn linkerarm op den mijnen gesteund, hief hij met den rechterarm den knoestigen stok omhoog, en met zijn heldere eu krachtige stem sprak hij: Wat beteekent mijn lijden, bij de smart van den Grooteu Lijder op Golgotha? Hij is voor gegaan! Voorwaarts!" En hij ging voorwaarts. Met hoeveel inspanning, met hoeveel ondragelijke smart, dat weet ik niet. Maar dat weet, ik wel, dat hij zachtjes eeu gebed prevelde, zoolang, totdat ik hem uitgeput en af gemat op een soi'a liet iiedergüjden. Hoe levendig betreurde hij, dat zijne smarte lijke kwaal het hem onmogelijk maakte, ditmaal geen deel te kunnen nemen aan de aandoen lijke plechtigheden der Goede Week, waarmede de Kerk het bovenmenschelijke lijden van den Gekruiste, haren zonen iu herinnering brengt! Ik herinner mij nog levendig, 't was op Goeden Vrijdag, dat door mij een poging gedaan werd om een gesprek met hem aan te knoopen, over het afleidiugsstelsel der Ned. Taaal, volgens Lambert teu Kate, eu daarin aanleiding te viudeu eeuige inlichtingen omtrent mij duistere punten te beko men. Zijn antwoord was kort, zeer kort! 'tBcvreemde mij; maar slechts voor eenige oogenblikken. 't Bleek mij, iets later, dat ik hem gestoord had in een stillen, maar zoeten gedaehteugang. Want kort daarna begon hij ('t was iu den tram) fluisterend tot mij te spreken over het lijden van Christus. 't Was hoofdzakelijk over de ergernis, die don lijdenden Zaligmaker te dragen had, van een volk, om wiens wille Hij vau den hemel gedaald was, dat zijn mond sprak. Dien geheelen Vrijdag, is uit dien helaas! nu gcsloteu mond, tot mij, geen woord voortgekomen, of het was gewijd aan een godsdienstig onderwerp. Of hij, in het, salon van Dr. Meszger opgemerkt werd:1 J.k beu er meer dau eenmaal getuige van geweest. Eeu prins van Duitschen bloede, een Holienzolleru, een kranige figuur, een echte ruiterge stalte, kwam eens binnen het salon. Dr. Mcsuger stelde hem Thijm voor. Een gesprek vau langer , dan een half uur, met hartelijkheid gevoerd, was het gevolg er van. Zoolang de Prins ouder behan deling was, 't waren trouwens enkele dagen, kwam hij geregeld 's morgens een. bezoek in het salon. brengen. Voor al de daar aanwezige adelijke eii uiet-adciijke renmafiek-lijders, werd een vcrbeugung" gemaakt; maar, voor Thijm kwam er na deze eerste kennismaking altijd, bij uitzondering, een handdruk en een kort, gesprek bij. Dat ge schiedt alleen aan interessante persoonlijkheden! Toen onze bekwame graveur P. J. Arendzen (mijn oude schoolkameraad) het Portret van Dr. Meszger hart geëtst, werd door de Keizerin vau Oostenrijk met, heel veel belangstelling het advies van Prol'. Thijm omtrent de uitvoering aangehoord. Zij informeerde zich bij Dr. Meszger wol eens naar den toestand van Monsieur Ie Prot'esseur." Wanneer Prof. Thijm binnen het, salon kwam, waren altijd aller oogen op hem gericht, ik be doel niet met den vluchtigen blik der nieuwsgie righeid : maar niet dien der belangstelling. Bij uit zondering kwam men bij hem altijd naar zijn toe stand vragen. Ecu, uit een drietal Indische liiciereu, o. a. vau wieu het eene been korter was dan het andere, en die kwalijk" in den pas ging bestormde altijd de poging om mij vóór te zij u den professor vau de overjas te ontdoen. Toen zijn krijgsconfrater hem vroeg, waarom hij dat toch altijd deed, (de vraag geschiedde iu liet corridoor) gaf hij ten antwoord: Omdat i.... ollicicrsvloek!) de tideel.ste kerel is, dien ik ooit heb aan getroffen." 's K rijgsmans-taalvorm deed hier niets te kort aan de waarheid. Met wien maar wil, blief ik het eens te zijn, dat Dr. Mcszgcr om een andere reden Amsterdam had kunnen verlaten, dau hij voorgegeven heelt. 't Moge de achting voor hem minderen; zijn be kwaamheden blijven onmiskenbaar. Die iichtkautige" persoon, met zijn onweerstaanbare oogen, voerde /eil aan zijn mars. Ouder zulk een verza meling van lijden, dat zich poogde op te bergen in het, arsenaal van zijn salon, was en bleef de man jolig, was hij een bedreven guit, iu den goe den zin des woords. Maar ook Dr. Thijm had op gevorderden jaren, de regel guitighcid" niet door woorden uitgesproken. Hij keek daarop sta tig naar de vlammende houtblokken op den haard, alsof hij Starter wilde uitnoodigen een oogenblik over zijn wanhopigen toe stand na te deuken. Deze spande zich niet geweld in zijn opkomenden toorn te onder drukken, en antwoordde, steeds beleefd: >>Gij zegt daar wel zeer terecht, dat gij mijn herder niet zijt, eerwaarde heer! Overmits ' gij mij dus niet komt spreken over besognes | uw heilig devoir van predikant rakende, brand ik van verlangen te hooren, wat uw eerwaarde van mij mocht verlangen !" j »Wie zegt u, dat niet juist mijn heilig de- ; voir mij noodzaakt tot u te komen? Indien l het anders ware, zoudt gij mij niet ten uwent j zien, sinjeur Starter! Reeds heden zoude ; ik de reis naar Dordrecht hebben ondcrno- j men, ware het mij niet verkieselijk geweest op het vecrschip van Harlingen te wachten, dat eerst overmorgen afzeik, en luidde ik niet secundo eene dringende besogne met u ! af te doen !" j Starter wilde niet toegeven aan dedius- ! tere vrees, die hem telkens als eene huivering i door do leden voer. Hij sprak, ditmaal min- ! der hoffelijk: >Mij o'odonkt niet, dat ik ooit de eere ge noot: 'met u te bcsognceren, eerwaarde lieer!" »Dnt behoeft ook niet l Het is genoeg zoo ik u de ccro doe met u in besogne te komen! Luister nu scrio naar wat ik u zeg. Gij zijt nog geen vijf jaren hier, en reeds is het u gelukt ondei1 luiden van velerlei soort en c-ondilie de zaden van ongebondenheid en god deloosheid te strooien! Ik kan dat Gode gants verfoeilijk werk niet langer tot Leeuwarden gedoogen ! Ik heb te zorgen voor het heil deiarme schapen, die mij te hoeden zijn toever trouwd. Ziedaar de besogne, die ik met u heb af' te doen!" Domino Bogerman hief voor het eerst het breede hoof^ op eu stiet met zijn stok gehaald in zijn levenszakboekje. 't Was een week na Pasehen, 1880. De kwaal werd iets beter; echter niet veel. Dr. Meszger wilde niet langer dulden, dat de Professor in het salon liep, gesteund door mijn arm. De Prof. betoogde de onmogelijkheid daarvan; de Doctor bepleitte de mogelijkheid niet alleen, maar ook de noodzakelijkheid daarvoor. Ik stond tusschen deze vreedzame kampioenen, vast beslo ten den Doctor prijs te geven voor den Professor. De Doeter merkte het bliksemsnel. Hij nam den kiioestigen stok van den Prof., hield dien verticaal met beide vuisten omklemd voor liem en do Prof. deed hetzelfde. Ik droop af, omdat ik moest. Voorwaarts !" kommandeerde de Doctor met zijn stem van ongewone draagwijdte. Mars'-h!" kornmaudeerde Prof. Thijm met eeu steutor-stem. Een" riep Dr. Meszger en twee" riep Prof. Thijm. Maar.. . toen liep Meszger met den stok weg,. ... en had ik gepoogd mijn geliefden mees ter ter hulp te snellen, de reuzenkraeht van den wetenschappelijke!! knijper en wrijver had mij dit, belet. Hij had zich naast mij geposteerd. Het telleu der passeu ging uu voort; de Dr. telde drie, de Prof. vier. Bij eiken tel strompelde de lijder een stap. 't Was de eerste maal in veertien dagen tijds, dat de geliefde ontslapene dien weg alleen liep. Met een guitigen glimlach telde hij waggelend zestien, toen hij deu stijl van een deur kou grijpen; maar onder dien guitigen glimlach zag ik duidelijk de onmiskenbare teekenen van de heldeninoedige inspanning en wilskracht, die hier geofferd waren. 't Was int usschen doodstil in het salon, 't Strom pelen van den lijder, de guitigheid van den Prof. en deu Doctor werd niet belachen; zijn wilskracht werd.... bewonderd! Men zag daar te duidelijk, dat alleen groote zielen de scherpe zwaardsnee vau het, lijden onder een glimlach weten weg te bergen. Deu vorigen dag had hij mij nog, met, veel ver voering verhaald, dat de Wit, op de pijnbank uit gestrekt, een ode van Horatius luide gereciteerd had. Geen portret, slechts penceelstrcken! Wat ik hier geef, zijn slechts afzonderlijke, op zich zelf staande penceelstrcken. Nog n uit de vele, die ik zou kunnen geven; want do plaatsruimte vau deu Wetfnschappelijken Nederlander, staat iii hoe genaamd geen evenredigheid tot deu lof. die den goeden Meester zou kunnen worden gegeven. Nu kunnen wel eeuige uit de groote anonyme ineuschenmassa, het volgende terugwijzen tot da nietige kleinigheden"; maar zulkcu moeten maar op hun nummer gezet worden door den schim van Plutarchus. Deze bct-oude-o vergroot vader-biograaf verhaalde wel, dat Alcxander gewoon was zijn hoofd ceii weinig naar n kant te dragen; dat Alcibiades een saletjonker was, die een overredende kracht aan zijn woorden wist bij te zetten, ofschoon hij een lispende stem had; dat de woekerende en schrapende Cato, rood haar en grauwe oogen had; dat Caesar ecu kaal hoofd en de prima modepop vau zijn tijdvak was; dat Cicero's neusvleugels aan onwillekeurige knunptrekkingen onderhevig waren, enz. Welnu, dan geef ik mijn nietige klei nigheid" ook niet prijs, omdat zij spreekt voorliet gemoed en den adel van het karakter des Ge storvene. Wij waren, nadat een pijnlijke kuur was afgcloopen, op den terugweg naar het, woonhuis, liet regende hard, en de tram was, vau binnen, geheel bezet, meercndeels met heeren. L'rof. Thijm sprak over de dagen van voorheen, toen het, zelfbewustzijn der Ncd'erlandscho Katho liciteit nog niet was wakker geschud; dus over de dagen zijner grootste en vruchtbaarste werkkracht Zijne oogen waren onophoudelijk gericht op liet achterste slik-bord van den tram. Behoef ik te zeg gen, dat, hij met voldoening den naam van zijn ,/zaligeu" Vriend Willem Cramer noemde? Maar on ophoudelijk bleven zijn oogen toch gericht op dat achterste slik-bord van den tram. Óver de recon structie der historie... over het grondvesten ecner nieuw oplevende Katholieke literatuur . . . over de stichting van een Katholiek dagblad . . . over liet herstel der bisschoppelijke hiërarchie ; .. . maar . ., altijd die oogen op liet achterste siikbord vau den tram .... Als Prof. Thijm warm werd, kon men dat, zien. Men kou het nu ook aan hem zien, toen hij zoo tegen den vloer. >lk geloof, eerwaarde heer, dat ge in zeer zonderlinge erreureii vervallen zijt!" merkte Starter met meesterlijk zelf'bedwang aan. >Hoe is het mogelijk, dat door mij zaden van Goddeloosheid worden uitgestrooid tot Leeu warden, daar ik primo geen leeraar ben, en secundo van. uwe godgeleerde denkwijze niets versta!" «Houd uwe oppassel'yke boert voor u! Gij verstaat mijne woorden opperbest l liet be taamt u niet tegenover mij dezen toon aan te nemen, daar gij oorzaak zijt van velerlei verbastering der goede zeden en manieren in deze stad! Waar is het, ooit gehoord, dat men in de weke vóór het heilige feest van Gods geboorte naar den schouwburg der rhetorisijnen gaat? En hier heeft men zelfs aanzienlijke hoeren, vrouwen en borgerluiden naar uwe vertooningen zien gaan, zoodat de godvruch tige stemming, die vóór Kerstmis alle vrome zielen past, ganschelijk is verdorven." Het was of een glimlach de lippen van den dichter ging krullen. Hij keek echter zijn vijand kloek in de kleine fonkelende oogen en antwoordde. : Van mijne ouders heb ik tot Londen ge leerd, dat het, feest van C h r i s t u s geboorte een heugelijk feest is. Dan heerscht in alle eerbare Engclsche gezelschappen groot jolijt eu verkwikkinge des geestes. Vrienden worden genoodigd op Kcrstdagavond. Vroolijk gezang klinkt in het. ronde. Alle veete en haat wor den vergeten. De dienstboden wenschen hunne meesters : a h a p p y C' h r i s t, m a s! De im mer groene takken van den hulststruik sieren den schoorsteen e;i de zoldering. Vrijers en. vrijsters verheugen zich in een eerlijken ronde dans. En waarom zouden wij rederijkers dan in de weke vóór kerstmis niet mogen spelen?" (Wordt vervolgd.}

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl