Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMES, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.637
oordeeld, 't ia zeker rechtvaardig; evenwel zijn
slachtoffer beloofde weinig voor de toekomst en
z\jn tegenwoordig leven maakte hem nu juist zoo
hél nuttig niet voor de maatschappij.
Men vernietigt een kind en gij oordeelt dat
zulks weinig of niets beteekent; maar hoe weet
ge dat?
Wie zegt u dat dit kind niet misschien bestemd
was om een groot genie of een weldoener der
menschheid te worden?
O juryleden!
Maar om op Jeanne Souhin terug te komen,
men moet, naar mijn gevoelen, deze vrouw niet
als een misdadigster beschouwen. Het vonnis van
het hof te Limoges verklaart, dat het mogelijk is,
dat een moeder haar vijf jonge kinderen in koelen
bloede vermoordt.Is dit geen dwaling?
Men had deze vrouw bij de gevaarlijke krank
zinnigen moeten plaatsen; haar veroordeeling kan
niemand tot afschrikwekkend voorbeeld strekken;
de Fransche moeders hebeen, Gode zij dank, iets
dergelijks niet noodig.
Maar er is toch een gewichtige leering uit dit
vreeselijk drama te trekken. Hoe ver de algcmeene
liefdadigheid in dit land zich ook moge uitstrek
ken, het blijkt dat zij nog niet groot genoeg is,
want ellende is de oorzaak van het drama te
Puy-Imbert.
Jean en Jeanne Souhin werkten en verdienden
samen een karig stuk brood voor hun gezin, maar
op een dag wordt de man wegens een
onbeduidenden diefstal naar de gevangenis gebracht en de
vrouw blijft alleen achter, zonder middel van be
staan ; arm, ellendig, wanhopend, volbrengt zij het
geen wij weten.
't Is diep treurig en zonder twijfel een verzach
tende omstandigheid maarniet zóó verzachtend
als Mr. Argijriadès, een der verdedigers, het voor de
beschuldigde wilde doen voorkomen, niemand kan
zijn pleidooi toejuichen; deze advokaat droomt
slechts van politiek' en de verkiezingen zijn
niet vér meer af. Hij heeft van de zaak Souhin
gebruik gemaakt om een redevoering vol
klassenhaat uit te spreken, waarin de mindere man wordt
opgeruid en geprikkeld tot den opstand, tot het
oproer, dat hij ten slotto met zijn brood, zijn
bloed en zijn vrijheid moet betalen, maar dat.
aan hen, die het gepredikt hebben, zonder geva
ren, fortuin en roem schenkt.
Neen! men zegge niet tot do armen: staat op!
maakt oproer! naar men bewege de rijken en
machtigen tot menscheiijkhcid, men boude hun
voor dat het plicht is. hen die honger lijden,
helpend te naderen.
Gij, rijken! zijt de ware moordenaars van
Puy-lmbcrt! dat is onzin, hoilo phrase. Man
nen zooals gij Mr. Argijriadès, begaafd met
redenaarstalcnt, bekend met de kracht van het gespro
ken woord, moesten bedenken dat zij door derge
lijke verderfelijke taal, menschcn mot ledige ma
gen tot misdaad voeren. Ik zou hun liever zeggen:
Gij rijken! weest vrijgeviger met uw geld, laat
werken, laat verdienen, blijft niet zitten op uwe
kapitalen, maar brengt u\v geld onder de
menschen, geeft geen aalmoezen maar arbeid, de
menschelijkhoid gebiedt het u zoowel als uw eigen
belang.
Laat de Franschen er op letten hoe
Dnitschland zijn inwendige krachten verstcikt door zoo
veel mogelijk te koloniseercn. omdat haar bevol
king steeds vermeerdert en Duitschland arm is.
Onze welstand is grooter, maar toch schrikt
men er in onze burgerklasse voor om dochters te
krijgen, wijl ze later een bruidsschat noodig zullen
hebben. In do lagere klasse vreest men het krijgen
van kinderen om een grondiger reden: Wie zal ze
te eten geven ?
Wat minder politiek en moor daden! Laten
zij, die in onze maatschappij een gewicht in de
schaal kunnen leggen, huu hersenen minder kwel
len met de vraag, hoe dit of dat ministerie
te doen vallen,'1 maar liever ernstig overwegen
hoe brood te geven is aan het volk, dat er voor
werken wil. Dan zal dat volk kinderen krijgen en
als die zullen opgroeien voor het vaderland, zal
de wanhoop en hot gebrek geen moeders weer
tot moordenaressen maken. D.
day lived in Europe." Gij kunteen vroom
ridder als S i d n e y volkomen vertrouwen.
Het was Sidney, die zeide, wat ik zooeven
tegen de vijanden der dichtkunst heb te berde
georacht. De Puriteinsche suffers in Engeland
toornen tegen alle beschaving en kunst
maar in dit vrije Friesland zullen zij zwijgen!"
DominéB o g er-»! a n zag' minachtend en
uiterst kalm naar den jongen man. die met
verheffing van stem gesproken had, wien het
vuur der hoogste geestdrift uit de oogen straal
de Hij naderde hem een paar schreden
en antwoordde schielijk:
«Mij deert de zonderling diepe doling,
waarin uwe ziele is verstrikt! Daarom, uit
christelijk medcdoogen, vraag ik u voor de
laatste reize : Zijt gij bereid van uw godslas
terlijk tooneel afstand te doen, en u te schik
ken naar een tachtig en deugdzaam huiselijk
leven ?''
Starter deinsde terug, en greep den stoc],
waarop hij gezeten had. Zijn borst zwoegde,
hij wankelde. Eenc ziedende gramschap deed
al zijne aderen kloppen. Hij hief' de hand
op naar de deur wijzend:
»Gants bloed! Ik duld het niet langer, dat
ons tooneel door u worde gecalumniöerd ! Uit
mijn huis! Oogenhlikkclijk!"
Terwijl zijne stem luide door de opkamer
weergalmt, gaat de deur open, en vertoon en
zich de beide vrouwen, Is i c s k e en de weduwe
H e n d r i c x, vol angst de twee strijders waar
nemend. In een oogwenk stond N i e s k e
aan de zijde van haar echtgenoot, en zag hem
met hare smeekcnde, schoone oogen zoo innig
weemoedig aan, dat hij, ondanks zijne gram
schap en ontsteltenis, de hand om hare leest
legde, haar vast aan zijne zijde klemde, en
zachtkens toesprak:
»Vrees niets, m y s w e e t h e a r t! Ik ge
last dezen grootspreker en calumniateur
oogenblikkelijk mijn huis te verlaten l"
De weduwe Hendricx bleef verstijfd van
schrik bij de deur staan. De geduchte voor
zitter van het Synodus-Natiouaal veranderde
SIGNALEMENTEN UIT DEN UÏRECHTSCHEN
GEMEENTERAAD,
door
JAN VAN 'T STICHT.
Prof. J. de Louter.
Een van beiden is waar! of de heer De Louter
heeft voor model gediend bij het snijden van de
bekende ineerschuimen tabakspijpen, die
manshoofden voorstellen of zoo'n meersclmimen pijp
strekte tot model bij do formatie van dezen
hoogleeraar.
En mocht soms een ongeloovig jongeling of
grijsaard bij dit mijn beweren twijfelend de schou
ders ophalen, dan durf ik toch in allen geval als
eone onomstootelijke waarheid verkondigen, die
n jongeling n grijsaard zullen moeten beamen,
dat er in do geheele wereld geen fraaier model
voor een meerschuimon tabakspijp te vinden is,
dan de heer De Louter.
En 't is uitstekende qualitcit! Want ofschoon
van middelbaren1' leeftijd (nu wed k dat niemand,
op geen tien jaar na, raden kan hoe oud Zllgel.
is) want. ofschoon van middelbaren leeftijd, ziet de
professor er nog altijd uit of hij zoo uit den win
kel komt. Er is geen doorrooken aan!
Op zijn bleek, lang gezicht prijkt een evenre
dige neus; onder dien neus, dus op de gebruike
lijke plaats, een niet te breede mond met dunne
lippen, die zich bij het spreken maar weinig
openen; boven aan den neus aan iedercn kant
n diepliggend oog. dat donker en schrander door
de zaal dwaalt: boven den neus een hoog, hellend
voorhoofd, dat de oogen een weinig drukt en ze
kleiner doet schijnen dan ze zijn ; dadelijk aan
dat voorhoofd aansluitende het spiegelgladde ver
lengde er van dat doorloopt tot aan den
huwelijksknobbol even beneden den kruin; rings om
dien kalen schedel, dien men zich dus denken
moet als de opening van de pijp, dunne rossige
haren, die met een wrong in nek en hals vallen.
Langs de ka-ken twee zeer doorzichtige
karbonnaadvormigo bakkebaardjes on op de bovenlip
een even doorschijnende snor. Hals : lang en ma
ger ; schouders: smal: jas en das: zwart; borst:
plat; rug idem ; diepte als van een strijkplank ; ar
men: langen dun; heupen: geen e ; beonen : twee,
zie verder hals ; broek : zwart; halsboord : wit;
vest: onzichtbaar, verborgen achter de altijd
dicht geknoopte jas; totale lengte, gemeten op
zijn kousen : een meter zes en zeventig en een
half goed voor de grenadiers; kennelijke tee
kenen : hersons voor wel twee professoren.
Zoo zit of staat daar deze heer in onzen Raad
met strak en ernstig gelaat en volgt met aan
dacht de beraadslagingen of neemt daaraan deel.
Hij staat daar als het beeld van don ernst.
Ernst van vieesch en bloed, en dat op deze lach
wekkende wereld, waar zelfs een kip het moet
uitscha teren.
Nooit zal men des hoeren de Loutors {relaat
door een glimlach zien versieren. Socrates beeft
nog tweemaal gelachen in zijn leven, eens toen
hij zijn vrouwtje naar het altaar en de tweede
keer en toen het hartelijkst toen hij haar
naar het kerkhof bracht. Maar de lieer De Louter
nog nooit, ten minste in de Raadszaal niet, waarbij
dient te worden opgemerkt, dat men daar ook
niet trouwt of begraaft.
Onbeweeglijk strak staat zijn gelaat als dat
zijner modellen. Zijn er geene belangrijke zaken
aan de orde, dan rust de heer De Louter
achter in zijnen leunstoel, mot don rechtereïlcboog
steunende op de leuning en de hand onder het
achterste gedeelte van de kaak, den langen wijs
vinger omhoog gestoken achter het oor.
Zoo zit hij daar dan en laat de oogen schijn
baar gedachteloos van het cene punt naar het
andere dwalen. Nn eens is het alsof hij met de
meeste belangstelling den bode bestudeert en in
's mans zieleleveu wil doordringen ; dan weer kijkt
hij zoo halsstarrig lang naar het vest van den
burgemeester, alsof hij daardoor heen wilde zien
wat de man voor zijn ontbijt gebruikt had ; om
een oogenblik later met wijde oogen don tegen
over hem zittenden heer van Beuningen te be
van houding, zoodra de beide vrouwen de
opkamer binnentraden. Hij groette zonder
te spreken. Zijn gelaat drukte medelijdende
belangstelling uit. Slet deftigen, bedaarden
stap trad hij naar de deur. Doch de oude
vrouw strekte de beide handen naar hem uir,
en riep met tranen iii de oogen:
>O, dat het zoover komen moest! Dat een
man God», dat een dienaar des heiligen woords,
dat de eerwaarde B o g e r m a n met kwade
woorden in mijn huis ter deure wordt uitge
worpen
Ontrust u niet, zuster!" viel Bogcrman
met gemoedelijke kalmte in.--»Dc l Leer kent
de zijnen, de Heer beproeft de zijnen ! Denk
niet, dat ik wijke voor geweld! Ik zal komen
en gaan, zooals het mij oirbaar schijnt. Ter
wille van den vrede hield ik deze
samensprekingc! Voordat ik mij opnieuw wijde aan
het hoog devoir, dat mij te Dordrecht wacht,
wilde ik te Leeuwarden mijne arme schapen
behoeden voor de listen des Satans ! Er mogen
hier verder gccne vertooningen van
rcthorijkers plaats grijpen. Dit is al
ongcbondenheid en lichtvaardigheid, en strijdt tegen de
goede zeden en de Goddelijke Schrifture! Ik
heb Jan Starter verwittigd, dat hij zich
vrijwillig heeft te onderwerpen, of dat hem
door de Magistraten dezer stad het ageeren
voortaan zal worden verboden. Daarna heef!.
hij mij met ruwe woorden simpellijk ter dcurc
verwezen!"
Starter had gedurende deze met
buitengemeene bezadigdheid uitgesproken rode zijne
zelfbeheersching herwonnen Zijn doodeiijk
bleek gelaat bewees, dat hij een hevigcn strijd
met zich zclven voerde. Kieske had in
bangen angst haren linkerarm om zijn hals
geslagen. Liefde en vrees spraken uit de voch
tige oogen, die zij beurtelings op haar echt
genoot en den predikant vestigde.
De weduwe Hendricx boog het hoofd en
sprak met bevende stem :
»Och, eerwaarde heer! Wil om Chris t i
bloedig lijden ons vergeven, wat u euvels is
schouwen met zoo'n welwillende belangstelling,
als dacht hij : hoe kan een rnensch er toch zoo
gezond en welvarend uitzien.
Maar, nu en dan, door het eensklaps fronsen
van de wenkbrauwen of door een plotselingen blik
in de richting van den spreker of door een lichte,
onwillekeurige beweging van het ter zijde han
gende hoofd, ontdekt de aandachtige beschouwer,
dat hij wel degelijk deelneemt aan hetgeen er ver
handeld wordt en dat er niet veel meer moet
verteld worden van hetzelfde allooi, als waarover
hij de wenkbrauwen fronste, orn hem te doen op
springen en zijn mond er ook eens tusschen te
steken.
Gansch anders gedraagt de heer De Louter zich,
wanneer hij met het voornemen ter vergadering
komt om over een of meer onderwerpen het woord
te voeren. Dan leunt hij niet in zijnen stoel maar
zijn zijne handen onophoudelijk bezig, de papieren
vóór hem op de tafel te verschikken. Soms brengt
hij de linkerhand aan zijnen inoud en neemt hij
den wijsvinger daarvan tusschen de tanden, en
terwijl hij dan in diep gepeins zit. springen
zijne oogen rusteloos over al die paperassen
heen, en slechts van lijd tot tijd rusten zij even
op een er van, dat hij dan met de linker hand
opheft, terwijl hij hot hoofd een weinig naar be
neden buigt om zich het lozen te vergemak
kelijken.
Ais hij zoo eenigen tijd is bezig geweest, de
papieren gerangschikt en alles nog eens goed
overwogen heeft, dan komt de rechter elleboog op de
tafel, de hand onder de kaak, de vinger achter het
oor, en in die houding volgt hij dan met scher
pen blik alle sprekers ; soms grijpt hij ietwat haa
stig naar een pen, zet die op het papier, maar
voor hij schrijft heft hij nog ns het hoofd op,
ziet den spreker weer scherp aan en dan, alsof
hij in zich zelf zegt: ja, zeker, ik heb gelijk,"
dan noteert hij een paar woorden.
Eindelijk, als het kleine stukje papier met eenigo
notities prijkt, is het gewichtig oogenblik aange
broken dat de heer De Louter zich zal doen
hooren.
Met de beide handen steunende op de tafel
heft hij zich langzaam overeind. Een oningewijde
zou denken, dat er geen eind aan kwam, zoo ont
zettend lang schijnt deze heer als hij achter die
groene tafel oprijst. Indien hij in bet wit ge
kleed ware inplaats van in 't z\va.rt, zou zijn op
rijzen stellig altijd doen denken aan den man in
de poppenkast, die de oorvijgen van Jan Klaasscn
steeds ontsnapt door zijn hoofd boven het dak
uittestekcn.
Maar, als aan alle dingen, ook aan het
oprijS zcn van den heer de Louter komt een eind.
Hij staat! De rechterhand, tusschen den twee
den en derden knoop van zijn jas gestoken, ziet
men onder die jas bewogen, alsof de vingers de
toetsen van eenig instrument bespelen, dat de mu
ziek voortbrengt, die een eind booger uit dos hoe
ren De Loutcrs mond z;r:h hooron laat.
Dat gaat als van een luien dak je. De fraai
gevormde volzinnen, die zelve ook uit schoone en
welgekozen woorden bestaan, volgen elkander zon
der OPtiigc tu.ssrhenpoos op. Geen oogenblik rust.
i Snol als de wielen van een sneltrein rollen die
woorden van zijne tong en zij gaan zoo recht
streeks op het doel at, alsof zij ook door ijzeren
.sporen aan hunnen weg gebonden waren. Met
onverbiddelijke logica verdedigt hij zijne ineening
en iedereen is het altijd met hom eens behalve ik.
Professor De Louter is mij 1e logisch. Die is in
staat om, als een gezaghebbend man hem weet
te overtuigen, dat er op de wereld geen gezon
der drinken is dan schoon water, dan ook in zijn
leven niet anders te drinken, ja bet zelfs niet met
melk, laa' staan mot een beetje cognac of bran
dewijn zou durven aanlengen.
Maar spreken doet hij mooi, al laat dan ook het
hooge, ietwat heesche geluid, wel iets te wcnschen
over". Kn 't is geen van buiten geleerd lesje!
Neen. telkens werpt hij een blik op het papiertje,
dat bij tusschen duim en vinger van de linkerhand
houdt en dat hij onder het spreken nadrukkelijk
| op en neer beweegt als om de puntjes op de i's
te zetten. Zoo weerlegt hij alles wat in strijd met
wedervaren! Ik heb al zoo dikwijls vermaand,
dat het agr-ercn op liet tooneel een Godo gans j
onbehagelijk werk is! Maar mijne stemme !
klonk als die eens roependen in de wocs- !
tijnel'' j
»Houd moed, zuster. Ik versta uit uwc j
woorden, dat gij het goede deel verkozen hebt, i
dat crij cene der onzen zijt, al uw heil stel
lende in de onderdanigheid Godes, naar zijnen
wil ons geopenbaard in de Heilige Schriftu
ren! Wees gerust! Ik heb de smaadredenen
reeds vergeven, die ik hier moest hoorcu'."
»De Heer zal het u vergelden, eerwaarde
heer!''
Gedurende deze woordenwisseling had j
Starter, afgeleid door zijne bezorgdheid
voor Kieske, zich nog niet kunnen ver
mannen, om B o ge r man, die meer en meer
veld won, tegen te spreken. Schielijk nu het
liefelijke, teedere schepsel, dat aan zijne zijde |
rustte, met een bemoedigcndcn blik vertroos- j
tend, sprak hij op zijne gewone hoiielijke
wijze:
«Veroorloof mij, eerwaarde heer! u te dan- j
ken voor de goede woorden tot mijne schoon
moeder gesproken. De zonderlinge zachtmoe
digheid, door u thans betracht, noopt mij l
niet voor u onder te doen in ootmoed. Ook ik j
scheld u al de caluinniën kwijt tegen mij en
mijne vrienden gezegd, en beloof u ze nimmer
te zullen gedenken '." _ j
P) o ge r m a n wendde plotseling het hoofd
naar Starter en mat hem met een
uitdazijne denkbeelden is aangevoerd en zooals gezegd,
hij heeft veelal succes wanneer hij zich vóór of
tegen eene zaak spant.
Soms redeneert hij heel lang en dikwijls, doch
meestal slechts kort, maar nooit is hij vervolend,
al is ook bij inenschen geheugonis nog nimmer
een jokkend woord tusschen zijne tanden, door
gekomen.
blik.
:>Zoodat. gij u onderwerpt aan mijn wil, en
uw looneel voor goed sluit'.'1
^Geenszins, eerwaarde heer! Mijn col legio
van Rhelorijkers staaf onder protectie van
aanzienlijke Friesche edelen en van Zijne
Hoogheid Griv.if' W i 11 e m L o d e w ij k '."
Bogerman's oogen begonnen dreigend i
te vonkelen.
»Neem u in acht, van die zijde is geen fa
veur te wachten !"
>Ik beroep mij op Jonkheer W i 11 e m van
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Stadsschouwburg (Ned. Tooneel): Zijn Vader.
Mevrouw Noirei.
Salon dos Variétés: Naar den Eiff'eltore.n.
Grand Théatre: De Componist en de Orgeldraaier.
De Koninklijke Verceniging Het Nederlandsen
Tooneel' heeft haar bescheiden zomerkwartieren
vaarwel gezegd en den hcugclijken terugkeer in
haar eigen en eigenlijke woning gevierd op een
wijze, die het ons opnieuw deed betreuren, dat zij
niet bij voortduring daarin verblijf houdt. Do voor
stelling van Zondagavond was voor baar een triomf,
even hartelijk als bemoedigend, even schitterend
als welverdiend. De Leidschepleiners hebben hun.
winterseizoen geopend op een wijze, die ons met
goeden moed en vast vertrouwen liet verdere ver
dere verloop daarvan te geinoct doet zien en die
ons opnieuw het bewijs heeft geleverd, welke hooge
eischen men ons eerste tooneelgezelschap mag en
kan stellen. De vortooning van Zijn vader", oor
spronkelijk tooneelspel in twee bedrijven van een
onbekende, zich achter het pseudoniem I'anner
verschuilende schrijfster, heeft opnieuw in alle
duidelijkheid aangetoond, dat het der Koninklijke
Vereeniging met het ten tooneele brengen van
oorspronkelijke werken heilige ernst is, dat zij
daaraan niet minder zorg en inspanning ten koste
legt dan aan uitheemsclie en dat zij slechts op
goede of althans speelbare wacht, om ze met open
armen te ontvangen.
Met zijn Vader" heeft zij, geloovon wij, een
zeer gelukkige keuze gedaan, liet bezit niet al
leen liet laatste, maar in oven hooge mate het
eerste vereischte ; het is een goed, het is een fraai,
en wat nog veel meer zegt. liet is een oorspron
kelijk stuk ; het doet niet dadelijk aan het fransche
salonstuk, of de dnitsche klucht, aan Sardou of
Moscr denken; het is vóór alles een
Nederiandsch stuk.
De handeling van bet kleine dramaatje is dood
eenvoudig; bet is een oude geschiedenis.die reeds
in duizend tooiieelstukken is behandeld. Het speelt
onder tle boeren in het Westland. Wouter Wessels
hoeft Neeltjo Steiler verleid en haar daarna ver
laten, om dienst te nemen als koloniaal. Na twin
tig ja,ar komt hij terug, in <le hoop het kwaad,
dat hij gedaan beeft, nog goed te kunnen maken.
Hij vraagt Nseltje ten huwelijk. Deze heeft daar
wel ooien naar ; zij heeft hem nog altijd lief; toch
aarzelt zij. Zij heeft, uit baar verboden omgang
met Wessels een kind; aan dit. aan haar knappen
en ilinken zoon Arie meent zij de beslissing te
moeten overlaten. Ario bedenkt zich geen
oogcnblik ; zijn toestemming zal hij nooit geven. Zijn
moeder en zijn meisje trachten tevergeefs veran
dering in zijn denkwijze te brengen. Wessels legt
zich bij de beslissing neer, draagt zijn lot gelaten
en tier ; binnen een maand zal hij naar Af joh
terugkceren. Hij grijpt zijn peten heelt ilödeur ree'S
in zijn hand. als Arie, het edele van zijn gedrag
begrijpende on bewonderende, met don uitroep
Vader" hem in de armen vliegt.
Men ziet het, do handeling is eenvoudig; de
ontkiiooping is ons zelfs niet eens genoeg gemo
tiveerd; zij berust op een ouderwotsch tooneeieffectje.
Toch boeit en spant het tooneelspel, houdt het u
zonder ophouden onder zijn betoovering. Hoe komt
dit V Het is zeer eenvoudig. Do personen in Zijn.
Vader", do moeder, de zoon, de vader en de
verlooide zijn geen tooneelpoppen of
waarhedenvor[ koudigcrs, het zijn mensc'aen zooals u en ik.
menscben van vieesch en bloed, die niet meer denken
dan zij moeten on niet meer spreken dan zij
E y s i n g a, op Jonkheer M on n o II o
uw a r d a, op Jonkheer G y s b er t van
A e r n s m a...."
»A1 hadt gij al de edelen en al de vol
machten van Friesland aan uwc zijde, ze
zouden u, leider! niet kunnen sauveeren !''
»jlaar de heere K e m b t Ii e 11 g e r s ten
P o s t"
»Heeft geene autoriteit in Friesland! Hij
behoort tot de Gedeputceerden van Stad en
Lande!"
»Maar Zijne Hoogheid dan.! Graaf W i
11 c m L o d e w ij k deed mij in het, vorige jaar
de plechtige promesse, dat hij de Leeuwar
der kamer zou protegeeren ?"
De woordenwisseling, op kalmen toon be
gonnen, werd allengs luider eu gramstoriger.
Ka de laatste woorden van Starter ver
loor Bogerman alle zelfbeheersching.
Bijna stotterend van toorn riep hij:
'»Zwijg. verblinde! Zijne Hoogheid staat aan
onze zijde! En al ware dit niet alzoo, het zoude
u niet'vromen. De tijd van afrekening is ge
komen ! Er zal jnsti'tie geschieden naar den
wil Gods. Al waart gij de Prins der Liber
tijnen, gij zult uw vonnis niet ontgaan'.
Meent ge, dat een comediant en pottaster, als
gij, sinjeur S t a r t e r ! met hoop op avautagie
tegen mij en mijne partij zoudt kunnen strij
den? Al waart ge de advokaat van Holland,
de machtige heer A' a n O l d e n b u r u e v e 11
in eigen persoon, en ge onderwondt u ons^te
frotseereii, ge zoudt verpletterd worden in n
slag!"
??Bij Gods wonden! Dat gaat te ver!" bul
derde Starter Ik jaag den razendeu
hond ... ."
Hij kou niet verder spreken.
K i c s k e wierp zich met wanhopende
kracht aan zijn borst en legde de hand op
zijn mond.
'Bogerman verliet de opkamer, gevolgd
door de weduwe H e n d r i c x.
(Wordt verooljd.)