De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 8 september pagina 2

8 september 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMES, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.637 oordeeld, 't ia zeker rechtvaardig; evenwel zijn slachtoffer beloofde weinig voor de toekomst en z\jn tegenwoordig leven maakte hem nu juist zoo hél nuttig niet voor de maatschappij. Men vernietigt een kind en gij oordeelt dat zulks weinig of niets beteekent; maar hoe weet ge dat? Wie zegt u dat dit kind niet misschien bestemd was om een groot genie of een weldoener der menschheid te worden? O juryleden! Maar om op Jeanne Souhin terug te komen, men moet, naar mijn gevoelen, deze vrouw niet als een misdadigster beschouwen. Het vonnis van het hof te Limoges verklaart, dat het mogelijk is, dat een moeder haar vijf jonge kinderen in koelen bloede vermoordt.Is dit geen dwaling? Men had deze vrouw bij de gevaarlijke krank zinnigen moeten plaatsen; haar veroordeeling kan niemand tot afschrikwekkend voorbeeld strekken; de Fransche moeders hebeen, Gode zij dank, iets dergelijks niet noodig. Maar er is toch een gewichtige leering uit dit vreeselijk drama te trekken. Hoe ver de algcmeene liefdadigheid in dit land zich ook moge uitstrek ken, het blijkt dat zij nog niet groot genoeg is, want ellende is de oorzaak van het drama te Puy-Imbert. Jean en Jeanne Souhin werkten en verdienden samen een karig stuk brood voor hun gezin, maar op een dag wordt de man wegens een onbeduidenden diefstal naar de gevangenis gebracht en de vrouw blijft alleen achter, zonder middel van be staan ; arm, ellendig, wanhopend, volbrengt zij het geen wij weten. 't Is diep treurig en zonder twijfel een verzach tende omstandigheid maarniet zóó verzachtend als Mr. Argijriadès, een der verdedigers, het voor de beschuldigde wilde doen voorkomen, niemand kan zijn pleidooi toejuichen; deze advokaat droomt slechts van politiek' en de verkiezingen zijn niet vér meer af. Hij heeft van de zaak Souhin gebruik gemaakt om een redevoering vol klassenhaat uit te spreken, waarin de mindere man wordt opgeruid en geprikkeld tot den opstand, tot het oproer, dat hij ten slotto met zijn brood, zijn bloed en zijn vrijheid moet betalen, maar dat. aan hen, die het gepredikt hebben, zonder geva ren, fortuin en roem schenkt. Neen! men zegge niet tot do armen: staat op! maakt oproer! naar men bewege de rijken en machtigen tot menscheiijkhcid, men boude hun voor dat het plicht is. hen die honger lijden, helpend te naderen. Gij, rijken! zijt de ware moordenaars van Puy-lmbcrt! dat is onzin, hoilo phrase. Man nen zooals gij Mr. Argijriadès, begaafd met redenaarstalcnt, bekend met de kracht van het gespro ken woord, moesten bedenken dat zij door derge lijke verderfelijke taal, menschcn mot ledige ma gen tot misdaad voeren. Ik zou hun liever zeggen: Gij rijken! weest vrijgeviger met uw geld, laat werken, laat verdienen, blijft niet zitten op uwe kapitalen, maar brengt u\v geld onder de menschen, geeft geen aalmoezen maar arbeid, de menschelijkhoid gebiedt het u zoowel als uw eigen belang. Laat de Franschen er op letten hoe Dnitschland zijn inwendige krachten verstcikt door zoo veel mogelijk te koloniseercn. omdat haar bevol king steeds vermeerdert en Duitschland arm is. Onze welstand is grooter, maar toch schrikt men er in onze burgerklasse voor om dochters te krijgen, wijl ze later een bruidsschat noodig zullen hebben. In do lagere klasse vreest men het krijgen van kinderen om een grondiger reden: Wie zal ze te eten geven ? Wat minder politiek en moor daden! Laten zij, die in onze maatschappij een gewicht in de schaal kunnen leggen, huu hersenen minder kwel len met de vraag, hoe dit of dat ministerie te doen vallen,'1 maar liever ernstig overwegen hoe brood te geven is aan het volk, dat er voor werken wil. Dan zal dat volk kinderen krijgen en als die zullen opgroeien voor het vaderland, zal de wanhoop en hot gebrek geen moeders weer tot moordenaressen maken. D. day lived in Europe." Gij kunteen vroom ridder als S i d n e y volkomen vertrouwen. Het was Sidney, die zeide, wat ik zooeven tegen de vijanden der dichtkunst heb te berde georacht. De Puriteinsche suffers in Engeland toornen tegen alle beschaving en kunst maar in dit vrije Friesland zullen zij zwijgen!" DominéB o g er-»! a n zag' minachtend en uiterst kalm naar den jongen man. die met verheffing van stem gesproken had, wien het vuur der hoogste geestdrift uit de oogen straal de Hij naderde hem een paar schreden en antwoordde schielijk: «Mij deert de zonderling diepe doling, waarin uwe ziele is verstrikt! Daarom, uit christelijk medcdoogen, vraag ik u voor de laatste reize : Zijt gij bereid van uw godslas terlijk tooneel afstand te doen, en u te schik ken naar een tachtig en deugdzaam huiselijk leven ?'' Starter deinsde terug, en greep den stoc], waarop hij gezeten had. Zijn borst zwoegde, hij wankelde. Eenc ziedende gramschap deed al zijne aderen kloppen. Hij hief' de hand op naar de deur wijzend: »Gants bloed! Ik duld het niet langer, dat ons tooneel door u worde gecalumniöerd ! Uit mijn huis! Oogenhlikkclijk!" Terwijl zijne stem luide door de opkamer weergalmt, gaat de deur open, en vertoon en zich de beide vrouwen, Is i c s k e en de weduwe H e n d r i c x, vol angst de twee strijders waar nemend. In een oogwenk stond N i e s k e aan de zijde van haar echtgenoot, en zag hem met hare smeekcnde, schoone oogen zoo innig weemoedig aan, dat hij, ondanks zijne gram schap en ontsteltenis, de hand om hare leest legde, haar vast aan zijne zijde klemde, en zachtkens toesprak: »Vrees niets, m y s w e e t h e a r t! Ik ge last dezen grootspreker en calumniateur oogenblikkelijk mijn huis te verlaten l" De weduwe Hendricx bleef verstijfd van schrik bij de deur staan. De geduchte voor zitter van het Synodus-Natiouaal veranderde SIGNALEMENTEN UIT DEN UÏRECHTSCHEN GEMEENTERAAD, door JAN VAN 'T STICHT. Prof. J. de Louter. Een van beiden is waar! of de heer De Louter heeft voor model gediend bij het snijden van de bekende ineerschuimen tabakspijpen, die manshoofden voorstellen of zoo'n meersclmimen pijp strekte tot model bij do formatie van dezen hoogleeraar. En mocht soms een ongeloovig jongeling of grijsaard bij dit mijn beweren twijfelend de schou ders ophalen, dan durf ik toch in allen geval als eone onomstootelijke waarheid verkondigen, die n jongeling n grijsaard zullen moeten beamen, dat er in do geheele wereld geen fraaier model voor een meerschuimon tabakspijp te vinden is, dan de heer De Louter. En 't is uitstekende qualitcit! Want ofschoon van middelbaren1' leeftijd (nu wed k dat niemand, op geen tien jaar na, raden kan hoe oud Zllgel. is) want. ofschoon van middelbaren leeftijd, ziet de professor er nog altijd uit of hij zoo uit den win kel komt. Er is geen doorrooken aan! Op zijn bleek, lang gezicht prijkt een evenre dige neus; onder dien neus, dus op de gebruike lijke plaats, een niet te breede mond met dunne lippen, die zich bij het spreken maar weinig openen; boven aan den neus aan iedercn kant n diepliggend oog. dat donker en schrander door de zaal dwaalt: boven den neus een hoog, hellend voorhoofd, dat de oogen een weinig drukt en ze kleiner doet schijnen dan ze zijn ; dadelijk aan dat voorhoofd aansluitende het spiegelgladde ver lengde er van dat doorloopt tot aan den huwelijksknobbol even beneden den kruin; rings om dien kalen schedel, dien men zich dus denken moet als de opening van de pijp, dunne rossige haren, die met een wrong in nek en hals vallen. Langs de ka-ken twee zeer doorzichtige karbonnaadvormigo bakkebaardjes on op de bovenlip een even doorschijnende snor. Hals : lang en ma ger ; schouders: smal: jas en das: zwart; borst: plat; rug idem ; diepte als van een strijkplank ; ar men: langen dun; heupen: geen e ; beonen : twee, zie verder hals ; broek : zwart; halsboord : wit; vest: onzichtbaar, verborgen achter de altijd dicht geknoopte jas; totale lengte, gemeten op zijn kousen : een meter zes en zeventig en een half goed voor de grenadiers; kennelijke tee kenen : hersons voor wel twee professoren. Zoo zit of staat daar deze heer in onzen Raad met strak en ernstig gelaat en volgt met aan dacht de beraadslagingen of neemt daaraan deel. Hij staat daar als het beeld van don ernst. Ernst van vieesch en bloed, en dat op deze lach wekkende wereld, waar zelfs een kip het moet uitscha teren. Nooit zal men des hoeren de Loutors {relaat door een glimlach zien versieren. Socrates beeft nog tweemaal gelachen in zijn leven, eens toen hij zijn vrouwtje naar het altaar en de tweede keer en toen het hartelijkst toen hij haar naar het kerkhof bracht. Maar de lieer De Louter nog nooit, ten minste in de Raadszaal niet, waarbij dient te worden opgemerkt, dat men daar ook niet trouwt of begraaft. Onbeweeglijk strak staat zijn gelaat als dat zijner modellen. Zijn er geene belangrijke zaken aan de orde, dan rust de heer De Louter achter in zijnen leunstoel, mot don rechtereïlcboog steunende op de leuning en de hand onder het achterste gedeelte van de kaak, den langen wijs vinger omhoog gestoken achter het oor. Zoo zit hij daar dan en laat de oogen schijn baar gedachteloos van het cene punt naar het andere dwalen. Nn eens is het alsof hij met de meeste belangstelling den bode bestudeert en in 's mans zieleleveu wil doordringen ; dan weer kijkt hij zoo halsstarrig lang naar het vest van den burgemeester, alsof hij daardoor heen wilde zien wat de man voor zijn ontbijt gebruikt had ; om een oogenblik later met wijde oogen don tegen over hem zittenden heer van Beuningen te be van houding, zoodra de beide vrouwen de opkamer binnentraden. Hij groette zonder te spreken. Zijn gelaat drukte medelijdende belangstelling uit. Slet deftigen, bedaarden stap trad hij naar de deur. Doch de oude vrouw strekte de beide handen naar hem uir, en riep met tranen iii de oogen: >O, dat het zoover komen moest! Dat een man God», dat een dienaar des heiligen woords, dat de eerwaarde B o g e r m a n met kwade woorden in mijn huis ter deure wordt uitge worpen Ontrust u niet, zuster!" viel Bogcrman met gemoedelijke kalmte in.--»Dc l Leer kent de zijnen, de Heer beproeft de zijnen ! Denk niet, dat ik wijke voor geweld! Ik zal komen en gaan, zooals het mij oirbaar schijnt. Ter wille van den vrede hield ik deze samensprekingc! Voordat ik mij opnieuw wijde aan het hoog devoir, dat mij te Dordrecht wacht, wilde ik te Leeuwarden mijne arme schapen behoeden voor de listen des Satans ! Er mogen hier verder gccne vertooningen van rcthorijkers plaats grijpen. Dit is al ongcbondenheid en lichtvaardigheid, en strijdt tegen de goede zeden en de Goddelijke Schrifture! Ik heb Jan Starter verwittigd, dat hij zich vrijwillig heeft te onderwerpen, of dat hem door de Magistraten dezer stad het ageeren voortaan zal worden verboden. Daarna heef!. hij mij met ruwe woorden simpellijk ter dcurc verwezen!" Starter had gedurende deze met buitengemeene bezadigdheid uitgesproken rode zijne zelfbeheersching herwonnen Zijn doodeiijk bleek gelaat bewees, dat hij een hevigcn strijd met zich zclven voerde. Kieske had in bangen angst haren linkerarm om zijn hals geslagen. Liefde en vrees spraken uit de voch tige oogen, die zij beurtelings op haar echt genoot en den predikant vestigde. De weduwe Hendricx boog het hoofd en sprak met bevende stem : »Och, eerwaarde heer! Wil om Chris t i bloedig lijden ons vergeven, wat u euvels is schouwen met zoo'n welwillende belangstelling, als dacht hij : hoe kan een rnensch er toch zoo gezond en welvarend uitzien. Maar, nu en dan, door het eensklaps fronsen van de wenkbrauwen of door een plotselingen blik in de richting van den spreker of door een lichte, onwillekeurige beweging van het ter zijde han gende hoofd, ontdekt de aandachtige beschouwer, dat hij wel degelijk deelneemt aan hetgeen er ver handeld wordt en dat er niet veel meer moet verteld worden van hetzelfde allooi, als waarover hij de wenkbrauwen fronste, orn hem te doen op springen en zijn mond er ook eens tusschen te steken. Gansch anders gedraagt de heer De Louter zich, wanneer hij met het voornemen ter vergadering komt om over een of meer onderwerpen het woord te voeren. Dan leunt hij niet in zijnen stoel maar zijn zijne handen onophoudelijk bezig, de papieren vóór hem op de tafel te verschikken. Soms brengt hij de linkerhand aan zijnen inoud en neemt hij den wijsvinger daarvan tusschen de tanden, en terwijl hij dan in diep gepeins zit. springen zijne oogen rusteloos over al die paperassen heen, en slechts van lijd tot tijd rusten zij even op een er van, dat hij dan met de linker hand opheft, terwijl hij hot hoofd een weinig naar be neden buigt om zich het lozen te vergemak kelijken. Ais hij zoo eenigen tijd is bezig geweest, de papieren gerangschikt en alles nog eens goed overwogen heeft, dan komt de rechter elleboog op de tafel, de hand onder de kaak, de vinger achter het oor, en in die houding volgt hij dan met scher pen blik alle sprekers ; soms grijpt hij ietwat haa stig naar een pen, zet die op het papier, maar voor hij schrijft heft hij nog ns het hoofd op, ziet den spreker weer scherp aan en dan, alsof hij in zich zelf zegt: ja, zeker, ik heb gelijk," dan noteert hij een paar woorden. Eindelijk, als het kleine stukje papier met eenigo notities prijkt, is het gewichtig oogenblik aange broken dat de heer De Louter zich zal doen hooren. Met de beide handen steunende op de tafel heft hij zich langzaam overeind. Een oningewijde zou denken, dat er geen eind aan kwam, zoo ont zettend lang schijnt deze heer als hij achter die groene tafel oprijst. Indien hij in bet wit ge kleed ware inplaats van in 't z\va.rt, zou zijn op rijzen stellig altijd doen denken aan den man in de poppenkast, die de oorvijgen van Jan Klaasscn steeds ontsnapt door zijn hoofd boven het dak uittestekcn. Maar, als aan alle dingen, ook aan het oprijS zcn van den heer de Louter komt een eind. Hij staat! De rechterhand, tusschen den twee den en derden knoop van zijn jas gestoken, ziet men onder die jas bewogen, alsof de vingers de toetsen van eenig instrument bespelen, dat de mu ziek voortbrengt, die een eind booger uit dos hoe ren De Loutcrs mond z;r:h hooron laat. Dat gaat als van een luien dak je. De fraai gevormde volzinnen, die zelve ook uit schoone en welgekozen woorden bestaan, volgen elkander zon der OPtiigc tu.ssrhenpoos op. Geen oogenblik rust. i Snol als de wielen van een sneltrein rollen die woorden van zijne tong en zij gaan zoo recht streeks op het doel at, alsof zij ook door ijzeren .sporen aan hunnen weg gebonden waren. Met onverbiddelijke logica verdedigt hij zijne ineening en iedereen is het altijd met hom eens behalve ik. Professor De Louter is mij 1e logisch. Die is in staat om, als een gezaghebbend man hem weet te overtuigen, dat er op de wereld geen gezon der drinken is dan schoon water, dan ook in zijn leven niet anders te drinken, ja bet zelfs niet met melk, laa' staan mot een beetje cognac of bran dewijn zou durven aanlengen. Maar spreken doet hij mooi, al laat dan ook het hooge, ietwat heesche geluid, wel iets te wcnschen over". Kn 't is geen van buiten geleerd lesje! Neen. telkens werpt hij een blik op het papiertje, dat bij tusschen duim en vinger van de linkerhand houdt en dat hij onder het spreken nadrukkelijk | op en neer beweegt als om de puntjes op de i's te zetten. Zoo weerlegt hij alles wat in strijd met wedervaren! Ik heb al zoo dikwijls vermaand, dat het agr-ercn op liet tooneel een Godo gans j onbehagelijk werk is! Maar mijne stemme ! klonk als die eens roependen in de wocs- ! tijnel'' j »Houd moed, zuster. Ik versta uit uwc j woorden, dat gij het goede deel verkozen hebt, i dat crij cene der onzen zijt, al uw heil stel lende in de onderdanigheid Godes, naar zijnen wil ons geopenbaard in de Heilige Schriftu ren! Wees gerust! Ik heb de smaadredenen reeds vergeven, die ik hier moest hoorcu'." »De Heer zal het u vergelden, eerwaarde heer!'' Gedurende deze woordenwisseling had j Starter, afgeleid door zijne bezorgdheid voor Kieske, zich nog niet kunnen ver mannen, om B o ge r man, die meer en meer veld won, tegen te spreken. Schielijk nu het liefelijke, teedere schepsel, dat aan zijne zijde | rustte, met een bemoedigcndcn blik vertroos- j tend, sprak hij op zijne gewone hoiielijke wijze: «Veroorloof mij, eerwaarde heer! u te dan- j ken voor de goede woorden tot mijne schoon moeder gesproken. De zonderlinge zachtmoe digheid, door u thans betracht, noopt mij l niet voor u onder te doen in ootmoed. Ook ik j scheld u al de caluinniën kwijt tegen mij en mijne vrienden gezegd, en beloof u ze nimmer te zullen gedenken '." _ j P) o ge r m a n wendde plotseling het hoofd naar Starter en mat hem met een uitdazijne denkbeelden is aangevoerd en zooals gezegd, hij heeft veelal succes wanneer hij zich vóór of tegen eene zaak spant. Soms redeneert hij heel lang en dikwijls, doch meestal slechts kort, maar nooit is hij vervolend, al is ook bij inenschen geheugonis nog nimmer een jokkend woord tusschen zijne tanden, door gekomen. blik. :>Zoodat. gij u onderwerpt aan mijn wil, en uw looneel voor goed sluit'.'1 ^Geenszins, eerwaarde heer! Mijn col legio van Rhelorijkers staaf onder protectie van aanzienlijke Friesche edelen en van Zijne Hoogheid Griv.if' W i 11 e m L o d e w ij k '." Bogerman's oogen begonnen dreigend i te vonkelen. »Neem u in acht, van die zijde is geen fa veur te wachten !" >Ik beroep mij op Jonkheer W i 11 e m van Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Stadsschouwburg (Ned. Tooneel): Zijn Vader. Mevrouw Noirei. Salon dos Variétés: Naar den Eiff'eltore.n. Grand Théatre: De Componist en de Orgeldraaier. De Koninklijke Verceniging Het Nederlandsen Tooneel' heeft haar bescheiden zomerkwartieren vaarwel gezegd en den hcugclijken terugkeer in haar eigen en eigenlijke woning gevierd op een wijze, die het ons opnieuw deed betreuren, dat zij niet bij voortduring daarin verblijf houdt. Do voor stelling van Zondagavond was voor baar een triomf, even hartelijk als bemoedigend, even schitterend als welverdiend. De Leidschepleiners hebben hun. winterseizoen geopend op een wijze, die ons met goeden moed en vast vertrouwen liet verdere ver dere verloop daarvan te geinoct doet zien en die ons opnieuw het bewijs heeft geleverd, welke hooge eischen men ons eerste tooneelgezelschap mag en kan stellen. De vortooning van Zijn vader", oor spronkelijk tooneelspel in twee bedrijven van een onbekende, zich achter het pseudoniem I'anner verschuilende schrijfster, heeft opnieuw in alle duidelijkheid aangetoond, dat het der Koninklijke Vereeniging met het ten tooneele brengen van oorspronkelijke werken heilige ernst is, dat zij daaraan niet minder zorg en inspanning ten koste legt dan aan uitheemsclie en dat zij slechts op goede of althans speelbare wacht, om ze met open armen te ontvangen. Met zijn Vader" heeft zij, geloovon wij, een zeer gelukkige keuze gedaan, liet bezit niet al leen liet laatste, maar in oven hooge mate het eerste vereischte ; het is een goed, het is een fraai, en wat nog veel meer zegt. liet is een oorspron kelijk stuk ; het doet niet dadelijk aan het fransche salonstuk, of de dnitsche klucht, aan Sardou of Moscr denken; het is vóór alles een Nederiandsch stuk. De handeling van bet kleine dramaatje is dood eenvoudig; bet is een oude geschiedenis.die reeds in duizend tooiieelstukken is behandeld. Het speelt onder tle boeren in het Westland. Wouter Wessels hoeft Neeltjo Steiler verleid en haar daarna ver laten, om dienst te nemen als koloniaal. Na twin tig ja,ar komt hij terug, in <le hoop het kwaad, dat hij gedaan beeft, nog goed te kunnen maken. Hij vraagt Nseltje ten huwelijk. Deze heeft daar wel ooien naar ; zij heeft hem nog altijd lief; toch aarzelt zij. Zij heeft, uit baar verboden omgang met Wessels een kind; aan dit. aan haar knappen en ilinken zoon Arie meent zij de beslissing te moeten overlaten. Ario bedenkt zich geen oogcnblik ; zijn toestemming zal hij nooit geven. Zijn moeder en zijn meisje trachten tevergeefs veran dering in zijn denkwijze te brengen. Wessels legt zich bij de beslissing neer, draagt zijn lot gelaten en tier ; binnen een maand zal hij naar Af joh terugkceren. Hij grijpt zijn peten heelt ilödeur ree'S in zijn hand. als Arie, het edele van zijn gedrag begrijpende on bewonderende, met don uitroep Vader" hem in de armen vliegt. Men ziet het, do handeling is eenvoudig; de ontkiiooping is ons zelfs niet eens genoeg gemo tiveerd; zij berust op een ouderwotsch tooneeieffectje. Toch boeit en spant het tooneelspel, houdt het u zonder ophouden onder zijn betoovering. Hoe komt dit V Het is zeer eenvoudig. Do personen in Zijn. Vader", do moeder, de zoon, de vader en de verlooide zijn geen tooneelpoppen of waarhedenvor[ koudigcrs, het zijn mensc'aen zooals u en ik. menscben van vieesch en bloed, die niet meer denken dan zij moeten on niet meer spreken dan zij E y s i n g a, op Jonkheer M on n o II o uw a r d a, op Jonkheer G y s b er t van A e r n s m a...." »A1 hadt gij al de edelen en al de vol machten van Friesland aan uwc zijde, ze zouden u, leider! niet kunnen sauveeren !'' »jlaar de heere K e m b t Ii e 11 g e r s ten P o s t" »Heeft geene autoriteit in Friesland! Hij behoort tot de Gedeputceerden van Stad en Lande!" »Maar Zijne Hoogheid dan.! Graaf W i 11 c m L o d e w ij k deed mij in het, vorige jaar de plechtige promesse, dat hij de Leeuwar der kamer zou protegeeren ?" De woordenwisseling, op kalmen toon be gonnen, werd allengs luider eu gramstoriger. Ka de laatste woorden van Starter ver loor Bogerman alle zelfbeheersching. Bijna stotterend van toorn riep hij: '»Zwijg. verblinde! Zijne Hoogheid staat aan onze zijde! En al ware dit niet alzoo, het zoude u niet'vromen. De tijd van afrekening is ge komen ! Er zal jnsti'tie geschieden naar den wil Gods. Al waart gij de Prins der Liber tijnen, gij zult uw vonnis niet ontgaan'. Meent ge, dat een comediant en pottaster, als gij, sinjeur S t a r t e r ! met hoop op avautagie tegen mij en mijne partij zoudt kunnen strij den? Al waart ge de advokaat van Holland, de machtige heer A' a n O l d e n b u r u e v e 11 in eigen persoon, en ge onderwondt u ons^te frotseereii, ge zoudt verpletterd worden in n slag!" ??Bij Gods wonden! Dat gaat te ver!" bul derde Starter Ik jaag den razendeu hond ... ." Hij kou niet verder spreken. K i c s k e wierp zich met wanhopende kracht aan zijn borst en legde de hand op zijn mond. 'Bogerman verliet de opkamer, gevolgd door de weduwe H e n d r i c x. (Wordt verooljd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl