Historisch Archief 1877-1940
No. 637
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
3
?willen, die aan geen publiek schijnen te denken,
van geen bijval te droomen, die hun eigen, door
niemand of niets misvormd ot verminkt leven
leiden. Koeltje Steiler is een eenvoudige, zoo ge
wilt, niet zeer ontwikkelde boerin, die er alleen
handen om te werken en een hart om lief te
hebben op na schijnt te houden, die den man, die
haar zoo diep rampzalig heeft gemaakt, geen enkel
verwijt doet, omdat zij hem nog altijd liet heelt,
die huilt en jammert als een kind, wien men zijn
speelgoed ontneemt, als haar zoon haar niet met
dien man wil laten trouwen en die dit alles
doet met een natuurlijkheid en schijn van recht,
die het ons onmogelijk maken, er wrevelig over
te worden, met oen taaiheid en vast vertrouwen,
die de woorden van Mademoiselle de Lesp nasse,
wier geheele leven n liefdesgeschiedenis was:
tToseraispresquedire que l'amour denent une verin
zoo begrijpelijk en vergeeflijk maken. Arie, de
zoon, is ontwikkelder en beschaafder, heeft waar
schijnlijk school gegaan, is zeker dikwijls in den
Haag geweest; als hij het beslissende onderhoud
met zijn vader zal hebben, grijpt hij een boek,
om kalm en vrij van aandoening te schijnen. Hij
is eerlijk, trouw, deugdzaam, ja wat niet al en
toch is zijn moeder, de eenvoudige, onwetende
Neeltje ons liever en sympathieker. Hij is een
deugdzaam man en toch. niet volmaakt. Juist dit
bevalt ons in hem, hoe wonderlijk hot ook schijne.
De romantiek heeft ons zoo overstelpt mot vol
maakte helden, dat wij blijde zijn, zoo dikwijls
?wij weer eens een menschelijker held aantreffen,
die er ook zijn zwakheden op na houdt.
Wessels, de vader en Doortje, de verloofde, staan
op het tweede plan. de eerste, de echte soldaat.
die door zijn heldenfoiten in den oorlog zijn mis
stappen in het burgerlijk leven voor een deel
meent te hebben goedgemaakt; de tweede, de
eenvoudige, gezonde boerenmeid met een gezond
hoofd en een gezond hart.
Is het ons dus een eerste en aangename plicht
de schrijfster van harte geluk te wcnschen met
haar veelbelovenden en reeds zoo veel gevonden
arbeid, niet minder voelen wij ons gedrongen den
artisten van het Ned. ooneel een welgemeende
hulde te brengen voor hun prachtige vertolking.
Mevrouw Frenkel heeft ons zelden zoo weten te
hoeien en mede te sleepen, als in de eenvoudige
rol van deze eenvoudige Neeltje. Zij ging geheel
in de voor te stellen persoonlijkheid op, was wer
kelijk een boerin en de boerin, zooals do schrijf
ster zich die gedacht moet hebben. Zij had de
rol tot in de kleinste bijzonderheden bestudeerd,
zoowel in stem als in gebaren, in gang als in
manieren. Niet het minst troffen ons de volgende
kleinigheden: als zij een hand gaf, gaf zij niet
zelden de linker, als zij dronk stak zij do vingers
in het kopje, als zij de medailles van Wossels
bekeek, woog zij ze op haar hand en trof haar
vóór alles de zwaarte. Niet minder bevielen ons
de heeren do Jong (Arie) on Bouwmeester (Wes
sels). Het groote tooneol tusschen beiden in het
tweede bedrijf was een juweeltje. Mevrouw
Holtrop (Doortje) sloot zich op waardige wijze bij
hen aan. Alleen had zij nog wel iets linkscher en
boerscher kunnen zijn.
Do regio had waarschijnlijk eens willen laten
zien, wat zij op haar eigen terrein tot stand
weet te brengen ; het zou misschien moeilijk zijn
er gegronde aanmerkingen op te maken ; alleen
willen wij er even op wijzen, dat zoowel Zondag
als Woensdag de hans-klok hardnekkig stilstond.
Over Mevrouw Noirel" kunnen wij kort zijn. Wij
hebben het reeds vroeger in dit blad besproken.
Het is een vroolijk blijspel, zonder cenïgc pre
tentie. Het geeft geen hooge kunst, vóór alles
bevallige, soms een beetje ondeugende. Men ge
niet, lacht en amuseert zich en zou wel lastig
moeten zijn, wanneer men niet voldaan was. vooral
wanneer het op zulk een voortreffelijke wijze ten
tooneele wordt gebracht, als dit hier het geval is.
Mevr. Frenkel had in een half uur tijds haar persoon
lijkheid een volkomen motamorphose doen onder
gaan. Thans was zij de nog jeugdige, kokette,
vroolijke en beweeglijke schoonmama, die door
haar goedheid en in haar onschuld de zaken van
haar schoonzoon op zoo noodlottige wijze in
't honderd stuurt. Opmerkelijk was weer de
uitstekende wijze, waarop zij haar rol had opge
vat; in het eerste bedrijf nog half en half de
bourgeoise, ook in kleeding en uiterlijk, in de
volgende geheel de van het leven genietende
Parisienne. Mevrouw Holtrop speelde het
iiu/ifniterolletje alleraardigst en even als Mevr. Frenkel
volkomen in den stijl. Terecht overdreven beiden
een beetje in het laatste bedrijf. De heer Tourniaire
(notaris Thevenot) gaf, juist door niet te veel
op den voorgrond te dringen, het bewijs zijn rol
en het stuk te begrijpen; niet voor niets heet
het Tielh-Maman" en niet Mr. Thevenot". De
heer Morin was als de oude Boudiuois zoo goedig
en beminnelijk, dat hot velen verwonderde, dat
Schoonmama zich niet eerder liet vermurvcn. Do
vele bijrolletjes waren alle in goede handen, alleen
had mevr. Poolman wel wat meer relief aan het
hare kunnen geven.
Ook in Mevrouw Noirel" was aan regie en
miseen-scèm de meeste zorg besteed. Toen het scherm
voor het eerste bedrijf opging, hoorden wij een
paar dames naast ons uitroepen: He, hoe gezellig!''
Ook het door mevrouw Noirel gemoderniseerde
notariskantoor beantwoordde geheel aan den eisch.
Alle meubelen toch moesten blinken van nieuw
heid en deden dit ook, vooral de gaskroon, waar
het groene etiketje met den prijs nog aan hing.
Alleen viel het ons op, dat men, waar telkens sprake
is van een schilderij van Hennor, ons een copie
van Adriaan van der Werff's (in ons Rijksmuseum
te vinden) dansles te aanschouwen gaf.
Het gezelschap van den Salon, dat men, om
met Ibsen te spreken ,,Der Sund der Jiu/end''
zou kunnen noemen, heeft Zondag l September
eveneens het winterseizoen geopend en wel met
iets geheel nieuws, dat echter niet geheel nieuw
is. vooral niet in dezen schouwburg, namelijk met een
revue. Een revue is .... Ja, wat is een revue?
Dat valt maar niet zoo in een paar woorden te
zeggen. De beste verklaring is misschien deze:
Een revue is een salade van hansworsterij en
nonsens, waarvan de gccstigheden het zout en de
hatelijkheden de peper zijn, of duidelijker: een
revue is een tooneelstuk, dat geen tooneclstuk is,
een aftreksel van Humoristisch Album" en
Asmodée" in 5 bedrijven; een poppenkast voor
volwassenen, waarbij veel te hooren, veel te zien
en veel te lachen valt; het tweede vooral en het
laatste niet minder, tenminste als het is, zooals
het behoort.
Een onmisbaar, ja een hoofdvereischte voor elke
rechtgeaarde revue zijn bovendien nog eenigo
meer of minder scherpe coupletten over de aan
gelegenheden van den dag en juist deze couplet
ten hadden wij op het oog, toen wij zooeven aan
het volslagen nieuwe en nieinuls dagawesene van
de revue durfden tornen. In de laatste jaren
toch (men denkc aan de dagen van Bamberg,
Charlier, Mutfers en Thönissen) heeft men in den
Salon hij herhaling tooneelstukken met dergelijke
coupletten ten tooneele gevoerd en daarmede
steeds groot, niet zelden uitbundig succes behaald.
Wij gelooven dan ook, dat hut een zeer gelukkige
en vruchtbare (in lederen zin) gedachte van de hee
ren Bigot c.s. is geweest: Naar den Kifi'eltoreii" als
Septemberstuk op hot repertoire to brengen, to
j meer daar de hooren Alina-Farius (Reijciing en
Kreukniet) zich op alleszins voldoende en bevre
digende wijze van hun vrij gevaarlijke taak heb
ben gekweten.
Naar den Eift'eltoren" is prettig,^ vroolijk, dol
en amusant, slechts zelden een weinig langdradig,
bijna altijd grappig, soms werkelijk geestig. Tot
de beste gedeelten behooren het tooneel met de
3 Bogers en de 3 buzannas in het 2de bedrijf,
de ontvangst van den Shah in het ode en het
slot van het 4de met de parodie op den Gijsbrecht
en de melodie uit De wondervogel."
Toch is er n ding in, dat ons slechts matig,
dat ons eigenlijk in het geheel niet bevalt en dat
wij dan ook niet willen verzwijgen; het is de scherpe
critiek. dio de schrijvers door d'j vertoouers, zelf
kunstenaar aan een onzer schouwburgen, _op de
overige in onze hoofdstad en wel meer in het
bijzonder op n daarvan laten uitoefenen. Dit
is een oratio pro domo, die op ons geen aangcnamen
indruk kan maken en ons wel eenigszius (loot denken
aan de jongens op straat, dio in du plassen trap
pen om hun makkers te bes-patten, maar die
meestal alleen hun eigen schoenen vuil maken.
Men zal ons misschien zeggen : Dit gebeurt to
Parijs eveneens. Maar wat zegt dat V Te Parijs
heeft bijna ieder theater zijn eigen genre en eigen
publiek en doen zulke steken dus betrekkelijk
slechts weinig pijn ; de weinige schouwburgen hier
ter stede echter spelen niet zelden hetzelfde stuk en
zijn dus in meerdere of mindere macu alle clkaars
concurrenten. Tot zoover hierover. Het vele gocdo
in Naar den Eifi'eltoren", dat wij terecht ge
noemd on geprezen hebben, scheen ons geen roden
om het minder goede er in geheel over liet hoofd te
zien. Ons eindoordeel wordt er bovendien slechts
weinig door gewijzigd. Wij lazen eens in een
frausclio beoordceling: Uite rente «e ae rficonte p-:**;
dit: est réunie o!: die cat muur/uée". Wij zijn het
hiur volkomen mede eens en aarzelen dau ook niet
Naar den Eiö'eltoren" onder de eerste soort te
rangschikken, tevens een ieder aanbevelende er
zelf kennis mede te gaan maken, piustiii'eile ne
se raconte pus.
Over de vertolking kunnen wij kort zijn. Een revue
is geen tooneelstuk, stelt geon zeer hoogc oischeii.
Vroolijkhoid, vlugheid en levendigheid zijn daarin
voor de vertconors de eerste 011 ook bijna de
eenigo eischen. De nieuw geëngageerde jeugdige
krachten kwamen den Salon dau ook reeds dade
lijk uitstekend te pas. Vooral do dames verdie
nen een pluimpje. Zij hielden zich den geheelmi
avond allerkranigst, kraniger zelfs dau de hoeren,
die, naar het ons voorkwam, hun taak wol eens wat
al te licht opvatten eu er niet tegen opzagen,
vau tijd tot tijd buiten do handeling om, op voor
het publiek hinderlijke wijze te lachen en Inpra
ten. Aan de costumes was grooto zorg besteed;
zij getuigden van vindingrijkheid er: goeden smaak.
In het Grand Théatrc is hot eigenlijke winter
seizoen nog niet begonnen. De Kinderen van
kapitein Grant", die reeds sedert eenigen tijd bij
dit gezelschap in studie zijn, zullen hedenavond
bij hot publiek hun opwachting als
Septcmberstuk komen maken. Waarschijnlijk zouden wij
du opvoering van De componist en de orgel
draaier", drama in 5 bedrijven vau Bourgeois
en d'Ennery dan ook niot besproken hebben, zoo
zij ons niet in gelegenheid had gesteld, kennis te
maken met den hoer Tartaud. den nieuwen
jeune premier, door do heeren van Lier aan hun
gezelschap verbonden.
Toch zou het, gelooven wij, niet geheel rechtvaar
dig zijn, de talenten van dezen acteur naar
zijn spel in dit stuk te bcoordeelen. De compo
nist en de orgeldraaier" is, al noemt het pro
gramma hot ook een drama, een echt eu onver
sneden melodrama, een buitengewoon boeiend en
spannend melodrama zelfs, maar toch altijd een
melodrama. De hoer Tartaud echter is in de aller
laatste plaats melodramaspeler : daarvoor ontbro
ken hem de kracht van stem en veelzijdigheid van
gebaren, het pathos en de emphaso. Hij vertolkte
de rol van don door hot ongeluk aan den absinth
verslaafd rakendcu en eindelijk krankzinnig wor
denden componist Eouaud beschaafd en correct,
maar niet zooals zij vertolkt moet worden. Hij
scheen bang voor overdrijving of va'sche effecten
en maakte juist hierdoor de voor to stollen
figuur onduidelijk eu onbelangrijk. Een
melodramaheld kan ons alleen door de wilde
betoovering en demonische hartstochtelijkheid van
zijn spel over het min ot meer belachelijke
en overdrcveno van. zijn. persoon doen heen
stappen. Hot i>ns troj) de zèle" geldt bij het me
lodrama niet; matiging en eenvoud zijn in deze
rollen bijna een gebrek; schreeuwen is er niet zel
den betor in dan sproken en gillen soms nog het best.
Toch had de heer Tartaud, vooral in de kal
mere gedeelten van zijn rol, soms zeer goede
oogeublikken, niet het minst in het 5de tafereel. De
woorden Ilenriette is dood" werden buitengewoon
fraai gezegd. Ons eigenlijk oordeel over dezen
acteur wenschen wij echter nog tot een volgend op
treden, liefst in het drama, of nog liever in het
moderne tooneelspel op te schorten ; daarin toch
zal de heer Tartaud, zoo wij ons niot bedrie
gen, zijn lauweren moeten zoeken en waarschijnlijk
vinden.
IBSEN IN FRANKRIJK.
In een belangwekkend artikel in het Jierliner
Tar/eblatt wijst Paul Lindau op het feit, dat Frank
rijk, zoolang particularistisch in litteratuur, lang
zamerhand ook aandacht aan het buitenland gaat
wijden. Duitsche, Eugelsche, maar vooral Russi
sche en Noorsche litteratuur wordt er niet
belangstolling besproken; een der nieuwste veroverin
gen, «a Tolstoi en Dostojewsky, is Henrik Ibsen.
De Franschmaa, die zich met de taak belast
heeft Ibsen bij zijn landgenooten in te leiden, is
Edouard Rod, een der meest begaafde en
fijrigevoeligste ouder de jongere Fransche schrijvers.
Rod heeft zich met de litteratuur van het buiten
land ijverig beziggehouden en geeft zich voortdu
rend moeite, om den aesthetischon gezichtskring
zijner landgenooten uit te breiden. Hij heeft voor
ecne vertaling vau twee van Ibscu's drama's, door
j M. Prozor, eeno uitmuntende inleiding geschreven.
i Rod is niet blind voor do moeielijk'ueid om de
Franscheii, aan helderheid, aan zuiver begrensde
en geteekende figuren gewend, met Ibsen's krach
tige, maar vaak raadselachtige, knoestige Noren
vertrouwd te maken. Ibsen's figuren, onder oen
ander klimaat, in een ander landschap, in geheel
andere sociale toestanden gevormd, iu kleinere
maatschappijen, staan op oneindigen afstand van
do Fransche levensbeschouwing. Maar Rod geeft
de hoop niet op, uat zijne landgenooten ook voor
deze persoonlijkheden, die hun iu den beginne als
onbegrijpelijk, min of meer belachelijk zuilen voor
komen, eindelijk sympathie en warme,
mcnschelijko deelneming zuilen gaan gevoelen. Dit proces
zal zeker zeer langzaam gaan; Ibscn's werken be
zitten niet hot rechtstreeks treffende, het mee
slepende der Russische romans, dio in Frankrijk
niet verwonderlijke snelheid hun weg gevonden
hebben. Ibsen treedt veeleer langzaam, trapsgewijze
voort, maar Rod houdt het ervoor, dat hij het een
maal verkregen terrein niet verliezen zai.
Tot nog toe is do Skandinavische litteratuur over
't geheel in Frankrijk weinig bekend. Andersen's
sprookjes, alleen eene bloemlezing, ceuigo
werken van Bjürnstjorno Björusou in ecne revue,
anders is er ongeveer niets vertaal'!; van Esaias
Tegnér, vau Hertz, van Björnsou als dramaschrij
ver, van Striudbcrg, vau Kydborg, Kjeiiaud, is
den Franschen weinig of niets bekend.
Ibsen's naam is nog zoo goed als niet genoemd.
De voorstelling, dio men zich vau het geheeie
Noorden maakt, is die vau een woest, schilder
achtig land, vol nevelen, waar ceu merkwaardig
volk ecu patriarchaal idyllisch leven voert, in ge
lukkige afzondering van de wereld, onbekommerd
om alle vraagstukkeu, die aan do beschaafde vol
ken zorg baren. De kennismaking met ibsen mi
maakt aan deze zonderlinge opvatting op
piot.-eliiige, ruwe wijs een eind. Rod maakt geen ge
heim vau hoc gevoel vau verrassing, dat hem
overweldigde, toeu hij mot de werken van den
genialeu dichter nader kennis maakte; hij is er
oprecht verbaasd over, iu dezen den terugsiai;
te vinden van al die conflicten, die in Frankrijk, iu
Duitsciiland.ovcral, in het geheim woelen; en te meer
verbaasd, omdat die conflicten juist in ile kleine
afgesloten maatschappij te onverzoenlijker, iieidger
in het licht treden eu hun dichterlijke uitwerking
er vermeteler wordt dau elders. Ilij ziet in, hoe
ook in Skiii'dinaviüdoor al de sociale
stroomiiigen do grond omgewoeld wordt, hoe de steunpi
laren der maatschappij er kritisch beschouwd wor
den cu niet meer zoo vast schijnen te staan, hoe
de grond, die het sociale samenstel draagt, hier
eu di'.ar scheurt eu wegglijdt en het gevaar voor
een eataclysme er nog dreigender schijnt, dau iu
de groote beschaafde maaischappijcn
\anmidiieuEuropa.
Als belangrijkst cu incest karakteristiek van
Ibsen's drama's beschouwt Rod lïomnt'rs'toini; de
twee drama's echter, door Prozor vertaald on voor
welke Rod's studie ais inleiding dient, zijn Lca
HeKciuMts eu 2\'uïti. i'rozor beeit ze ook nog door
pré/accu laten voorafgaan, waarin hij eenige zeer
juiste opmerkingen over Ibsen geeft <;u dien een
teir'Me remueur de coiixcicii.ee>; noemt.
Paul Lindau lic-yft, de vertaling van
(retifjanf/ere, waarvan Les l'ereMuilx juister de
beteekcuis teruggeeft dan Si>olcen of Gctpi-iixtei; met
de Indische vau von Borcli, die als uitmuntend
bekeii'l is, vergeleken, en prijst vooral liet talent,
waarmede Pro/.or de scherpe bondigheid vau Ibsen's
taal in het Fransen heeft weten weer to geven.
A! de zachte, vriendelijke overgangen en omschrij
vingen, die het Fransen zoo gaarne in de
gc/olschapstaal gebruikt, heeft hij met zorg vermeien.
De stijl is opzettelijk hard, dikwijls ruw eu hob
belig; dikwijls zelfs is de Fransciie vertaling nog
krachtiger eu pittiger dau de Duitsche. Als
voorbeeld haalt l'aul Lindau de belangrijke plaats
aan, waar mevrouw Alving spreekt van het rond
waren van het gestorvene, het eigenlijk spookach
tige"' dat Posen bedoelt. Zij zegt dan:
Ich bin furchtsam und sclieu, weil in niir
ctwas von diesem Gespensterartigen steekt, das
ich niemals so recht loswerden kann. Als ich
Regino und Oswald da drinuen hörte, war mir's,
als siilie ich Gesponster vor mir. Aber ich glaube
beinahe, Pastor Matulcrs, wir Alle sind Gespouster.
Es ist nicht alleiu das, was wir von Vater und
Mutter geerbt haben, das in uns umgeht. Es sind
allerhand alte. todte Ansichten umi aller m
gliclie alto Glaube und dergleichen. Es lobt nicht
in uns; aber es steekt in uns und wir kunnen
es nicht los werden. Wenn ich uur eine Zeitung
in die Hand nolinic, um daraus zu leseu, so ibt's
mir schon, als salie ich die Gespenster zwischen
den Zeilen uraher schleichen. lm ganzen Lande
mussen Gespeuster leben. Mir ist's, als muszten
sic so dicht sein, wie der Sand am Meere. Und
dann sind wir Alle mi t ciuander ja so
gottesjanimcrlich liciitscheu,"
Prozor heeft dit als volgt vertaald :
Je suis craintive, j'ai peur, parce qu'il y a en
moi quelquo chose, quelque chose qui m'obsède,
des souvenirs terribles qui mo hautent comuie
des revenants dont je nc pnis mo défaire. Quand
j'ai entemlu la, a, cöté, Régiue et Oswald, c, a a
técomme si Ie passés'était dressédevaut moi.
Mais je suis pres de croire, pasteur, que nous som
mes tous des revenants. Co n'est pas seulcment
Ie sang do nos pères et mères qui coule on nous,
c'est encore une ospèce d'idéo détruito, une sorte
de croyance morte, et tout cc qui en résulte. Cela
no vit pas, mais ce n'en est pas moins la, au
fond de nous-mêmc, et jamais nous ne parvenons
a nous en délivrer. Que je prenne un journal ot
rne mette a Ie lire.: et je vois des fantöines surgir
entre les lignes. Il me semble, a moi, que Ie pays
est peupléde revenants, qu'il y en a autant que
de grains do sable dans la mer. Et puis, töus,
tant que nous sommes, nous avons une si misérahle
peur de la lumière !"
Als Oswald tot zijn moeder spreekt over de vrees
voor de vreesclijke ziekte, die hem een ellendig
wegkwijnen in stompzinnigheid voorspelt, zegt hij:
Denn es braucht ja nicht gleich tödtlich zu
enden, sagt der Arzt. Er naunte es eine Art
Weichheit im Gehirn oder etwas Aehnliches.
(Lüchelt rnüde.) Die Bezeiclmung kliugt so hübsch,
nicht wahr? ich musz immer an kirschrothe
Draperien denken, an etwas, das zart uiid weien
zu streicheln ist."
liet is aldus vertaald:
Car cola nc unit pas ncccssairement par une
mort immédiate, a dit Ie médecin. II pretend
que c'est Ie cerveau qui moUit... une sorte. de
i mollcsse dans Ie cerveau ou quelque chose
d'ap| prochaut; il me semble que l'expression sonne
hanuonieuseineut. Je suis constammeiit portéa
me représeuter des draperies do velours de soie,
nuance rouge ceriso ... quelque chose do dêiicat
a caresser."
Nora, in hot Fransch Maison de poupce,
is ook uitmuntend leesbaar en geeft geheel den in
druk weer van Ibson's stijl.
Of de drama's, op het Fransch tooneel opgevoerd,
terstond zullen slagen, is natuurlijk du vraag;
Ibsen was tot heden op buitenlandschc tooneelen.
niet gelukkig, maar in elk geval is het opwerpen
der quaestie. het behandelen va:i Ibscn ais onder
werp vau gesprek, eeu stap tot het betreden eener
geheel onbekende gedachtenwercld. De Fransche
analysten zullen hem oen dankbaar onderwerp
vau studie vinden, Reeds geeit het Journal des
IJebats een portret vau hem, meer curieus dan
wijsgeerig, maar toch een bewijs vau belangstelling:
Ruwe trekken, doordringende ooeen, eeu moud
vol standvastigheid, een massa woest haai1, een
massa witten baard, en het uiterlijk van eeu
ouden Noorscheu zeeman. Langen tijd heeft hij
te Rome en later nog te München gewoond, in
volkomen afzondering. Dit wat Ibseu den puri
tein betreft. 'Maar aa.il den anderen kant is hij
directeur van eeu nationalen schouwburg geweest,
en dit is eene positie die niet met strenge inge
togenheid samengaat. Daarenboven heeft deze
revoiutiomiair, ua.ir liet schijnt, een zoon in
diploj matiekoii dienst; hij houdt ervan, zijn
wij.sgeereumante! me t ceu broüfl/e vol ridderorden te ver
sieren als hij in de wereld gaat, is volstrekt niet
ongevoelig voor vrouwelijke vleierij, eu heeft zijn
kleine colerie van schoonu aauuidstcrs te Stock
holm eu te Christiania."
MUZIEK IN DK HOOFDSTAD.
Voor de muzieïf in <!e hoofdstad, die
e-edureiule een maand of ;), -l haast uitsluitend door
het orke-4-Kes bezorgd werd, begint de goede
lijd weer aan te breken. 1);' muziek toch tiert
voorminielijk iu den \\ iüter,tii al is bet op dit
oocreubiik voor hei ge/.iehl on vooral liet gevoel nou
zeer weinig wiüterachtig, toch kan men uit het
enkele feit, dut (ie imuiek gaat tieren, (k-u na
derenden, winter afleiden. .«Zeg mij wat er aan
muziek is, en ik zal u zeggen in w-_-ik sei/oen
wij zijn!" Eeu poosje kunnen wij du.-; nog wel
zomerweer verwachten, want alleen de Ilo
audsuhe Opera is nog pas begonnen en Ȏ;i
Hollamlsclie Opera maakt nog geou winter." De
urUtocratische Fiaiisehe Opera, de Maatschappij
Toouktiust, de Wagnerveiveniging enz. zijn nog
iu ile biuiin (Ie uier", iu/\vitser!and oi'oi) huaue
buitens, en slechts als .ook die alln binnen de
lierbergzame, ge/.eliige inureu der hoofdstad zul
len zijn teruggekeerd, zal de winter recht eigen
lijk begonnen ivezen. l>e muzikale stof is dus
voor 't oogeubiik nog zeer gering, eu er behoort
mijnerzijds moed eu des lezerszijds welwillend
heid toe om respectievelijk o\er dat kleine beetje
muziek iu de hoofdstad te schrijven ea dat ge
schrevene te lezen. Honderd jaren of nog niet
eeus zooiaiig geleden zou ik, behalve dit beroep
op de wchviÜeudiu'id des lezers, er ook uog sen
gedaan hebben op de Muze der Toonkunst eu
deze jonge dame ongeveer aldus aangesproken
hebben:
Muze ; ai kom mij te hulp iu 't zoeken naar
stof. waar geen stof is,
Maak mij dau van die stol een verbazend
verrukkoüjii op >.-;,
Schrijf dit epos iu 't net op papier aan n zij
slechts beschreven.,
En verzend liet dan ras aan 't bureau van dit
kimstlieveud V/eekblad !
Maar iu onzen materialistiseheti tijd, waarin
men eene zoo ver strekkende macht vau Muzen
min of meer in twijfel trekt eu terecht of ten
onrechte gelooft, dal wat men doet men dit geheel
allén eu krachtens zijn eigene bekwaamheid
doet, eu dus zouder cimige liulp van wien of
wat ook, iu dezen tijd, zeg ik, zijn dergelijke
aanroepingen uit de mode geraakt eu wil meu
dadelijk weten waar liet op staat. Welnu, dat
wij bet dau uu hebben over de Holliiiidsche
Opera eu L)e Troubadour, of volgens de huidige
coiiscienticiuse schrijfwijze: De(u) Troubadour.
??* *
Een bezoek aan deu Parkscliouwljurg wordt
hoe langer hoe meer uanbevelingswuard. Men
gaat er zich hoe langer hoe meer op zijn gemak
gevoelen, eu ik zie deu tijd naderen, dat de elite
der hoofdstad daar bijeen zal komen om met
sympathie de ontwikkeling vau onze Nationale
Opera te volgen. Die Opera is nog niet volmaakt,
verre van daar', maai1 het zwakke plantje begint
nu toch goed te groeien, eiken dag ziet men het
grootereusteviger worden en zij u levensvatbaarheid
duidelijker auu deu dag leggen, eu het is m. i.
boven allen twijfel verheven of het plautje zal
ecu krachtige boom worden, die schoone vruch
ten zal afwerpen. Ja, mijne overtuiging is, dat
de IIoll. Opera reeds uu eeu weldadigeu iuvloed
uitoefent, o. a. op zoovelen, die tot nogtoe van
alle kunstgenot verstoken waren, en welke de
Holl. Opera door zeer matige prijzen in de gele
genheid stelt dat genot eindelijk te leeren ken
nen. Want wat heeft een eenvoudig ongeleerd