Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 637
man eigenlijk aan de kunstige gewrochten der
absolute muziek, stel dat die niet meestal een
entree van hem vergden, die zijne krachten verre
te boven gaat ? Zoo iemand zal niets aan een
symphonie hebben, terwijl die muziek, welke een
tekst en een handeling op het tooneel verduide
lijkt en om zoo te zeggen vergeestelijkt, hem
zooveel te begrijpelijker zal zijn en hem dieper
treffen.
Wauneer de arme Leonore in Verdi's meester
werk, ten einde haren geliefde te redden, vergif
inneemt en de pijn haar haars ondanks
sinartkreten afperst, zoo is dit iets wat eiken mensen
met eenig voorstellingsvermogen en een gevoelig
hart diep moet treffen. Het gezicht van opoffe
rende en lijdende liefde zal elkeen, wiens gemoed
niet geheel bedorven is, de tranen in de oogen
doen komen. Wanneer nu de muziek met hare
wondere macht deze indrukken nog komt ver
sterken moet dan niet de ziel geroerd worden !
Let op deze hoboe, wier klagende stem daar
uit eene mol-harmonie opstijgt evenals het
treurig gefluit der zeemeeuw uit de diepe
branding der zee; kent gij iets weemoedi
gere dan dit? Hoe zou ooit het besef van een
smartelijken toestand, behalve door de werkelijk
heid zelf, den meusch geweldiger, heviger inge
prent kunnen worden dan door den toon, door
de trilling van het element waarin en waardoor
wij leven ?....
Laten wij daarom blijde zijn, dat nu zoovelen
van ons volk de sterke indrukken, die eene opera
verschaffen kan, deelachtig kunnen worden, in
drukken, welke die van menigen preek evenaren
en ons minstens even na tot Deugd, tot het
Ideale, tot God kunnen brengen als de officieele
Godsdienstoefeningen der kerk. Ik heb hiermede
geenerlei aanval op welke kerk ook op het oog,
maar wilde slechts even een lans breken voor het
goed recht van de Opera, als zijnde een even
moreel opvoedingsmiddel als iets anders. Ja, er
bestaan misschien immoreele Opera's, maar ook
immoreele preeken en men kan gedurende eene
Operavoorstelliog onkiesche blikken werpen op
zijne buurvrouw, maar dit kan ook gedurende
eene Gods-dienstoefening. En waar nu de kerken
meer en meer in gebreke blijven het volk te
boeien en te treffen, laat daar de Opera dubbel
haar best doen ! Het moest zoover komen, dat
de laagste rangen gratis waren, ten koste des
noods van een duurderen entree prijs voor de hoo
gere rangen. Wil het echter nog eens zoover komen,
dan moet de H.-Opera mér steun oudervinden dan
totnogtoe het geval is, iets wat zij toch in zoo ruime
mate verdient. De Troubadour heeft het publiek
opnieuw de gelegenheid geschonken te
constateeren, dat de leus van den heer de Groot
»Excelsior" is. Het orkest is veel verbeterd, eens
deels door beter gehalte van spelers, anderdeels
door grootere getalsterkte. Wel is het strijk
kwartet nog altijd veel te klein 2 violoucellen
b, v. is wel wat heel weinig doch het geheel
klinkt beter dan men op grond van zijn sterkte
zou verwachten en de heer van der Linden
verricht met dit orkest wonderen. Ook de ko
ren waren meestal zeer bevredigend en eindelijk
zijn de zangeressen, de dames de Wulf en Corn.
van Zanten, vooral de eerstgenoemde (althans
voor zoover hare partij in den Troubadour be
treft), een groote aanwinst voor de Holl. Opera.
In het begin van het 4e bedrijf vooral maakte
mej. de Wulf een zoo uitstekeudeu indruk, dat
ik door luide bijvalsbetuigingen onwillekeurig
meegewerkt heb tot de ietwat zotte vertooniug,
dat de gevangene, Manrico (de heer Pauwels),
die zich terecht voor zijne in den kerker gezon
gene aria's een gedeelte van het applaus toe
eigende, de gevangenis verliet om met de van
smart ineengezonken Leouore samen eenige bui
gingen voor het publiek te maken en daarna
weer in zijn cel te verdwijnen en Leonore om
opnieuw van smart ter aarde te storten. In 't
algemeen ware bet wenschelijk, dat het publek
. niet applaudiseerde, dan na afloop van een akte,
waardoor dan tevens deze en dergelijke komische
intermezzi zouden worden vermeden.
Het orgaan van mej. de Wulf, schoon niet
zeer groot, is van een zeer sympathieken klank,
zij zingt gemakkelijk en zeer zuiver en beschikt
over een voldoende techniek; eindelijk zijn haar
verschijning en optreden jeugdig, vrouwelijk en
eenvoudig, zoodat er redenen te over bestaan om
met haar engagement bij de Holl. Opera tevreden
te wezen,
De rol van mej. Van Zanten in den Trouba
dour die van Azucena, de Zigeunerin is
van een geheel anderen aard dan die van mej.
De Wulf. Stelt deze laatste het type voor van de
onschuldige, zachtzinnige jonkvrouw, wier liefdevol
hart echter tot het brengen van de grootste offers,
zelfs dat haars levens, bereid is ook Azucena
telt haar eigen leven voor niets.... doch slechts
waar het de bevrediging van haar wraakzucht
geldt. Het was van mej. Van Zanten zeer goed
gezien om haar Azucena de wilde, harts
tochtelijke nuance te geven, noodig tot recht
begrip van dit ontembare karakter.... slechts
overschreed zij hier en daar de grenzen van
het schoone en geleek dan meer op een wild dier
dan op een mensch. Mej. Van Zanten maakte
in 't geheel op mij den indruk van door een
hevig gebarenspel te veel aan hare stemmiddelen
te willen tegemoet komen. Hare stem is van
een eeuigszins dof timbre, maar waartoe altijd
forte gezongen ? Laat zij zich hoeden voor over
drijving !
Dit alles zij zonder geringschatting van haar
onmiskenbare bekwaamheden, waaronder een
groote tooneelroutine, gezegd. Zeer goed was o. a.
haar verachtelijk schouderophalen, als Manrico
haar verhaalt, dat hij niet over zich heeft kunnen
verkrijgen den Graaf van Lima, gedurende een
tweegevecht en terwijl hij heni in zijne macht
had, te dooclen.
In dit opzicht kan o. a. de lieer Pauwels, die
overigens zoo'n mooi timbre van stem heeft, veel
van mej. Van Zanten leeren.
Doch een volgend maal iets over hem en an
dere artisten der Holl. Opera.
5 September. F.
MUZIEK TE ROTTERDAM.
5 Sept. 1889.
Zondag jl. had hier de eerste voorstelling plaats
van de Hoogduitsche Opera, afdeeling operette, met
Capitain Fracassa, muziek van Rudolf Dellinger.
De avond werd geopend met een proloog van den
dichter J. Blankenaer, gesproken door mevr. Jeanne
Saalborn?de Groot, waarin de bezoekers, en in
het algemeen het publiek, op hartelijke wijze werden
welkom geheeten en tevens op kernachtige wijze
er op gewezen werd, dat de kunst een bloem is,
die slechts dan bloeien kan, als (/ouden regen haar
besproeit. Inderdaad, eene directie kan de beste
voornemens koesteren, maar door gebrek aan gel
delijke ondersteuning in de uitvoering gedwars
boomd worden; hopen we dus mét den dichter,
dat die gouden regen niet uit zal blijven!
Deze eerste voorstelling is een triomf geweest
voor den regiseur Saalborn en den kapelmeester
léral; in ongeveer acht dagen is Capitwin Fra
cassa, eene volslagen noviteit voor allen (daarliet
werk eerst ongeveer vijf maanden geledon zijn
eerste voorstelling beleefde) gemonteerd en inge
studeerd, en het werd gegeven op eene wijze alsof
hot de tiende opvoering was. De componist, onder
wiens leidings de eerste twee voorstellingen plaats
hadden, kan tevreden geweest zijn; een beteren
Fracassa als dien van den heer Worrns zal hij
wel niet verlangen, terwijl eene gracieuser prinses
Blanche en eene sierlijker Sorollina, beiden boven
dien met zeer voldoende stemmiddelen en kunst van
zingen toegerust, nergens in de operette de planken
zullen betreden. Hot is natuurlijk nog te vroeg
om over het personeel een bepaald oordeel uit te
spreken, maar het mag geconstateerd worden dat
r.iet n der in Fracassa opgetreden artisten een
ongunstigen indruk gemaakt heeft, met uitzonde
ring van den heer Michel; deze tenor deugt niet
voor de operette en zal er nooit voor deugen ook.
Wel voorspel ik hem een goede toekomst als
heldentenor, indien hij vooraf eene vermagerings
kuur wil ondergaan en zingen wil gaan leeren;
materieel is in rnime mate aanwezig.
Wat het werk zelf betreft, de partituur bevat
vele goede nummers, als daar zijn het lied mot
koor van Scrollina (Mej. Bachmann), het duet
tusschen Oberto (Michel) en Fracassa (Worms)
en de finale (alles Ie bedrijf); het lied met koor
der Arsenalotti en de Nocturno (mej. v. Mick
en de heer Michel) in het 2de bedrijf; JVfomo'a
liod Ich muss singen (Krossek) en het
WalzerRondo (mej. v. Mick) in het laatste bedrijf. Min
der goed beviel mij de finale van de tweede acte;
conventioneel opgebouwd is zij te pretentieus voor
de operette en toch weder te laag bij den grond
voor de groote opera; de coupletten van Fracassa
in het tweede bedrijf had ik gaarne gemist, althans
beperkt gezien tot het eerste, werkelijk goede.
Het koor maakt een gunstigen indruk, op zeer
enkele licht vergeefelijke vlekjes na, zong het flink
en zuiver, en ontwikkelde een goeden, frischen
klank; ook het orkest werkte verdienstelijk, doch
moet een oordeel daarover opgeschort worden tot
bij de groote opera. Do componist vond een krans
aan zijn lessenaar en werd met fanfares begroet;
het publiek hechtte zijn zegel aan deze huidebe
tuigingen door hem na het eerste en tweede be
drijf ten tooneele te roepen; ook de heer Saalborn
werd geroepen als bewijs van waardecring zijner
bij deze gelegenheid reeds duidelijk gebleken
verdiensten als regisseur.
En wat zal ik van den tekst zeggen? Soms
komt het m;.i voor dat hot hoekje geheel gereed
was zonder Kapitein Fracassa ; dat de vervaardi
ger teen een komisch element er in heeft willen
brengen en daartoe deze figuur gekozen heeft.
Men begrijpt van dezen kapitein niet waarvan hij
eigenlijk kapitein is of was, waar hij vandaan
korat, hoe hij met zulke slechte manieren in krin
gen kan verkeeren als die der prinses de Coligny,
enz. enz. Maar men heeft gelachen laat ik dus
den tekst in vrede laten rusten!
Aanstaande Woensdag Der Settelstudent, eene
operette van onbetwistbare verdienste en zeer
verdiende populariteit. Acht dagen daarna
Tannhauser. niet zooals we sinds jaren gewoon zijn,
maar gemonteerd zooals Wagner dit heeft bedoeld
(bijv. de geheele scène in den Venusbcrg). De
heer Saalborn rust niet; voor een anderen
operettentenor is reeds gezorgd, naar ik verneem. Maar
Rotterdam moet hem steunen; bij een bezoek zóó
slecht als jl. Maandag en Woensdag kan geen
Directie bestaan! Moet het weer gaan als zoovele
malen in onze stad reeds gebeurde? eerst veel
beweging maken orn den rechten man te vinden,
als hij gevonden is hem met groote deftiglieid
allerlei voorwaarden stellen en verplichtingen
opeggen, en ??hem daarna in den steek laten ?
Laat ons hopen dat de temperatuur de eenige
schuldige is on dat het bezoek gestadig aan zal
verbeteren; laat ieder in zijn kring er toe mede
werken om de belangstelling in de zaak op te
wekken of levendig te houden, opdat wij het
goede, dat wij thans bezitten, mogen behouden
en het betere daardoor in do toekomst mogen
krijgen!
V.
AANTEEKEN1NGEN. SCHILDERKUNST.
Het komt mij voor dat het niet kwaad zou zijn
wanneer, wat thans bij het verdeelen der werk
zaamheden van de Plaatsings-comraissio voor do
Stedelijke Tentoonstelling te Amsterdam
eenigszins onwillekeurig gebeurd schijnt te zijn,
als algemeene stelregel door Commissies van
inzendings-tentoonstollingen aangenomen en strikt door
gevoerd werd. liet uitvoerend comitévoor de
pasgeopende Driejaarlijksche namelijk, heeft zich
kennelijk gesplitst in twee secties. Eenige hoeren
daarvan, die zich meer vertrouwd voelden met
wat wij met een makkelijk woord als de
ouwerwetsche schilderijen zullen aanduiden, hebben te
zamen de zalen aan de rechterzijde van het ge
bouw, de meer moderngezindo Commissarissen
daarentegen hebben do zoogenaamde eerezaal en
de linkerzijde voor hunne rekening genomen. Men
is nog wel lang niet konsekwent geweest, maar
in 't groot valt de afscheiding der groepen op
te merken.
Wanneer dit beginsel eenigszins bewuster toe
gepast werd, zouden ongetwijfeld de groote expo
sities minder ongenietbaar worden. liet zou
mogelijker zijn er iets van te maken. De com
missarissen zouden niet machteloos staan door de
onmogelijkheid om samen met lieden, van totaal
andere inzichten een arrangement tot stand te
brengen. Elk voor zich zou vrijer zijn iets uit
te richten. De schilderijen zouden, minder hot
en haar naast elkaar geplaatst, malkander minder
schade behoeven te doen, en meer kans hebben
in hun eigen milieu tot hun recht te komen. De
bezoekers zouden minder vermoeid, en meer in
de gelegenheid gesteld worden op die soort van
kunst die hun verveelt of irriteert minder
of geen acht te slaan. En, mij dunkt,
ook voor de HH. kritici, zou zulk een inrichting
buitengewoon geriefelijk worden. De
behoudlievcnde en minder urbane kritikus b. v., die nog
wel eens zoo onverstandig pleegt te zijn, uit te
varen tegen kunstproducten, wier natuurschap
aan bet effekt van zijn troetelkinderen schade
doet, zou misschien eerder tot het eenvoudige
inzicht komen, en wellicht ronduit gaan beken
nen, dat de schilderijen uit die-of-die zaal voor
liem ongeveer waren als het chineesch voor iemand
die het voorrecht heeft gemist die taal te leeren,
en hij zoude zich rustiger bij het praten over do
schilderijen die hij verstaan mocht, kunnen bepalen.
Tegen dit idee zal natuurlijk ook wel weer wat
in te brengen zijn. Alloen kan ik op 't oogonblik
niet inzien wat.
Als men ooit op een tentoonstelling, waar me
dailles zijn uitgeloofd, een indruk kan krijgen van
eenige schilderijen, die zoozeer boven de anderen
staan, dat er geen sprake van zijn kan, of zij al
leen kunnen de eer der onderscheidingen ophou
den, dan is het dunkt mij wel op deze stedelijke.
Want het schijnt inij toe dat de doeken van J.
M. W. Wbistler, Segantini, Jozef Israëls, Jacob
Maris en Willem Maris, die men op deze ten
toonstelling vindt, tot een rang van kunstwerken
behooren, waartoe geen der overige schilderijen
gerekend kunnen worden.
In een beschouwing over de wisseling in de
marktwaarde van schilderijen, te constateeren na
de groote veiling van het kabinet-Secretan lezen
wij deze conclusie:
Het is niet mogelijk uit de prijzen die voor de
schilderijen uit de Secrétan-collectic betaald wer
den eenige positieve commercieelo conclusie te
trekken; als alleen liet feit dat tegenwoordig al
de oude meesters van prijs veranderen, dat de
handige imitatieve schilderijen in waarde dalen,
terwijl de meer impressionistiesche stukken der
Barbizon-groep nog voortgaan te rijzen
Men krijgt toch, vind ik, geen groot respect
voor bet oordeel van den gevierden Kngclschcn
kritikus Prof'. John Ruskin als men weet dat hij
van een Amerikaansche dame, Miss Francesca
Alexander getuigd beeft dat zij teekenon kon,
zooals dat sints Leonardo niemand bij machte
was geweest, en als men dan ziet de
tcekening van deze koryfee, die het
Scptomber-nummer van de Magazine of Art als frontispiece
publiceert. Als iemand bij zulk kleinlijk
gopointilleer don naam van Leonardo noemt, denkt men
onwillekeurig, hoe raar moet hij dan de heerlijke
studies van Loonardo zelf' wel zien. Oneindig
aardiger dan dit juiferaehtige Madonnakopjc, is
wel de bloernstudie door dezelfde, die uien ver
der in de aflevering vindt, en die bekoorlijk,
nauwgezet er sober is. Maar de plantenstutlies
van Leonardo da Vinci zclven zijn toch nog wel
anders!
Aan bet Belgiesche gouvernement was een
serie teekeningen van den overleden
landscbapscbilder llippolyte Boularu>;er, volgens andere be
richten echter van wijlen lienri de Hrackelcer te
koop aangeboden; maar uit hot kabinet van don
ministor van Binnenl. Zaken, die ze zelf in
oogenschouw wenschtc te nemen zijn de bewuste
teekeningen ontvreemd.
Te Parijs zal, annex aan de Ecole Etiênne
(Ecole du Loire), een museum voor de boek-knnst
worden ingericht, cenigszins op de manier van
het Muscum-l'lantijn te Antwerpen, on hierin
zullen ook o. a. moderne etsen, als behoorcndo
tot de illustratie van boeken opgenomen worden.
Met het oog hierop zijn, ook aan Nederlandsche
exposanten van etsen op de Parijsche Wereldten
toonstelling, uitnoodigingen gericht, om hunne
inzendingen voor bedoeld Museum af te staan.
5 Sopt. '80. V.
V A K l A.
PLASTISCHE KUNST.
Een nieuwe uitgave van Jlanfitaengel. De
eerste jaarlijksche tentoonstelling te Müncben
beeft den kunsthandel van Franz Hanl'staengel
aldaar, aanleiding gegeven tot het doen verschij
nen van een nieuw prachtwerk getiield Die
Kunst unserer Zeit." In minstens 80 afbeeldin
gen zal dit een verzameling bevatten van de
beste werken, die in dit jaar op de tentoonstelling
te München aanwezig waren. In de beide eerste
twee afleveringen zijn opgenomen: Karl Marr,
De flagellanten; A Böcklin, Lonterij; G.
Favretto, Susanna ; Louis Apol, Winter ; A.
WiernszKowalsld, In de Lente ; Karl Hou". Lente;
Franz Defregger, Voor den slag bij den berg Isel;
F. M. Bredt, Binnenplaats van den harem ; Ad.
Artz, Jong meisje uit Katwijk ; C. Hartman, De
rooker ; Ad. Echtler, Nieuwigheden ; Alb. Neubuys,
Lente. Bovendien zijn in den tekst gedrukt:
Stuck, Vechtende Fauns; Marg. Roosenboora, Gele
rozen; WT. B. Tholen, Aan den tol; De Haas,
Aan het strand der Zuiderzee ; P. Iloccker, Stille
Oceaan ; Speijor, Pruisische parlementair; A.
Scbrüdcr, Als wij maar eerst een paartje zijn;
Stuck, De wachters van het Paradijs; Kirberg,
Groote en kleine hulp; Krichcldorf', De herberg
op de heide; K. Ilermann, Margaretha; Mi
llerMaszdorf, Een verzoening; Termeulon. Kudde
schapen; IIarbnrgor,Aan de bron; KeilerReutlingen,
Landschap. Onze moderne schilders worden er
dus, naar men ziet op zeer goede wijze in ver
tegenwoordigd.
Uit Parijs wordt gemeld: De hertogin van
Sagan bezat in haar hotel alhier drie portretten
van Rembrandt, die van de doctoren, die wij op
zijn beroemde schilderij De anatomische les"
eveneens kunnen bewonderen. Het Kiuistins
tuut" te Chicago heeft door zijn directeur Ellsworth
aan de hertogin daarvoor zulk een hooge som
geboden, men spreekt van een half millioen, dat
de vorstelijke bezitster zich genoopt gezien heeft,
de drie Ilembrandts aan het Amerikaansche museum
af te staan. Deze, zoowel als ook de Angelus" van
Millet, zijn reeds op weg naar de nieuwe wereld.
Een van de hand gewezen schenking. Uit Ma
drid wordt gemeld: De hertogin weduwe
vanPastrana had aan het Museo de Pinturas" alhier,
de haar toebehoorende, door de hertogen van
Infantado en Ossuna aangelegde en daarop door
den overleden hertog van Pastrana met vele doe
ken vermeerderde verzameling van 225 schilde
rijen, meest uit de oude Nederlandsche, Duitsche,
Italiaansche, Spaansche en Napelsche school ten
geschenke aangeboden. Aan deze scnenking ech
ter knoopte zij de voorwaarde vast, dat de ver
zameling onder den naam Galeria del Duque de
Pastrano" in het museum opgenomen en in haar
geheel in afzonderlijke zalen tentoongesteld moest
worden. En op deze voorwaarde nu beeft het
aannemen der schenking schipbreuk geleden. Bij
onderzoek is namelijk gebleken, dat de verzame
ling ongeveer twintig meesterwerken van den
eersten rang en bovendien nog een vijftigtal an
deren schilderijen bevat^, die waardig zijn in de
collectie van het Koninklijk Museum te worden
opgenomen, maar de rest, ruim twee derde van
de verzameling is niet waardig gekeurd in hè1:
Museo de I'inturas te prijken, daar juist het
grootsche dezer kunstinstelling daarop berust,
dat zij meer is een verzameling van in hun soort
eenige meesterwerken, dan een museum dat aan
spraak maakt op een volledige collectie uit verschil
lende scholen. De geheele schenking moest dus van
de hand worden gewezen. Dit is te meer daarom
te betreuren omdat er zich ook eenige doeken
van Rubens, van Dijk, Snijder, Teniers, Mengs en
Escalante ouder bevinden, die nu waarschijnlijk
tegelijk met de anderen onder den hamer zul
len komen,
TOONEEL EN MUZIEK.
Adelina Putti op liet WaUische zanrjersfcest.
Uit Londen wordt gemeld: Te Brocon (Zuid-Wales)
werd Dinsdag het nationale Eisteddsod" of
zangersfcest geopend, waaraan door een overtalrijke
menigte Wallisers van alle standen werd deelge
nomen. Het aantal bezoekers van het grooto con
cert was veel grooter dan gewoonlijk, daar het
bekend was dat Adelina Patti, die eerst kort ge
leden uit Zuid-Amerika op haar landgoed in Wales
was teruggekeerd, bare medewerking bad toege
zegd. Hot werd door den Wallischen tenor Eos
Marlais met het Eistcddsodlied geopend. Daarop
volgde een wedstrijd van vijf zangkoren. Adelina
Patli droes, gcaccompagneerd door don pianist
Wilhelm Ganz, onder levendigen bijval een vijftal
nummers voor, waaronder het Wallische volkslied
Land mijner vaderen", welks voordracht de dui
zenden toehoorders tot groote geestdrift stemde.
Op algemeen .stormachtig verzoek moest dit lied
herhaald worden en bet laatste couplet werd door
allen staande en met ongedekten hoofde
medegezongen.
Onlangs werden te Parijs ter herinnering aan
den tijd dor revolutie in de Opera comique eenige
opera's uit dat tijdvak opgevoerd en wel Le
barliier de Scx'dle van Païsiello en Raoul de Crequi
en Lu soiri'c, onnjeuse van Dalayrac Als vervolg
daarop zal men nu een geheele reeks zangspelen
en tooneclstukk.cn uit dat tijdvak to,n tooneele
brengen. Deze reeks zal geopend worden met
Nicodime dans li.i Inne oula rjcolution pacifique,
van den dichter componist Louis Abel Beftroy do
Reigny, een vriend uit de jeugd van Desmoulin
en Robespicrro, maar die in zijn tooneelstukken
juist voor een oprechte samenwerking tusschen
koning en volk in bot krijt trad. Dit stuk werd
den 7den November 17!K) in bet Theatre fran
cais comique et lyrique de laRne de Eondy voor
de eerste maal opgevoerd en had groot succes,
vooral ook ten gevolge van de grooto actualiteit
van het daarin op geestige en luchtige wijze be
handelde onderwerp.
Daarop zullen achtereenvolgens weer ten too
neele gebracht worden Les Visitandines" een
buitengewoon grappig stuk van Picard, ,, La.partic
quarrée", Les rrais stinsciilottcs on l'Jfosjntalita
républicaine", een echt stuk uit dien tijd, waar
van de zedelijke tendens in het volgende, aan
het stuk zelf ontleende couplet zeer juist wordt
weergeven :
Dans cc tableau patriotique
Si l'on ne cliercbe que l'csprit,
L'auteur sait avec Ie critique,
Que tout autro aurait bien mieux dit.
Mais partout, des bons patriotes
L' accent du cocur est eatendu :
Quand on parle aux vrais sans-culottcs,
L'ordre du jour, c'est la vertu !
Van een geheel ander gehalte weer is Madame
Angot opera-comique van Eve, genaamd Maillot,
die in 179G in het Tliéatre d'Emulation voor
het eerst voor liet voetlicht kwam en die de
eerste was van een geheele reeks zangspelen,
waarin Madame Angot een groote rol speelde en
die alle op hetzelfde stramien geborduurd waren,
l zooals Le Muriatje de Na non (t797) Le repentir
de Madame Angot ou Ie inariage de Nicolas,
Les dernières folies de Madame Angot, allen van
denzelfden schrijver. Maar ook anderen maakten
zich van dit zoo lucratieve onderworp meester en
achtereenvolgens verschenen in Mei 1800: Mada
me Angot fin sernil de Constantinoyle, drame,
tragïdie, farce, pantomime en trois actes, ornée
de tons ses cif/ri'iiiciils par Auile en in 180.'i :
j Madame Angot au Malaliar, on, La noucelle ceuve,
melo-trafji-jiaradc en trois actes et en pratte a
grand spectucle, miieé, de danscs, marclies, cltoeurs,
pompe fun/'bre, pantomime, par M, M. J. Aude
en L. Lion.
En zooals men weet bezit Madame Angot"
ook nu nog veel aantrekkelijks en werd ook do
nieuwere bewerking van Lecocq, La fille de Ma
dame Angot, tijdens de tentoonstelling herhaalde
lijk weer opgevoerd.