De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 8 september pagina 4

8 september 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 637 man eigenlijk aan de kunstige gewrochten der absolute muziek, stel dat die niet meestal een entree van hem vergden, die zijne krachten verre te boven gaat ? Zoo iemand zal niets aan een symphonie hebben, terwijl die muziek, welke een tekst en een handeling op het tooneel verduide lijkt en om zoo te zeggen vergeestelijkt, hem zooveel te begrijpelijker zal zijn en hem dieper treffen. Wauneer de arme Leonore in Verdi's meester werk, ten einde haren geliefde te redden, vergif inneemt en de pijn haar haars ondanks sinartkreten afperst, zoo is dit iets wat eiken mensen met eenig voorstellingsvermogen en een gevoelig hart diep moet treffen. Het gezicht van opoffe rende en lijdende liefde zal elkeen, wiens gemoed niet geheel bedorven is, de tranen in de oogen doen komen. Wanneer nu de muziek met hare wondere macht deze indrukken nog komt ver sterken moet dan niet de ziel geroerd worden ! Let op deze hoboe, wier klagende stem daar uit eene mol-harmonie opstijgt evenals het treurig gefluit der zeemeeuw uit de diepe branding der zee; kent gij iets weemoedi gere dan dit? Hoe zou ooit het besef van een smartelijken toestand, behalve door de werkelijk heid zelf, den meusch geweldiger, heviger inge prent kunnen worden dan door den toon, door de trilling van het element waarin en waardoor wij leven ?.... Laten wij daarom blijde zijn, dat nu zoovelen van ons volk de sterke indrukken, die eene opera verschaffen kan, deelachtig kunnen worden, in drukken, welke die van menigen preek evenaren en ons minstens even na tot Deugd, tot het Ideale, tot God kunnen brengen als de officieele Godsdienstoefeningen der kerk. Ik heb hiermede geenerlei aanval op welke kerk ook op het oog, maar wilde slechts even een lans breken voor het goed recht van de Opera, als zijnde een even moreel opvoedingsmiddel als iets anders. Ja, er bestaan misschien immoreele Opera's, maar ook immoreele preeken en men kan gedurende eene Operavoorstelliog onkiesche blikken werpen op zijne buurvrouw, maar dit kan ook gedurende eene Gods-dienstoefening. En waar nu de kerken meer en meer in gebreke blijven het volk te boeien en te treffen, laat daar de Opera dubbel haar best doen ! Het moest zoover komen, dat de laagste rangen gratis waren, ten koste des noods van een duurderen entree prijs voor de hoo gere rangen. Wil het echter nog eens zoover komen, dan moet de H.-Opera mér steun oudervinden dan totnogtoe het geval is, iets wat zij toch in zoo ruime mate verdient. De Troubadour heeft het publiek opnieuw de gelegenheid geschonken te constateeren, dat de leus van den heer de Groot »Excelsior" is. Het orkest is veel verbeterd, eens deels door beter gehalte van spelers, anderdeels door grootere getalsterkte. Wel is het strijk kwartet nog altijd veel te klein 2 violoucellen b, v. is wel wat heel weinig doch het geheel klinkt beter dan men op grond van zijn sterkte zou verwachten en de heer van der Linden verricht met dit orkest wonderen. Ook de ko ren waren meestal zeer bevredigend en eindelijk zijn de zangeressen, de dames de Wulf en Corn. van Zanten, vooral de eerstgenoemde (althans voor zoover hare partij in den Troubadour be treft), een groote aanwinst voor de Holl. Opera. In het begin van het 4e bedrijf vooral maakte mej. de Wulf een zoo uitstekeudeu indruk, dat ik door luide bijvalsbetuigingen onwillekeurig meegewerkt heb tot de ietwat zotte vertooniug, dat de gevangene, Manrico (de heer Pauwels), die zich terecht voor zijne in den kerker gezon gene aria's een gedeelte van het applaus toe eigende, de gevangenis verliet om met de van smart ineengezonken Leouore samen eenige bui gingen voor het publiek te maken en daarna weer in zijn cel te verdwijnen en Leonore om opnieuw van smart ter aarde te storten. In 't algemeen ware bet wenschelijk, dat het publek . niet applaudiseerde, dan na afloop van een akte, waardoor dan tevens deze en dergelijke komische intermezzi zouden worden vermeden. Het orgaan van mej. de Wulf, schoon niet zeer groot, is van een zeer sympathieken klank, zij zingt gemakkelijk en zeer zuiver en beschikt over een voldoende techniek; eindelijk zijn haar verschijning en optreden jeugdig, vrouwelijk en eenvoudig, zoodat er redenen te over bestaan om met haar engagement bij de Holl. Opera tevreden te wezen, De rol van mej. Van Zanten in den Trouba dour die van Azucena, de Zigeunerin is van een geheel anderen aard dan die van mej. De Wulf. Stelt deze laatste het type voor van de onschuldige, zachtzinnige jonkvrouw, wier liefdevol hart echter tot het brengen van de grootste offers, zelfs dat haars levens, bereid is ook Azucena telt haar eigen leven voor niets.... doch slechts waar het de bevrediging van haar wraakzucht geldt. Het was van mej. Van Zanten zeer goed gezien om haar Azucena de wilde, harts tochtelijke nuance te geven, noodig tot recht begrip van dit ontembare karakter.... slechts overschreed zij hier en daar de grenzen van het schoone en geleek dan meer op een wild dier dan op een mensch. Mej. Van Zanten maakte in 't geheel op mij den indruk van door een hevig gebarenspel te veel aan hare stemmiddelen te willen tegemoet komen. Hare stem is van een eeuigszins dof timbre, maar waartoe altijd forte gezongen ? Laat zij zich hoeden voor over drijving ! Dit alles zij zonder geringschatting van haar onmiskenbare bekwaamheden, waaronder een groote tooneelroutine, gezegd. Zeer goed was o. a. haar verachtelijk schouderophalen, als Manrico haar verhaalt, dat hij niet over zich heeft kunnen verkrijgen den Graaf van Lima, gedurende een tweegevecht en terwijl hij heni in zijne macht had, te dooclen. In dit opzicht kan o. a. de lieer Pauwels, die overigens zoo'n mooi timbre van stem heeft, veel van mej. Van Zanten leeren. Doch een volgend maal iets over hem en an dere artisten der Holl. Opera. 5 September. F. MUZIEK TE ROTTERDAM. 5 Sept. 1889. Zondag jl. had hier de eerste voorstelling plaats van de Hoogduitsche Opera, afdeeling operette, met Capitain Fracassa, muziek van Rudolf Dellinger. De avond werd geopend met een proloog van den dichter J. Blankenaer, gesproken door mevr. Jeanne Saalborn?de Groot, waarin de bezoekers, en in het algemeen het publiek, op hartelijke wijze werden welkom geheeten en tevens op kernachtige wijze er op gewezen werd, dat de kunst een bloem is, die slechts dan bloeien kan, als (/ouden regen haar besproeit. Inderdaad, eene directie kan de beste voornemens koesteren, maar door gebrek aan gel delijke ondersteuning in de uitvoering gedwars boomd worden; hopen we dus mét den dichter, dat die gouden regen niet uit zal blijven! Deze eerste voorstelling is een triomf geweest voor den regiseur Saalborn en den kapelmeester léral; in ongeveer acht dagen is Capitwin Fra cassa, eene volslagen noviteit voor allen (daarliet werk eerst ongeveer vijf maanden geledon zijn eerste voorstelling beleefde) gemonteerd en inge studeerd, en het werd gegeven op eene wijze alsof hot de tiende opvoering was. De componist, onder wiens leidings de eerste twee voorstellingen plaats hadden, kan tevreden geweest zijn; een beteren Fracassa als dien van den heer Worrns zal hij wel niet verlangen, terwijl eene gracieuser prinses Blanche en eene sierlijker Sorollina, beiden boven dien met zeer voldoende stemmiddelen en kunst van zingen toegerust, nergens in de operette de planken zullen betreden. Hot is natuurlijk nog te vroeg om over het personeel een bepaald oordeel uit te spreken, maar het mag geconstateerd worden dat r.iet n der in Fracassa opgetreden artisten een ongunstigen indruk gemaakt heeft, met uitzonde ring van den heer Michel; deze tenor deugt niet voor de operette en zal er nooit voor deugen ook. Wel voorspel ik hem een goede toekomst als heldentenor, indien hij vooraf eene vermagerings kuur wil ondergaan en zingen wil gaan leeren; materieel is in rnime mate aanwezig. Wat het werk zelf betreft, de partituur bevat vele goede nummers, als daar zijn het lied mot koor van Scrollina (Mej. Bachmann), het duet tusschen Oberto (Michel) en Fracassa (Worms) en de finale (alles Ie bedrijf); het lied met koor der Arsenalotti en de Nocturno (mej. v. Mick en de heer Michel) in het 2de bedrijf; JVfomo'a liod Ich muss singen (Krossek) en het WalzerRondo (mej. v. Mick) in het laatste bedrijf. Min der goed beviel mij de finale van de tweede acte; conventioneel opgebouwd is zij te pretentieus voor de operette en toch weder te laag bij den grond voor de groote opera; de coupletten van Fracassa in het tweede bedrijf had ik gaarne gemist, althans beperkt gezien tot het eerste, werkelijk goede. Het koor maakt een gunstigen indruk, op zeer enkele licht vergeefelijke vlekjes na, zong het flink en zuiver, en ontwikkelde een goeden, frischen klank; ook het orkest werkte verdienstelijk, doch moet een oordeel daarover opgeschort worden tot bij de groote opera. Do componist vond een krans aan zijn lessenaar en werd met fanfares begroet; het publiek hechtte zijn zegel aan deze huidebe tuigingen door hem na het eerste en tweede be drijf ten tooneele te roepen; ook de heer Saalborn werd geroepen als bewijs van waardecring zijner bij deze gelegenheid reeds duidelijk gebleken verdiensten als regisseur. En wat zal ik van den tekst zeggen? Soms komt het m;.i voor dat hot hoekje geheel gereed was zonder Kapitein Fracassa ; dat de vervaardi ger teen een komisch element er in heeft willen brengen en daartoe deze figuur gekozen heeft. Men begrijpt van dezen kapitein niet waarvan hij eigenlijk kapitein is of was, waar hij vandaan korat, hoe hij met zulke slechte manieren in krin gen kan verkeeren als die der prinses de Coligny, enz. enz. Maar men heeft gelachen laat ik dus den tekst in vrede laten rusten! Aanstaande Woensdag Der Settelstudent, eene operette van onbetwistbare verdienste en zeer verdiende populariteit. Acht dagen daarna Tannhauser. niet zooals we sinds jaren gewoon zijn, maar gemonteerd zooals Wagner dit heeft bedoeld (bijv. de geheele scène in den Venusbcrg). De heer Saalborn rust niet; voor een anderen operettentenor is reeds gezorgd, naar ik verneem. Maar Rotterdam moet hem steunen; bij een bezoek zóó slecht als jl. Maandag en Woensdag kan geen Directie bestaan! Moet het weer gaan als zoovele malen in onze stad reeds gebeurde? eerst veel beweging maken orn den rechten man te vinden, als hij gevonden is hem met groote deftiglieid allerlei voorwaarden stellen en verplichtingen opeggen, en ??hem daarna in den steek laten ? Laat ons hopen dat de temperatuur de eenige schuldige is on dat het bezoek gestadig aan zal verbeteren; laat ieder in zijn kring er toe mede werken om de belangstelling in de zaak op te wekken of levendig te houden, opdat wij het goede, dat wij thans bezitten, mogen behouden en het betere daardoor in do toekomst mogen krijgen! V. AANTEEKEN1NGEN. SCHILDERKUNST. Het komt mij voor dat het niet kwaad zou zijn wanneer, wat thans bij het verdeelen der werk zaamheden van de Plaatsings-comraissio voor do Stedelijke Tentoonstelling te Amsterdam eenigszins onwillekeurig gebeurd schijnt te zijn, als algemeene stelregel door Commissies van inzendings-tentoonstollingen aangenomen en strikt door gevoerd werd. liet uitvoerend comitévoor de pasgeopende Driejaarlijksche namelijk, heeft zich kennelijk gesplitst in twee secties. Eenige hoeren daarvan, die zich meer vertrouwd voelden met wat wij met een makkelijk woord als de ouwerwetsche schilderijen zullen aanduiden, hebben te zamen de zalen aan de rechterzijde van het ge bouw, de meer moderngezindo Commissarissen daarentegen hebben do zoogenaamde eerezaal en de linkerzijde voor hunne rekening genomen. Men is nog wel lang niet konsekwent geweest, maar in 't groot valt de afscheiding der groepen op te merken. Wanneer dit beginsel eenigszins bewuster toe gepast werd, zouden ongetwijfeld de groote expo sities minder ongenietbaar worden. liet zou mogelijker zijn er iets van te maken. De com missarissen zouden niet machteloos staan door de onmogelijkheid om samen met lieden, van totaal andere inzichten een arrangement tot stand te brengen. Elk voor zich zou vrijer zijn iets uit te richten. De schilderijen zouden, minder hot en haar naast elkaar geplaatst, malkander minder schade behoeven te doen, en meer kans hebben in hun eigen milieu tot hun recht te komen. De bezoekers zouden minder vermoeid, en meer in de gelegenheid gesteld worden op die soort van kunst die hun verveelt of irriteert minder of geen acht te slaan. En, mij dunkt, ook voor de HH. kritici, zou zulk een inrichting buitengewoon geriefelijk worden. De behoudlievcnde en minder urbane kritikus b. v., die nog wel eens zoo onverstandig pleegt te zijn, uit te varen tegen kunstproducten, wier natuurschap aan bet effekt van zijn troetelkinderen schade doet, zou misschien eerder tot het eenvoudige inzicht komen, en wellicht ronduit gaan beken nen, dat de schilderijen uit die-of-die zaal voor liem ongeveer waren als het chineesch voor iemand die het voorrecht heeft gemist die taal te leeren, en hij zoude zich rustiger bij het praten over do schilderijen die hij verstaan mocht, kunnen bepalen. Tegen dit idee zal natuurlijk ook wel weer wat in te brengen zijn. Alloen kan ik op 't oogonblik niet inzien wat. Als men ooit op een tentoonstelling, waar me dailles zijn uitgeloofd, een indruk kan krijgen van eenige schilderijen, die zoozeer boven de anderen staan, dat er geen sprake van zijn kan, of zij al leen kunnen de eer der onderscheidingen ophou den, dan is het dunkt mij wel op deze stedelijke. Want het schijnt inij toe dat de doeken van J. M. W. Wbistler, Segantini, Jozef Israëls, Jacob Maris en Willem Maris, die men op deze ten toonstelling vindt, tot een rang van kunstwerken behooren, waartoe geen der overige schilderijen gerekend kunnen worden. In een beschouwing over de wisseling in de marktwaarde van schilderijen, te constateeren na de groote veiling van het kabinet-Secretan lezen wij deze conclusie: Het is niet mogelijk uit de prijzen die voor de schilderijen uit de Secrétan-collectic betaald wer den eenige positieve commercieelo conclusie te trekken; als alleen liet feit dat tegenwoordig al de oude meesters van prijs veranderen, dat de handige imitatieve schilderijen in waarde dalen, terwijl de meer impressionistiesche stukken der Barbizon-groep nog voortgaan te rijzen Men krijgt toch, vind ik, geen groot respect voor bet oordeel van den gevierden Kngclschcn kritikus Prof'. John Ruskin als men weet dat hij van een Amerikaansche dame, Miss Francesca Alexander getuigd beeft dat zij teekenon kon, zooals dat sints Leonardo niemand bij machte was geweest, en als men dan ziet de tcekening van deze koryfee, die het Scptomber-nummer van de Magazine of Art als frontispiece publiceert. Als iemand bij zulk kleinlijk gopointilleer don naam van Leonardo noemt, denkt men onwillekeurig, hoe raar moet hij dan de heerlijke studies van Loonardo zelf' wel zien. Oneindig aardiger dan dit juiferaehtige Madonnakopjc, is wel de bloernstudie door dezelfde, die uien ver der in de aflevering vindt, en die bekoorlijk, nauwgezet er sober is. Maar de plantenstutlies van Leonardo da Vinci zclven zijn toch nog wel anders! Aan bet Belgiesche gouvernement was een serie teekeningen van den overleden landscbapscbilder llippolyte Boularu>;er, volgens andere be richten echter van wijlen lienri de Hrackelcer te koop aangeboden; maar uit hot kabinet van don ministor van Binnenl. Zaken, die ze zelf in oogenschouw wenschtc te nemen zijn de bewuste teekeningen ontvreemd. Te Parijs zal, annex aan de Ecole Etiênne (Ecole du Loire), een museum voor de boek-knnst worden ingericht, cenigszins op de manier van het Muscum-l'lantijn te Antwerpen, on hierin zullen ook o. a. moderne etsen, als behoorcndo tot de illustratie van boeken opgenomen worden. Met het oog hierop zijn, ook aan Nederlandsche exposanten van etsen op de Parijsche Wereldten toonstelling, uitnoodigingen gericht, om hunne inzendingen voor bedoeld Museum af te staan. 5 Sopt. '80. V. V A K l A. PLASTISCHE KUNST. Een nieuwe uitgave van Jlanfitaengel. De eerste jaarlijksche tentoonstelling te Müncben beeft den kunsthandel van Franz Hanl'staengel aldaar, aanleiding gegeven tot het doen verschij nen van een nieuw prachtwerk getiield Die Kunst unserer Zeit." In minstens 80 afbeeldin gen zal dit een verzameling bevatten van de beste werken, die in dit jaar op de tentoonstelling te München aanwezig waren. In de beide eerste twee afleveringen zijn opgenomen: Karl Marr, De flagellanten; A Böcklin, Lonterij; G. Favretto, Susanna ; Louis Apol, Winter ; A. WiernszKowalsld, In de Lente ; Karl Hou". Lente; Franz Defregger, Voor den slag bij den berg Isel; F. M. Bredt, Binnenplaats van den harem ; Ad. Artz, Jong meisje uit Katwijk ; C. Hartman, De rooker ; Ad. Echtler, Nieuwigheden ; Alb. Neubuys, Lente. Bovendien zijn in den tekst gedrukt: Stuck, Vechtende Fauns; Marg. Roosenboora, Gele rozen; WT. B. Tholen, Aan den tol; De Haas, Aan het strand der Zuiderzee ; P. Iloccker, Stille Oceaan ; Speijor, Pruisische parlementair; A. Scbrüdcr, Als wij maar eerst een paartje zijn; Stuck, De wachters van het Paradijs; Kirberg, Groote en kleine hulp; Krichcldorf', De herberg op de heide; K. Ilermann, Margaretha; Mi llerMaszdorf, Een verzoening; Termeulon. Kudde schapen; IIarbnrgor,Aan de bron; KeilerReutlingen, Landschap. Onze moderne schilders worden er dus, naar men ziet op zeer goede wijze in ver tegenwoordigd. Uit Parijs wordt gemeld: De hertogin van Sagan bezat in haar hotel alhier drie portretten van Rembrandt, die van de doctoren, die wij op zijn beroemde schilderij De anatomische les" eveneens kunnen bewonderen. Het Kiuistins tuut" te Chicago heeft door zijn directeur Ellsworth aan de hertogin daarvoor zulk een hooge som geboden, men spreekt van een half millioen, dat de vorstelijke bezitster zich genoopt gezien heeft, de drie Ilembrandts aan het Amerikaansche museum af te staan. Deze, zoowel als ook de Angelus" van Millet, zijn reeds op weg naar de nieuwe wereld. Een van de hand gewezen schenking. Uit Ma drid wordt gemeld: De hertogin weduwe vanPastrana had aan het Museo de Pinturas" alhier, de haar toebehoorende, door de hertogen van Infantado en Ossuna aangelegde en daarop door den overleden hertog van Pastrana met vele doe ken vermeerderde verzameling van 225 schilde rijen, meest uit de oude Nederlandsche, Duitsche, Italiaansche, Spaansche en Napelsche school ten geschenke aangeboden. Aan deze scnenking ech ter knoopte zij de voorwaarde vast, dat de ver zameling onder den naam Galeria del Duque de Pastrano" in het museum opgenomen en in haar geheel in afzonderlijke zalen tentoongesteld moest worden. En op deze voorwaarde nu beeft het aannemen der schenking schipbreuk geleden. Bij onderzoek is namelijk gebleken, dat de verzame ling ongeveer twintig meesterwerken van den eersten rang en bovendien nog een vijftigtal an deren schilderijen bevat^, die waardig zijn in de collectie van het Koninklijk Museum te worden opgenomen, maar de rest, ruim twee derde van de verzameling is niet waardig gekeurd in hè1: Museo de I'inturas te prijken, daar juist het grootsche dezer kunstinstelling daarop berust, dat zij meer is een verzameling van in hun soort eenige meesterwerken, dan een museum dat aan spraak maakt op een volledige collectie uit verschil lende scholen. De geheele schenking moest dus van de hand worden gewezen. Dit is te meer daarom te betreuren omdat er zich ook eenige doeken van Rubens, van Dijk, Snijder, Teniers, Mengs en Escalante ouder bevinden, die nu waarschijnlijk tegelijk met de anderen onder den hamer zul len komen, TOONEEL EN MUZIEK. Adelina Putti op liet WaUische zanrjersfcest. Uit Londen wordt gemeld: Te Brocon (Zuid-Wales) werd Dinsdag het nationale Eisteddsod" of zangersfcest geopend, waaraan door een overtalrijke menigte Wallisers van alle standen werd deelge nomen. Het aantal bezoekers van het grooto con cert was veel grooter dan gewoonlijk, daar het bekend was dat Adelina Patti, die eerst kort ge leden uit Zuid-Amerika op haar landgoed in Wales was teruggekeerd, bare medewerking bad toege zegd. Hot werd door den Wallischen tenor Eos Marlais met het Eistcddsodlied geopend. Daarop volgde een wedstrijd van vijf zangkoren. Adelina Patli droes, gcaccompagneerd door don pianist Wilhelm Ganz, onder levendigen bijval een vijftal nummers voor, waaronder het Wallische volkslied Land mijner vaderen", welks voordracht de dui zenden toehoorders tot groote geestdrift stemde. Op algemeen .stormachtig verzoek moest dit lied herhaald worden en bet laatste couplet werd door allen staande en met ongedekten hoofde medegezongen. Onlangs werden te Parijs ter herinnering aan den tijd dor revolutie in de Opera comique eenige opera's uit dat tijdvak opgevoerd en wel Le barliier de Scx'dle van Païsiello en Raoul de Crequi en Lu soiri'c, onnjeuse van Dalayrac Als vervolg daarop zal men nu een geheele reeks zangspelen en tooneclstukk.cn uit dat tijdvak to,n tooneele brengen. Deze reeks zal geopend worden met Nicodime dans li.i Inne oula rjcolution pacifique, van den dichter componist Louis Abel Beftroy do Reigny, een vriend uit de jeugd van Desmoulin en Robespicrro, maar die in zijn tooneelstukken juist voor een oprechte samenwerking tusschen koning en volk in bot krijt trad. Dit stuk werd den 7den November 17!K) in bet Theatre fran cais comique et lyrique de laRne de Eondy voor de eerste maal opgevoerd en had groot succes, vooral ook ten gevolge van de grooto actualiteit van het daarin op geestige en luchtige wijze be handelde onderwerp. Daarop zullen achtereenvolgens weer ten too neele gebracht worden Les Visitandines" een buitengewoon grappig stuk van Picard, ,, La.partic quarrée", Les rrais stinsciilottcs on l'Jfosjntalita républicaine", een echt stuk uit dien tijd, waar van de zedelijke tendens in het volgende, aan het stuk zelf ontleende couplet zeer juist wordt weergeven : Dans cc tableau patriotique Si l'on ne cliercbe que l'csprit, L'auteur sait avec Ie critique, Que tout autro aurait bien mieux dit. Mais partout, des bons patriotes L' accent du cocur est eatendu : Quand on parle aux vrais sans-culottcs, L'ordre du jour, c'est la vertu ! Van een geheel ander gehalte weer is Madame Angot opera-comique van Eve, genaamd Maillot, die in 179G in het Tliéatre d'Emulation voor het eerst voor liet voetlicht kwam en die de eerste was van een geheele reeks zangspelen, waarin Madame Angot een groote rol speelde en die alle op hetzelfde stramien geborduurd waren, l zooals Le Muriatje de Na non (t797) Le repentir de Madame Angot ou Ie inariage de Nicolas, Les dernières folies de Madame Angot, allen van denzelfden schrijver. Maar ook anderen maakten zich van dit zoo lucratieve onderworp meester en achtereenvolgens verschenen in Mei 1800: Mada me Angot fin sernil de Constantinoyle, drame, tragïdie, farce, pantomime en trois actes, ornée de tons ses cif/ri'iiiciils par Auile en in 180.'i : j Madame Angot au Malaliar, on, La noucelle ceuve, melo-trafji-jiaradc en trois actes et en pratte a grand spectucle, miieé, de danscs, marclies, cltoeurs, pompe fun/'bre, pantomime, par M, M. J. Aude en L. Lion. En zooals men weet bezit Madame Angot" ook nu nog veel aantrekkelijks en werd ook do nieuwere bewerking van Lecocq, La fille de Ma dame Angot, tijdens de tentoonstelling herhaalde lijk weer opgevoerd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl