De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 15 september pagina 6

15 september 1889 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. o. 638 beeft ,Pe cavalerie toch is behalve yan een sabel of steekdegen, van vuurwapenen (en van de behoorende munitie) voorzien. De karadie in verschillende landen een gewicht van ongeveer 3 tot ruim 3,5 K.G., wordt ook bij de Duitsche, Fransche en Ruscavalerie over den schouder hangende den rug gedragen, hetgeen bij het rijden lang aangenaam moet zijn ; in Nederland ia zij Js van het paard aan den zadel bevestigd. e sabel, die men wel is waar liuks aan den zadel zou kunnen bevestigen hetgeen natuur^k zjjne voor- en nadeelen heeft wordt bijv. J>ij de Nederlandsche cavalerie door den man zelf gedragen ; voeg daarbij een revolver met munitie, qfe .buiten gebruik in een holster naast den zadel jgeborgeji wordt, en geef nu den ruiter nog een Jws, dan verkrijgt men een beeld van de maximum pewapening .van den cavalerist ; eene bewapening idie wel wat zwaar mag genoemd worden. Wil B»en deze verlichten dan zou men den sabel en den revolver kunnen doen vervallen, maar is dit wel doelmatig? ?Naar een Duitsch blad meldt, heeft de vroegere minister van oorlog in Frankrijk, de generaal ,J*yal, een bekende militaire schrijver, zich dan jook bepaald tegen de invoering der lans verklaard. .Pij is van oordeel, dat men de cavalerie niets Anders geven moet dan een sabel en een karabijn. .Een regetnent cavalerie, meent hij, hetwelk met repeteerkarabijnen gewapend en in het vuurge,yécht geoefend is, moet door met lansen bewa pende cavalerie aangevallen, de helft der man schappen doen afzitten en vuren, waardoor de lansruiters spoedig keert maken of vernietigd zul len worden. .Het komt ons voor, dat deze handelwijze, onjjer anderen in een plotseling ontstaand gevecht jjaet vijandelijke cavalerie, niet altijd toe te pas sen zal zijn, en ook niet tot den eigenaardigeu werkkring van cavalerie tegen cavalerie behoort; bovendien kan de vijand deze manoeuvre even goed uitvoeren en dan zouden de twee halve regementen, voor zoover deze door het karabijnvuur van het afgezeten gedeelte, (dat natuurlijk altijd veel kleiner is dan de helft, daar een ze ker aantal manschappen de onbereden paarden moeten vasthouden), niet vernietigd ziju, gewoon tegenover elkander staan. Naar onze bescheiden meening kan dat afzitten van een gedeelte der cavalerie en het daarna be ginnen van een vuurgevecht alleen onder bijzon(jere omstandigheden plaats vinden, bijv. wanneer een gewichtig punt, een acces, eene brug enz. on verwacht zoo spoedig mogelijk moet bezet wor den, de doortocht, overtocht of verraeestering daarvan moet verhinderd of de vijand althans Zoo lang mogelijk tegengehouden moet worden, en de infanterie hiertoe te laat zou komen. Van daar, dat ook in het Engelsche leger bereden infanterie bestaat, tot wier taak dan zulk eene bezetting behoort. Wij gelooven daarom dat het afzitten van de cavalerie om vurende als infanterie op te treden tot de uitzonderingen zal behooren en niet als regel kau gelden. Gaarne nemen wij aan, dat cavalerie bewapend met de lans in het voordeel zal zijn tegenover cavalerie die alleen met de sabel bewapend is, en dat het voor cavalerie ook voordeeliger is om de infanterie met de lans dan met den sabel aan te vallen, waarom anders zou in Duitschlaud de lans weder algemeen ingevoerd worden , maar hoe komt het dan, dat de lans, vroeger bij de cavalarie in gebruik, door sommige legers gedeeltelijk of zelfs geheel is afgeschaft gewor den? Zie, dat komt ons vreemd voor ; want neemt men aan, dat door het vuur der gewone achterlaadgeweren de cavalarie niet atijd en dikwerf zelfs niet in de gelegenheid is om van hare houw en steekvvapenen gebruik te maken en daar om een sabel voldoende werd geacht, dan zal dit voor het zooveel snellere vuur der repeteergeweren althans gedurende een korten tijd in nog hooger mate het geval zijn. Men zou dus haast mogen aannemen, dat de bewapening der geheele Duitsche cavalerie met lansen hoofdzakelijk ten doel heeft om tegenover vijandelijke cavalerie met sabels bewapend etn overwicht te hebben en ten opzichte van met lansen bewapende cavalerie gelijk te staan. Het gevolg van den maatregel zal zijn, dat ook bij de cavalerie van andere rijken zooals wij reeds zagen denkelijk in Frankrijk de lans weder algemeen of meer algemeen wordt ingevoerd, waardoor de verhouding opnieuw gelijk wordt, en alleen die cavalerie in het voordeel zal zijn ?waarbij elk individu het best met dat wapen ge oefend en het krachtigst is. REIZIGERS MET PLEIZIEBTREINEN. Waarom juist de Woensdag daarvoor is aan gewezen, weet ik niet. Dit is een geheim dat ?waarschijnlijk schuilt in het hoofd van wie weet welk klein spoorweg ambtenaartje, dat dezen dag onnadenkend aan zijnen chef heeft aanbevolen. die er niets tegen had, omdat Woensdag zoo goed een dag is als een andere. Maar, door welke oorzaak dan ook, Woensdag is de dag voor de pleiziertreinen, zoo vast als Zondag de dag voor de kerk is. En 't is maar goed ook dat we ook daarvoor een vasten dag genomen hebben. Want nu kun nen we er zoo'n beetje op rekenen en ons zoo goed mogelijk in staat van verdediging brengen tegen den stroom van ongerechtigheden, die we kelijks van verschillende kanten tegen de hoofd stad wordt losgelaten. Xalverstraat en Nieuwendijk worden den ganschen dag onveilig gemaakt door troepjes luid ruchtige of langzaam eii, als eenden, achter elkaar langs de winkels slenterende provinciale)!. De luidruchtige troepjes zijn de minst belang wekkende. Die gedragen zich precies of zij in hun eigen stadje of dorp aan het kennisbonden zijn; zij hossen en springen en joelen als beze tenen eu worden door het, hier eenigszius daaraan ontwende, publiek met niet geringe minachting nagekeken. Maar de anderen, de vaders, moeders, zoons en dochters, wier gelaat verveling uitdrukt noch vreugde, die blijkbaar vreezen dat men het hun zal aanzien dat ze dit alles voor het eerst van hun leven te aanschouwen kregen, maar toch de uitdrukking van verbazing niet kunnen weer houden, die uit hunne oogen straalt die ande ren zijn werkelijk de moeite waard om eenige oogenblikken gade te slaan. We zullen dus n gezelschap, een paar families die met mekaar uit zijn" volgen. 't Behoeft haast niet gezegd, dat al de dames voorzien zijn van een spoormandje en al de heeren van een paraplu. Die voorwerpen zijn voor een pleizierreiziger onmisbaar. Zij willen den Amsterdammers eens toonen dat ze bij hun thuis ook wel weten hoe het behoort en loopen daarom op het trottoir. Dat is er voor, dat is het voetpad en het zou dus onfat soenlijk zijn op den rijweg te gaan loopen. Maar aangezien dat voetpad bij wijlen zeer smal is zijn ze genoodzaakt, als een offer aan hun fat soen, zeer ongezellig achter elkaar te loopen en gaan zóó sprakeloos huns wecgs. De mannen kijken naar omhoog naar de gevels der huizen eu de vrouwen naar omlaag, naar de uitstallingen in de kasten. In den aanvang gaan de mannen telkens even van het trottoir, om eene dame. die het gezelschap tegenkomt, den voorbijgang gemakkelijker te maken; dat doet bij hem op het dorp elke boerenjongen. Maar als zij na een poos opmerken, dat ieder oogeublik hun vrouw of dochter, die voor hen uitgaan als het ware van het trottoir gedrongen worden, nu eens door een knaap, dan weer door een welgekleed heer of door een werkman, dan krijgen ouze provin cialen een kleur tot achter de ooren als zij er aan denken, hoe men hen zal uitgelachen hebben, telkens als zij zoo op zijde gingen voor eene dame en daarmede zondigden tegen de Amsterdamsclie fewoonten op straat. Nu zetten zij zich dan ook rap, en al kwam later op den dag de koningin zelve ben tegen, zij zou voor hen moeten wijken. Zoo slenteren zij voort, nu en dan eens stil staande voor een winkel waar de uitgestalde voorwerpen zeer bijzonder hunne aandacht trek ken, maar anders slechts op alles iu het voorbij gaan een vluchtigen blik werpende. Als zij op den Dam komen dan verademen zij blijkbaar. Zij kijken nog eens even om, die lange smalle straat in, alsof ze uit de grootste benauwdheid gered ziju eu werpen dan een blik op het magerste aller monumenten, dat aan de dochter de opmerking ontlokt, dat ze die juf frouw wel een cul de Paris mochten aandoen, dan kwarn er wat meer model aan. Toen zij langs den volksgeest heeiikeken, riep de vader: o, daar heb je nou de beurs !" »Die trap op daar?" vroeg de moeder. »Waar die dikke pilaren staan ?" «Ja, dat is de beurs I Daar kun je nu in tien minuten rijk worden en iu vijf minuten weer arm, als je er inaar verstand van hebt. Daar is een apart lijken hok op voor de menschen, die zich daar doodschieten. Dat gebeurt daar elk j oogenblik, iedereen loopt daar met een revolver in ziju zak. Zóó zie je daar de rijkste meneer j van Amsterdam staan en er komt een telegram, n telegrarnuietje van n kwartje maar, en dan lacht hij eens even tegen den man van de tele graaf, alsof hij zeggen wou: telegraafeer ze goeieu dag van me, en daar leit-i, hoor, morsdood als de armste kerel." Moeder eu dochter wenden niet een huivering het hoofd ai' en zien dan het paleis. »Hè, roept de dochter, »watis dat vooreen mooi huis ?" »Dat is" expliceert de vader weer; »dat is zoo veel als het paleis van Zijne Majesteit. »En die ramen met tralies, daar beneden, wat is dat" vroeg de jongste zoon met iets augstigs in zijn stem, »Dat zijn cle onderaardsche gevangenissen uit den Spaanschen tijd, de zoogenaamde cata comben." Zoo gaat het den ganschen dag door. Alle merk waardigheden worden bekeken eu op dezelfde | heldere wijze door den vader ,geëxpliceerd." | Men gaat naar het Rijksmuseum en naar den IJkaut, naar het Vondelpark (waar men cle mee gebrachte broodjes opeet) en naar Artis. Naar het Pauopticum (waar men er eentje pakt) eu naar Scholleubrug (waar meii er nog eentje pakt). Men tramt en verbaast zich over het nut der overstapkaanjes en hoe ze 't voor zoo'u beetje geld doen konden. Haast een uur rijden voor een stooter 't moet zeker van de hoe veelheid komen. Men vaart met het bootje terug naar den Dam eu vindt het heerlijk en ook goedkoop eu stapt Stand der partij na den Uden zet van zwart. 2 W ABT i * i dan naar Krasnapolsky, daar het reeds vijf uur en lang over etenstijd is. Daar wordt goed gediueerd en een stevig glas wijn gedronken en daardoor krijgt een der oude heereu zoo waarlijk trek om de Nes ereis ia te gaan. Maar moeder de vrouw wil er niet van hooren en de jongste zoon krijgt kippevel van angst, daar hij zich herinnert gehoord te hebbeu, dat in den Nes allerlei soort van slechtigheid ge beurt waar een kind niet eens naar vragen mag. Maar de vader wil eu zal er heen. In Rome geweest en den Nes niet gezien, dat moest niet vau hem gezegd kunnen worden. Moeder" pro testeert en de anderen gaan iutusschen heen, omdat ze merken dat Vader" 't niet opgeeft en zij zich wijselijk met de heele historie niet be moeien. De oude zondaar gaat den Nes iu en zijn vrouw blijft met haar kroost bij Kras" op hem wachten. Wat hij daar uitgevoerd heeft is een geheim gebleven. Doch de resultaten van zijn langdurige absentie zijn, bij zijne terugkomst in den beangstigden familiekring, duidelijk op 's mans gelaat zichtbaar door een paar weiaangebrachte dameskrabbeu. Zijn nieuwe hoed staat l;em als een harmonica op het hoofd en zijn jas zit vol modder, alsof deszelfs drager op de straat heeft gelegen. »Betaal jij hier maar" fluisterde hij zijne ont butste vrouw in het oor," »dau wacht ik je buiten." Ik betalen? ik weet niet of ik genoeg bij me heb!" En ik heb geen ceat meer, ik ben bestolen!" Wel, ga dan naar de politie," dringt zij aan. Neen, neen, om Godswil! Dan zou ik weer naar Amsterdam moeten en ik zet er in mijn leven geen voet meer!" Meteeu verdwijnt hij, aan zijn vrouw de zorgen voor de rekening overlatende. Gedurende de terugreis bewijzen zijne kinderen hem uiet dien eerbied, dien hij steeds en terecht van hen gevorderd heeft en zijne vrouw kijkt hem onophoudelijk met wantrouwenden blik van ter zijde aan. De eerbied van de kinderen is na eeuigen tijd weer teruggekeerd kindereu zijn zoo vergevensgezind. Maar het wantrouwen van zijn vrouw is gebleven en nooit wordt er in hun huis de naam van de hoofdstad des Rijks genoemd of zij werpt hem een verwijtenden blik toe, die hem ' de oogen doet neerslaan. Hij was ook zoo dom j geweest om te bekennen. CRAMBAMBOLI. OUDE LEVIE. Oude Lcvie staat sfil voor onze ramen, hij heeft zijn pet afgenomen, zoodat de dunne, sneeuwwitte haren vluchtig opwaaien in de luwe Soptemberzoelte. Zijn bruine, iialf uitgedoofde oogen staren naar boven tot ze eindelijk iemand aan het ven ster ontdekken; dan glijdt er een blijde glimlach over het omle, tevreden gezicht en met een veel zeggende beweging klopt hij niet de dorre rech terhand op de linkermouw van zijn vaalzwart jasje. Levie is geen bedelaar ; hij heeft gesloofd en gewerkt zoolang het riag was on nu do avond is gekomen, werkt hij nog; hij vraagt niemand een aalmoes, maar hij is dankbaar voor een afgelegd kkc-dingstuk. Die eigenaardige handbeweging wil zeggen: ,,'k draag het trouw, liet jasje dat u me gegeven hebt in 't boni n van den zomer, 'k ben er toch knap op geweest, al heb ik moeten loopen er rnoo in den regen." En als zijn ouc'o stem u beruiken kan, voegt hij er zacht aan toe: als mevrouw of me neer nog'es zoo goed zon willen wezen aan Levie te denken als de winter weer komt, ouwe menscbcn zijn zoo kouwelijk en Levie is vier en tachtig." Tot voor kort heeft hij nog met een zwaar beladen kruiwagen geloopen, vol porselein Maar do oude beenen wilden niet langer, er was geen pit meer in de krachtelooze armen en zoo beeft Levie zijn handel in blank aardewerk vaarwel moeten zeggen voor een pak vuurroode zakdoeken mot witte hieroglypncn on opzichtige randen, die hij over den ecnim arm draagt, zo aan huis moeders of' ambachtslieden te koop aanbiedend. Een wouw bezit hij niet meer. Als ik zóó rijk was", zegt hij, dan zou ik gelukkig wezen. Wanneer je een eigen haard hebt en je heb 's avonds een kwartje of tien stuivers verdiend, dan zeg jo tegen je vrouw: hawaar! dat zeilen we samen declen en jo gaat zitten op jo stoel en p.iemaml komt en verjaagt je. Maar als je bij een kind in woont, dan komen de kleinkinderen en zeggen: grootvader, gaat es hier vandaan en grootvader es daar vandaan. En grootvader gaat uit den weg, omdat hij geen lawaai wil hebben. Och, n onwer kan wel tien kinderen grootbrengen, maar tien kinderen kunnen dikwijls nog niet eens n ouwer onderhouwen. Ik heb er zes en n ervan is jaren lang ge weest in dienst van 'n groot hotel. Hij kon na tuurlijk geen fransche letter toen ie er kwam, maar ik had toen knap mijn brood en zoo heb ik gegeven vijf gulden iedere maand, dat ie toch fransch zou loeren en als ie het heeft gekend, is ie op een avond niet thuis gekomen, maar na een week kregen we 'n telegraaf uit Brussel dat ie daar was. En toen ie eindelijk terug is gekomen is hij te grootsch geweest om zijn ouden vader te kennen die hem toch nooit een slecht woord had gegeven, maar 't Opperwezen heeft hem gestraft. Hij heeft hem een ziekte gezonden aan de oogen, «lat hij naar Utrecht in het gesticht moest, weken lang, zoodat hij zich zijn geld en zijn betrekking is kwijt geraakt, 't Doet me leed, waarachtig." hij blijft toch immers mijn kind, 't doet me veel leed, maar God zit hoog en ziet alles en Hij is recht vaardig." * * * De kinderen bij wie hij in huis woont zijn niet slecht voor hem God zal me, hoop ik, bewaren, als zoo iets te zeggen" zegt het oude joodje, als hij daarvan spreekt, maar het zijn behoeftige menschen met verscheidene kinderen en de tijd kan komen dat grootvader" in het geheel geen negotie meer zal kunnen doen; dat hij thuis zal moeten blijven even hulpeloos als het kleinste kind. Oude Levio weet hot ook wel, daarom is hij zelf naar de heeren" geweest van het. oudemanBenhuis, maar, hoe welwillend men hem ook te woord stond, men had hem niet kunnen helpen. Er was geen plaats en bovendien waren zoovolen hem vóór, die evenveel of nog meer behoefte had den om geholpen te worden. Do oude man had de rechtvaardigheid daarvan volkomen ingezien onder het naar huis gaan, bij zich zelf uitrekenende dat als zijn beurt eindelijk komen moest hij waarschijnlijk reeds lang een plaats zou hebben op het kerkhof. Maar het heeft zijn nederige blijmoodigueid niet geschokt. Dag aan dag loopt hij door do drukke straten of langs de stillere grachten waar de heri'stzon nog zoo warm tintelt, terwijl de vallende bladeren spreken van den naderenden winter, waarin de oude man evenzeer moet trachten ne gotie te doen, als God hera tenminste de gezond heid bewaart." Indien ge op een wandeling door deze stad Oude Levie" mocht tegenkomen, och! koop een zakdoek van hem, al zult ge dien nimmer gebrui ken, ge kunt er zoo'n vricndelijkon glimlach door tooveren op oen verbleekt, maar tevreden gelaat on ge znlt een God zegene 't u" hooren van twee bevende, oude lippen. Jo VAX ST.OT.EN. Allerlei. De i>l/o!ofj>:ci]>'iie rnor de rechtbank Wanneer men da <S;inl.ni;i mag' jreloovcii, da:i zullen bin nen kort de rechters van het schoonc Frankrijk een zeer ernstige vraag te beantwoorden heb ben. De Codo Napoleon heeft niet iu alles voor zien. Dat wetboek kon niet handelen os-er photograpbie, telephoon, phonographo enz. en geeft dus geen licht uu de pbotograpbie voor de recht bank moet eompareeren". De punten, waarover beslist moet worden zijn 111 de volgenae : l". Heeft men het recht een photographischen afdruk te nemen van een dame die een zeebad gaat ucmen, op het oogenblik dat zij, haren peig noir verlatende, in het evaachtige cost'.inm ver schijnt, dat de lichaamsvormen doet uitkomen ". '-'.«. Is het feit, dat eene zoodanige [?h Uigraphie instantiiiiéc vervaardigd is, een b(j\vij.s vau medeplichtigheid der dame en kan de echtgenoot uit deze photograplue eeu reden tot echtscheiding putten ? Dat toch is de dubbele vraag die go^teïd zal worden aan de wereldsche jury zoowel als a,i u de justitie naar aanleiding van eene kleine ge schiedenis, die iu hoofdzaak opliet volgende mvrkomt. Eenige dagen geleden waren, als naar ge woonte, aaa het strand vau Po tin vil Ie. iv;:ar de ;S3 34 35 ai; 37 Op f. Dr ',.ft U d.'! dl c4 08 f (J e2 e)! c8 e-t c;! X u l ;ogaven. ?/..?(. w.nlt .r,..l?i f 8 f 7 g8 1)7 cl! cf> c5 X "-t 17 _ e7 v. Vliet. Wit. l c'J ,'! (12 4 (14 >( rrust u]) Il7 gaan da.H' tur<"n De/e parij is dui,i' Hum mot veel talent i;es)i('eld. Stand der partij na den lililen zet van zwart. Z»VA.HT 8 a b 23 24 25 2G 27 28 al cl e4 hl gl f 2 el e'J X g-4 e-1 f'3 d c WIT c2 e4 e8 c3 e8 f i g do b3 d7 X g4 f 5 c5 f 7 f8 f7 d5 g4 e R-i f-, f 7 f7 f f8 f 5 e. Hier dwingt zwart "\vit nn gevuig van ziju diei> dourdacht oen stuli te verliezen, het n d 6 d e WIT l 8 >) 10 H 12 1: i 14 15 K; 17 18 l!) 20 n iii f3 f 2 c2 b') (14 e2 hl c<; dl e2 d-J 24 cl 25 o o Deze partij hooft. c4 di e5 dij c2 c 3 (12 f'3 c3 (H f l h2 0-7 l'5 c4 g8 ? g? i'7 ': (12 o is de Lasker. Zwart. e7 e5 d7 (H! C8 «-i liH (17 c!8 h7 dl i h8 e;> e 8 e7 d7 i (j d8 dS (17 b7 Op; < IrJ - (18 c 5 - hu - (15 < ('l - (17 - d7 cS - w; geven. eenige die Laskcr verloren

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl