Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
o. 638
beeft
,Pe cavalerie toch is behalve yan een sabel of
steekdegen, van vuurwapenen (en van de
behoorende munitie) voorzien. De
karadie in verschillende landen een gewicht
van ongeveer 3 tot ruim 3,5 K.G., wordt
ook bij de Duitsche, Fransche en
Ruscavalerie over den schouder hangende
den rug gedragen, hetgeen bij het rijden lang
aangenaam moet zijn ; in Nederland ia zij
Js van het paard aan den zadel bevestigd.
e sabel, die men wel is waar liuks aan den
zadel zou kunnen bevestigen hetgeen
natuur^k zjjne voor- en nadeelen heeft wordt bijv.
J>ij de Nederlandsche cavalerie door den man zelf
gedragen ; voeg daarbij een revolver met munitie,
qfe .buiten gebruik in een holster naast den zadel
jgeborgeji wordt, en geef nu den ruiter nog een
Jws, dan verkrijgt men een beeld van de maximum
pewapening .van den cavalerist ; eene bewapening
idie wel wat zwaar mag genoemd worden. Wil
B»en deze verlichten dan zou men den sabel en
den revolver kunnen doen vervallen, maar is dit
wel doelmatig?
?Naar een Duitsch blad meldt, heeft de vroegere
minister van oorlog in Frankrijk, de generaal
,J*yal, een bekende militaire schrijver, zich dan
jook bepaald tegen de invoering der lans verklaard.
.Pij is van oordeel, dat men de cavalerie niets
Anders geven moet dan een sabel en een karabijn.
.Een regetnent cavalerie, meent hij, hetwelk met
repeteerkarabijnen gewapend en in het
vuurge,yécht geoefend is, moet door met lansen bewa
pende cavalerie aangevallen, de helft der man
schappen doen afzitten en vuren, waardoor de
lansruiters spoedig keert maken of vernietigd zul
len worden.
.Het komt ons voor, dat deze handelwijze,
onjjer anderen in een plotseling ontstaand gevecht
jjaet vijandelijke cavalerie, niet altijd toe te pas
sen zal zijn, en ook niet tot den eigenaardigeu
werkkring van cavalerie tegen cavalerie behoort;
bovendien kan de vijand deze manoeuvre even
goed uitvoeren en dan zouden de twee halve
regementen, voor zoover deze door het
karabijnvuur van het afgezeten gedeelte, (dat natuurlijk
altijd veel kleiner is dan de helft, daar een ze
ker aantal manschappen de onbereden paarden
moeten vasthouden), niet vernietigd ziju, gewoon
tegenover elkander staan.
Naar onze bescheiden meening kan dat afzitten
van een gedeelte der cavalerie en het daarna be
ginnen van een vuurgevecht alleen onder
bijzon(jere omstandigheden plaats vinden, bijv. wanneer
een gewichtig punt, een acces, eene brug enz. on
verwacht zoo spoedig mogelijk moet bezet wor
den, de doortocht, overtocht of verraeestering
daarvan moet verhinderd of de vijand althans
Zoo lang mogelijk tegengehouden moet worden,
en de infanterie hiertoe te laat zou komen. Van
daar, dat ook in het Engelsche leger bereden
infanterie bestaat, tot wier taak dan zulk eene
bezetting behoort.
Wij gelooven daarom dat het afzitten van de
cavalerie om vurende als infanterie op te treden
tot de uitzonderingen zal behooren en niet als
regel kau gelden.
Gaarne nemen wij aan, dat cavalerie bewapend
met de lans in het voordeel zal zijn tegenover
cavalerie die alleen met de sabel bewapend is,
en dat het voor cavalerie ook voordeeliger is om de
infanterie met de lans dan met den sabel aan
te vallen, waarom anders zou in Duitschlaud
de lans weder algemeen ingevoerd worden ,
maar hoe komt het dan, dat de lans, vroeger
bij de cavalarie in gebruik, door sommige legers
gedeeltelijk of zelfs geheel is afgeschaft gewor
den? Zie, dat komt ons vreemd voor ; want neemt
men aan, dat door het vuur der gewone
achterlaadgeweren de cavalarie niet atijd en dikwerf
zelfs niet in de gelegenheid is om van hare houw
en steekvvapenen gebruik te maken en daar
om een sabel voldoende werd geacht, dan zal
dit voor het zooveel snellere vuur der
repeteergeweren althans gedurende een korten tijd
in nog hooger mate het geval zijn.
Men zou dus haast mogen aannemen, dat de
bewapening der geheele Duitsche cavalerie met
lansen hoofdzakelijk ten doel heeft om tegenover
vijandelijke cavalerie met sabels bewapend etn
overwicht te hebben en ten opzichte van met
lansen bewapende cavalerie gelijk te staan. Het
gevolg van den maatregel zal zijn, dat ook bij
de cavalerie van andere rijken zooals wij reeds
zagen denkelijk in Frankrijk de lans weder
algemeen of meer algemeen wordt ingevoerd,
waardoor de verhouding opnieuw gelijk wordt,
en alleen die cavalerie in het voordeel zal zijn
?waarbij elk individu het best met dat wapen ge
oefend en het krachtigst is.
REIZIGERS MET PLEIZIEBTREINEN.
Waarom juist de Woensdag daarvoor is aan
gewezen, weet ik niet. Dit is een geheim dat
?waarschijnlijk schuilt in het hoofd van wie weet
welk klein spoorweg ambtenaartje, dat dezen dag
onnadenkend aan zijnen chef heeft aanbevolen.
die er niets tegen had, omdat Woensdag zoo goed
een dag is als een andere.
Maar, door welke oorzaak dan ook, Woensdag
is de dag voor de pleiziertreinen, zoo vast als
Zondag de dag voor de kerk is.
En 't is maar goed ook dat we ook daarvoor
een vasten dag genomen hebben. Want nu kun
nen we er zoo'n beetje op rekenen en ons zoo
goed mogelijk in staat van verdediging brengen
tegen den stroom van ongerechtigheden, die we
kelijks van verschillende kanten tegen de hoofd
stad wordt losgelaten.
Xalverstraat en Nieuwendijk worden den
ganschen dag onveilig gemaakt door troepjes luid
ruchtige of langzaam eii, als eenden, achter elkaar
langs de winkels slenterende provinciale)!.
De luidruchtige troepjes zijn de minst belang
wekkende. Die gedragen zich precies of zij in
hun eigen stadje of dorp aan het kennisbonden
zijn; zij hossen en springen en joelen als beze
tenen eu worden door het, hier eenigszius daaraan
ontwende, publiek met niet geringe minachting
nagekeken.
Maar de anderen, de vaders, moeders, zoons en
dochters, wier gelaat verveling uitdrukt noch
vreugde, die blijkbaar vreezen dat men het hun
zal aanzien dat ze dit alles voor het eerst van
hun leven te aanschouwen kregen, maar toch de
uitdrukking van verbazing niet kunnen weer
houden, die uit hunne oogen straalt die ande
ren zijn werkelijk de moeite waard om eenige
oogenblikken gade te slaan. We zullen dus n
gezelschap, een paar families die met mekaar uit
zijn" volgen.
't Behoeft haast niet gezegd, dat al de dames
voorzien zijn van een spoormandje en al de
heeren van een paraplu. Die voorwerpen zijn voor
een pleizierreiziger onmisbaar.
Zij willen den Amsterdammers eens toonen dat
ze bij hun thuis ook wel weten hoe het behoort
en loopen daarom op het trottoir. Dat is er
voor, dat is het voetpad en het zou dus onfat
soenlijk zijn op den rijweg te gaan loopen. Maar
aangezien dat voetpad bij wijlen zeer smal is
zijn ze genoodzaakt, als een offer aan hun fat
soen, zeer ongezellig achter elkaar te loopen en
gaan zóó sprakeloos huns wecgs. De mannen
kijken naar omhoog naar de gevels der huizen
eu de vrouwen naar omlaag, naar de uitstallingen
in de kasten.
In den aanvang gaan de mannen telkens
even van het trottoir, om eene dame. die
het gezelschap tegenkomt, den voorbijgang
gemakkelijker te maken; dat doet bij hem
op het dorp elke boerenjongen. Maar als zij na
een poos opmerken, dat ieder oogeublik hun vrouw
of dochter, die voor hen uitgaan als het ware
van het trottoir gedrongen worden, nu eens door
een knaap, dan weer door een welgekleed heer
of door een werkman, dan krijgen ouze provin
cialen een kleur tot achter de ooren als zij er
aan denken, hoe men hen zal uitgelachen hebben,
telkens als zij zoo op zijde gingen voor eene dame
en daarmede zondigden tegen de Amsterdamsclie
fewoonten op straat. Nu zetten zij zich dan ook
rap, en al kwam later op den dag de koningin
zelve ben tegen, zij zou voor hen moeten
wijken.
Zoo slenteren zij voort, nu en dan eens stil
staande voor een winkel waar de uitgestalde
voorwerpen zeer bijzonder hunne aandacht trek
ken, maar anders slechts op alles iu het voorbij
gaan een vluchtigen blik werpende.
Als zij op den Dam komen dan verademen
zij blijkbaar. Zij kijken nog eens even om, die
lange smalle straat in, alsof ze uit de grootste
benauwdheid gered ziju eu werpen dan een blik
op het magerste aller monumenten, dat aan de
dochter de opmerking ontlokt, dat ze die juf
frouw wel een cul de Paris mochten aandoen,
dan kwarn er wat meer model aan.
Toen zij langs den volksgeest heeiikeken, riep
de vader: o, daar heb je nou de beurs !"
»Die trap op daar?" vroeg de moeder. »Waar
die dikke pilaren staan ?"
«Ja, dat is de beurs I Daar kun je nu in tien
minuten rijk worden en iu vijf minuten weer
arm, als je er inaar verstand van hebt. Daar is
een apart lijken hok op voor de menschen, die
zich daar doodschieten. Dat gebeurt daar elk j
oogenblik, iedereen loopt daar met een revolver
in ziju zak. Zóó zie je daar de rijkste meneer j
van Amsterdam staan en er komt een telegram,
n telegrarnuietje van n kwartje maar, en dan
lacht hij eens even tegen den man van de tele
graaf, alsof hij zeggen wou: telegraafeer ze goeieu
dag van me, en daar leit-i, hoor, morsdood
als de armste kerel."
Moeder eu dochter wenden niet een huivering
het hoofd ai' en zien dan het paleis.
»Hè, roept de dochter, »watis dat vooreen mooi
huis ?"
»Dat is" expliceert de vader weer; »dat is zoo
veel als het paleis van Zijne Majesteit.
»En die ramen met tralies, daar beneden, wat
is dat" vroeg de jongste zoon met iets augstigs
in zijn stem,
»Dat zijn cle onderaardsche gevangenissen uit
den Spaanschen tijd, de zoogenaamde cata
comben."
Zoo gaat het den ganschen dag door. Alle merk
waardigheden worden bekeken eu op dezelfde |
heldere wijze door den vader ,geëxpliceerd." |
Men gaat naar het Rijksmuseum en naar den
IJkaut, naar het Vondelpark (waar men cle mee
gebrachte broodjes opeet) en naar Artis. Naar
het Pauopticum (waar men er eentje pakt) eu
naar Scholleubrug (waar meii er nog eentje
pakt).
Men tramt en verbaast zich over het nut
der overstapkaanjes en hoe ze 't voor zoo'u
beetje geld doen konden. Haast een uur rijden
voor een stooter 't moet zeker van de hoe
veelheid komen.
Men vaart met het bootje terug naar den Dam
eu vindt het heerlijk en ook goedkoop eu stapt
Stand der partij na den Uden zet van zwart.
2 W ABT
i
* i
dan naar Krasnapolsky, daar het reeds vijf uur
en lang over etenstijd is.
Daar wordt goed gediueerd en een stevig glas
wijn gedronken en daardoor krijgt een der oude
heereu zoo waarlijk trek om de Nes ereis ia te
gaan. Maar moeder de vrouw wil er niet van
hooren en de jongste zoon krijgt kippevel van
angst, daar hij zich herinnert gehoord te hebbeu,
dat in den Nes allerlei soort van slechtigheid ge
beurt waar een kind niet eens naar vragen mag.
Maar de vader wil eu zal er heen. In Rome
geweest en den Nes niet gezien, dat moest niet
vau hem gezegd kunnen worden. Moeder" pro
testeert en de anderen gaan iutusschen heen,
omdat ze merken dat Vader" 't niet opgeeft en
zij zich wijselijk met de heele historie niet be
moeien. De oude zondaar gaat den Nes iu en
zijn vrouw blijft met haar kroost bij Kras" op
hem wachten. Wat hij daar uitgevoerd heeft is
een geheim gebleven. Doch de resultaten van
zijn langdurige absentie zijn, bij zijne terugkomst
in den beangstigden familiekring, duidelijk op
's mans gelaat zichtbaar door een paar
weiaangebrachte dameskrabbeu. Zijn nieuwe hoed staat
l;em als een harmonica op het hoofd en zijn jas
zit vol modder, alsof deszelfs drager op de straat
heeft gelegen.
»Betaal jij hier maar" fluisterde hij zijne ont
butste vrouw in het oor," »dau wacht ik je
buiten."
Ik betalen? ik weet niet of ik genoeg bij
me heb!"
En ik heb geen ceat meer, ik ben bestolen!"
Wel, ga dan naar de politie," dringt zij aan.
Neen, neen, om Godswil! Dan zou ik weer
naar Amsterdam moeten en ik zet er in mijn
leven geen voet meer!"
Meteeu verdwijnt hij, aan zijn vrouw de zorgen
voor de rekening overlatende.
Gedurende de terugreis bewijzen zijne kinderen
hem uiet dien eerbied, dien hij steeds en terecht
van hen gevorderd heeft en zijne vrouw kijkt
hem onophoudelijk met wantrouwenden blik van
ter zijde aan.
De eerbied van de kinderen is na eeuigen tijd
weer teruggekeerd kindereu zijn zoo
vergevensgezind. Maar het wantrouwen van zijn
vrouw is gebleven en nooit wordt er in hun huis
de naam van de hoofdstad des Rijks genoemd
of zij werpt hem een verwijtenden blik toe, die hem '
de oogen doet neerslaan. Hij was ook zoo dom j
geweest om te bekennen.
CRAMBAMBOLI.
OUDE LEVIE.
Oude Lcvie staat sfil voor onze ramen, hij heeft
zijn pet afgenomen, zoodat de dunne, sneeuwwitte
haren vluchtig opwaaien in de luwe
Soptemberzoelte. Zijn bruine, iialf uitgedoofde oogen staren
naar boven tot ze eindelijk iemand aan het ven
ster ontdekken; dan glijdt er een blijde glimlach
over het omle, tevreden gezicht en met een veel
zeggende beweging klopt hij niet de dorre rech
terhand op de linkermouw van zijn vaalzwart
jasje.
Levie is geen bedelaar ; hij heeft gesloofd en
gewerkt zoolang het riag was on nu do avond is
gekomen, werkt hij nog; hij vraagt niemand een
aalmoes, maar hij is dankbaar voor een afgelegd
kkc-dingstuk.
Die eigenaardige handbeweging wil zeggen: ,,'k
draag het trouw, liet jasje dat u me gegeven hebt
in 't boni n van den zomer, 'k ben er toch knap
op geweest, al heb ik moeten loopen er rnoo in
den regen." En als zijn ouc'o stem u beruiken kan,
voegt hij er zacht aan toe: als mevrouw of me
neer nog'es zoo goed zon willen wezen aan Levie
te denken als de winter weer komt, ouwe
menscbcn zijn zoo kouwelijk en Levie is vier en
tachtig."
Tot voor kort heeft hij nog met een zwaar
beladen kruiwagen geloopen, vol porselein Maar
do oude beenen wilden niet langer, er was geen
pit meer in de krachtelooze armen en zoo beeft
Levie zijn handel in blank aardewerk vaarwel
moeten zeggen voor een pak vuurroode zakdoeken
mot witte hieroglypncn on opzichtige randen,
die hij over den ecnim arm draagt, zo aan huis
moeders of' ambachtslieden te koop aanbiedend.
Een wouw bezit hij niet meer. Als ik zóó
rijk was", zegt hij, dan zou ik gelukkig wezen.
Wanneer je een eigen haard hebt en je heb 's avonds
een kwartje of tien stuivers verdiend, dan zeg jo
tegen je vrouw: hawaar! dat zeilen we samen
declen en jo gaat zitten op jo stoel en p.iemaml
komt en verjaagt je. Maar als je bij een kind in
woont, dan komen de kleinkinderen en zeggen:
grootvader, gaat es hier vandaan en grootvader
es daar vandaan. En grootvader gaat uit den
weg, omdat hij geen lawaai wil hebben.
Och, n onwer kan wel tien kinderen
grootbrengen, maar tien kinderen kunnen dikwijls nog
niet eens n ouwer onderhouwen.
Ik heb er zes en n ervan is jaren lang ge
weest in dienst van 'n groot hotel. Hij kon na
tuurlijk geen fransche letter toen ie er kwam,
maar ik had toen knap mijn brood en zoo heb ik
gegeven vijf gulden iedere maand, dat ie toch
fransch zou loeren en als ie het heeft gekend, is
ie op een avond niet thuis gekomen, maar na een
week kregen we 'n telegraaf uit Brussel dat ie
daar was.
En toen ie eindelijk terug is gekomen is hij te
grootsch geweest om zijn ouden vader te kennen die
hem toch nooit een slecht woord had gegeven, maar
't Opperwezen heeft hem gestraft. Hij heeft hem
een ziekte gezonden aan de oogen, «lat hij naar
Utrecht in het gesticht moest, weken lang,
zoodat hij zich zijn geld en zijn betrekking is
kwijt geraakt, 't Doet me leed, waarachtig." hij
blijft toch immers mijn kind, 't doet me veel leed,
maar God zit hoog en ziet alles en Hij is recht
vaardig."
*
* *
De kinderen bij wie hij in huis woont zijn niet
slecht voor hem God zal me, hoop ik, bewaren,
als zoo iets te zeggen" zegt het oude joodje, als
hij daarvan spreekt, maar het zijn behoeftige
menschen met verscheidene kinderen en de tijd
kan komen dat grootvader" in het geheel geen
negotie meer zal kunnen doen; dat hij thuis zal
moeten blijven even hulpeloos als het kleinste kind.
Oude Levio weet hot ook wel, daarom is hij
zelf naar de heeren" geweest van het.
oudemanBenhuis, maar, hoe welwillend men hem ook te
woord stond, men had hem niet kunnen helpen.
Er was geen plaats en bovendien waren zoovolen
hem vóór, die evenveel of nog meer behoefte had
den om geholpen te worden.
Do oude man had de rechtvaardigheid daarvan
volkomen ingezien onder het naar huis gaan, bij
zich zelf uitrekenende dat als zijn beurt eindelijk
komen moest hij waarschijnlijk reeds lang een
plaats zou hebben op het kerkhof.
Maar het heeft zijn nederige blijmoodigueid niet
geschokt. Dag aan dag loopt hij door do drukke
straten of langs de stillere grachten waar de
heri'stzon nog zoo warm tintelt, terwijl de vallende
bladeren spreken van den naderenden winter,
waarin de oude man evenzeer moet trachten ne
gotie te doen, als God hera tenminste de gezond
heid bewaart."
Indien ge op een wandeling door deze stad
Oude Levie" mocht tegenkomen, och! koop een
zakdoek van hem, al zult ge dien nimmer gebrui
ken, ge kunt er zoo'n vricndelijkon glimlach door
tooveren op oen verbleekt, maar tevreden gelaat
on ge znlt een God zegene 't u" hooren van twee
bevende, oude lippen.
Jo VAX ST.OT.EN.
Allerlei.
De i>l/o!ofj>:ci]>'iie rnor de rechtbank Wanneer
men da <S;inl.ni;i mag' jreloovcii, da:i zullen bin
nen kort de rechters van het schoonc Frankrijk
een zeer ernstige vraag te beantwoorden heb
ben.
De Codo Napoleon heeft niet iu alles voor
zien.
Dat wetboek kon niet handelen os-er
photograpbie, telephoon, phonographo enz. en geeft
dus geen licht uu de pbotograpbie voor de recht
bank moet eompareeren".
De punten, waarover beslist moet worden zijn
111
de volgenae :
l". Heeft men het recht een photographischen
afdruk te nemen van een dame die een zeebad
gaat ucmen, op het oogenblik dat zij, haren peig
noir verlatende, in het evaachtige cost'.inm ver
schijnt, dat de lichaamsvormen doet uitkomen ".
'-'.«. Is het feit, dat eene zoodanige [?h
Uigraphie instantiiiiéc vervaardigd is, een b(j\vij.s vau
medeplichtigheid der dame en kan de echtgenoot
uit deze photograplue eeu reden tot echtscheiding
putten ?
Dat toch is de dubbele vraag die go^teïd zal
worden aan de wereldsche jury zoowel als a,i u
de justitie naar aanleiding van eene kleine ge
schiedenis, die iu hoofdzaak opliet volgende
mvrkomt.
Eenige dagen geleden waren, als naar ge
woonte, aaa het strand vau Po tin vil Ie. iv;:ar de
;S3
34
35
ai;
37
Op
f. Dr
',.ft U
d.'! dl
c4 08 f (J
e2 e)!
c8 e-t
c;! X u l
;ogaven.
?/..?(. w.nlt .r,..l?i
f 8 f 7
g8 1)7
cl! cf>
c5 X "-t
17 _ e7
v. Vliet.
Wit.
l c'J
,'! (12
4 (14 >(
rrust u]) Il7 gaan da.H' tur<"n
De/e parij is dui,i' Hum mot veel talent i;es)i('eld.
Stand der partij na den lililen zet van zwart.
Z»VA.HT
8
a b
23
24
25
2G
27
28
al
cl
e4
hl
gl
f 2
el
e'J
X g-4
e-1
f'3
d c
WIT
c2
e4
e8
c3
e8 f
i g
do
b3
d7 X
g4
f 5
c5
f 7
f8
f7
d5
g4 e
R-i
f-,
f 7
f7 f
f8
f 5
e. Hier dwingt zwart "\vit nn
gevuig van ziju diei> dourdacht
oen stuli te verliezen, het
n
d
6
d e
WIT
l
8
>)
10
H
12
1: i
14
15
K;
17
18
l!)
20
n
iii
f3
f 2
c2
b')
(14
e2
hl
c<;
dl
e2
d-J
24 cl
25 o o
Deze partij
hooft.
c4
di
e5
dij
c2
c 3
(12
f'3
c3
(H
f l
h2
0-7
l'5
c4
g8 ?
g?
i'7 ':
(12
o
is de
Lasker.
Zwart.
e7 e5
d7 (H!
C8 «-i
liH (17
c!8
h7
dl i
h8
e;>
e 8
e7
d7
i (j
d8
dS
(17
b7
Op;
< IrJ
- (18
c 5
- hu
- (15
< ('l
- (17
- d7
cS
- w;
geven.
eenige die Laskcr verloren