De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 22 september pagina 2

22 september 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.639 mesjiene gilde met die fluit, dat 'k er zelvers miserabel van werd " Nou hè!" roept een juffrouw uit Sloterdijk met een gelaat als vuur en 'n stem als een bazuin ^- 'k heb 'm ook zien voorbijvliegen toen 'k aan m'n deur stond; 'k liet net 'n paar menschén uit m'n herberg 't is godgeklaagd dat ze 't permetteeren van de stad; de koeien in de wei achter m'n huis liepen als razend door mekaar en 'n schaap van me is in de sloot ge duikeld ; 't is me ook 'n helsch gezicht. Rrrrt! vóór dat je 't verziet is 't voor je oogen weg en 't ding maakt een leven als 'n oordeel. Dat kan immers geen stand houwen" zooiets is al te geweldig", zegt een bejaard burgerman, die met een kalotje op 't eerwaardige grijze hoofd in z\jn huisjas, op pantoffels en met den langen gouwenaar in den mond, vlak naast de herber gierster is komen staan. Langzaam gaat zeker moe der, en alles wat met zoo'n wildemanshaast gebeurt, is onzin en houdt geen stand; ik zou d'r voor geen geld van de wereld in willen zitten, ik blijf maar Bever hjj de trekschuit, dat's sicuur en daar kan je toch nog een ongeluk mee kragen, Zeker! als de Heere je niet bewaart, zeker!'' zegt de catechiseermeester en met een zucht voegt h\j er bij: de wereld wordt er niet beter op met al die nieuwigheden; die Engelschen zijn anders nog al een Godsdienstige natie, maar ze zgn in den laatsten tijd ook al van don weg der rechtvaardigheid afgeweken, dat komt allemaal door den invloed van de Franschen en hunne re volutie." Nou! dat mag je wél zeggen" merkt een dikke onbehouwen kerel, met een heesche stem, aan. Ik kom expres van 't Haarlemmerplein af om 'reis te kijken; 'k ben stalhouwer zie je en ik moet je rondeman zeggen, dat ik 't verdraai om hier Jangs den weg te rijden, zoolang je kans hebt dat je ineens zoo'n helsche mesjien langs je heen ziet vliegen. Daar waag ik m'n paarden niet an. We hebben d'r van de week al over gedelibereerd, dat wij stalhouwers 'n protest wil len indienen bij Burgemeester en Wethouwers, van wegens dat wij niet meer langs den Haarlemmerweg willen rijen, als ze dat satanscho ding niet verbieden." Je paardjes zullen er wel aan wennen baas!" " lacht een jong mensch, die bij het groepje is ko men staan. In Engeland ten minste zijn ze al dood mak en kijken er heel bedaard naar als de trein voorbijkomt." Je hebt mooi praten! wou uwe bijgeval wijzer wezen dan wij, die jaren lang met paarden hebben omgegaan?'", antwoordt schamper de stalhouder en schouderophalend voegt hij er bij: Ga d'r in zitten als je lust hebt en breek je beenen". Beste vrind! 'k heb er al wel tienmaal in ge zeten en m'n beide onderdanen zijn nog uitste kend in orde, kijk maar!" lachend steekt de jonge man zijn rechter been vooruit en beweert verder: Gauw gaat het, razend gauw, maar gauw en goed!" Ei O! Wel! _ Och!" klinkt het van verschillende kanten. Heit uwe d'r al ingezeten; wel, wel J en wat voel je dan wel, wat zie je?" Plotseling is de jongeling het voorwerp van ieders opmerkzaamheid geworden. Het gezegde: die heit er al ingezeten" plant zich voort van mond tot mond en zelfs de catechiseermeester verwaardigt zich naderbij te komen en te vragen: En hoe was het u te moede?'1 Met een vroolijke tinteling in zijn oogen en een grappig trekje om den mond antwoordt hij op al die vragen met een doodleuk: Je ziet niemendal; alles wordt je groen en geel voor de oogen. Je hoort niets anders dan een geluid, net of 't zwaar dondert, en je wordt zoo doormekaar geschud, dat je je goed vast moet houden, wil je zitten blijven; overigens is 't heel pleizieiig!" Kristenenzielen! zegt de juffrouw. ,,'n Mooie liefhebberij! als ik 'n rijtuig ver huur dat 'n beetje gammel is, gaan de menschen an als een oordeel en in zoo'n ellendigheid gaan ze voor d'r dure centen zitten." >Ik heb hier in mijne jonkheid zeven jaren gewoond." »Zoo weet ge, waar de Koning van Frank rijk uithangt op het Danirak !" ?Certeyn l" »Des middags te drie uren houd ik mij daar met eenige vrienden op! Gij kunt mij er vinden!" »Daar zal niets aan gebreken ! «Adieu, messieurs!" En na een korten groet verliet de rijke graankooper den winkel. Starter wreef zich vroolijk in de handen, eu wilde weder aan den arbeid gaan, toen de deur van de zijde der Gasthuissteeg werd geopend, en een deftig burgerheer in den winkel verscheen. »Goeden morgen, Voskuyl! Hebt ge nog het boekske van »S a l o m o n 's H e e r l ij c kh e i d", de overzettinge, die V o n d e l e n schreef naar den Heere van Bartas, den fenix van de Fransche poëten ?" »Alles is opgevraagd, doctor! Maar er zijn nog te krijgen bij den uitgever D i r c k P i etersz Pers, in de vergulde Perse." Toen Starter den binnenkomende aldus naar een boek van Vondel hoorde vragen, begreep hij, dat men zijne tegenwoordigheid niet behoefde, en wilde hij met een snellen groet zich naar zijn kluisje begeven, toen de laatst binnengekomene zich plotseling tot hem wendde: »Wil mij vergeven, zoo ik vrijpostig schijn, maar mij gedenkt, dat ik u voor een tal van jaren gezien heb, schoon ik nu tevergeefs er op zin Mijn naam is C o s t e r, Doctor Samuel Cos ter!" »Mijn naam is Starter! Voor zes jaren heb ik u ontmoet in het achtbaar college van den Eglantie r." Samuel Coster stak met een blijden flimlach de hand toe aan den Frieschen ichter. Er volgde eene hartelijke begroeting. Coster telde in 1620 een-en-veertig jaren. Zijn vriendelijk en geestig gelaat, de donkere schrandere oogen, zijn fijn besneden mond, door een lichtbruinen knevel overschaduwd, deden hem aanstonds kennen als een buitenDe aandeelhouders rijden voor niks," roept een stem uit de hoop. Nou, zachts dat ze er dat van hebbon, zoolang 't duurt," zegt een ander, want naar ik hoor is de boel nou al op de flesch." Dat 's niet waar," beweert een stemmig heer, mijn patroon zou ook 'n aandeel nemen, als ie tot Rotterdam ging." Wie?" vraagt de stalhouder. Mijn patroon, ze zijn bij hem geweest om te vragen of hij een aandeel wou hebben en toen zei hij: Voor 'n pleiziertreintje naar Haarlem heb ik geen cent over, maar wil je dien spoorweg tot aan Rotterdam brengen, dat de handel er wat aan heeft, dan liggen er f 10.000 tot je dispositie. Jou patroon is zeker niet snik, schreeuwt de ander weer, maar 't jonge mensch zogt in zich zelf: die patroon schijnt een man te wezen, met 'n goed inzicht?en luid : Binnen eenjaar of tien gaat ie nog veel verder dan Rotterdam, dat zul j e zien." Wat ? Kun je begrijpen wedden ? dat ie over 'n maand op de flesch is, schreeuwt de schipper. De Heere zal wel tusschenbeiden treden" kwe zelt de Catechismeester, ... en knikkend beves tigd een oude juffrouw die een snuifje neemt die woorden met een: Go's langmoedigheid is groot maar de Heere laat niet met 'm spotten. Daar klinkt eensklaps een luid trompetsignaal een schel, langaanhoiidend gefluit volgt en terwijl allen kijken, do halzen uitrekken, voor en naast elkander vooruit dringen, hoorah! schreeuwen en met zakdoeken, hoeden en petten wuiven,stoomt de eerste trein der Hollandsche Spoor wegmaatschappij, door twee locomotieven getrok ken, van Amsterdam naar Haarlem. En heden 20 Sept. 1889 rijdt de spoortrein nog de schipper is later van zijn schuit ge vallen en verdronken, de catechiseermeester is netjes begraven en de stalhouder heeft reeds voor lang geleden zijn laatsten rit gedaan, maar vóór hun dood hebben zij en al de overige klagers en zwaarhoofden, ieder op zijn beurt, van 't duivelsche mesjien" gebruik gemaakt. En wanneer er nu weer een nieuwigheid" komt, zullen er nog, even als voor vijftig jaar, menschen gevonden worden, die er niet van houden en die er voor waarschuwen, maar die er, ten slotte, toch zelf een dankbaar gebruik van maken. JDSTUS VAN MAUBIK JUNIOB. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Stadsschouwburg vluchtelingen. (Ned. Tooneel) De De Vereeniging Het Nedorlandsch Tooneel''is ditmaal zeer gelukkig geweest in de keuze van een September- ofte wel kermisstuk. Do vluch telingen" (Episode uit den Bandiermasinschen krijg, 1859), drama in zes tafereelen, naar het Fransch van Anicet Bourgeois en Ferdinand Dugué, is op hoogst verdienstelijke en zeer handige wijze door don heer C. II. R. Spoor voor ons tooneel bewerkt en voldoet ruimschoots aan do eischen, die men een dergelijk stuk a grand spectacle kan en mag stellen. Het speelt in onze koloniën en biedt dus allo gelegenheid aan tot het vertoonen van prachtige decoraties; de heeren J. van der Hilst, de bekwame decorateur, en Jacques W. Grader, de handige chef-machinist hebben dan ook weer de ondubbelzinnige blijken gegeven, volkomen voor hun taak berekend te zijn en mot de niet al te ruime middelen, die het tooneel op het Leidscheplein, vergeleken met andere groote tooncelen in het buitenland, te hunner beschikking kan stellen, weten to woekeren. Van de decoraties, die alle fraai waren, trokken ons het meest aan, die van het 1ste en 4de tafereel (een tropisch woud met zijn schitterende kleuren pracht en weelderigen plantengroei)en het inwendige gemeen man, wien men met vertrouwen en blijdschap de hand reikt. Voor zes jaren was ik nog in het collegie van den E gel an tier!" ging Coster voort «Maar nu is alles veranderd. Wij komen niet meer ter oude kamer." »Vriend V o s k u y l heeft rnij daaraf ge sproken !" antwoordde Starter, terwijl hij een blik van verstandhouding met den grijzen boekhandelaar wisselde. »Gij hebt nu uw eigen kamer, niet waar, waar de Drost en V o n d e l e n hunne stukken brengen." »Juist, mijne Duitsche Academie! Gans bloed I het gaat ons al voor den wind! De dudoorige kerkuilen van Amstelredam hebben lioopen waters vuil gemaakt, om het begonnen werk te steuren. Zij noemen mijne academie de kweekplaats van Libertijnen en Arminianen, maar zoo veel autoritcits wordt er hier gelukkig nog niet aan S m o u t en Trigland gegund, dat zij mij het spelen hebben verhinderd!" »Ket is mij,leider, juist ter contrarie gegaan !" antwoordde Starter. »Ik had tot Leeuwarden eene nieuwe kamer gesticht met het devies! »Och, mocht het r ij s e n!" Ik stond onder protectie van Graaf W i 11 e m L o d e w ij k zaliger! De Friesche adel was op mijne hand, maar do hypocrytische Bogerman, de groote Synodusolifant, heeft mij het ageeren doen opzeggen!" ;>Daaraf hebben wij vernomen! Wat, lacy! tot Leeuwarden gebeuren kon, zal men niet tot Amstelredam durven beproeven. Onze Vroedschappen zijn nu allen Prinsgezinden en Gomaristen, maar ze zijn daarenboven Amstelredammers, eii zullen geen poorter van zijn recht versteken in eer en jolijt bijeen te zijn en op het tooneel te spelen!" >=Ik verhoope. dat UEdele mij veroorloven zal een klein celleke te genieten in uwe doorluchtige A c a d e m i e!" »Men zal er u met alle statie ontvangen. Gij hebt simpellijk u te vertooneii, en gij zult welkom zijn !" »Heb dank voor deze gratieuse woorden!" Starter drukte nogmaals do hand van Coster, die afscheid wilde nemen, maar nog der benting in het 3de. In dit tafereel ook gaven de machinisten ons een staaltje van hetgeen zij kun nen. Het in de lucht vliegen toch der benting slaagde volkomen naar wensch en vooral het gezicht op de daardoor aangerichte verwoesting was indrukwekkend en aangrijpend. Wanneer wij nu nog zeggen, dat er een dajak uit een boom ge schoten wordt en van een aanzienlijke hoogte in de rivier stort en men er zelfs te midden van een woelige zee een stoomfregat te zien krijgt en dat dit alles even vlot gaat, dan zal het zeker niemand onbillijk voorkomen, dat wij, na den heer Spoor gonoemd te hebbon, in de eerste plaats een woord van hulde aan decorateur en machinist brengen. Maar laten wij den regisseur, den heer W. de Leur, niet vergeten, want ook aan hem komt voor een groot deel de ccr van het succes toe. Ziju uitstekende leiding bloek weer herhaaldelijk, vooral ook bij den aanval der Dajaks op do woning van den heer Deldcrs in het 2de en de bestorming der benting in het 4de taiereel. Hoeveel menschen er toen ook op het tooneel waren, nooit heerschte er de minste ver warring (hoe verward het er soms uitzag); ieder wist zijn plaats en nam die terstond in. Wat verder costumes en requisieten betreft, deze zullen hoogstwaarschijnlijk wel in allen dcele juist zijn; een paar officieren van ons Indisch leger hadden ten minste de welwillendheid een waak zaam oog in het zeil te houden en zullen dus wel gezorgd hebben, dat aan de plaatselijke kleur, voor zoover dit mogelijk is ten minste, niets ont breekt. Zelfs vergastte men ons in het 2de tafe reel, bij gelegenheid van de bruilott van do doch ter van den heer Delders, die later op zoo nood lottige wijze verstoord wordt, op de muziek van een garnolang en den dans van een tweetal ronggengs. Zeer terecht heeft de regie ingezien, dat deze wel wat monotone vcrtoomng don eersten avond wat al te lang duurde en haar daarom de volgende avonden aanmerkelijk bekort. Wat nu van het stuk zelf te zeggen? Dit, dat het elck wat wils biedt. Zij, die gaarno op het tooneol iets treurigs of vreeselijks zien, kunnen hun hart ophalen aan de dramatische scènes tusschcn mevrouw Pauwels, (mevr. Deldcrs), mevrouw Holtrop (Helena), den heer Spoor (Delders) en den missionaris (den heer Schwab) en het zelfs voor een dei-gelijk stuk wel wat krasse tooneel, waarin IIrukim (de heer v. Schoonhoven, wien de gelegen heid geboden wordt, zich in volle kracht to vertooncn), dreigt den kleinen Paul (Jongej. Sasback) levend te roosteren ; liefhebbers van lachen worden door den heer Schulze (?Thomas,matroos 1ste klasse, bijgenaamd de sectieneus", niet voor zijn pleiüier in Indiö", zooals hij zich steeds voor stelt) daartoe ruimschoots in de gelegenheid ge steld, terwijl bovendien de vaderlandsche ontboe zemingen, die er in voorkomen, de heldenmoed en de geestdrift, die onze zoogenaamde kolo nialen" aan den dag leggen, de harten van alle toeschouwers sneller doen kloppen. Eéti ding is er, dat wij jammer vinden, nl. dit: Het eerste tafereel, of liever de tweede helft daarvan, als sir Watson (de hr. Tourniaire) en luitenant von der Velden (de heer de Jong) hun copieusen maaltijd gebruiken, is wat mat. Waarom heeft de bewerker Thomas zijn kinpetjes achter de schermen laten oppeuzelen en hem daar den zelfs voor zijn gestel wel wat sterken oorlam laten geven ? Was dit en scène geschied, zeer zeker zou dit tafereel er aan levendigheid door gewon nen hebben. Ook de rolverJeclin g zouden wij gaarne iet of wat anders hebben gezien. IIoo uitnemend ook de dames Pauwels en Holtrop zich van hare taak kweten, toch zouden wij in haar plaats liever mevrouw Poolman en mejuffrouw Sophie Bos ge zien hebben ; mevrouw Pauwels toch was te jong, mevrouw Holtrop te oud; in plaats van voor moeder en dochter, zou men hen eer voor twee zusters houden. Alle vertolkers verdienen een woord van lof, maar zeer zeker de heer Schulze, die te midden even stilstond en vroeg: »Daar gij te Leeuwarden eene kamer hadt, hebt gij zeker nieuwe spelen gedicht!" »Eenige kluchten en boertigheden, gelijker- | wijs de arme Br e d er o zaliger ze maakte, doch niet zoo oubollig als hij placht te schrij- \ ven. Voorts twee deftige spelen: «Timbre | de C a r d o n e" naar de »T r a g e d i s c h e ? Historie n" van B e 11 e f o r e s t en »D araide" naar 't twaalfde boek van Am a dis j van G a 11 i n. 't Zijn beide blijeindige treur spelen, met boert doormengd!" «Zijn ze in druk verschenen?" »T i m b r e" heb ik zelf tot Leeuwarden doen printen. »D ar ai de" is alleen door mij uit geschreven !" »Daii moet V o s k u y l uwe »D a r a i d e" drukken, en wij zullen haar spelen op de Academie!" V o s k u y l, die glimlachend geluisterd had, zeide nu: »De Friese hèLusthof" is nu op de pers bij P a u l u s van K a v e s t e i n, en het blijeindig-treurspel zal oogen Mikkelijk onder handen genomen worden, als het groote werk af is!" «Accoord. Wij zien elkander spoedig terug, vriend S t ar t er, nietwaar? Mijne patiën ten wachten!'' Voskuyl vriendelijk groetend, haastte Coster zich uit den winkel. Li S t ar ter's oogen straalde een buiten gewoon licht. Hij had een pogenblik van groote voldoening beleefd ! Hij had een geest verwant, een broeder in Apollo ontmoet, die gelukkiger dan hij zich mocht wijden aan het tooneel. Hij had zich plotse)ing eene blijde toekomst als dichter geopend gezien. Dr. Coster zou hem den weg banen naar den schouwburg der Academie! Hij zou te Am sterdam blijven, het studeeren opgeven ! Had men hem niet reeds een bruiloftsdieht besteld! Voskuyl, die de blijde ontroering op zijn wezen bespiedde, zeide als voor zich heen: »Ja, onze doctor Coster is cc» treffeiijk man ! In allo deugden en geestige oefenin gen uitmuntend. En daarbij, hij vreest Synodus noch Consistorie!" van al het dramatische treurige en vreeselijke, dat men ons te hooren en te zien gaf, op zoo ware en grappige wijze het komieke element ver tegenwoordigde, en de jongejuffrouvv Sasbach, die haar tamelijk omvangrijk en niet gemakkelijk rolletje, allerliefst zeide en speelde, boven allen. De regie was, zooals wij zeiden, uitstekend; n opmerking mogen wij evenwel niet achterwe ge laten. Onder de vrouwen van Sultan Tjamdjid Illah (den heer Verenet) bevonden zich enkele schoonen, die o. i. wel wat al te pretentieus wa ren en die het blijkbaar niet de moeite waard achtten, handen en armen bruin te kleuren, maar deze liever met dito gekleurde handschoenen be kleedden, wat een allerbespottelijksten indruk maakte. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Te deksel, die wonderkinderen worden tegen woordig hoe langer hoe jonger" zeide aezer dagen iemand tegen me (of had het ten minste kunnen zeggen, als hij bestaan had) hoe oud. is nu die Van den Bergh zeven?" «.Hei wat" antwoordde ik mijn ondervrager ik zou ze in jou geval liever al in de wieg laten beginnen Van den Bergh is...." Dat is te zeggen" viel de ander mij in do rede ik weet van het zoontje van een zeer bekend musicus hier uit de stad, dat hij, 2 jaar oud zijnde, eens met zijn ouders op bezoek was bij een ander bekend musicus, in Duitschland. De laatste speelde het gezelschap een zijner com posities, een fuga voor piano, voor, die nog al sterk herinnerde aan de fuga's van zekeren Johami Sebastiaan Bach. Toen het stuk uit was, komt het mannetje, dat al dien tijd aandachtig had zitten luisteren, op de piano toeloopen, laat na denkend zijn blonden krullebol hangen, trommelt met zijn vingertjes een poosje tegen de kast van de piano, richt vervolgens ziju blauwe kijkers op den glazen bril van den componist en vraagt met eeu allervriendelijkst stemmetje: War das nicht von Bach?"" Wat zegje van zoo'n snoesige bébó terrible? Maar die kwam dan. toch nog pas uit de wieg?" Het is sterk" stemde ik den verhaler uit beleefdheid toe, want ik had hem de anecdote zelf verteld maar van Van den Bergh is het ook sterk. Hij is" .... Ofschoon" ging de ander peinzend voort ik geloof, dat ook mijn zoontje zeer muzikaal is. In 't bijzonder schijnt hij talent voor paukeu te hebben, tenminste hij paukt er den gcheelen dag maar op los. Ja dit talent, goed geleid, zou . . . maar ik moet met dezen mee, adieu"! En de gelukkige vader van dit paukengenie sprong op een voorbijkomendon tramwagen, zonder van mij vernomen te hebben hoe oud Van den Bergh is. Voor den lezer, dien het iets kan schelen, diene, flat Van den Bergh elf jaar is, uit Antwerpen komt en hier verleden Zondag op een matir.iein het Concertgebouw piano gespeeld heeft. Hij speelde de c mol prélude en fuga uit Das wohltemperirte Clavier" van Bacb, het Ie Allegro uit de g dur Sonate op. 31 van Beethoven en de Fantaisie-Impromptu (op. 66) en als toegift de e mol Wals van Chopin. Al deze stukken werden muzikaal en technisch volkomen juist voorge dragen. In 't bijzonder beviel mij Van den Bergh's vertolking van Chopin. Het jonge meesterfje toonde hierin vooral geheel normaal en vrij uit den kouden grond ontwikkeld te zijn en niet door broeikascultuur. Overigens stemt mij het gezicht van al die wonderkinderen wel eens treurig. Hocvelen! van wie geen sterveling later meer hoort, die óf bezwijken, of wier al te vroeg rijp talent op een zeker tijdstip voor geen ontwikkeling meer vat baar blijkt..... Doch bedekken wij deze en dergelijke sombere overdenkingen met het Schwamm" der vergetel heid en begeven we ons tot den Bettelstudcnt", de 2e Operette, waarop het Duitsche Operettenik wil zeggen Operagezelschap van Rotterdam ons nu reeds vergast «Eilieve, Voskuyl! Waarom is het met den E g l a n t i e r toch zoo droevig afgeloopen ?" ».De oude kamer leeft nog! Maar zij staat onder leiding van den Ridder Theo d o ro K oden borg die bij de hoven van Enge land en Spanje kwanssuis voor ambassadeur speelde. Zijne Majesteit van Denemarken heeft hem nu werkelijk tot zijn gezant bij Hunne Hoogmogenden gecommitteerd. Hij heeft, sedert een jaar of zes een oorlog onder de kamerbroeders gesticht door zijn wanhebbelijk stoffen en brageeren....'' »Mij gedenkt nu, dat mijne vriend F e elde s van hem sprak, voor ik uit Amstelredam vertrok in 1014 !" »Ro den borg is een neuswijze zot, een aartsleugenaar, die zijn best gedaan heeft, om de Arminianen uit het land te doen bannen. Daar hij nu gezant van Denemarken heet, heeft men gezorgd, dat de Deensche Koningwel geïnformeerd is van zijn comportement. Zoo gij hem mocht ontmoeten, Starter! zou het best zijn hem voorbij te laten trekken, daar het gans niet geraden is veel met hem te communiceeren !" »!NTu, daaraf behoeft men niet te vreezen ! Ik behoor nu ook tot de eerste Duitsche Academie.'' »En eerlang zal uw Lusthof".... »Juist en des niet langer gekout. Ik ga flux aan den arbeid !" Starter zat weldra weder voor zijne titelteekening in diep gepeins. Plotseling greep hij een blad papier en schreef boven aan : »Briü(U-lol's-Dicht ter eereii...." Hij zou later de namen wel invullen en begon vast aan hot vers : »Bevanghen met een lust, om op de hooge kruynen »(In 't heetste van den dag) te klimmen van de duynen »Bevoud ick my vermoeid''... ?-, Eu zoo bijna in n adem voorschrijvend, was het bruiloftsdicht reeds voor het noenmaal voltooid. (Wordt vervolgd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl