Historisch Archief 1877-1940
2
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.639
mesjiene gilde met die fluit, dat 'k er zelvers
miserabel van werd "
Nou hè!" roept een juffrouw uit Sloterdijk
met een gelaat als vuur en 'n stem als een
bazuin ^- 'k heb 'm ook zien voorbijvliegen toen
'k aan m'n deur stond; 'k liet net 'n paar
menschén uit m'n herberg 't is godgeklaagd
dat ze 't permetteeren van de stad; de koeien
in de wei achter m'n huis liepen als razend door
mekaar en 'n schaap van me is in de sloot ge
duikeld ; 't is me ook 'n helsch gezicht. Rrrrt!
vóór dat je 't verziet is 't voor je oogen weg en 't
ding maakt een leven als 'n oordeel.
Dat kan immers geen stand houwen" zooiets
is al te geweldig", zegt een bejaard burgerman,
die met een kalotje op 't eerwaardige grijze hoofd
in z\jn huisjas, op pantoffels en met den langen
gouwenaar in den mond, vlak naast de herber
gierster is komen staan. Langzaam gaat zeker moe
der, en alles wat met zoo'n wildemanshaast gebeurt, is
onzin en houdt geen stand; ik zou d'r voor geen
geld van de wereld in willen zitten, ik blijf maar
Bever hjj de trekschuit, dat's sicuur en daar kan
je toch nog een ongeluk mee kragen,
Zeker! als de Heere je niet bewaart, zeker!''
zegt de catechiseermeester en met een zucht
voegt h\j er bij: de wereld wordt er niet beter
op met al die nieuwigheden; die Engelschen zijn
anders nog al een Godsdienstige natie, maar ze
zgn in den laatsten tijd ook al van don weg der
rechtvaardigheid afgeweken, dat komt allemaal
door den invloed van de Franschen en hunne re
volutie."
Nou! dat mag je wél zeggen" merkt een
dikke onbehouwen kerel, met een heesche stem,
aan. Ik kom expres van 't Haarlemmerplein af
om 'reis te kijken; 'k ben stalhouwer zie je en ik
moet je rondeman zeggen, dat ik 't verdraai om
hier Jangs den weg te rijden, zoolang je kans
hebt dat je ineens zoo'n helsche mesjien langs je
heen ziet vliegen. Daar waag ik m'n paarden
niet an. We hebben d'r van de week al over
gedelibereerd, dat wij stalhouwers 'n protest wil
len indienen bij Burgemeester en Wethouwers,
van wegens dat wij niet meer langs den
Haarlemmerweg willen rijen, als ze dat satanscho ding
niet verbieden."
Je paardjes zullen er wel aan wennen baas!"
" lacht een jong mensch, die bij het groepje is ko
men staan. In Engeland ten minste zijn ze al
dood mak en kijken er heel bedaard naar als de
trein voorbijkomt."
Je hebt mooi praten! wou uwe bijgeval wijzer
wezen dan wij, die jaren lang met paarden hebben
omgegaan?'", antwoordt schamper de stalhouder
en schouderophalend voegt hij er bij: Ga d'r in
zitten als je lust hebt en breek je beenen".
Beste vrind! 'k heb er al wel tienmaal in ge
zeten en m'n beide onderdanen zijn nog uitste
kend in orde, kijk maar!" lachend steekt de jonge
man zijn rechter been vooruit en beweert verder:
Gauw gaat het, razend gauw, maar gauw en goed!"
Ei O! Wel! _ Och!" klinkt het van
verschillende kanten. Heit uwe d'r al ingezeten;
wel, wel J en wat voel je dan wel, wat zie je?"
Plotseling is de jongeling het voorwerp van ieders
opmerkzaamheid geworden. Het gezegde: die heit
er al ingezeten" plant zich voort van mond tot
mond en zelfs de catechiseermeester verwaardigt
zich naderbij te komen en te vragen: En hoe
was het u te moede?'1
Met een vroolijke tinteling in zijn oogen en een
grappig trekje om den mond antwoordt hij op al
die vragen met een doodleuk: Je ziet niemendal;
alles wordt je groen en geel voor de oogen. Je
hoort niets anders dan een geluid, net of 't zwaar
dondert, en je wordt zoo doormekaar geschud, dat
je je goed vast moet houden, wil je zitten blijven;
overigens is 't heel pleizieiig!"
Kristenenzielen! zegt de juffrouw.
,,'n Mooie liefhebberij! als ik 'n rijtuig ver
huur dat 'n beetje gammel is, gaan de menschen
an als een oordeel en in zoo'n ellendigheid gaan
ze voor d'r dure centen zitten."
>Ik heb hier in mijne jonkheid zeven jaren
gewoond."
»Zoo weet ge, waar de Koning van Frank
rijk uithangt op het Danirak !"
?Certeyn l"
»Des middags te drie uren houd ik mij daar
met eenige vrienden op! Gij kunt mij er
vinden!"
»Daar zal niets aan gebreken !
«Adieu, messieurs!"
En na een korten groet verliet de rijke
graankooper den winkel.
Starter wreef zich vroolijk in de handen,
eu wilde weder aan den arbeid gaan, toen de
deur van de zijde der Gasthuissteeg werd
geopend, en een deftig burgerheer in den
winkel verscheen.
»Goeden morgen, Voskuyl! Hebt ge nog
het boekske van »S a l o m o n 's H e e r l ij c
kh e i d", de overzettinge, die V o n d e l e n
schreef naar den Heere van Bartas, den
fenix van de Fransche poëten ?"
»Alles is opgevraagd, doctor! Maar er zijn
nog te krijgen bij den uitgever D i r c k P i
etersz Pers, in de vergulde Perse."
Toen Starter den binnenkomende aldus
naar een boek van Vondel hoorde vragen,
begreep hij, dat men zijne tegenwoordigheid
niet behoefde, en wilde hij met een snellen
groet zich naar zijn kluisje begeven, toen de
laatst binnengekomene zich plotseling tot hem
wendde:
»Wil mij vergeven, zoo ik vrijpostig schijn,
maar mij gedenkt, dat ik u voor een tal van
jaren gezien heb, schoon ik nu tevergeefs er
op zin Mijn naam is C o s t e r, Doctor
Samuel Cos ter!"
»Mijn naam is Starter! Voor zes jaren
heb ik u ontmoet in het achtbaar college van
den Eglantie r."
Samuel Coster stak met een blijden
flimlach de hand toe aan den Frieschen
ichter. Er volgde eene hartelijke begroeting.
Coster telde in 1620 een-en-veertig jaren.
Zijn vriendelijk en geestig gelaat, de donkere
schrandere oogen, zijn fijn besneden mond,
door een lichtbruinen knevel overschaduwd,
deden hem aanstonds kennen als een
buitenDe aandeelhouders rijden voor niks," roept een
stem uit de hoop.
Nou, zachts dat ze er dat van hebbon, zoolang
't duurt," zegt een ander, want naar ik hoor is
de boel nou al op de flesch."
Dat 's niet waar," beweert een stemmig heer,
mijn patroon zou ook 'n aandeel nemen, als ie
tot Rotterdam ging."
Wie?" vraagt de stalhouder.
Mijn patroon, ze zijn bij hem geweest om te
vragen of hij een aandeel wou hebben en toen zei
hij: Voor 'n pleiziertreintje naar Haarlem heb ik
geen cent over, maar wil je dien spoorweg tot aan
Rotterdam brengen, dat de handel er wat aan
heeft, dan liggen er f 10.000 tot je dispositie.
Jou patroon is zeker niet snik, schreeuwt
de ander weer, maar 't jonge mensch zogt in zich
zelf: die patroon schijnt een man te wezen, met
'n goed inzicht?en luid : Binnen eenjaar of tien
gaat ie nog veel verder dan Rotterdam, dat zul j e
zien."
Wat ? Kun je begrijpen wedden ? dat
ie over 'n maand op de flesch is, schreeuwt de
schipper.
De Heere zal wel tusschenbeiden treden" kwe
zelt de Catechismeester, ... en knikkend beves
tigd een oude juffrouw die een snuifje neemt die
woorden met een: Go's langmoedigheid is groot
maar de Heere laat niet met 'm spotten.
Daar klinkt eensklaps een luid trompetsignaal
een schel, langaanhoiidend gefluit volgt en
terwijl allen kijken, do halzen uitrekken, voor
en naast elkander vooruit dringen, hoorah!
schreeuwen en met zakdoeken, hoeden en petten
wuiven,stoomt de eerste trein der Hollandsche Spoor
wegmaatschappij, door twee locomotieven getrok
ken, van Amsterdam naar Haarlem.
En heden 20 Sept. 1889 rijdt de spoortrein
nog de schipper is later van zijn schuit ge
vallen en verdronken, de catechiseermeester is
netjes begraven en de stalhouder heeft reeds voor
lang geleden zijn laatsten rit gedaan, maar vóór
hun dood hebben zij en al de overige klagers en
zwaarhoofden, ieder op zijn beurt, van 't
duivelsche mesjien" gebruik gemaakt.
En wanneer er nu weer een nieuwigheid"
komt, zullen er nog, even als voor vijftig jaar,
menschen gevonden worden, die er niet van
houden en die er voor waarschuwen, maar die er, ten
slotte, toch zelf een dankbaar gebruik van maken.
JDSTUS VAN MAUBIK JUNIOB.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Stadsschouwburg
vluchtelingen.
(Ned. Tooneel) De
De Vereeniging Het Nedorlandsch Tooneel''is
ditmaal zeer gelukkig geweest in de keuze van
een September- ofte wel kermisstuk. Do vluch
telingen" (Episode uit den Bandiermasinschen
krijg, 1859), drama in zes tafereelen, naar het
Fransch van Anicet Bourgeois en Ferdinand
Dugué, is op hoogst verdienstelijke en zeer handige
wijze door don heer C. II. R. Spoor voor ons
tooneel bewerkt en voldoet ruimschoots aan do
eischen, die men een dergelijk stuk a grand
spectacle kan en mag stellen. Het speelt in onze
koloniën en biedt dus allo gelegenheid aan tot
het vertoonen van prachtige decoraties; de heeren
J. van der Hilst, de bekwame decorateur, en
Jacques W. Grader, de handige chef-machinist
hebben dan ook weer de ondubbelzinnige blijken
gegeven, volkomen voor hun taak berekend te zijn
en mot de niet al te ruime middelen, die het
tooneel op het Leidscheplein, vergeleken met
andere groote tooncelen in het buitenland, te
hunner beschikking kan stellen, weten to woekeren.
Van de decoraties, die alle fraai waren, trokken
ons het meest aan, die van het 1ste en 4de tafereel
(een tropisch woud met zijn schitterende kleuren
pracht en weelderigen plantengroei)en het inwendige
gemeen man, wien men met vertrouwen en
blijdschap de hand reikt.
Voor zes jaren was ik nog in het collegie
van den E gel an tier!" ging Coster
voort «Maar nu is alles veranderd. Wij
komen niet meer ter oude kamer."
»Vriend V o s k u y l heeft rnij daaraf ge
sproken !" antwoordde Starter, terwijl hij
een blik van verstandhouding met den grijzen
boekhandelaar wisselde. »Gij hebt nu uw
eigen kamer, niet waar, waar de Drost en
V o n d e l e n hunne stukken brengen."
»Juist, mijne Duitsche Academie!
Gans bloed I het gaat ons al voor den wind!
De dudoorige kerkuilen van Amstelredam
hebben lioopen waters vuil gemaakt, om het
begonnen werk te steuren. Zij noemen mijne
academie de kweekplaats van Libertijnen en
Arminianen, maar zoo veel autoritcits wordt
er hier gelukkig nog niet aan S m o u t en
Trigland gegund, dat zij mij het spelen
hebben verhinderd!"
»Ket is mij,leider, juist ter contrarie gegaan !"
antwoordde Starter. »Ik had tot
Leeuwarden eene nieuwe kamer gesticht met
het devies! »Och, mocht het r ij s e n!"
Ik stond onder protectie van Graaf W i
11 e m L o d e w ij k zaliger! De Friesche adel
was op mijne hand, maar do hypocrytische
Bogerman, de groote Synodusolifant,
heeft mij het ageeren doen opzeggen!"
;>Daaraf hebben wij vernomen! Wat, lacy!
tot Leeuwarden gebeuren kon, zal men niet
tot Amstelredam durven beproeven. Onze
Vroedschappen zijn nu allen Prinsgezinden
en Gomaristen, maar ze zijn daarenboven
Amstelredammers, eii zullen geen poorter van
zijn recht versteken in eer en jolijt bijeen te
zijn en op het tooneel te spelen!"
>=Ik verhoope. dat UEdele mij veroorloven
zal een klein celleke te genieten in uwe
doorluchtige A c a d e m i e!"
»Men zal er u met alle statie ontvangen.
Gij hebt simpellijk u te vertooneii, en gij
zult welkom zijn !"
»Heb dank voor deze gratieuse woorden!"
Starter drukte nogmaals do hand van
Coster, die afscheid wilde nemen, maar nog
der benting in het 3de. In dit tafereel ook gaven de
machinisten ons een staaltje van hetgeen zij kun
nen. Het in de lucht vliegen toch der benting
slaagde volkomen naar wensch en vooral het
gezicht op de daardoor aangerichte verwoesting was
indrukwekkend en aangrijpend. Wanneer wij nu
nog zeggen, dat er een dajak uit een boom ge
schoten wordt en van een aanzienlijke hoogte in
de rivier stort en men er zelfs te midden van
een woelige zee een stoomfregat te zien krijgt
en dat dit alles even vlot gaat, dan zal het zeker
niemand onbillijk voorkomen, dat wij, na den
heer Spoor gonoemd te hebbon, in de eerste
plaats een woord van hulde aan decorateur en
machinist brengen. Maar laten wij den regisseur,
den heer W. de Leur, niet vergeten, want ook
aan hem komt voor een groot deel de ccr van
het succes toe. Ziju uitstekende leiding bloek
weer herhaaldelijk, vooral ook bij den aanval der
Dajaks op do woning van den heer Deldcrs in het
2de en de bestorming der benting in het 4de
taiereel. Hoeveel menschen er toen ook op het
tooneel waren, nooit heerschte er de minste ver
warring (hoe verward het er soms uitzag); ieder
wist zijn plaats en nam die terstond in.
Wat verder costumes en requisieten betreft,
deze zullen hoogstwaarschijnlijk wel in allen dcele
juist zijn; een paar officieren van ons Indisch leger
hadden ten minste de welwillendheid een waak
zaam oog in het zeil te houden en zullen dus wel
gezorgd hebben, dat aan de plaatselijke kleur,
voor zoover dit mogelijk is ten minste, niets ont
breekt. Zelfs vergastte men ons in het 2de tafe
reel, bij gelegenheid van de bruilott van do doch
ter van den heer Delders, die later op zoo nood
lottige wijze verstoord wordt, op de muziek van
een garnolang en den dans van een tweetal
ronggengs. Zeer terecht heeft de regie ingezien, dat
deze wel wat monotone vcrtoomng don eersten
avond wat al te lang duurde en haar daarom de
volgende avonden aanmerkelijk bekort.
Wat nu van het stuk zelf te zeggen? Dit, dat
het elck wat wils biedt. Zij, die gaarno op het
tooneol iets treurigs of vreeselijks zien, kunnen
hun hart ophalen aan de dramatische scènes
tusschcn mevrouw Pauwels, (mevr. Deldcrs), mevrouw
Holtrop (Helena), den heer Spoor (Delders) en den
missionaris (den heer Schwab) en het zelfs voor een
dei-gelijk stuk wel wat krasse tooneel, waarin
IIrukim (de heer v. Schoonhoven, wien de gelegen
heid geboden wordt, zich in volle kracht to
vertooncn), dreigt den kleinen Paul (Jongej.
Sasback) levend te roosteren ; liefhebbers van lachen
worden door den heer Schulze (?Thomas,matroos
1ste klasse, bijgenaamd de sectieneus", niet voor
zijn pleiüier in Indiö", zooals hij zich steeds voor
stelt) daartoe ruimschoots in de gelegenheid ge
steld, terwijl bovendien de vaderlandsche ontboe
zemingen, die er in voorkomen, de heldenmoed
en de geestdrift, die onze zoogenaamde kolo
nialen" aan den dag leggen, de harten van alle
toeschouwers sneller doen kloppen.
Eéti ding is er, dat wij jammer vinden, nl. dit:
Het eerste tafereel, of liever de tweede helft
daarvan, als sir Watson (de hr. Tourniaire) en
luitenant von der Velden (de heer de Jong) hun
copieusen maaltijd gebruiken, is wat mat. Waarom
heeft de bewerker Thomas zijn kinpetjes achter
de schermen laten oppeuzelen en hem daar den
zelfs voor zijn gestel wel wat sterken oorlam laten
geven ? Was dit en scène geschied, zeer zeker
zou dit tafereel er aan levendigheid door gewon
nen hebben.
Ook de rolverJeclin g zouden wij gaarne iet of
wat anders hebben gezien. IIoo uitnemend ook de
dames Pauwels en Holtrop zich van hare taak
kweten, toch zouden wij in haar plaats liever
mevrouw Poolman en mejuffrouw Sophie Bos ge
zien hebben ; mevrouw Pauwels toch was te jong,
mevrouw Holtrop te oud; in plaats van voor
moeder en dochter, zou men hen eer voor twee
zusters houden.
Alle vertolkers verdienen een woord van lof,
maar zeer zeker de heer Schulze, die te midden
even stilstond en vroeg:
»Daar gij te Leeuwarden eene kamer hadt,
hebt gij zeker nieuwe spelen gedicht!"
»Eenige kluchten en boertigheden, gelijker- |
wijs de arme Br e d er o zaliger ze maakte,
doch niet zoo oubollig als hij placht te schrij- \
ven. Voorts twee deftige spelen: «Timbre |
de C a r d o n e" naar de »T r a g e d i s c h e ?
Historie n" van B e 11 e f o r e s t en »D
araide" naar 't twaalfde boek van Am a dis j
van G a 11 i n. 't Zijn beide blijeindige treur
spelen, met boert doormengd!"
«Zijn ze in druk verschenen?"
»T i m b r e" heb ik zelf tot Leeuwarden doen
printen. »D ar ai de" is alleen door mij uit
geschreven !"
»Daii moet V o s k u y l uwe »D a r a i d e"
drukken, en wij zullen haar spelen op de
Academie!"
V o s k u y l, die glimlachend geluisterd had,
zeide nu:
»De Friese hèLusthof" is nu op de
pers bij P a u l u s van K a v e s t e i n, en
het blijeindig-treurspel zal oogen Mikkelijk
onder handen genomen worden, als het groote
werk af is!"
«Accoord. Wij zien elkander spoedig terug,
vriend S t ar t er, nietwaar? Mijne patiën
ten wachten!''
Voskuyl vriendelijk groetend, haastte
Coster zich uit den winkel.
Li S t ar ter's oogen straalde een buiten
gewoon licht. Hij had een pogenblik van
groote voldoening beleefd ! Hij had een geest
verwant, een broeder in Apollo ontmoet,
die gelukkiger dan hij zich mocht wijden aan
het tooneel. Hij had zich plotse)ing eene blijde
toekomst als dichter geopend gezien. Dr.
Coster zou hem den weg banen naar den
schouwburg der Academie! Hij zou te Am
sterdam blijven, het studeeren opgeven ! Had
men hem niet reeds een bruiloftsdieht besteld!
Voskuyl, die de blijde ontroering op zijn
wezen bespiedde, zeide als voor zich heen:
»Ja, onze doctor Coster is cc» treffeiijk
man ! In allo deugden en geestige oefenin
gen uitmuntend. En daarbij, hij vreest
Synodus noch Consistorie!"
van al het dramatische treurige en vreeselijke,
dat men ons te hooren en te zien gaf, op zoo
ware en grappige wijze het komieke element ver
tegenwoordigde, en de jongejuffrouvv Sasbach, die
haar tamelijk omvangrijk en niet gemakkelijk
rolletje, allerliefst zeide en speelde, boven allen.
De regie was, zooals wij zeiden, uitstekend;
n opmerking mogen wij evenwel niet achterwe
ge laten. Onder de vrouwen van Sultan Tjamdjid
Illah (den heer Verenet) bevonden zich enkele
schoonen, die o. i. wel wat al te pretentieus wa
ren en die het blijkbaar niet de moeite waard
achtten, handen en armen bruin te kleuren, maar
deze liever met dito gekleurde handschoenen be
kleedden, wat een allerbespottelijksten indruk
maakte.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Te deksel, die wonderkinderen worden tegen
woordig hoe langer hoe jonger" zeide aezer
dagen iemand tegen me (of had het ten minste
kunnen zeggen, als hij bestaan had) hoe oud.
is nu die Van den Bergh zeven?"
«.Hei wat" antwoordde ik mijn ondervrager
ik zou ze in jou geval liever al in de wieg
laten beginnen Van den Bergh is...."
Dat is te zeggen" viel de ander mij in do
rede ik weet van het zoontje van een zeer
bekend musicus hier uit de stad, dat hij, 2 jaar
oud zijnde, eens met zijn ouders op bezoek was
bij een ander bekend musicus, in Duitschland.
De laatste speelde het gezelschap een zijner com
posities, een fuga voor piano, voor, die nog al
sterk herinnerde aan de fuga's van zekeren Johami
Sebastiaan Bach. Toen het stuk uit was, komt
het mannetje, dat al dien tijd aandachtig had
zitten luisteren, op de piano toeloopen, laat na
denkend zijn blonden krullebol hangen, trommelt
met zijn vingertjes een poosje tegen de kast van
de piano, richt vervolgens ziju blauwe kijkers op
den glazen bril van den componist en vraagt met
eeu allervriendelijkst stemmetje: War das nicht
von Bach?"" Wat zegje van zoo'n snoesige bébó
terrible? Maar die kwam dan. toch nog pas uit
de wieg?"
Het is sterk" stemde ik den verhaler uit
beleefdheid toe, want ik had hem de anecdote
zelf verteld maar van Van den Bergh is het
ook sterk. Hij is" ....
Ofschoon" ging de ander peinzend voort
ik geloof, dat ook mijn zoontje zeer muzikaal is.
In 't bijzonder schijnt hij talent voor paukeu te
hebben, tenminste hij paukt er den gcheelen dag
maar op los. Ja dit talent, goed geleid, zou . . .
maar ik moet met dezen mee, adieu"! En de
gelukkige vader van dit paukengenie sprong op
een voorbijkomendon tramwagen, zonder van mij
vernomen te hebben hoe oud Van den Bergh is.
Voor den lezer, dien het iets kan schelen, diene,
flat Van den Bergh elf jaar is, uit Antwerpen
komt en hier verleden Zondag op een matir.iein
het Concertgebouw piano gespeeld heeft.
Hij speelde de c mol prélude en fuga uit Das
wohltemperirte Clavier" van Bacb, het Ie Allegro
uit de g dur Sonate op. 31 van Beethoven en de
Fantaisie-Impromptu (op. 66) en als toegift de e
mol Wals van Chopin. Al deze stukken werden
muzikaal en technisch volkomen juist voorge
dragen. In 't bijzonder beviel mij Van den Bergh's
vertolking van Chopin. Het jonge meesterfje toonde
hierin vooral geheel normaal en vrij uit den kouden
grond ontwikkeld te zijn en niet door
broeikascultuur. Overigens stemt mij het gezicht van al
die wonderkinderen wel eens treurig. Hocvelen!
van wie geen sterveling later meer hoort, die óf
bezwijken, of wier al te vroeg rijp talent op een
zeker tijdstip voor geen ontwikkeling meer vat
baar blijkt.....
Doch bedekken wij deze en dergelijke sombere
overdenkingen met het Schwamm" der vergetel
heid en begeven we ons tot den Bettelstudcnt",
de 2e Operette, waarop het Duitsche
Operettenik wil zeggen Operagezelschap van Rotterdam ons
nu reeds vergast
«Eilieve, Voskuyl! Waarom is het met
den E g l a n t i e r toch zoo droevig
afgeloopen ?"
».De oude kamer leeft nog! Maar zij staat
onder leiding van den Ridder Theo d o ro
K oden borg die bij de hoven van Enge
land en Spanje kwanssuis voor ambassadeur
speelde. Zijne Majesteit van Denemarken
heeft hem nu werkelijk tot zijn gezant bij
Hunne Hoogmogenden gecommitteerd. Hij
heeft, sedert een jaar of zes een oorlog onder
de kamerbroeders gesticht door zijn
wanhebbelijk stoffen en brageeren....''
»Mij gedenkt nu, dat mijne vriend F e
elde s van hem sprak, voor ik uit Amstelredam
vertrok in 1014 !"
»Ro den borg is een neuswijze zot, een
aartsleugenaar, die zijn best gedaan heeft, om
de Arminianen uit het land te doen bannen.
Daar hij nu gezant van Denemarken heet,
heeft men gezorgd, dat de Deensche
Koningwel geïnformeerd is van zijn comportement.
Zoo gij hem mocht ontmoeten, Starter!
zou het best zijn hem voorbij te laten trekken,
daar het gans niet geraden is veel met hem
te communiceeren !"
»!NTu, daaraf behoeft men niet te vreezen !
Ik behoor nu ook tot de eerste Duitsche
Academie.''
»En eerlang zal uw Lusthof"....
»Juist en des niet langer gekout. Ik ga
flux aan den arbeid !"
Starter zat weldra weder voor zijne
titelteekening in diep gepeins. Plotseling greep
hij een blad papier en schreef boven aan :
»Briü(U-lol's-Dicht ter eereii...."
Hij zou later de namen wel invullen en
begon vast aan hot vers :
»Bevanghen met een lust, om op de hooge
kruynen
»(In 't heetste van den dag) te klimmen
van de duynen
»Bevoud ick my vermoeid''...
?-, Eu zoo bijna in n adem voorschrijvend,
was het bruiloftsdicht reeds voor het
noenmaal voltooid.
(Wordt vervolgd.)