De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 22 september pagina 7

22 september 1889 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No.639 besloten hem blind tégehoorzamen. Hij stond op, rekte zich uit en wierp mij van ter zijde een buk toe, die zooveel zeggen wilde als: »Op weg, raijn vriend, op weg." En spoedig wandelden wij dan ook Jveer onder de boomen, maar nu veel langzamer dan zooeven; blijkbaar genoot Noiraud in deze bekoorlijke, stille omgeving Zoo straks had hij flink aangestapt om zoo spoedig mogelijk dien warmen, stoffigen weg achter den rug te hebben. En nu, nu hij door zijn slaapje weer wat verkwikt was, wandelde Noiraud langzaam, - bepaald, alsof hij het geheel voor zijn pleizier deed. Een andere weg liep aan den linker kant op den onzen uit. Noiraud weifelt een oogenblik. Hy denkt na. Vervolgens gaat hij door en houdt denzelfden weg. Maar toch schijnt hij niet zeker van zijn zaak te zijn.... Opeens blijft hij staan. Hij moet zich vergist hebben.... Ja, want hij keert terug.... Wij slaan den weg links in, die ons plotseling, na een hondertal passen op een ronde, geheel door rotsen ingesloten plek, brengt; Noiraud, met den neus in de lucht, noodigt mij uit om de eerbiedwaardige hoogte van dezen niet te beklimmen muur van rotsen in oogenschouw te nemen. Toen Noiraud vond, dat ik daaraan tijd genoeg besteed had. keert hij weer om en gaan wij op onze schreden terug, om verder opnieuw onzen eersten weg te volgen. Noiraud had vergeten mij die plek te laten zien. Een geringe misslag, die spoedig weer hersteld was. I>e weg wordt zeer rotsachtig en steil. Ik kom niet dan langzaam en met inachtneming van al lerlei voorzorgen vooruit. Noiraud springt vlug en behendig van de eene rots op de andere, maar hij verlaat mij niet. Hij wacht steeds op mij, en slaat mij dan met roerende bezorgdheid gade. Eindelijk dringt een borrelend geluid tot mijn oor door; Noiraud begint vroolijk te keffen. »Moed," zegt hij tegen mij, »Moed! Wij zijn er bijna. Dadelijk zult gij »deu Ketel" voor u zien." En werkelijk zag ik hem dan ook al spoedig. Een tamelijk bescheiden beekje, dat zich van een eveneens tamelijk bescheiden hoogte in een rotskom neerstort. Ik zou er mij nooic over ge troost hebben zulk een moeilijke klimpartij ge daan te hebben om dit hoogst middelmatige natuurwonder te zien, wanneer ik onderweg niet door dien braven Noirel vergezeld geweest was, die zeer zeker vrij wat belangwekkender en merk waardiger is dan die Ketel. Aan weerskanten vau de bron, bevindt zich een kleine Zwitsersche chalet, een melkhuis; men wordt daarin door Zwitscrsche dametjes bediend; in het eene door een blondine, in het andere door een brunette ; beiden bespiedden, iu nationaal costuum, op den drempel hunner huisjes staande, rnijn aankomst. Het schijnt mij toe, dat de kleine blondine mooie oogeu heeft, en ik had reeds drie of vier stappen in haar richting gedaan, toen Noiraud, in een woedend geblaf uitbarstend, mij den weg verspert. Zou hij een voorliefde voor de kleine brunette hebben ? Ik verander vau richting. Zoo was het; als door bctoovering houdt Noiraud zich plotseling stil, zoodra hij ziet dat ik plaats genomen hè'.) aan een tafeltje van zijn jeugdige beschermelinge. Ik vraag eeu glas melk. De vriendin van Noiraud gaat haar speelgoedhuisje weer binnen en deze volgt haar op den voet. Door het op een kier staande raam volg ik Noiraud met mijn oogeu. Die ellende ling ! Hij wordt nog voor mij bediend. Hij krijgt het eerst een groote nap melk. Hij is omgekocht. Daarop komt Noiraud, terwijl de druppels melk nog aan zijn snoet hangen, mij gezelschap houden. En daar brengen wij, volkomen tevre den over elkaar, met volle longen de scherpe en ijle berglucht inademende, op drie- of vierhon derd meter hoogte, een heerlijk half uurtje door. 'Maar daarop begint Noiraud teekenen van on geduld en opgewondenheid te geven. Ik lees nu in zijn oogen als in een open boek: wij moeten weg. Ik betaal, ik sta op, en terwijl ik den rechterkant opga, om den weg weer in te slaan, waarlangs wij naar boven zijn gekomen, zie ik Noiraud links aan den ingang van een anderen weg post vatten. Hoe groote vorderingen heb ik in twee uren tijds gemaakt en hoe ver trouwd ben ik geraakt met Noiraud's zwijgende welsprekendheid. » Wat denk je nu wel van mij ?" zegt Noiraud. »Denk je dan, dat ik je tweemaal langs denzelf den weg zou brengen? Neen, zoo dwaas niet! Wij zullen langs een anderen weg naar beneden gaan." Wij gaan langs dezen anderen weg naar be neden. Mijn gids laat mij al den tijd om hier en daar op mijn gemak een fraai vergezicht te genieten, en wanneer wij aan het station af scheid van elkaar nemen, vertaal ik aldus den laatsten blik van Noiraud: »Wij zijn nog twintig minuten te vroeg. Neen, neen, ik ben wel zoo wijs geweest er voor te zorgen, dat gij niet weer den trein mislet." PIET VAN 'T GROOTE BADHUIS. (Een schets uit Zandvoort). De gasteuschaar dommelt in den mandenstoel of staart naar de elkander opstuwende golven der zee, die, zich verdunnend tot een breede streep kroezend schuim, gracht en kuil, door zwakke kinderhand gegraven, onbescheiden binneuglijdt, onder 't vroolijk gejuich van »Neerlands Toekomst"; dan wel, er trilt iets in haar ziel, weerkaatsing van den zilverglans, die langs de baren tintelt, er doemt een diep en grootsch gevoel van majesteit op bij 't donkerblauw, ginds in de verte, schoon doodskleur voor wien er zijn graf vond. Doch wat beteekene deze ontroering naast de opwinding van maanden zwoegens, eisch der negentiende eeuw, hare voor rechten tot hoogen prijs slechts afstaand ? naast de onzedelijke onrust, gevolg van bloedarmoe, welke hier in zilte lucht en nog zilter bad, her stel zoekt ? Wat ia zij, vergeleken met de passiën in schouwburg- en concertzaal gewekt; zij doet des nachts de oogen sluiten, en brengt geen af matting, welke den slaap weert, maar moeheid, voorbode van rust. Aan 't strand vindt zich het zenuwleven in de hartader getast, slechts n heeft het druk, slecht n slooft er. Aan 't korte juk twee badstoelen als konijnen bij de ooren dragend, draaft hij op bloote voeten voort, om dra zijn last voor toekomstige »bezitters« af te schudden met een lach, en een wenk naar iemand, die honderd pas verder zijn hulp in roept. Noem, wat ik u bidden mag, een badstoelenmau geen bezigen lanterfant, schenk dien naam in elk geval niet aan Piet, den donkeroogigen, schalken Zandvoorter. Dat draven al leen, sluit elke gedachte aan sinecure buiten; en dan daar komt de vloed, wien 't reculer pour mieux sauter als leuze geldt. Overmoedig, steunend op Piets hulpvaardigheid in tijd van nood want hij verwent zijn publiek dauig schuiven wij eerst zelven nog een weinig de zetels achterwaarts, ons schamend evenwel wijzer te zijn geweest dan de meester,\vienswaarsc!mwiug van na derend gevaar met stillen lach straks werd begroet. Maar zie, het water spot met zwakte, ouhaudigheid of fatsoen, dat belet de komsten uit te ste ken. Piet!" gilt juffrouw Cornelie, wier hakjes reeds schuiven langs't vuil bruine proest; »Piet!" schreeuwt mijnheer Jansen, wiens gade en daggasten, met opgetrokken beeuen, witjes lachen; »Piet!" klinkt in allerlei voyt ouder de mandendaken aan den waterzoom. Eeu tel of wat, en gij zit allen weer veilig en wel naar het dreigend monster te kijken, dat als machteloos van woede zijn natte tong tegen u uitsteekt, en 't zaud lekt waar uw badstoel zoo pas stond. Piet heeft dat wonder gewrocht Itier met een schertsend woord, duar met een oolijk gepruttel, altijd ree, onverstoorbaar. Onverstoorbaar plaagziokc jeugd, die een onbeheerden stoel tot water-kasteel koost en uw bloote voeten laat beugelen in 't nat, dat u wellicht van nacht een zuur gezicht doet toonen, doch zeker blijvender schade bezorgen zal aan 't vlechtwerk van uw sterkte. Een klap voor de broek, een kwasi-knorrig: weg, kwajongen, 't zal de zachtste straf wezen ir.vs vriends, die u soms schateren laat van 't lachen, waar hij onverwacht het maakt de begoocheling grooter het blaffen van een hoi.d nabootst, zóó bedrieglijk, dat gij er werkelijk van schrikt. Gij kondt wel dankbaarder zijn. Piet heeft de kortswijl lief. 't Is het zout op zijn eenzelvig bedrijf. Waag 't niet, dartele kiuderjuf, iu uw badstoel plaats te nemen op den zandheuvel, door 't toebetrouwde kroost gemaakt. Dan vaart de vroolijke satan iu onzen strnudcornmissionnair, die u van 't eerste oogenblik, dus verheven, heeft gezien. Fluks wipt hij nader, de spa in de hand. Pas op, juf, geef aan de glun dere blikken uwer kindertjes den rechten uitlog; pas op, Piet graaft 't zand onder u weg, r.og een oogenblik en gij duike't achterover! Waar lijk, het spijt mij voor hem, dut ik nooit zijn pogen met goed gevolg heb bekroond gezien; of, zou 't lot niet zoo wreed willen zijn, hem alleen hot schouw spel van zijn zegepraal te doen derven. Want ??daar treden hem terzelfder tijd weer enkelen op zij: »Piet, heb je Mama ook go/ion ?" -Piet, weet je ook waar Bet^y is?'" »Piol \vi! je duur eeu stoel brengen?" »Piet, wat denk je viui het weer ?" Een man van zooveel gewicht heeft wol wat anders te doen als zich te vermeiden in de dui keling van een kinderjuilrouw! Mau van gewicht acht ge die omschrijving gewaagd? Zeker niet, als gij weot, dat onze Zandvoorter op famüiaren voet staat nicl enkel met u, burgorincnsch, maar óók met de haute volée, allerminst, gij jongeman, wanneer gij ziet hoe lieve bekjes hem 't eerst aanspreken eu al leraardigst met hem keuvelen. »Als je me aan 't lachen maakt, kan ik 't je niet vertellen," zei hij laatst tegen een dametje van de beau monde. Heb ik gelijk? Eén soort menscheu kan Piet kwalijk zetten; het ziju do »dagjes-menscheu". Tegenover hen is hij klemloos, stemmig, zonder grappen, vink, als de zee bij bladstilte. Hij plaatst ze soms, wan neer de vloed komt, moedwillig aan 't water om te gauw weg te krijgen eu dankt den hemel als ze opslaan. Ook de zonen en dochtereu Israëls vinden bij hemeen onredelijken, middeleeuwsdien afkeer, door geen betoog te wijzigen. Hen aan gaande is ziju beleefdheid op 't kantje af. *U moet hier niet wezen." 't Is hier zoo gezellig." antwoordde argeloos een uit 't levendig hoopje, dat vóór 't groote badhuis naar de zee wilde kijken. »Ja maar, u moet hier niet wezen, daar is je plek," en hij wees iu de richting van het andere groote hotel. Verbeeldt u ! Zooals de goedgeluimde badstoelenman daar met z.jn dubbele vracht rondhuppelt, schijnt hij eigen lijk buiten de maatschappij te staan. Toch leeft hij er wel degelijk in. 's Avonds als de menschen weg zijn en 't strand schier verlaten is, trekt hij zijn jas aan ea gaat naar vrouw en kinderen. En na afloop van 't seizoen, wanneer de bad stoelen worden opgehangen en de grootsche zee begint te tooneu dat haar klotsen van den zomer spelemeien was bij 't opstuiven van hare baren tegen 't hooge duin, dan werkt Piet tusschen de heuvelen iu 't aardappelhiud. »Want zie je, menscli, aan stilzitten heb ik een hekel, daar kan eeu gezin uiet vaa leven.'' K. HELLEMAXS Jr. HEEFT Eli OOK IKMAXüEEX PAAR KNAPPE SCHOONMAAKSTERS NOODIU T' Dezer dagen tegen 't koifieuurtje thuis komend, zag ik vier lederen pantoffels naast de vloermat in de gang staan, en toen ik ecnigszius verwon derd daarnaar keek, zei de meid, die mij had opengedaan: Ze zijn van twee vrouwen, meneer, die u willen spreken ; ik heb ze iu de zijkamer gelaten." Wel V" vroeg ik binnenkomend, wat wenscht u?'1 Is uwee meneer Junstuus Mauriks" vroeg do kleinste der twee heldere, krasse oude vrou wen, dio, als stonden zo in 't gelid, met haar handen onder 't voorschoot tegen de schuifdeuren der suite geleund, op mij stonden te wachten. Dat hen ik, ten minste ongeveer, en u V Wij bennen schoonmaaksters uit 't P'leis, meneer !'; Uit het Palnis?'1 Van Volksvlijt, weet u ? En we komen eigen lijk gczeid zooveel als met de complimenten van meneer Wertheira, meneer A. C., weet u ? Zóó zeggen wij maar onder mckandcrcn." Ah, zoo! en wat wou u V" Och meneer! we zillen allebei, met uwes wel nemen in de serijbel, want we hebben subiet ge daan cekre^oii door do verandering van 't perso neel. Uwe heit toch zeker gehoord alsdat rnoheor Iluizenga zoo raar heit godaan met de admini stratie en dat nou de dr.ilon nagenoeg op bonnen en nou is do nieuwe diroktoiir, meneer Van der Kesteren aan 't bezuinigen en non staan wij. mijn kameraad en ik zóó in eens oj> straat. W o hadden allebei cun gulden per dag en da-a'konden \vc nou nol cftetjos mee tookomon omdat \ve 't zuinig overleggen on nou zitten wc u;; eeiï.s zon der iets' treurig schudde de spreekster hot houi'd. Do andere die tut dusverre gezwegen h.iil nam hot woord over on zei jainencer en luciikameraiul is er vijl' en twintig jaar angewecit on ik tweeen twintig 011 nooit nicver* aanmerking op ;;ohadon dan nou zoo op O.HB klakkeloos op s;ram. gozof d-.il's hard on w u': t u ulsjn dan jo cigon bewust bont dat. je altijd jo p'ichc h''it gedaan; dat jo nooit niots to veel wa-i. dan kan je zoo in eens nio.t vorkrnjiiion dat jo zoo uit jo brood wordt gi'sfooton. !>;> nieu>ve diivk--;u zal nou niet do gJaxonwii-üchurij do hot'l zolvws schoon bouwen zoi'ufn ze; nou 'k wonsch zo voel plezier, maar oi'sriioon ik va:i do inaniion niet atkoeriL; brin, weot. u, en xc allo oer goor dio d'r toekom!, moet ik toch zcgnen dat 'n vrouw beter voor 'c schoon maken deugt dan zoo'n ,10.:i de waisc.hcr. Ja" viel de andere weer in ik heb altijd hard gewerkt in 't P'leis; don hooien dag toosjocrs maar door en als 't nuodig w a-i hielp ik ook nog glazen spoelen on alles redderen voor 't buffet, ik kook niet op 'n uurtje en zij zo wees oj) de andere vrouw"?ook ni.-t; zo is ook al op jaren maar 'n taaie, dat kan uwe d'r wol anzicn". De taaie" knikte en de andere vervolgde: En 't was geen kleinigheid soms tot elf, twaalf'uur 's nachts in do bedrijvigheid; vroeger maar tot vier of' vijf uur". Och! hoc kwam dat?'' Kijk uwe erois hier, do dereksie was destijds 'n goeie achttien jaar geleden heel eigen Jmet me; nou ik nam ze dan ook uit dr' handen wat ik kon en daarom heb ik er ook niet tegen gepotersteerd toen de Directeur op 'n avend in nood zat en zei: Pietje jij ken me helpen, doe me ple zier en ga van avond 'n paar uurtjes op de beste" zitten. Ziet u, de vrouw van een van de werklui zat er anders op, maar doordien ze ongesteld was, kon ze niet, en om nou m'n Direkteur niet in benauwdheid te laten ben ik maar op de beste" gegaan, want ik dacht 't is toch maar voor een enkel avondje, maar jawel, die vrouw ging dond en ik bleef er zitten, van stukkie tot beetje. Uit liefhebberij deed ik 't waarentig niet, maar omdat ik er zoo af en toe nog wel ereis en fooitje zag weet u?" Mot een ernstig gezicht vulde de andere aan : Och ja! nou zit zij d'r al achttien jaar lang alle avonden, en ik ook, maar aan don anderen kant, weet u, dat was nou eigenlijk van Pietje een ricommandatie geweest; maar ik zit an de slechte kant. 't Gaf bij mijn weinig of niets afijn dat wist zij niet vooruit; Ziet u; ik haal dat nou maar allecnig an om u te bewijzen, dat we gewillig genoeg bennen; al is er nog zooveel te doen meneer, in een zaak: togen niets zien we op Neen !" hernam Pietje, 't is me nooit te veel geweest om iets voor de dirckzie te doen en ik ga niet voor 'n jong mensch uit den weg. al ben ik in de zestig, en we zullen reis kijken of die Jan do wasschcrs die gelegenheid zóó waarnemen als ik. je kon er van den grond eten in mijn tijd." Maar mijn goeio monschen wat heb ik daar nu eigenlijk meo noodig ? Ik kan jo toch geen baantje geven " Neon meneer", zei Pietje terwijl ze mij ge moedelijk op den arm tikte, dat woet ineheor A. C. ook wel, maar dat 's een goeie mensch, die voor 'n ander wol 'n bectjo moeite wil doen cu die zei, dat uwo d'r ook zoo een was en dat uwe misschien wel ereis eon stukkie in de krant zou willen schrijven om ons zooveel als anterioommandeeren aan menschen die voor 'n fabriek of in gesticht, of zoo iets een paar schoonmaak sters noodig bobben; 25 jaar en 22 jaar in n betrekking werkzaam, dat is toch wel een riccommandatie niet waar, mehecrV en togen werk zien wo niet op Ocli! doet uwe 't maar ereis, l too! maar doe 't gauw assiebliot'! want we hebben non nog 'n paar gci-pr.arde centjes, daar loven we van. | maar als die opraken weten wo waarentig niet waar wo naar toe mouten; wo hebbeu allebei ook | nog 'n knap stuk klccrcn an kijkt u maar ': en mot eon zekeren trots wozcn do twoe vrou wen mij haar kraakzindelijke japonnen on witte 1 boezelnars. Piotjo ging voort: Moeten we onzo klooron en 't boetjo hrusraad wat we ho'.ibon. jï.-ian opeten 1 meneer, dan komen we hociemaal in do 'iikkodonjie want wie iicoint rr non iemand aan dio niet knap | in d o kierren is." i M f) ar!" \ iN'oen. zoit uwc nou geen ..maar" a«ieblicf, i maar 'n ,,j"\vol" on schrijft uwc non 'n klein sfukVie in do krant; dan zal meneer A C. wol informatie van o r. s geven." ! 'Maar vrouv;t''o. meneer Worthoiin is toch geen ! bosfoe.lster on ik ook niet." ,/>;'h meneer! dolt uwe dr' nou niet moe als uwo en meneer Vv'ertiieim nou do handen cr! eis iu mekaar wonen slaan. dar. S'u goed! mot mijn vriend Wertliohn sla ik gaarne de handen ineen on daarom willon wo in i vollen ernst vragen: II ooft iemand ook 'n paar l knappe schoonmaaksters noodig o;' wil doze of ; gene op andere wijze baar helpen V" Ji'STrs v. MM-RIK JUN. VOOR DAMES. hoftoikt. Gercrftlc hnrcn. udseau. Tailles de snnlé, Ken liet huis Gorson on Co. to Berlijn hooft de vol doening, voor eon buitenlandse!) hof een staatsicbof'toilot te leveren on stelde dit deze week tor bezichtiging. De prijs van het kleed was 20.000 mark on er is maanden lang door honderden vlij tige modisten aan gearbeid; bet zou te Parijs of Stand der partij na den 14den zet van zwart. 2 W ABT abcde f g U WIT Dczo schoone partij word gespeeld door do hoeren Gelbfusz. Wit. e2 -- e4 S. Rosenthal. Zwart. 2 3 4 5 6 7 8 9 10 12 13 f2 fl c4 el bl X d2 h'2 e4 c3 X dl d5 14 e5 X f4 c4 fl c3 f3 d4 h4 e5 e2 f6 f Zie diagram. f6 f f'4 (15 e:> (17 (18 g? f8 h4 g8 h7 h6 e7 X dn? c8 a(i c7 h4 f g5 ' J?7 h5 c7 X c(5 f6 c8 eG 15 (14 16 o,2 17 b") X 18 cl l i) b7 20 b4 21 13 '22 dG X '23 d-2 24 e5 X 25 a5 X 26 d5 27 f l 28 gl 29 al 30 cl X 31 d J X dn! b5 f b7 d'2 b4 d (J f Of) e5 af) f d5 c7 d6 el e2 c7 c6 X '15 e8 (18 aG c 7 a8 b8 c6 c8 c7 c8 c8 c8 (17 X c5 cG c7 (18 08 eG X c7 d7 b5 f b5 e2 c'2 ca b5 e'2 e3 X e2 Opgegeven. Stand dor partij na den 13den zot van zwart. ZWART i.; - i i,'t ' ^, t ,7v ab cd efgh WIT Fartij gespoeld door Dr. Tarrasch do winner van den eersten prijs iu hot liroslaucr tournooi, voorkomende in do Chess Moiitltiy. Dozo partij is door hem gespoeld in de Ncurcnbcrger Club tournooi in 1887. Dr. Tarrasch geeft pion f 7 eu den zot voor. W. Meisor. Wit. c'2 c4 d2 d4 Dr 3 4 5 G 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 20 f l (14 cl (13 X en go f3 . Tarrasch. Zwart. (17 d(5 g8 - f'G o o bl d2 go 1)4 a 1)4 g3 gl - hl d2 c4 l> f2 X dl a2 g-'* f'l f3 c4 f'5 cl a3 c h4 f'3 fn cl c3 fl e d8 Zwart geeft in 6 zetten mat. a. Hot begin conor aanval die duur \vit nio' \vordt doorstaan. b. Ilot paard staat daar waardeloos. i'. Er is j^oon tijd om oon to^'on aanval to makoii. (/. Op f l \vas do toron hotor ^oplaatst. c. Als Int Haard op fl komt vu!yt oüdl f.5?f2 li-l?L2 tflXl-2 fe'!-ga. ERRATA. In ons Nr. van 8 Sopt. staat op d2 oen looper, moet ziju koningin.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl