Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
No.639
besloten hem blind tégehoorzamen. Hij stond
op, rekte zich uit en wierp mij van ter zijde een
buk toe, die zooveel zeggen wilde als: »Op weg,
raijn vriend, op weg." En spoedig wandelden wij
dan ook Jveer onder de boomen, maar nu veel
langzamer dan zooeven; blijkbaar genoot Noiraud
in deze bekoorlijke, stille omgeving Zoo straks
had hij flink aangestapt om zoo spoedig mogelijk
dien warmen, stoffigen weg achter den rug te
hebben. En nu, nu hij door zijn slaapje weer
wat verkwikt was, wandelde Noiraud langzaam,
- bepaald, alsof hij het geheel voor zijn pleizier
deed.
Een andere weg liep aan den linker kant op
den onzen uit. Noiraud weifelt een oogenblik.
Hy denkt na. Vervolgens gaat hij door en houdt
denzelfden weg. Maar toch schijnt hij niet zeker
van zijn zaak te zijn.... Opeens blijft hij staan.
Hij moet zich vergist hebben.... Ja, want hij
keert terug.... Wij slaan den weg links in, die
ons plotseling, na een hondertal passen op een
ronde, geheel door rotsen ingesloten plek, brengt;
Noiraud, met den neus in de lucht, noodigt mij
uit om de eerbiedwaardige hoogte van dezen niet
te beklimmen muur van rotsen in oogenschouw
te nemen. Toen Noiraud vond, dat ik daaraan
tijd genoeg besteed had. keert hij weer om en
gaan wij op onze schreden terug, om verder
opnieuw onzen eersten weg te volgen. Noiraud
had vergeten mij die plek te laten zien. Een
geringe misslag, die spoedig weer hersteld was.
I>e weg wordt zeer rotsachtig en steil. Ik kom
niet dan langzaam en met inachtneming van al
lerlei voorzorgen vooruit. Noiraud springt vlug
en behendig van de eene rots op de andere,
maar hij verlaat mij niet. Hij wacht steeds op
mij, en slaat mij dan met roerende bezorgdheid
gade. Eindelijk dringt een borrelend geluid tot
mijn oor door; Noiraud begint vroolijk te
keffen.
»Moed," zegt hij tegen mij, »Moed! Wij zijn
er bijna. Dadelijk zult gij »deu Ketel" voor u
zien."
En werkelijk zag ik hem dan ook al spoedig.
Een tamelijk bescheiden beekje, dat zich van
een eveneens tamelijk bescheiden hoogte in een
rotskom neerstort. Ik zou er mij nooic over ge
troost hebben zulk een moeilijke klimpartij ge
daan te hebben om dit hoogst middelmatige
natuurwonder te zien, wanneer ik onderweg niet
door dien braven Noirel vergezeld geweest was,
die zeer zeker vrij wat belangwekkender en merk
waardiger is dan die Ketel.
Aan weerskanten vau de bron, bevindt zich
een kleine Zwitsersche chalet, een melkhuis; men
wordt daarin door Zwitscrsche dametjes bediend;
in het eene door een blondine, in het andere
door een brunette ; beiden bespiedden, iu nationaal
costuum, op den drempel hunner huisjes staande,
rnijn aankomst. Het schijnt mij toe, dat de kleine
blondine mooie oogeu heeft, en ik had reeds drie
of vier stappen in haar richting gedaan, toen
Noiraud, in een woedend geblaf uitbarstend, mij
den weg verspert. Zou hij een voorliefde voor
de kleine brunette hebben ? Ik verander vau
richting. Zoo was het; als door bctoovering
houdt Noiraud zich plotseling stil, zoodra hij
ziet dat ik plaats genomen hè'.) aan een tafeltje
van zijn jeugdige beschermelinge. Ik vraag eeu
glas melk. De vriendin van Noiraud gaat haar
speelgoedhuisje weer binnen en deze volgt haar
op den voet. Door het op een kier staande raam
volg ik Noiraud met mijn oogeu. Die ellende
ling ! Hij wordt nog voor mij bediend. Hij
krijgt het eerst een groote nap melk. Hij is
omgekocht.
Daarop komt Noiraud, terwijl de druppels
melk nog aan zijn snoet hangen, mij gezelschap
houden. En daar brengen wij, volkomen tevre
den over elkaar, met volle longen de scherpe en
ijle berglucht inademende, op drie- of vierhon
derd meter hoogte, een heerlijk half uurtje door.
'Maar daarop begint Noiraud teekenen van on
geduld en opgewondenheid te geven. Ik lees
nu in zijn oogen als in een open boek: wij
moeten weg. Ik betaal, ik sta op, en terwijl ik
den rechterkant opga, om den weg weer in te
slaan, waarlangs wij naar boven zijn gekomen,
zie ik Noiraud links aan den ingang van een
anderen weg post vatten. Hoe groote vorderingen
heb ik in twee uren tijds gemaakt en hoe ver
trouwd ben ik geraakt met Noiraud's zwijgende
welsprekendheid.
» Wat denk je nu wel van mij ?" zegt Noiraud.
»Denk je dan, dat ik je tweemaal langs denzelf
den weg zou brengen? Neen, zoo dwaas niet!
Wij zullen langs een anderen weg naar beneden
gaan."
Wij gaan langs dezen anderen weg naar be
neden. Mijn gids laat mij al den tijd om hier
en daar op mijn gemak een fraai vergezicht
te genieten, en wanneer wij aan het station af
scheid van elkaar nemen, vertaal ik aldus den
laatsten blik van Noiraud:
»Wij zijn nog twintig minuten te vroeg. Neen,
neen, ik ben wel zoo wijs geweest er voor te
zorgen, dat gij niet weer den trein mislet."
PIET VAN 'T GROOTE BADHUIS.
(Een schets uit Zandvoort).
De gasteuschaar dommelt in den mandenstoel
of staart naar de elkander opstuwende golven
der zee, die, zich verdunnend tot een breede
streep kroezend schuim, gracht en kuil, door
zwakke kinderhand gegraven, onbescheiden
binneuglijdt, onder 't vroolijk gejuich van
»Neerlands Toekomst"; dan wel, er trilt iets in haar
ziel, weerkaatsing van den zilverglans, die langs
de baren tintelt, er doemt een diep en grootsch
gevoel van majesteit op bij 't donkerblauw,
ginds in de verte, schoon doodskleur voor wien
er zijn graf vond. Doch wat beteekene deze
ontroering naast de opwinding van maanden
zwoegens, eisch der negentiende eeuw, hare voor
rechten tot hoogen prijs slechts afstaand ? naast
de onzedelijke onrust, gevolg van bloedarmoe,
welke hier in zilte lucht en nog zilter bad, her
stel zoekt ? Wat ia zij, vergeleken met de passiën
in schouwburg- en concertzaal gewekt; zij doet
des nachts de oogen sluiten, en brengt geen af
matting, welke den slaap weert, maar moeheid,
voorbode van rust. Aan 't strand vindt zich
het zenuwleven in de hartader getast, slechts
n heeft het druk, slecht n slooft er. Aan 't
korte juk twee badstoelen als konijnen bij de
ooren dragend, draaft hij op bloote voeten voort,
om dra zijn last voor toekomstige »bezitters« af
te schudden met een lach, en een wenk naar
iemand, die honderd pas verder zijn hulp in
roept. Noem, wat ik u bidden mag, een
badstoelenmau geen bezigen lanterfant, schenk dien
naam in elk geval niet aan Piet, den
donkeroogigen, schalken Zandvoorter. Dat draven al
leen, sluit elke gedachte aan sinecure buiten;
en dan daar komt de vloed, wien 't reculer
pour mieux sauter als leuze geldt. Overmoedig,
steunend op Piets hulpvaardigheid in tijd van
nood want hij verwent zijn publiek dauig
schuiven wij eerst zelven nog een weinig de zetels
achterwaarts, ons schamend evenwel wijzer te zijn
geweest dan de meester,\vienswaarsc!mwiug van na
derend gevaar met stillen lach straks werd begroet.
Maar zie, het water spot met zwakte,
ouhaudigheid of fatsoen, dat belet de komsten uit te ste
ken. Piet!" gilt juffrouw Cornelie, wier hakjes
reeds schuiven langs't vuil bruine proest; »Piet!"
schreeuwt mijnheer Jansen, wiens gade en
daggasten, met opgetrokken beeuen, witjes lachen;
»Piet!" klinkt in allerlei voyt ouder de
mandendaken aan den waterzoom. Eeu tel of wat, en
gij zit allen weer veilig en wel naar het dreigend
monster te kijken, dat als machteloos van woede
zijn natte tong tegen u uitsteekt, en 't zaud lekt
waar uw badstoel zoo pas stond. Piet heeft
dat wonder gewrocht Itier met een schertsend
woord, duar met een oolijk gepruttel, altijd ree,
onverstoorbaar. Onverstoorbaar plaagziokc jeugd,
die een onbeheerden stoel tot water-kasteel koost
en uw bloote voeten laat beugelen in 't nat, dat
u wellicht van nacht een zuur gezicht doet
toonen, doch zeker blijvender schade bezorgen zal
aan 't vlechtwerk van uw sterkte. Een klap voor
de broek, een kwasi-knorrig: weg, kwajongen,
't zal de zachtste straf wezen ir.vs vriends, die
u soms schateren laat van 't lachen, waar hij
onverwacht het maakt de begoocheling
grooter het blaffen van een hoi.d nabootst, zóó
bedrieglijk, dat gij er werkelijk van schrikt.
Gij kondt wel dankbaarder zijn.
Piet heeft de kortswijl lief. 't Is het zout op
zijn eenzelvig bedrijf. Waag 't niet, dartele
kiuderjuf, iu uw badstoel plaats te nemen op den
zandheuvel, door 't toebetrouwde kroost gemaakt.
Dan vaart de vroolijke satan iu onzen
strnudcornmissionnair, die u van 't eerste oogenblik, dus
verheven, heeft gezien. Fluks wipt hij nader, de
spa in de hand. Pas op, juf, geef aan de glun
dere blikken uwer kindertjes den rechten uitlog;
pas op, Piet graaft 't zand onder u weg, r.og
een oogenblik en gij duike't achterover! Waar
lijk, het spijt mij voor hem, dut ik nooit zijn pogen
met goed gevolg heb bekroond gezien; of, zou 't lot
niet zoo wreed willen zijn, hem alleen hot schouw
spel van zijn zegepraal te doen derven. Want
??daar treden hem terzelfder tijd weer enkelen
op zij: »Piet, heb je Mama ook go/ion ?" -Piet,
weet je ook waar Bet^y is?'" »Piol \vi! je duur
eeu stoel brengen?" »Piet, wat denk je viui het
weer ?"
Een man van zooveel gewicht heeft wol wat
anders te doen als zich te vermeiden in de dui
keling van een kinderjuilrouw!
Mau van gewicht acht ge die omschrijving
gewaagd? Zeker niet, als gij weot, dat onze
Zandvoorter op famüiaren voet staat nicl enkel
met u, burgorincnsch, maar óók met de haute
volée, allerminst, gij jongeman, wanneer gij ziet
hoe lieve bekjes hem 't eerst aanspreken eu al
leraardigst met hem keuvelen.
»Als je me aan 't lachen maakt, kan ik 't je
niet vertellen," zei hij laatst tegen een dametje
van de beau monde. Heb ik gelijk?
Eén soort menscheu kan Piet kwalijk zetten;
het ziju do »dagjes-menscheu". Tegenover hen is
hij klemloos, stemmig, zonder grappen, vink, als
de zee bij bladstilte. Hij plaatst ze soms, wan
neer de vloed komt, moedwillig aan 't water om
te gauw weg te krijgen eu dankt den hemel als
ze opslaan. Ook de zonen en dochtereu Israëls
vinden bij hemeen onredelijken, middeleeuwsdien
afkeer, door geen betoog te wijzigen. Hen aan
gaande is ziju beleefdheid op 't kantje af.
*U moet hier niet wezen."
't Is hier zoo gezellig." antwoordde argeloos
een uit 't levendig hoopje, dat vóór 't groote
badhuis naar de zee wilde kijken.
»Ja maar, u moet hier niet wezen, daar is je
plek," en hij wees iu de richting van het andere
groote hotel. Verbeeldt u !
Zooals de goedgeluimde badstoelenman daar met
z.jn dubbele vracht rondhuppelt, schijnt hij eigen
lijk buiten de maatschappij te staan. Toch leeft
hij er wel degelijk in. 's Avonds als de menschen
weg zijn en 't strand schier verlaten is, trekt hij
zijn jas aan ea gaat naar vrouw en kinderen.
En na afloop van 't seizoen, wanneer de bad
stoelen worden opgehangen en de grootsche zee
begint te tooneu dat haar klotsen van den zomer
spelemeien was bij 't opstuiven van hare baren
tegen 't hooge duin, dan werkt Piet tusschen
de heuvelen iu 't aardappelhiud.
»Want zie je, menscli, aan stilzitten heb ik een
hekel, daar kan eeu gezin uiet vaa leven.''
K. HELLEMAXS Jr.
HEEFT Eli OOK IKMAXüEEX PAAR
KNAPPE SCHOONMAAKSTERS NOODIU T'
Dezer dagen tegen 't koifieuurtje thuis komend,
zag ik vier lederen pantoffels naast de vloermat
in de gang staan, en toen ik ecnigszius verwon
derd daarnaar keek, zei de meid, die mij had
opengedaan: Ze zijn van twee vrouwen, meneer,
die u willen spreken ; ik heb ze iu de zijkamer
gelaten."
Wel V" vroeg ik binnenkomend, wat wenscht u?'1
Is uwee meneer Junstuus Mauriks" vroeg
do kleinste der twee heldere, krasse oude vrou
wen, dio, als stonden zo in 't gelid, met haar
handen onder 't voorschoot tegen de schuifdeuren
der suite geleund, op mij stonden te wachten.
Dat hen ik, ten minste ongeveer, en u V
Wij bennen schoonmaaksters uit 't P'leis,
meneer !';
Uit het Palnis?'1
Van Volksvlijt, weet u ? En we komen eigen
lijk gczeid zooveel als met de complimenten van
meneer Wertheira, meneer A. C., weet u ? Zóó
zeggen wij maar onder mckandcrcn."
Ah, zoo! en wat wou u V"
Och meneer! we zillen allebei, met uwes wel
nemen in de serijbel, want we hebben subiet ge
daan cekre^oii door do verandering van 't perso
neel. Uwe heit toch zeker gehoord alsdat rnoheor
Iluizenga zoo raar heit godaan met de admini
stratie en dat nou de dr.ilon nagenoeg op bonnen
en nou is do nieuwe diroktoiir, meneer Van der
Kesteren aan 't bezuinigen en non staan wij.
mijn kameraad en ik zóó in eens oj> straat. W o
hadden allebei cun gulden per dag en da-a'konden
\vc nou nol cftetjos mee tookomon omdat \ve 't
zuinig overleggen on nou zitten wc u;; eeiï.s zon
der iets' treurig schudde de spreekster hot houi'd.
Do andere die tut dusverre gezwegen h.iil nam
hot woord over on zei jainencer en luciikameraiul
is er vijl' en twintig jaar angewecit on ik tweeen
twintig 011 nooit nicver* aanmerking op ;;ohadon dan
nou zoo op O.HB klakkeloos op s;ram. gozof d-.il's
hard on w u': t u ulsjn dan jo cigon bewust bont
dat. je altijd jo p'ichc h''it gedaan; dat jo nooit
niots to veel wa-i. dan kan je zoo in eens nio.t
vorkrnjiiion dat jo zoo uit jo brood wordt gi'sfooton.
!>;> nieu>ve diivk--;u zal nou niet do gJaxonwii-üchurij
do hot'l zolvws schoon bouwen zoi'ufn ze; nou
'k wonsch zo voel plezier, maar oi'sriioon ik va:i
do inaniion niet atkoeriL; brin, weot. u, en xc allo
oer goor dio d'r toekom!, moet ik toch zcgnen
dat 'n vrouw beter voor 'c schoon maken deugt dan
zoo'n ,10.:i de waisc.hcr.
Ja" viel de andere weer in ik heb altijd
hard gewerkt in 't P'leis; don hooien dag toosjocrs
maar door en als 't nuodig w a-i hielp ik
ook nog glazen spoelen on alles redderen voor 't
buffet, ik kook niet op 'n uurtje en zij zo
wees oj) de andere vrouw"?ook ni.-t; zo is ook
al op jaren maar 'n taaie, dat kan uwe d'r wol
anzicn".
De taaie" knikte en de andere vervolgde: En
't was geen kleinigheid soms tot elf, twaalf'uur
's nachts in do bedrijvigheid; vroeger maar tot
vier of' vijf uur".
Och! hoc kwam dat?''
Kijk uwe erois hier, do dereksie was destijds
'n goeie achttien jaar geleden heel eigen Jmet
me; nou ik nam ze dan ook uit dr' handen wat
ik kon en daarom heb ik er ook niet tegen
gepotersteerd toen de Directeur op 'n avend in nood
zat en zei: Pietje jij ken me helpen, doe me ple
zier en ga van avond 'n paar uurtjes op de beste"
zitten.
Ziet u, de vrouw van een van de werklui zat
er anders op, maar doordien ze ongesteld was,
kon ze niet, en om nou m'n Direkteur niet in
benauwdheid te laten ben ik maar op de beste"
gegaan, want ik dacht 't is toch maar voor
een enkel avondje, maar jawel, die vrouw ging
dond en ik bleef er zitten, van stukkie tot beetje.
Uit liefhebberij deed ik 't waarentig niet, maar
omdat ik er zoo af en toe nog wel ereis en fooitje
zag weet u?"
Mot een ernstig gezicht vulde de andere aan :
Och ja! nou zit zij d'r al achttien jaar lang alle
avonden, en ik ook, maar aan don anderen kant,
weet u, dat was nou eigenlijk van Pietje een
ricommandatie geweest; maar ik zit an de slechte
kant. 't Gaf bij mijn weinig of niets afijn dat
wist zij niet vooruit; Ziet u; ik haal dat nou
maar allecnig an om u te bewijzen, dat we gewillig
genoeg bennen; al is er nog zooveel te doen
meneer, in een zaak: togen niets zien we op
Neen !" hernam Pietje, 't is me nooit te veel
geweest om iets voor de dirckzie te doen en ik
ga niet voor 'n jong mensch uit den weg. al ben
ik in de zestig, en we zullen reis kijken of die
Jan do wasschcrs die gelegenheid zóó waarnemen
als ik. je kon er van den grond eten in mijn tijd."
Maar mijn goeio monschen wat heb ik daar
nu eigenlijk meo noodig ? Ik kan jo toch geen
baantje geven "
Neon meneer", zei Pietje terwijl ze mij ge
moedelijk op den arm tikte, dat woet ineheor A. C.
ook wel, maar dat 's een goeie mensch, die voor
'n ander wol 'n bectjo moeite wil doen cu die
zei, dat uwo d'r ook zoo een was en dat uwe
misschien wel ereis eon stukkie in de krant zou
willen schrijven om ons zooveel als
anterioommandeeren aan menschen die voor 'n fabriek
of in gesticht, of zoo iets een paar schoonmaak
sters noodig bobben; 25 jaar en 22 jaar in n
betrekking werkzaam, dat is toch wel een
riccommandatie niet waar, mehecrV en togen werk
zien wo niet op Ocli! doet uwe 't maar ereis,
l too! maar doe 't gauw assiebliot'! want we hebben
non nog 'n paar gci-pr.arde centjes, daar loven we van.
| maar als die opraken weten wo waarentig niet
waar wo naar toe mouten; wo hebbeu allebei ook
| nog 'n knap stuk klccrcn an kijkt u maar ':
en mot eon zekeren trots wozcn do twoe vrou
wen mij haar kraakzindelijke japonnen on witte
1 boezelnars.
Piotjo ging voort: Moeten we onzo klooron en
't boetjo hrusraad wat we ho'.ibon. jï.-ian opeten
1 meneer, dan komen we hociemaal in do 'iikkodonjie
want wie iicoint rr non iemand aan dio niet knap
| in d o kierren is."
i M f) ar!"
\ iN'oen. zoit uwc nou geen ..maar" a«ieblicf,
i maar 'n ,,j"\vol" on schrijft uwc non 'n klein sfukVie
in do krant; dan zal meneer A C. wol informatie
van o r. s geven."
! 'Maar vrouv;t''o. meneer Worthoiin is toch geen
! bosfoe.lster on ik ook niet."
,/>;'h meneer! dolt uwe dr' nou niet moe
als uwo en meneer Vv'ertiieim nou do handen
cr! eis iu mekaar wonen slaan. dar.
S'u goed! mot mijn vriend Wertliohn sla ik
gaarne de handen ineen on daarom willon wo in
i vollen ernst vragen: II ooft iemand ook 'n paar
l knappe schoonmaaksters noodig o;' wil doze of
; gene op andere wijze baar helpen V"
Ji'STrs v. MM-RIK JUN.
VOOR DAMES.
hoftoikt. Gercrftlc hnrcn.
udseau. Tailles de snnlé,
Ken
liet huis Gorson on Co. to Berlijn hooft de vol
doening, voor eon buitenlandse!) hof een
staatsicbof'toilot te leveren on stelde dit deze week tor
bezichtiging. De prijs van het kleed was 20.000
mark on er is maanden lang door honderden vlij
tige modisten aan gearbeid; bet zou te Parijs of
Stand der partij na den 14den zet van zwart.
2 W ABT
abcde f g U
WIT
Dczo schoone partij word gespeeld door do hoeren
Gelbfusz.
Wit.
e2 -- e4
S. Rosenthal.
Zwart.
2
3
4
5
6
7
8
9
10
12
13
f2
fl
c4
el
bl
X
d2
h'2
e4
c3 X
dl
d5
14 e5 X
f4
c4
fl
c3
f3
d4
h4
e5
e2
f6 f
Zie diagram.
f6 f
f'4
(15
e:>
(17
(18
g?
f8
h4
g8
h7 h6
e7 X dn?
c8 a(i
c7
h4 f
g5 '
J?7
h5
c7
X
c(5
f6
c8 eG
15 (14
16 o,2
17 b") X
18 cl
l i) b7
20 b4
21 13
'22 dG X
'23 d-2
24 e5 X
25 a5 X
26 d5
27 f l
28 gl
29 al
30 cl X
31 d J X
dn!
b5 f
b7
d'2
b4
d (J f
Of)
e5
af) f
d5
c7
d6
el
e2
c7
c6 X '15
e8 (18
aG c 7
a8
b8
c6
c8
c7
c8
c8
c8
(17
X c5
cG
c7
(18 08
eG X c7
d7 b5 f
b5 e2
c'2 ca
b5 e'2
e3 X e2
Opgegeven.
Stand dor partij na den 13den zot van zwart.
ZWART
i.;
- i
i,'t
' ^, t
,7v
ab cd efgh
WIT
Fartij gespoeld door Dr. Tarrasch do winner
van den eersten prijs iu hot liroslaucr tournooi,
voorkomende in do Chess Moiitltiy. Dozo partij
is door hem gespoeld in de Ncurcnbcrger Club
tournooi in 1887. Dr. Tarrasch geeft pion f 7 eu
den zot voor.
W. Meisor.
Wit.
c'2 c4
d2 d4
Dr
3
4
5
G
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
20
f l
(14
cl
(13
X en
go
f3
. Tarrasch.
Zwart.
(17 d(5
g8 - f'G
o o
bl d2
go 1)4 a
1)4 g3
gl - hl
d2 c4 l>
f2 X
dl
a2
g-'*
f'l
f3
c4
f'5
cl
a3 c
h4
f'3
fn cl
c3
fl e
d8
Zwart geeft in 6 zetten mat.
a. Hot begin conor aanval die duur \vit nio' \vordt
doorstaan.
b. Ilot paard staat daar waardeloos.
i'. Er is j^oon tijd om oon to^'on aanval to makoii.
(/. Op f l \vas do toron hotor ^oplaatst.
c. Als Int Haard op fl komt vu!yt oüdl f.5?f2 li-l?L2
tflXl-2 fe'!-ga.
ERRATA.
In ons Nr. van 8 Sopt. staat op d2 oen looper,
moet ziju koningin.