De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 29 september pagina 4

29 september 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No. 640 de Opera een menigte gewichtige onderdeden niet voldoende uitkomen en de toestanden niet genoegzaam worden verklaard. Teksten als die van la dame aux camélias" met hun vluggen di aloog en snelle wendingen zijn voor muziek m. i. minder geschikt. In de 2de en 4de akte en in het finale van de 3de vindt men echter schoone oogenblikken, die, ofschoon voor den modernen musicus niet heel interessant" meer, toch de meesterhand verraden en nog altijd pakken. 26 September. F. MUZIEK TE ROTTERDAM. De Hollandsche Opera, onder directie van den heer de Groot, debuteerde hier jl. Maandag met Srinio, tekst van Fiore della Neve, muziek van S. van Milligen; het werk werd bereids gedurende het vorig seizoen bij de opvoeringen te Amsterdam in dit blad uitvoerig besproken, zoodat ik volstaan kan met de vermelding van den indruk, dien het hier heeft gemaakt. Het spijt mij dat ik van een oorspronkelijk Nederlandsen werk niet gunstiger berichten kan, maar k ben verplicht te constateeren, dat 's heeren van Milligen's partituur te leurstelling heeft verwekt; het werk is monotoon en getuigt trots enkele werkelijk goed geschre ven nummers van weinig inspiratie. De figuren in de begeleiding zoowel als de motieven zelf keeren al te dikwijls terug om de be langstelling gaande te houden. Aan de be zetting der hoofdrollen' heeft het overigens niet gelegen, beter dan door de heeren Pauwels, Orelio en .Albers en de dames de Wulf en van Zanten kan het bezwaarlijk vertolkt worden; met de beide dames maakte men voor de eerste maal kennis en constateerde bij eerstgenoemde een fraai, hoewel niet groot, geluid, dat slechts door te sterk vibreeren ontsierd werd, en Vrij laatst genoemde eene niet alledaagsche altstem. Het orkesf schijnt beter dan verleden jaar, hoewel de musici blijkbaar nog niet aan elkander gewend zjjr; het koor, vooral dat der dames, klinkt verre van fraai. De heer van der Linden zwaaide we der met vaste hand den dirigeerstaf. In de Duitsche Opera werd Boccaccio van Supp j.l. Woensdag voor de eerste maal opgevoerd en ik kan wel zeggen dat ik zelden met zooveel ingenomenheid met eene partituur heb kennis gemaakt als met die van dit werk; de muziek is geestig, pikant, oorspronkelijk en staat verre boven de meeste operetten. van de laatste paar jaren; men zou dit werk dan ook gerust een hoogeren titel kunnen geven dan dien van operette". Uit den rijkdom van pittige nummers stip ik slechts aan Boccaccio's Lied met koor No. 3, het duet van Peronella en Fiametta No. 4, Fiametta s romance, Boccaccio's en FiametlcCs duet Ja, seit ein Strahl der Sonne miclt geblendet. het Ensem ble lüin Prinz liin ich enz., alles uit het eerste bedrijf; de Serenade No 9 van Boccaccio, Pielro en Leonetto, het terzet No. 11 van Fiametta, Peronella en Isabella, het eerste gedeelte van de Finale als Lambertuccio in den Zauberbaum zit, alles tweede acte, het duettino No. 16 (Boccaccio en Fiametta) in het laatste bedrijf. Ziedaar nummers waar elke componist van rang gaarne zijn naam onder zou zetten ! De uitvoering was recht loffelijk, al klapte alles nog niet, zooals bij deze handeling, voornamelijk in het tweede bedrijf, volstrekt noodzakelijk is; bij de tweede voorstelling zal daaraan echter wel waer niets ontbreken. Mej. von Mick, die de titelrol vervulde, was, vooral wat de actie aangaat, uitstekend; haar zang klonk ietwat mat. Des heeren Worms' Lambertuccio was kostelijk; al was het maar om hem in die partij te zien, moest men er heen gaan! Maar ook de overige bezet ting was meer dan voldoende en leverde met Mej. Bachmann (Fiametta), Mej. Karoly (Isabella), Mevr. Schater-Kruse (Peronella), Mej. Major (Bcatrice), Carl Krossek {Pietro), Gyger (Sculza), Michel (Lotteringhi) en Tullingcr (Leonetto) een uitstekend en hoogst vermakelijk geheel, daar ook de kleinere partijtjes flink vervuld werden. Met n woord Boccaccio is een gang naar den schouwburg overwaard. Uit het betrekkelijk geringe bezoek, dat hier tot dusverre aan de Operette ton deel viel, meenen sommigen de gevolgtrekking te moeten maken dat men hier dit genre niet wenscht; ik geloof dat niets minder juist is en dat men, als het seizoen wat op gang is, tot eene geheel andere opinie zal komen. Maar men vergete niet dat het hier eene voor Rotterdam geheel nieuwe zaak geldt, dat een deel van het opera-publiek van vroeger de operette nog niet bezoekt wellicht omdat men bang is niet meer voor serieus muziekliefhebber gehouden te zullen worden; dat er dus voor de operette om zoo te zeggen een nieuw, een ander publiek moet gevormd worden. En dat gaat niet in drie weken! Y. NIEUWE UITGAVEN OP MUZIKAAL GEBIED. Opnieuw ligt een werk van den lieer Jan W, F. Brandts Buys vóór me ter bespreking. liet is eene fantasie voor orgel en draagt als opusnum mer 4, In dit werk vind ik den heer Buys, open hartig gezegd, niet vooruitgegaan. Ook ontwikkelt hij hier modulatorische neigingen, die ik hem aanraad sterk te besnoeien. Mér kracht en de gelijkheid dan uit zijn vorig opus, spreekt uit dit werk niet, Men weet niet recht wat de compo nist eigenlijk zeggen wil. Er ontbreekt hier die draad welke ons als eertijds Theseus in den dool hof van tonen den wegmoet wijzen. (Doolhofvan tonen eigenlijk een te weidsche naam voor dit eenvoudig stuk). Daar heeft men b.v. die melodie in het begin, welke door die geaccentueerde noten gevormd wordt waar blijft deze nu ei genlijk? Veel natuurlijker zou het zijn geweest wanneer de componist nog eenmaal d e d her haald had en dan ware voortgegaan: g?a, en op die a en den dominant-drieklank van g: d fis a zoolang als hij maar verkozen had ware blijven stilstaan. Maar nu lost de melodie zich in neve len en de grondharmonie zich in stukwerk op. Vervolgens had nu de componist deze begonnen melodie op pag. 4 moeten ontwikkelen tot een breeden zang, doch geduld! roept hij ons toe en onthoudt ons vooralsnog de beloofde melo die. Weder staan wij op d te wachten, evenals op pag. 3 v. o. Alsnu verschijnt een nieuwe episode in g dur, waarvan het hoofdmotief slechts botweg eenige malen herhaald wordt en ons daarna opnieuw tot g dur terugvoert. Wij zijn nu precies even ver als in het begin. Nu komt weer een nieuwe episode in b mol doch ik zal het werk niet verder uit pluizen. Tot iets anders dan fragmenten komt het niet. Evengoed iiad de componist er nog een aantal kunnen bijvoegen .... of aflaten en dit laatste ware eigenlijk het beste geweest. Want men kan muzikaal zijn en zelfs eenig begrip van de toonzetkunst hebben, maar daarom nog niet in staat zijn een eenigszins beteekeuend stuk te componeeren. Het werk is netjes uitgegeven bij de firma Thieme te Zutphen. 26 September. F. DE NEDERLANDSCHE AFDEELING VOOR SCHILDERKUNST OP DE PARIJSCHE WERELDTENTOONSTELLING. Volgens ANDRE MICHEL in het Journal des Débats. Terwijl de zon van Rubens schitterde over het katholieke Vlaanderen, waar Marnix van Sint Aldegonde minachtend van zei, dat de aderlatin gen van Alva het al ziju slecht bloed hadden afgetapt, en het tot slaaf van Spanje hadden ge maakt, kwam uit de door duinen en dijken beschutte polders van de rej ublikeinsche en pro testante zeven Provinciën een oogst van mees terwerken voort, die zoo volmaakt en verheven niet zouden zijn, hadden zij niet van het genie van Ruisdael en Rembrandt de hoogste wijding ontvangen. Na de bewonderenswaardige Philosophie de V Art dans les Pays Bas van Taine, heeft men niet meer na te gaan hoe deze twee uiteenloopende takken, geënt waren op den ouden gemeenschappelijken stam van de Vlaamsche kunst. Het was in de al te lange periode van verval, dat de twee scholen zich weder vereenigden, en elk op hun beurt in het kleiulijk en droog namaken van de meesters en in het onvrucht baarst academisme, een weinig benijdenswaardige eendrachtigheid wedervondeu. Het sein van ontwaken ging uit van het politiek herstelde België. Het verblijf en de leering van David te Brussel, zijn invloed die door Pienemau in Holland verbreid werd, openden den nieuwen tijd met de periode van een onverzoenlijk klassicisme; een romantische beweging ontstond om, even als in Frankrijk, op te gaan in eeu meer of min radicaal realisme. Holland volgde, weinig tijds later, niet rustigen vasten pas; het werd eerst weer meester van zichzelf in den laatsteu termijn der evolutie, in dat eenvoudige eerlijke naturalisme, zoo overeenkomstig aan zijn natio naal genie, dat wij tegenwoordig in liet land van Van der Meer, Pieter de Hoooh, Van Goyen en Paul Potter zoowel als in het Vaderland der Van Eijckeu, der Temersen en van Rubens herboren zien. Bij een zelfden algemeenen aard, zijn er toch wel eeuige verschillen op te merken tusschea de eene cu de andere school; de eene is meer noor delijk, intiemer, meer bespiegelend; de andere meer modern, meer naar buiten, meer onder eenigen Franschen, of liever Parijscb.cn invloed ; maar bij beiden merkt men dat meu mot schil ders te doeu heeft. Holland ziet in Jozef Israëls iets herboren van het teeder meuschelijke en het sympatliisch aansprekende van den grootsten zijner meesters. Hij is de schilder der misdeelden, liet is door geen schildersgril of door een lief bebbersaardighcid dat hij zich tot hen voelt aangetrokken, hij komt er niet iets nieuws in zoeken, iets om zijn virtuositeit te toonen; nog minder heeft hij er aan gc-tlacht hou te idealiseeren om ze aantrek kelijk te maken. Een religieuse eerbied voor de natuur, een intieme gemeenschap met haar ver vult zijn hart en laat zijn werk leven; wij voe len er als 't ware een volslagen verloochening van den kunstenaar zelf in; wij krijgen er den onmiddelijken en teederen indruk uit van de menschen, wier duistere arbeid en stille onder worpenheid hem getrofi'en heeft. Zijn schildering vertoont een merkwaardige mengeling van willen en schijnbaar aarzelen, van donkere zwaarte en subtiele luchtigheid. Het oog aarzelt eerst voor zijn schilderijen, die overweldigd schijnen van sombere schaduwen; maar tegelijkertijd is er iets dat ons waarschuwt, dat ons boeit en ons tot peinzen uituoodigt. Welhaast bepaalt zich alles en licht het op ; daar leven wezens met hun eigenaardigheden van lichaam, kleedij en ziel, te midden van de armoede of de toestanden die hen langzamerhand gevormd hebben door eeu onvoelbaren en eimlcloozen druk ; een kleurloozc en toch zichtbare dampkring omgeeft hen, waar aschblauw, drassig rood, paars, en roestig bruin triestig trillen in het grijze licht. Wat aarzelend. en onzeker leek, lost zich op in streelendc har monieën vol uitdrukking; in de schijnbaar be vende beweging dier band, ontdekt men een grootheid van doen en een magistrale zekerheid, en in den gedempten toon ziet men met groote fijnheid al de pittoreske toevalligheden van het halnicht uitgedrukt. In bet aanwenden der mid delen van uitdrukking tot de intiemste bedoelin gen van den schilder, en tot de morecle betrckenis der aangeduide zaken, kan men niet ver der gaan. Wij moeten voortmaken, en kunnen tot ons leedwezen slechts in liet voorbijgaan twee overi gens welbekende artisten noemen, Artz en Ncuhuys die in dezelfde intieme richting wei-ken. Mesdag is een der beste levende zeeschilders; niemand kwam zoo dicht bij het voortreffelijke, en do nakomelingschap die misschien beter dan wij zal zijn ingelicht, zal mogelijk zeggen dat hij het bereikte. Wat dik en modderig van doen, vertelt hij ons van droefheid, toorn of bedriegelijke kalmte, die den indruk geven vau ternauwernood bedaarde stormen op de Noordzee. Sadée, Lccomte, Greive, Gabriel, Storm van 's Gravesande. Van de Bakhuyzeu, Du Chattcl, Van Borselen, Klinkenberg, Willem Maris, Eoelofs, Bastert, Mevrouw Mesdag vau Houten, etc. plaatsen hun ezel in de polders van Vreeland, voor de hutten van Zuuk, aan het strand van de Zuiderzee, of bij de grachten van Delft, in de duinen van Katwijk en Scheveningen, voor groote lage vlak ten, bezaaid met molens wier rustige wieken geen Don Quichot tarten, maar hier veeleer een of anderen verdoolden Sancho een vriendelijken groet brengen. Deze werken vertoonen dezelfde natuur die de oude meesters inspireerde, die altoos trouw en nieuw is, in de oogen der menschen die ver anderen. Zij zien er naar met onrustiger oog en hart, men vindt bij ben een onzekerheid en een be langstelling die hun voorvaderen niet kenden, ook dikwijls a pcu-près waarmede dezen niet tevreden zouden zijn geweest, nochthans zieu zij haar voor zich, en deelt zij hun iets van haar kalmte mede. Doordien zij tot haar terugkeerden met kinder lijke piëteit, herstelden en verjongden zij de al te lang vergeten oude school .... Ik zal mij wel wachten de landschappen ongenoemd te laten van den te vroeg gestorven Mauve, den gevoeligen en bekoorlijken schilder, evenals die van Jacob Maris. den schilder der molens en der groote vochtige, ruime luchten, bloeiend van licht. Verder hebben Willy Marlens, Th. Schwartze, Hubert Vos en Henry Luyten goede portretten of uitstekende binnenhuizen geëxpozeerd. AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST. Van de serie jaarlijksche aquarellententoonstollingen die de Hollandsche Teekenmaatschappij in den Haag al gehouden heeft, is die van dit jaar, de nu pas geslotene, nog de meest bezochte geweest. De bladen hebben een paar weken geleden gemeld, hoe een Spaansche dame aan het Museum te Madrid hare collectie schilderijen vermaakt heeft. Zij had de voorwaarde gesteld dat de ver zameling alleen in haar geheel en bij elkaar geplaatst mocht worden. n daar er wel een twintigtal werken van den eersten rang, maar ook verscheidene van weinig waarde onder waren, he.ift de Regcering het legaat niet aanvaard. Nu hebben wij er nog nergens op gewezen gezien hoezeer het Museum te Madrid door deze radicale handelwijze aan alle museumbesturen en regeeringen een uitnemend voorbeeld heeft gegeven. Een Museum hooit te zijn een keurcollectie en niet een schilderijen-bergplaats. De liefje voor kunst en de manie om schilderijen te verzamelen, zijn twee neigingen die elkaar tamelijk wel uit sluiten. Men drijft den spot met, en doet enorm veel kwaad aan een mooi schilderij door er een massa prullen om heen te hangen, en een museum directie kan niet te nauw toezien op het gehalte der stukken, die haar huis binnenkomen. Deze waarheden als koeien schijnen, vooral bij ons, nog maar a! te dikwijls vergeten te worden. In de National Gallery te Londen zijn weder verscheidene oud-Hollandseho schilderijen geplaatst. Een interieur in een schilderijen-museum, toege schreven aan den rluwcelcn Brenghei, een mans portret van Nicolaas Maes, een familiestuk door Jan van Bylert, con gezelschapsstuk van Hendrik Gerrits Pof, een Winter van Aart van der Xecr, en een Landschap met vee van Albcrt Cuyp. De heer Ph. Zilcken te 's Hage heeft in het luxe-tijdschrift Les Lclt.res el, les Arts een uitvoerig artikel over den Ilaagschen meester Jacob Maris geschreven. Ongeloofelijk bijna is do ijver waarmede gewerkt wordt voor de prentenverzameling van het British Museum, de meest volledige collectie van dien aard. De verzameling is in het laatste jaar met niet minder dan f>000 nummers vermeerderd. Men vraagt zich af of dit Museum, als het zooveel bergen wil, ook wel altijd heel nauw toeziet op het gehalte. Ofschoon !... er zijn meer mooie prenten dan mooie schilderijen in de wereld. Uit Nederland worden zooveel werklieden naar de Parijsche tentoonstelling gezonden, maar de stad Barcelona heeft de arme artisten niet ver geten, en een aantal kunstenaars, vergezeld van een Spaansch schrijver over kunst als gids, naar de wereldtentoonstelling laten gaan. De Directie van do Parijscho tentoonstelling heeft in de 'l'e>ni>s do gemotiveerde verklaring laten aüeggen. dat de sluiting der expositie on herroepelijk op 31 Octoher bepaald blijft. De Sociétédes Artist"s Indépendants heeft te Parijs haar vijlde jaarlijksche tentoonstelling ge opend. In de Revue Indépendantc gaat Joris Karl Iluysmans met de artistieke heftigheid die hem eigen is, on met zeer deugdelijke argumenten, te keer tegen de onbeduidendheid van den Eil clTorcn. In de voorzalen van het Panorama-Mesdag te 'sllawo werd Dinsdagmiddag voor genoodigden, en Woensdag voor het publiek de derde jaarlijksche zwart- en wit-tcntoonstolling der Nederlandscho Etsclub geopend. Als gasten expo-ceren er, Jozef Israëls en II. W. Mesdag te 's l lage, J. M. W. Whistler te Londen, Miss Mary Cassatt te Parijs, Paul Henonard te Parijs, Max Liebermann te Berlijn, Georges Klmoppf, Georges Lommen en Jan Toorop te Brussel. Hierbij zijn ook nog teekcningen en etsen, gevoegd vau ov rieden kunstenaars: Anton Mauve, Ilervier, J. F. Millet, Rodolphe Bresdin. Jammer genoeg hebben eenige der beste leden van de vereeniging niet geëxpozecrd. Door de directie van de Gmphic zal binnenkort ! ook een geïllustreerd daylilad worden uitgegeven. Deze heeren schijnen dus nog geen schaarschheid van cliché's te kennen. In den Haag maakt men zich vroolijk met de beschouwingen van het Haagsche Dagblad over de Amsterdamscho schilderijententoonstelling. Naar men meent zou de ondeugende, schrijver daarvan, de bekende onnoozelheden van krantenkritiekjes in zijn quasi-ernstig gemeend geschrijf hebben willen bespotten. Als kostelijk geslaagd in zijn soort citecren wij deze verhandeling over de voorstelling op een der schilderijen: Het is barre winterdag. Natuur heeft haar lijkwa gespreid op den weg, die naar den doodenakker voert. Achter den somberen wagen, die meer en meer de groeve nadert, worstelen de bidders tegen den blijk baar snerpenden wind en het glibberig eneeuwvlak. Overwelfd door een sneeuwzwangere lucht biedt het geheel ontegenzeggelijk een fraai wintergezicht aan, met een goed getroffen perspectief. Het is echter alsof de schilder zwart op wit" heeft willen geven, dat sneeuw wit en een hoop aansprekers zwart ia. Van achteren beschouwd ia dat met betrekking tot die heeren bidders juist, en natuurlijk is ook dat zij zich ineendringen, om als 't ware warmte te zoeken in dat barre weer bij die ijverige doodsche dagtaak. Maar, eilieve, had ons onder al dat zwart een enkel aangezicht, een half, een kwart slechts, gegund, op dat het dubbel barre van het baantje in een enkelen trek tot ons had gesproken. In het nevelig lichtgrijs verliest zich nu het vaalzwart in omtrekken, die, men gelooft het gaarne, menschen beteekenen, maar die de mensch toch ook gaarne van aangezicht tot aan gezicht aanschouwt, om te zien wat er in omgaat." Nog uitnemender persifleerde de schrijver het gemoedelijke praatjes maken over schilderijen hiermede : In het gelukkig bezit van heel wat groen, maakte mijn stadgenoot Overman er een boom van zoo groen als gras en laat de takken zoeken; in het gelukkig bezit van heel wat blauw, kleedde hij ins blauehinrin er een juffrouw mee aan alsof het een reclame gold voor een blauwselfabiïkant. Dat juffertje in 't groen laat hij boven haar macht reiken, zoodat een knoop van haar jacquet er van door gaat en haar lichaam een model krijgt, alsof we eerstdaags beschuit niet muisjes mogen verwachten. En dat alles (het anatomisch juiste verdedigt nog het behagelijke niet) om een kind in de hoogte te steken, dat het in de hoogte steken" niet waard is, een kind dat niet juist begeerlijk in den pereboom maar plompweg ons aankijkt, mot een gezicht alsof koekdeeg voor model heeft gediend. Bij Sint Lucas,! waarde meester, voor een goeden boom is het goede groen, voor een passend kleed de fijne kleur; er is een keur van vrouwen en vooral ecu engelenschat van kinderen te vinden." In een anders nogal grappige beschouwing van Alf'red de Hostalot, in l'Exposition de Paris van 14 September, en waarin de afbeeldingen voor aquarel en pastei op de Parijsche wereldtentoon stellingen worden behandeld, trof ons de volgende terloops te pas gebrachte algemeeno karakteristiek van den modernen schilder: Zoodra (een twintig jaar geleden) de artiesten zich nijn gaan emaneipeeren on hun materieel belang kwamen te begrijpen, toonden zij ecu waarlijk buitengewoon begrip vau zaken te bezitten. Algemcene verbazing! want het publiek maakte zich van den schilder nog een voorstelling naar de legendarische typen van Eugène Suc. Gavarni en Murger. De artiest verscheen als wat hij werkclijk is: ecu mensch gelijk ieder ander, onwel een zeer sociabel mensch, korrekt in zijn gedragingen, iemand die er komen wil en doordrongen is van het gansch moderne denkbeeld, dat fortuin voor alles, zelfs voor talent in de plaats kan treden. Niet dat het talent versmaad wordt, gelukkig zijn wij zoover nog niet, maar men is minder geneigd dan vroeger zijn weg te zoeken ,langs paden, die door het publiek weinig worden bezocht. De bedoeling van den modernen artiest is veel meer do menigte te volgen dan ze to leiden." Daargelaten nu dat er ook juist in Parijs een groot aantal artisten, en niet van de minsten zijn, die zich de wcreldsehe aangelegenheden bizonder weinig aantrekken, mogen wij verklaren dat bet i ook ten onzent nog zoo laat niet is, en dat het j bovenstaand portret met ecu goed deel der Nederlandsche schilders al heel weinig gelijkenis aanbiedt. In dezen industriëclen en nivelleeren den tijd zijn er nog kunstenaars genoeg, die wat in zich voelen wat bun boven alles ter harte gaat, die daardoor een belangeloos doel voor oogen heb ben, waaraan zij alles wensclien op te otteren, wier fierheid het bestaan van een saletjonker met hot karakter van eeu artiest min vercouigbaav achten, on die succes, waardeering of fortuin wel nimmer als een doel, en op zijn minst als do wind-meêwanneer men een zeiltocht onderneemt. beschouwen, maar die zich door do grillen dier bijomstandigheden nimmer ergens zullen laten j heenvoeren dan waar zij wezen willen. liet Vaderland heeft gemeld : Het Louvrc-museum te Parijs zal worden ver rijkt met Les Glancuses'' vau Millet. dat mine, Pommcry van Keinis voor .'!(!(!,nou f'rs. van Bischoll'shüim kocht. De weduwe Cotticr hoeft aan bet Louvrc ver| maakt werken van Decamps. Troyon. ."Uoissonicr, '? Delacroix, (.'nrot en Ary Scheiier. Eindelijk heeft ! mm. Rocdcrer Millets pastei naar zijn Angelus'', waarvoor zij l'.)(.),()()() frs. had geweigerd en dat sommigen nog stellen boven do schilderij, aan het Louvre ten geschenke aangeboden. i | Den 20stcn September wordt te Darnvillers in het Département do la Mense het monument ter nagedachtenis van den te vroeg gestorven Jules Bastion Lepagc onthuld, dat door den genialeii beeldhouwer Augusto Rodin is uitgevoerd. Den lstcn September \vcrd te Parijs op de Place de la Nation oen monument door Jules Daloti onthuld, waarin de Triomf van de Republiek symboliesch wordt voorgesteld, " Dezelfde beeldhouwer heeft een binnenkort te ? onthullen standbeeld vervaardigd voor Eugc-ne l Delacroix. den grootstcn schilder der romantiek. j Du Fransche beeldhouwer Merció ten slofte beeft een monument voor Lafayotte voltooid, dat te i Washington geplaatst zal worden. Te Parijs zal in een oplaag van honderd exem plaren een album het licht zien met twintig lithogvaiieën door A. Lon/.at, naar schilderijen van den ' allermerkwaardigste!! en te weinig gewaardecrden j preciouzcn schilder Monticclli, en met tekst van Paul Guigou en twee gclithografecrde portretten van den artiest. De prijs van de uitgave is 100 francs. Men teekent in bij den lithograaf. (Rue i Bockard-dc-Saron ), Parijs. i In een Duitsch langdradige maar serieuze studie, onder den titel: Zur Geschichte der Holldndkcheii Landschafts-malerci, door Theodor Trimracl als l feuilleton in de Wecner Neuc Freie Prc**c van 21 September geleverd, verdedigt de schrijver met

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl