De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 29 september pagina 6

29 september 1889 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.640 geweest; zij stierf echter kort vóór het huwelijk, en sedert dien tijd leefde de heer Wenzel stil en «eözaam voort, 's Morgens werkte hij op 't bureau van «enen rechtsgeleerde, na het middageten maakte hij een kleine wandeling door het park der stad en dan zat hij tot laat in den nacht op zijn zolderkamertje, waar hij alle mogelijke manuscripten in leesbaar schrift overbracht. Daar hij eene zeer schoone hand schreef en een zekere mate van ontwikkeling bezat hij had de laag ste klassen van het gymnasium doorloopen on brak hethem maar zelden aan arbeid. Ik was een jong student, jong aan jaren, jong aan academische semesters, toen ik voor het eerst met den heer Wenzel in aanraking kwam. Ik wilde eenige vluchtig geschrevene dictaten over laten schrijven, en daar er voortdurend plaatsen in voorkwamen die nadere aanduiding noodig hadden, zoo ge schiedde het, dat ik dikwijls en veel met den heer Wenzel sprak. De eenvoudige eerlijke man trok mij aan. De trouwhartige klank zijner stem, de blik zijner vriendelijke oogen had iets zoo roerends en sympathieks voor mij, dat ik meer dan noodig was de steile trap naar het zolder kamertje opging. Langzaam ontwikkelde zich tusschen ons eene soort vriendschappelijke verhou ding, die steeds grooter werd, en eindelijk van de zijde van den ouden man een onbegrensd ver trouwen deed ontstaan, d at zich in allerlei intieme mededeelingen eenen uitweg baande. Het was een heldere, bijna weemoedig heldere herfstavond. Ik zat met den heer Wenzel aan het venster en keek naar buiten naar het vrien delijke landschap en dan weer naar binnen, waar de kleine ruimte zoozeer in tegenstelling was met de heerlijkheid der natuur. De stralen der onder gaande zon verlichtten even de ijzeren deur van een kast in den muur, die even als de wanden geverfd, en voor deze omgeving veel te soliede en te mooi bewerkt was. Deze kast had ik nog nooit opgemerkt. Ik herinnerde mij, dat mijn vriend hier altijd zijne kleeren tegenaan hing, zoodat de deur onzichtbaar was. Nu echter wa ren de haken gebroken, zoodat het heden onmo gelijk was de kast te bedekken. »Ge schijnt hier geheime schatten te bewaren," zeide ik naar de kast wijzend. De heer Wenzel kreeg een kleur. »Zeker", zeide hij met bevende stem, »het eenigste wat ik bezit." »Die ijzeren deur ginds," zeide ik na een poosje, »zal wel niet den verhuurder dezer woning behooren ?'' »Ik heb ze zelf laten maken voor zuur ver diend geld,'' antwoordde hij. «Voor u heb ik geene geheimen: zij moet mij beschermen tegen ' dieven en inbrekers . . ." Hij ging naar de kast, opende ze en nam er eene kleine zwarte cassette uit, die van drie hangsloten voorzien was, en oogenschijnlijk in langen tijd niet geopend was geworden. »Ziet ge, lieve vriend," mompelde hij zichtbaar aangedaan, «deze cassette is de troost van mijn leven, zonder haar was ik al lang te gronde ge gaan" . . . Hij nam zijn grooten zakdoek met blauwe bloemen en veegde met veel zorg de stof van het deksel af. «Zij is een erfstuk van mijnen vader," zeide hij weemoedig. »Drie dagen vóór zijnen dood riep hij mij aan zijn bed en gaf mij dit kostbare voorwerp. Ik moest hem beloven, het goud dat er in is, slechts in het uiterste ge val van nood te nemen. «Veel kan ik u niet na laten," zeide hij treurig, sinaar in de gevaren des levens zal liet u eene geruststelling wezen te we ten, dat ge iets bezit, wat u voor ondergang kan bewaren. Het is niet veel, ik herhaal het, maar het is echt goud! Open nooit de cassette om u te redden uit eene voorbijgaande verlegenheid l Slechts aan den afgrond, slechts dan als ge geeneu uitweg meer weet, kunt ge uw toevlucht ne men tot dit kostbare kleinood. Zweer dit bij alles wat u heilig is l" . . . Ik heb het gedaan en mijn eed trouw gehouden." »Zijt ge dus nooit in groote verlegenheid ge weest ?" «Dikwijls heb ik het zwaar te verantwoorden!" zeide de heer Wenzel met bitteren glimlach. »Nog vóór drie jaren toen ik den wijsvinger der rechterhand bezeerd had. Negen weken lang kon ik niet werken en de paar geldstukken, die ik opgespaard had, verdwenen wonderlijk gauw. De gedachte: hoe zal dat gaan ? maakte den toe stand nog erger. Eindelijk kreeg ik harde koortsen. Ik ijlde. Maar te midden der folterende gedachten troostte mij dit denkbeeld: »de cassette". Dade lijk werd ik rustig. Ik wist, dat ik in het ergste geval nog hulp had ! Dat troostte mij en gaf moed. Tot nu toe had ik mij tegen de noodza kelijkheid, de cassette te moeten openen, verzet; thans nu ik mij met deze noodzakelijkheid had verzoend, keerde de vrede in mijn ziel terug en veertien dagen later was ik genezen, juist te rechter tijd, om nog zonder hulp der cassette in het goede vaarwater te komen. Zoo zou ik u nog menig geval kunnen vertellen, waarin slechts de gedachte aan dit kleine voorwerp mij het hoofd heeft doen omhoog houden in den strijd met de belemmerende machten. O gezegend zij dit ge schenk! Gezegend de gever!" »En ge hebt nooit aandrang gehad het kistje eens te openen en den inhoud tenminste eens te bekijken?" De heer Weuzel maakte een afwerende bewe ging. »Ik heb een belofte gedaan." zeide hij ernstig. «Maar zoo kon het geschieden, dat ge nooit zoudt zien". .. Hij liet mij niet uitspreken. «Als ik sterf, vóór de nood zoo hoog gestegen is, ja ! maar ge ziet, ik ben niettegenstaande mijn zeventig jaren nog krachtig. Op mijnen uegeutigsten verjaardag ik vergat u dat te zeggen mag ik het kistje openen, ook wanneer ik, wat ik vurig hoop, op dat oogenblik niet in groote verlegenheid verkeer." «Eene eigenaardige bepaling." »Ja, ja, eigenaardig! Mijn zalige vader was wat de menschen een wijsgeer noemen, een schoen maker zooals Jacob Bonman, maar niettegen staande zijn handwerk had hij een helder hoofd en dikwijls de vreemdsoortigste gedachten." De heer Wenzel zweeg en keek naar het vurige uitspansel, waar de zon als een gloeiende bol onderging. «Sterf ik vroeger," zeide hij na een poosie te hebben nagedacht, «dan is er voor gesorgd dat mijn kleinood in goede handen komt. Ik heb, dat weet ge, geene bloedverwanten. Mijn testament is gemaakt en gij, beste vriend, erft alles wat ik bezit." Wij bloven praten tot midden in den nacht. De heer Wenzel moest nog werken; ik echter verliet het zolderkamertje, in nadenken verzonken, en dwaalde nog langen tijd door de eenzame straten der stad. Vier weken later werd mijn vriend Wenzel begraven. Hij was plotseling ge storven. Diep bedroefd begaf ik 'mij den vol genden dag naar de zolderwoning, om mijnen ouden vriend nog eens te zien. Het was treffend, den grijsaard in deze armoedige omgeving te zien liggen. De volmaakste vrede en zielerust lagen als het morgenrood van een beter leven op zijne trekken verspreid. Al het harde en smartelijke, door een vreugdeloos bestaan in dit gelaat gegrifd, was verdwenen. Om de lippen speelde een zachte glimlach. Ik en twee oude heeren, met wie de heer Wenzel van tijd tot tijd een enkel glas bier ge dronken had, waren de eenigen, die het stoffelijk overschot de laatste eer bewezen. Tot de kleine erfenis behoorde ook de cassette. Het was voor mij een roerend oogenblik toen ik ze opende. De cassette was ledig. Aan de binnenzijde van het deksel waren met onzekere hand de volgende woorden, bijna on leesbaar, geschreven. Ik ontcijferde het volgende: «Mijn eenig geliefde zoon ! Ik kan u niets, niets voor de lange reis door het leven meegeven, dan mijn' zegen. lu wan hoop heb ik menig uur doorgebracht dat het zoo is: maar onze wensch verandert niet de koude werkelijkheid, die geen erbarmen kent. Ik ben op de gedachte gekomen u in deze cassette een schijnbaren schat mede te geven in het leven. Uwe belofte verzekert mij, dat ge slechts in hooge noodzakelijkheid het slot openen en het raadsel ontcijferen zult. Dan echter zijt ge al zoo ver verloren, dat deze teleurstelling u niet dieper neerdrukken zal. Zoo lang ge echter de cassette gesloten houdt, zal de gedachte, dat u nog een laatste toevlucht overblijft, u als een bondgenoot in den strijd om het'bestaan bege leiden. Bereik ik mijn doel, dan is het onver schillig of de schat, dien gij nooit aanraakt, in uwe verbeelding of in werkelijkheid bestaat. Ik hoop, dat deze regels nooit onder uwe oogen zullen komen. In trouwe, oprechte liefde Uw Vader." Ik was sprakeloos, 's Nachts had ik een won derlijk visioen. Ik zag een bleeken, ernstigcn man met een gelaat vol oneindige goedheid. Als een dun weef sel, dat verschillende kleuren toont al naarmate men het van de eene of andere zijde ziet, zoo zweefde de bleeke verschijning onduidelijk heen en weer, nu eens geloofde ik den vader van mijn gestorven vriend, dan weer meende ik eenen dier stille helden te zien, wier bestaan opging in liefde voor de lijdende broederen ..... De gestalte naderde mij en zeide: »Ge kent mijnen armen, innig geliefden zoon, de zieke, duldende menschheid! Zie ik draag in mijne handen de cassette van 't geloof, /ij be vat troost voor alle kwalen dezer aarde: een zalig leven hiernamaals. Ik wil de rnensdiheid deze cassette geven, zij moet verzorgd worden als een kostbaar kleinood" ... En het bleeke, van liefde stralende beeld verdween weemoedig in het duister van het middernachte lijk uur. VOOR DAMES. Mode. Vrouwenlileeding. MarolÜManKch. Vorstinnenmalen. De Amcrikarmsche. De Parisienne komt weer naar Parijs. Het moet de tallooze vreemde dames getroffen hebben, dat zij op tentoonstelling en boulevard geen enkel van de costumen ontmoetten, voor welke men naar Parijs gaan zou, die nieuwheid, distinctie en sierlijkheid vereenigen. Hier en daar een mooi kleedingstuk, het nieuwkoopje eener provin ciale ; hier en daar iets nieuws de poging eener excentrieke vreemdelinge die haar eigen smaak poogt te handhaven; maar de harmonie der Parijsche toiletten, die het nieuwe mot het acsthetisch schoone weten to veroenigen, werd gemist. En, wonderlijk genoeg, ook diegenen onder de vreemde dames die zich niet weten to klecden, heb ben genoeg oog voor toilet, om dat terstond op te merken en het gemis ervan te gevoelen. Met de laatste dagen begon het reeds te veran deren. De trekvogels komen terug uit de Pyre neeën en van het zeestrand; de lanen van het Bois, en zelfs nu en dan de warme theaters zien weer bekende gezichten en toiletten, waaraan zorg besteed is. Vele dames maken dan ook een korte verschijning te Parijs, juist om het toilet. De jacht begint; velen blijven tot Kerstmis op de kasteelen; men wil met de modiste raadplegen en zich dan de koffers vol laten nazenden, jachtcostumen, diner-, bal- en gekleed huistoilet. Al dat traais komt nog niet te zien; het eenige zijn nog najaarscostiiuieii. Onder dezen merkt men als nieuw op : een kort manteltje van zilvergrijs laken, met schouderstukken, die naar voren en naar achteren een driehoek vormen. Uit de schoudernaden ontwikkelen zich twee kragen, een kortere en een langere; de laatste reikt pre cies tot aan liet middel. De kortste kraag vormt op de schouders de gewone epauletten; het man teltje wordt ook wel van fluweel genomen. Eene algemeene opmerking is, dat, in strijd met eene poging van een enkel magazijn, de man tels weer zeer kort of zeer lang gedragen zullen worden. Zwart geldt dit jaar niet als gedistin geerd ervoor; men draagt het enkel op zwart. Do jacquettes zijn weer sluitend; de mouwen, van boven ruim doifend, loopen nauw naar den pols af. Men maakt ze veel van matelassézijde; als garnituur dient meest het fraaie moderne passementwerk, guipurepunten. De groote quaestie, die der tournure, is nog niet geheel van de baan. Wel is waar zijn de twee stalen veeren uit den henedenrok verdwenen en ook het paardehaar, dat men tot heden wel in de achterbaan voerde; maar een paar kussen tjes meent men nog niet te kunnen missen; vooral in do robes d'intérieur worden ze nog algemeen aangebracht. De geheel gladde rok staat natuurlijk niet iedereen; men is dan ook spoedig begonnen, voor wat corpnlente personen de voorbaan van terzijde wat op te nemen, en voor zeer smalle, dames draperiën op de heupen toe te staan, die oen soort vjm panier vormen ; de achterbaan wordt niet meer in twee groote plooien, maar in tallooze zeer smalle vastgehecht. Voor de winter zullen er weer veel zwaro stoffen gedragen worden; het fluweel zal weer heersenen; laken zal met bont gegarneerd worden, ook voor japonnen; passementwerk is aan de orde. Van modekleuron is nog niets te zeggen; alleen kan men zeggen, dat oude en jonge dames dezelfde kleuren dragen, en dat nieuwe nuancen van groen de oudere verdringen. * * * In de jaarlijbsche vergadering der British Association heeft zich ook eene sectie met de vrouwenkleeding bezig gehouden. Mrs. Carmichael Scopes trok met hare gewone heftigheid tegen het mo dern costuum te velde, noemde het ongemakkelijk, onzindelijk, gevaarlijk, enz., met name de hooge hakken, die de inwendige organen verplaatsen. de ruggegraat krombuigen, do hersens benadeelcn", om van erger ongevallen niet te spreken. Zij sloot met de gewone redeneering tegen het corset, maar vond daarin een ongewone bestrijding onder de aanwezige dames. Miss Findlay achtte de gevaren van het rijgen sterk overdreven; 'Miss Lydia lincker hield corsetten voor noodzakelijk, voor gezondheid, gemak en schoonheid, en ten slotte sprak de bekende voetreizigster Mrs. Barstown tot algemeene verwondering eene wanne pleitrede voor het corset uit. en verklaarde dat liet haar zonder dit niet mogelijk zon geweest zijn, hare uitgebreide voetreizen in Zuid-Amerika te maken. Toen men uiteenging, was er omtrent de klecding der toekomst" niets beslist. * * * . Aan de Marokkaanscbe keuken, zooals die op dit oogenblik door het gezantschap uit Marokko te Parijs in praktijk gebracht wordt, valt niet veel te ontieencn. De gezant en zijn geheele gevolg eten hetzelfde en iedercn middag hetzelfde, ledere maaltijd bestaat uit een schaap, twintig kippen en twintig duiven. Een speciale offeraar" is met slachten belast; het schaap wordt in vieren ge sneden en aldus toebereid. In ecu groote braadpan maakt de kok een bo dem van boter, veel uien, tien stuks knoflook, tomaten, zout, roode en zwarte peper, kaneel, krnidnagelen, petersolie, anijs en verschillende andere specerijen; hij laat alles een kwartier bra den en doet er dan het heclc schaap mot al zijn vet, de kippen en de duiven in. Een halfuur later is het gaar en men dient het schaap op met een garnitunr van rijst, aulierrjiiics (eene groote paarse vrucht, uit Algeriëingevoerd, die men te Parijs reeds veel eetl, kleine pompoenen en kweeperen. De hoogsfon in rang hebben natuurlijk van den schotel het uitzoeken, maar voor allen is hij gelijk. Als drank is er dit verschil, dat de minderen schoon water drinken, de hoogeren orgeade of water met bessensap. Er reist met de ambassade ook een geneesheer, die op de overvaart een krachtig middel tegen hoofdpijn in praktijk bracht. Een neger had hoofd pijn en beproefde te vergeefs, die met schijfjes citroen tegen de slapen te verdrijven. De dokter greep toen den patiënt bij het hoofd, beet hem het vel tusschen de wenkbrauwen met een fliiiken ruk aan bloed en nam toen de ooren van den zieke, die hij zoo omtrok dat de spieren kraak ten, .... do hoofdpijn was verdwenen. * * * Wat is een vorstinnenmaal ? De verschillende vorstinnen vatten het geheel verschillend op. Ko ningin Victoria houdt van de Schotsche keuken ; zij begint haar maaltijden altoos met een soep van havermeel. Ook houdt zij veel van rauweii ham, die zij uit Spanje laat komen, uit Treveles, in de provincie Grenada; zij drinkt bier en eet een bijzonder soort brood, zeer gaar en zeer dicht. De koningin van Zweden voedt zich su'ustantieeler; bij iedcren maaltijd bicfstuk, dikwijls ge rookte zalm en croquuttes van booaen, eieren en melk, in olie gebakken. Aan het Duitscho hof wordt de Eransche keuken gevolgd, maar sedert den nieuwen keizer onder Duitsche namen. Keizerin Victoria intusschen houdt van Engelschc gerech ten en vooral van pudding en gebak. De beste tafel ia Duitschland wordt, naar men beweert, door de hertogin van Baden gehouden, die zelf van koken houdt en altoos zelf koffie zet. Aan het Italiaansche hof wordt altoos uit gou den servies gegeten. Men drinkt er enkel Itali aansche wijnen en eet er altoos fritto, een gerecht uit artisjokken, hanekammen en hanelever be staande. De gravin van Parijs heeft de Engelsche keuken aangenomen; bij den hertog van Aumale dient men iederen dag knofiooksoep aan het dcjenner, naar beweerd wordt. Koningin Isabella eet iederen dag den Spaanschen cocido, een boonengerecht met evenveel toe kruiden als een rijsttafeï, en ook iedcren dag rijst a la valencienne (rijst met appels en braadworst). De koningin-regentes Christina heeft hare Oostenrijksche keuken niet vergeten en eet compöte bij het gebraden rundvleescb, vooral kersen-o) besseneompóte. Zij heeft ook eene Oostenrijksche bakkerin meegenomen, omdat het Spaanscbe brood haar niet smaakte. * * De positie der vrouw in Noord-Amerika mag nog steeds door die der oude wereld benijd wor den. Do vrouw staat er sociaal en intellectueel hooger dan in Europa. Geen gebied van mensehelijkc werkzaamheid is daar voor haar geslo ten en zij weet op ieder gebied thuis te zijn. liet is waar dat men er geen vrouwelijke hout hakkers of hoefsmeden ziet en geen vrouwelijke volksvertegenwoordigers; alleen dit laatste is baar verboden, maar het eerste komt waarschijnlijk niet met haren smaak overeen. De machine, tot in de eenvoudigste vakken in gedrongen, staat den Amerikaan toe, zijn lichaams kracht te besparen, maar daardoor ook is iedere vrouw sterk genoeg voor ieder vak. Zc-Hs in het huiselijke helpt de machinerie vaak eene dienstbode uitsparen. Te Xew-York worden geen aardappelen met de hand geschild, geen messen geslepen, geen eiwit geklopt, geyn vruchten lijn gemaakt, geen boonen gesneden, geen linnen gewasschen; alles gaat machinaal. Het is waar. dat deze tijd en krachtbcsparing alleen aan de dienst boden en do Duitsche vrouwen in Amerika ten goede komt, want de Amerikaanscbe bokuiiimcTt zich weinig om de keuken, maar het vereenvou digt toch ook haar huishouding. De Amerikaansche vrouw leert meer en langer, dan de man. De meisjes gaan nog een paar jaar school, als de jongens reeds in do zaken zijn. Alle scholen zijn voor haar toegankelijk, do pitlilie schools, de (jraininar schools, cotteyes en uiuccrsities worden door knapen en meisjes gemeenschappelijk bezocht; alleen do bijzondere scholen zijn vuor een van beide geslachten. In de gemeenschappe lijke scholen zijn meest de meisjes oplettender, ijveriger, intelligenter dan de knapen; daarenbo ven blijven zij langer, het is dus niet te verwon deren, dat zij later, als advokatun, dokters, onder wijzeressen, een goede carrirrc maken. Kunst, wetenschap, letteren, worden ilan ook in het later leven, in het gezin, voornamelijk door de vrouw onderhouden. I>e commissiëii vau on derwijs besta.in ook meest uit vrouwen; zc\fs i.s in Montana de superintendent van deu hoogen raad van onderwijs cenc vrouw en nog Mei een half bloed Indiaaiische. De hoogere graad van beschaving der vrouw verklaart ook de groote vereering, die haar door alle mannen bewezen wordt; on het gwig weer van deze vereering en beleefdheid is bet w:i;\rdig gedrag der meeste vrouwen. Ook de man is toi(ui\18 19 20 21 22 23 g5 x f<; eO \ fG fG fi! fö_ g3 g3 _. h.3 gl - hl Opgegeven. Deze partij werd fG ^ * 18 h8 f2 op verzoek der leden door f8 h,8 g7 f'8 den Heer Bird weder met wit begonnen. Gespeeld op het tournooi te Amsterdam, Burn. Bauer. Wit. Zwart. l 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 1G 17 18 d2 c 2 bl e 2 dl c4 a2 b3 c5 bl c3 cl al d2 el fl f.'! d4 cl c3 e3 b3 c5 X b3 bl X bG b5 a4 j-2 dl bl d2 x b5 b5 e2 d 7 df> c.8 f5 e7 cG c7 ei; f8 dG d8 bG ho x b;.; dG c 7 b 7 b5 c7 X bG g8- e7 bG c7 f7 f G c8 f7 h8 d8 cG x b5 a7 aG e7 cG b8 d7 a7 a."» cG - bl c7 dG g? - g'r' f7 e7 a8 b8 b8 a d7 _ bG Deze partij is tot 90 zetten doorgespoeld en eindelijk door Burn gewonnen; van dit oogenblik echter is alle belangstelling (schoone combinatiën kwamen er niet in voor) opgehouden ; hier en daar werd een stuk afgeruild, zoodat Burn einde lijk met ecu Koning en Dame tegen Koning en 'ioren overbleef, en ten slotte won. 10 b4 c3 20 1)2 b4 21 bl b.r> 22 dl al 23 hl dl 21 g'2 g.'S 25 i 3 el 2G al - 1)2 27 b2 (13 Gunsbcrg. Wit. Burn. Zwart. 12 13 11 15 10 17 18 19 20 21 22 23 21 28 29 ;so b l cl e2 dl c3 g5 e4 gr, x f»; c3 X e4 e4 - g3 gl f 3 (14 X c5 al X '11 c2 c3 4 02 G 7 8 O 10 11 d7 g8 c7 d5 g7 f7 c7 1)8 d8 f8 c8 (15 fG eG i G c5 cG dl X c5 d7 cl 31 c.> 32 cl 33 d3 31 el 3; 3G 1)3 37 fl 38 g2 39 h2 40 d3 41 c2 b4 b5 f4 o c4 f4 d-l f l al hl e2 3i5 d3 e4 cl cl f2 fl cl c3 h3 (13 c;> cG a8 o7 f G (18 c8 c8 o( a5 d8 f G c8 c 5 el e.) (17 e 5 b7 eG a5 1)3 X g3 c2 h-i c.) bG e5 _ 1)3 dl f5 f4 c8 -i gl X h', f7 f G h') «G 1)8 c 8 gG f7 di b3 b3 a5 f7 - gG fö15 f4 X g;! en: pas: e5 c 4 a5 X ('* c4 c5 Opgegeven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl