De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 6 oktober pagina 2

6 oktober 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.641 zich verwonderen en verheugen over de veelzeg gende mimiek, het veelzijdige gebarenspel en de voortreffelijke en fraaie standen van dezen acteur. Uit alles en alles" bleek, dat hij, zoo goed als de beste, bekend is met de tallooze hulpmiddelen en geheimen van zijn kunst, dat hij weet wat hij wil en kan wat hij wil. Maar juist dit scheen ons niet zelden een gebrek. De heer Mitterwurzer liet ons te vaak merken, wat hij wilde, verborg ons niet altijd genoeg de middelen, waardoor hij zijn doel be reikte en schaadde niet zelden door te groote bestudeerdheid de natuurlijkheid van zijn spel. Het eenige oogenblik waarop hij ons don krank zinnigen Harleigh werkelijk voor oogen wist te tooveren en den acteur Mitterwurzer te doen vergeten was aan het slot van het 2de bedrijf, waar hy Henri Maxwell herkent en zijn verstand herkrijgt. Hier sleepte hij ons werkelijk mede, maakte hij werkelijk een overweldigenden indruk op ons. Hoe men Ein Lustspiel", blijspel in 6 (waren het er niet 7) tafereelen, tot openingsstuk kon kiezen, is ons vrij wel een raadsel. Niettegenstaande het uitstekende spel van den Weener gast, die als Director Bergheim van zijn rol maakte, wat er van te maken was en ons niet zelden aan van Zuylen deed denken, vonden wij dit Lustspiel niet bijzonder lustig en werd het ons opnieuw duidelijk, dat de tijd van Benedix vrij wel voor bij is. Over het gezelschap dat met Mitterwurzer op trad is het natuurlijk even onmogelijk reeds nu een bepaald oordeel te vellen. De heer Pittman, een oude bekende, wist ons in het tweede stuk van tijd tot tijd werkelijk nog eens aan het lachen te brengen en was OOK in het eerste goed op zijn plaats, hoewel hij misschien iets deftiger had kun nen z\jn. Ook zijn vrouw, die hier niet min der goede herinneringen had achtergelaten, wist in de kleine rol van Frau Waltrop haar ouden roem te handhaven en toonde zich op nieuw een goede komische Alte." Franlein Güstinger. die in het eerste stuk a!s Anna niet meer dan voldoende was en die daarin tot over maat van ramp onder een leelijke blonde pruik haar lieve gezichtje bijna geheel weggcsmokkeld had, was in het tweede als herboren en maakte ale Ernestine een zeer gunstigen indruk Fraulein Krause toonde zich een vlugge en pittige ingénue, die er alleen voor te zorgen heeft, dat zij hare stem volkomen in bedwang houdt. Als geheel maakte de voorstelling, ook wat regie en mise-en-scène betreft, een goeden indruk; alleen de salon van Franciscallainwald had smaak voller kunnen zijn. Do heeren van Lier hebben er, gelooven wij, dan ook slechts voor te zorgen, goede en liefst hier nog niet vertoonde stukken op te voeren om op de belangstelling van het publiek te kunnen rekenen. Den heer Mitterwurzer hopen wij spoedig in een belangrijker rol weer te zien; het slot van Sie ist wahnsinnig", doet ons daarin van hem het beste hopen. Reeds nu toonde het publiek zich zeer tevreden en riep hem, vooral na het eerste stuk, herhaalde malen terug. Over zijn spel als Oberst von Tschernitschefi", waarvan een groote roep tot ons is gekomen, is het ons onmogelijk in dit nummer verslag te geven, daar de voor stelling van Coquelin ons Donderdagavond naar den Stadsschouwburg riep. Naar.wij hopen stellen de heeren Van Lier ons en velen met ons nog wel in de gelegenheid deze schade in te halen. De naam van den grooton Coquelin had ook ditmaal zijn tooverwerkiug weer niet gemist. Een uitgelezen schare, die den Stadsschouwburg op alle rangen tot in de kleinste hoekjes en gaatjes vulde, had zich Donderdagavond opgemaakt om den lieveling der Parijzenaars in Le gendre de M. Poirier te verwelkomen en toe te juichen. Deed zij het eerste met veel hartelijkheid en goeden luim, het tweede ging haar, zoo mogelijk, nog beter en guller van de hand. De vertooning van het prachtige en overbekende Catelijne dan voor de aanzienlijke poor terszonen, die hem de eer hunner belangstel ling hebben bewezen, zijne talenten tcn-toonspreidt. De heeren sehertsen soms vrij ruw met de knappe schenkster, maar deze toont, dat zij geene bloode pimpelmees, maar een hartig Vlaamsen kind is Zij is vrij en frank met de heeren. maar zorgt er veor, dat de j heeren niet te vrij en te frank met haar kun nen worden.... Op nieuw ontsnapt een bange, zachte kreet zijne lippen. Nieske, lijdend, bijna ster vend, door zijne schuld hij kan dat beeld niet uit zijne verbeelding wegdringen. Plot seling springt hij op, doch valt even spoedig weer neder op zijn stoel. Er dient een be sluit te worden genomen. Het loopt reeds naar den noen, en hij moet te vier uren ter Academie zijn. Het noodzakelijkst is een brief aan Nieske. Hij neemt een snel be sluit. Zoo hij haar vijftig guldens zendt, met belofte binnen vier weken het ontbrekende aan te vullen, is zij gered. In elk geval voor den eersten nood geholpen Hij weet, dat hij die geldsommen zal ontvangen. Hij mag niet aarzelen, ware het ook, dat groote ongelegen heid hem trof. Het is of zijn oog vochtig wordt hij ziet de mooie, zachte, geduldige Nieske, zooals zij te Leeuwarden zij ne vrouw werd.... In een oogenblik heeft hij twee brieven ge reed gemaakt, een aan Lamrinck met last Nieske vijftig gulden te brengen, een aan haar zelve met wonderschoone troostredenen en beloften, met het verzoek vooreerst te Franeker te blijven, daar hij binnen een paar maanden zelf zal komen, om op alles orde te stellen, en zijn inboedel vrij te maken. Dan zullen zij te zamen naar Amsterdam terugkeeren, en dan voor goed samen betere dagen doorleven. Met een zucht van verlichting staat hij op. Hij heeft waant hij als een ridderlijk echtgenoot gehandeld. Schielijk snelt hij den winkel van V o s k u y l uit, den Dam op en naar den Nieuwendijk, om het noeiimaal te gebruiken. Zoodra hij, na den maaltijd in de Poort van Londen, op den Nieuwendijk, te hebben tooneelspel voldeed dan ook aan meer dan hooge eischen en verschafte een kunstgenot, zooals men dat hier waarschijnlijk in langen tijd niet heeft gesmaakt; en dit niet alleen wat den beroemden gast betrof, integendeel, het viel ons op en deed ons goed. dat ook de overige medespelendcn, zon der uitzondering, zoo volkomen voor hun taak be rekend waren en een samenspel te genieten ga ven, zoo keurig en sierlijk, zoo tot in de kleinste puntjes bestudeerd en uitgewerkt en toch ook weer zoo natuurlijk en ongekunsteld, zoo smaakvol en artistiek, dat men ondanks zichzelf moet uitroe pen : welk een heerlijke kunst is de tooneelspeelkunst en welk een eenige tooneelspelers zijn de Franschen toch! Wie heeft ooit de leugen in do wereld kunnen schoppen, dat do groote Fransche acteurs bijna zonder uitzondering optreden in een omgeving, waarvan nauwelijks n lid aan middel matige eischen voldoet? De troep, die Coquelin vergezelt, bevat krachten, die menig tooneelbestuur hem met recht zou kunnen benijden. Een tooneelspeler als de heer Duquesne, als de heer Mayer, als .... doch wij dwalen af. In onze zucht te verdedigen, wat men onzes inziens ten onrechte heeft aangevallen, vergeten wij te prijzen, wat waarschijnlijk niemand zal aanvallen en dat is niet rechtvaardig. A tont seigneur tout honnenr. Vóór alles ons compliment aan Coquelin! Doch hoe hem te complimenteeren? Zoo wij zijn creatie van Poirier naar waarde zouden willen schatten en prijzen, zouden wij over vrij wat meer ruimte do beschikking moeten heb ben, dan ons in dit weekblad ia vergund, zouden wij bijna ieder tooneel moeten aanstippen, bijna iederen volzin onderschrappen. Onze acteurs, waarvan ik er tot mijn vreugde velen in den schouwburg zag, kunnen vóór alles twee belang rijke dingen van hun Franschen collega loeren. In de eerste plaats, wat composer un róle beteokent, in de tweede, tot welk een aanzienlijke hoogte de wclzeggingskunst bij de Franschen is gestegen en welk een ontzagwekkende effecten daarmede te bereiken zijn. Coquelin was werke lijk in merg en been, van top tot teen de onuit staanbare, koppige, ijdele en onhandelbare rijk geworden koopman en wist tegelijkertijd de ontelbare gecstigheclen, die de auteurs deze persoon in den mond leggen, zoo geheel met de voor te stellen persoonlijkheid in verband en overeenstemming te brengen, dat noch de eerste, noch do laatsten daaronder leden, dat een geheel verkregen werd, even waar als geestig, even juist als komisch en het ons bijna onmo gelijk werd gemaakt te gelooven dat wij den too neelspeler Coquelin en niet den ex-koopman Poirier voor oogen hadden. liet glanspunt van den avond, zou hiervan bij zulk een vertolking tenminste sprake kan zijn, was misschien wel het Ie tooneel j van het 3e bedrijf, waar Poirier zich op zoo i onnoozelc wijze door zijn schoonzoon laat vangen l en bedotten. De eenigo vrouwenrol in het stuk, die van Antoinetto, de dochter van Poirier, werd vervuld door Mad. Guyon. Dezo dame, die haar uiterlijk niet met zich heeft, die in haar kloeding weinig smaak aan den dag legde, die over geen zeer uitgebreid of breed gebarenspel te beschikken heeft en bovendien voor deze rol eigenlijk niet jong genoeg was, wist niettegenstaande dit alles op ons een gunstigen, zelfs zeer wcldadigen in druk te maken. Waar zij dat dan aan te danken had? Zoo wij ons niet bedriegen aan haar stem, die, ofschoon, zeer zwak, liefelijk en welluidend was en aan haar wijze van zeggen, die aan ledere lettergreep den juisten toon, aan ieder woord den juisten nadruk, aan iedcrcn volzin hot juiste tempo wist to geven. De heeren Duquesne en Mayer waren in hun respectieve rollen volkomen op hun plaats en wat zij wezen moesten. De eerste vertolkte zoowel de komische als dramatische gedeelten van de zware rol van Gaston op een wijze, die ons met groote achting voor zijne gaven en kunst hebben vervuld. genoten, weder naar den Dam wandelde, hield hij zich bezig met de gedachte, hoe hij in de toekomst de voor Nieske noodige geldsom men zou kunnen bijeenbrengen. Hij had reeds maatregelen Benomen op raad van V o s k u 5-1. Onderhandelingen waren door hem geopend, om de exemplaren zijner kunstuitgaven, die hij uit Franeker had medegenomen, aan den man te brengen. Toen hij den Dam bereikt had, snelde hij niet als gewoonlijk naar de Gast huissteeg, maar liep in de richting van de nieuwe Beurs, acht jaren geleden voltooid. Ter hoogte van den Vijgendam gekomen, haastte hij zich naar de Bcurssluis en na derde een huis, op den hoek van de Beurs gelegen, waarvan het uithangbord : »In d' Iraliaanschc Bijbel" te lezen gaf. Toegelaten tot den bewoner, die in een klein kantoortje achter een boekwinkel aan den arbeid was, vond hij dezen in zeer opgewekte stemming. »Sinjeur Starter!" riep hij.?»Gij koomt, of men u geroepen hadde! Ik heb goede tijdinge " De man, die zoo sprak, was in 1021 een der grootste boekhandelaars en uitgevers van Amsterdam, Cornelis L o d e w ij c k s zoon Van der Plasse. Ieder kende hem. V a n der Plasse, boekvcrkooper aan de Beurs in d'Italiaansche(n) Bybel, was een naam en een adres, aan elk min of meer beschaafd burger bekend. Als uitgever van tooneelstukken onderscheidde hij zich door de fraaie gothische drukletters en het zware Hollandsche papier. In de laatste vijf jaren had hij gedurig nieuwe verzen en iiedcboeken, vooral van den in 1G18 overleden dichter Gerbrand Adriaenssen Breder o uitgegeven. Toen hij Starter goed nieuws aankon digde, had deze al zwijgend en met gespan nen aandacht naar het vervolg zijner toe spraak gewacht- Van der Plasse, een zwaarlijvig man, van een veertig jaar ongeveer, met hoogrooue gelaatskleur, logde eerst een bundel papieren ter zijde, stond van zijn zetel op, en zeide, terwijl hij Starter 's hand drukte: «Veertig exemplaren van uwe groote koper plaat, de lijkstatie van Graaf W i 11 e m De laatste gaf een uiterst beschaafden en eleganten Duc de Montemeyran. Ook de heer Jean Coquelin voldeed als Verdelet zeer goed, zonder dat wij daarom zouden durven beweren, dat van deze fraaie figuur door scherper typeering nog niet meer ware te maken geweest. De kleinere rollen waren allen in goode handen. De Vatel van den heer Deroy was zelfs zeer goed. Over de geheele voorstelling lag een waas van fijnheid, exquisheid en afgerondheid, die het veel geprezen en veel bewonderde tooneolspel van Angier en Sandeau behoeft en verdient, die het echter misschien maar al te vaak ontbeerd heeft en nog ontberen zal. De Fransche kunst en Co quelin, een van haar degelijkste en schitterendste vertegenwoordigers, hebben zich waarschijnlijk weer vele nieuwe vrienden verworven. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Dat: muziek in de hoofdstad" ik zeg niet die muziek in de hoofdstad gaat mij wei eens hinderen. Ik beken het openhartig. Komt het doordat het mij mij onwillekeurig herinnert aan Veemarkt te Amsterdam" of Aangekomen passa giers" of zoo iets ? Ik weet het niet. Maar do onveranderlijkheid van dien met de stiptheid van een chronometer wekelijks terugkeerenden titel past slecht bij het werkelijke leven, waarin alles veranderlijk, onbestendig, wuft is. Dit is zeker. Het stereotype: muziek in de hoofdstad" doet mij denken aan dien berg in de Ideeën van Multatuli, die of Multatuli juichte of leed, never mind maar rookte, rookte, rookte. Welnu zoo gaat het met de muziek in de hoofdstad ook", zij rookt wel niet, maar verschijnt, verschijnt, verschijnt. Eenmaal 's weeks verschijnt zij, verschijnt onver biddelijk als het noodlot, verschijnt met do onge voeligheid van een lantarenpaal, verschijnt netjes als het uiterlijk van een onberispelijk mensch, verschijnt.... slechts niet, wanneer er geen mu ziek in de hoofdstad geweest is en echter ook dan nog wel eens. Die regelmaat heeft, als alle regelmaat, iets erg droogs, nuchters, machineachtigs. Ze herinnert me ook aan den componist Haft', zaliger gedach tenis, van wien verteld wordt, dat hij eiken dag vast van l?4 uur componeerde en van deze ge woonte nimmer afweek.... Maar ik heb mér op muziek in de hoofdstad" aan te merken. Alsof nl. de muziek in de hoofd stad allén gevormd werd door die muziek, welke men tegen betaling kan hooren of waarop do pers vergast" wordt! Nota bene! Hoeveel muziek wordt er niet gemaakt, die nooit aan de oppervlakte treedt, maar zich nederig verschuilt als het madeliefjo en die toch schoon en goed is! O, als die verborgen giften en giftjas, die dagelijks op hè!: altaar der kunst geofferd worden, eens bij elkaar konden werden geteld wat een som zou dat vormen! En als allo talent en kunde, die in de hoofdstad verspreid, aanwezig zijn. zich eens in dienst stelden van ne onderneming maar het woord onderneming" klinkt alweer zoo dor welk een ensemble zou men verkrijgen! Indien alles, wat met cenig gevoel en bekwaam heid zong, pianospeelde, vedeldc, blies en trom melde, eens samenwerkte tot het daarstollcn van n machtig geheel welke zouden de gevolgen zijn! Ja, dat in een kleine zaal het publiek razend zou worden, maar men zou dan ook een gebouw moeten hebben, ruim genoeg om zulke klank massa's, als hier ontstaan zouden, te kunnen ver werken ! Berlioz beschrijft in zijn bloemrijke taal do uit werking van een dergelijk ideaal-orkest ergens aldus : Uit de duizend combinaties, welke met het door ons beschreven renzon-orkest mogelijk zijn. zou een rijkdom van harmonieën, een ver scheidenheid van klanken, een opeenvolging van contrasten voortspruiten, waar niets, wat tot dus ver in de kunst vertoond werd, hij zou kunnen L o d e w ij k van N a s s a u, waaronder uwe »Ly c k-K l ac h t e" geprint is, hob ik kun nen negotieercn aan de Edele Heeren der Admiraliteit dezer stede. Zij betalen mij honderd-en-twaalf gulden daarvoor. Na aftrek der mij competeerende commissie kunt gij de penningen ontvangen!" Het was of een lichtstraal over het gelaat van den dichter viel. Hij zou nu alles kun nen voldoen en Nieske gelukkig maken. Met trillende stem sprak hij : »Heb dank, vriend Van der Plasse! Mij kwelden allerlei onlusten, en nu kan ik met goede courage hedenmiddag mijne »D ar a i d e" gaan vertoonen in de Academie!" »Juist! Maar luister nu even naar mij. Zet u, dan kunnen wij nog eene andere affaire afdoen!" Van der Plasse keerde naar zijn zetel terug, nam een handschrift van zijne werlctaf'el en vroeg, zich tot Starter wendende: »Hebt ge den vermaarden poëet B r e d e r o zaliger, nu voor drie jaar ongeveer overleden, gekend?" 'Certein! Ik was in 1.014 vaak in zijn ge zelschap, voor ik naar Friesland vertrok. Geen geestiger, geen oubolliger vernuft dan Br e d er o! Het heeft mij groot chagrijn ge daan te vernemen, dat hij zoo spoedig moest sterven !" «Arme B r e d e r o ! Hij heeft zwaar gele den van allerhande miserion ! Jammer voor Dr. Cos ter en zijne Academie, dat hij zulk een compagnon zoo spoedig' moest verliezen ! Het is mijn voornemen eerlang een nieuwen druk van zijn »B o e r t i g h, a m o r e u s e n a e n cl a c h t i g h Groot L i e d b o e k" ter perse te leggen. Nu heb ik vele nieuwe boer tige en zinrijke lieückcns, meer dan tweehon derd onder zijne nagelaten papieren gevonden, die ik eerlang benelfens andere nieuwe wcr| ken zal uitgeven. Ik beu er tegenwoordig j mee bezig, om dezelve met sehoone, in koper gesneden afbeeldingen naar haren eisch en ' beboorte te versieren. Doch dit vordert veel tijd, daar de treffelijke kopergraveurs L e ) B l o n d en J a n van de V ei d e niet dan volmaakt werk willen leveren. Gij kunt oordeelen, of wij tijd moeten gebruiken, daar wij halen, en vooral een onberekenbare macht van de melodie, de uitdrukking en het rhythmus, een met niets te vergelijken doordringende kracht, een wonderbare gevoeligheid van de schakeeringen in het groot en in het klein. Zijn rust zou majestueus zijn als de rust van den oceaan, zijne bewegingen zouden aan de orkanen der tropen, zijne losbar stingen aan het donderen der vulkanen herinneren; men zou daarin het klagen, het murmelen, het geheimzinnig ruischen der oerwouden, de uitingen, de gebeden, de triomf- of treurzangen van een edelmoedig, liefderijk, hartstochtelijk-opbruisencl volk terugvinden; zijn zwijgen zou door zijn plech tigheid vrees inboezemen en de weerspannigsto naturen zouden huiveren bij het aangroeien van zijn, als een reusachtige brand knetterend zich uitbreidend, crescendo". Aldus Berlioz. En het moet gezegd worden: de effecten, met zulke groote massa's, als bier be doeld worden, verkregen, zouden ontzaglijk zijn. En stel nu alleen maar, dat alle bier bestaande liedcrtafels tot n samengesmolten werden wat een aanwinst voor do kunst zou dit al reeds niet wezen ! Doch we willen ons met deze en dergelijke droombeelden, hoe liefelijk ook, niet langer bezig houden; vooraleer zij verwezenlijkt worden, zal de profetie van Jesaja (11) moeten worden ver vuld, en do wolf met het lam verkeeren, en de luipaard hij de geitebok nederliggeii. O ja, want de verhouding van twee musici tot elkaar is gewoonlijk nog erger dan die van wolf tot lam, luipaard tot geitebok. Want laatstbedoeld gedierte gunt elkaar ten minste nog het zonlicht en de levenslucht, en vergeet b. v. in Artis zijne vorige veeten. Maar meent gij, dat twee in Artis opgesloten musici ooit zouden ophouden met tegen elkaar te blazen ? Weineen! Als een musicus weet, dat op de andere helft van onzen bol (ik meen de aarde) een andere musicus leeft is zijn genoegen al bedorven. Uitzonderingen op dezen regel zijn zóó zeldzaam, dat ze dan ook steeds als iets bijzonder merkwaardigs inde geschiedboeken worden vermeld. Tot deze categorie van uitzonderingen schijnen in de eerste plaats Schumaim in zijn verhouding tot Moridelssohn, en Liszt in die tot Wagner te mogen behooren. Schumann en Liszc schijnen genereuze, kinderlijke naturen te zijn geweest, bewaard voor den duivel der jalouzie. Maar mot deze twee is ook misschien de lijst der beslist on ijverzuchtige naturen, voor zoover bekend, reeds zoo tamelijk gesloten. Want men moet niet vergeten, dat mannen als bijv. Beethoven en Mendelssohn zich hunner,waarde en superioriteit boven bun tijdgenooten te veel be wust waren om noodig te hebben de verdiensten van anderen te verkleinen. Misschien zouden zij bij minder groot talent en zelf bewustzijn ook niet geheel van den zooeven genoemden duivel vrijgobleven zijn. Het is tenminste opmerkelijk dat b. v. van Beethoven zoo menige waardeerende uitingen om trent zijn beroemde tijdgenooten of voorgangers, Handel uitgezonderd, bekend zijn. Voor bet ove rige behoef ik bier do talrijke anekdoten, omtrent den ouderlingen naijver van meer of minder be roemde musici in omloop, niet nog eens in her innering te brengen. Aan dien naijver bobben we misschien trouwens de meesiurwerken te dan ken van een Gluck, die een Piccini den loef wildo afsteken, var. een lliindel, die ucsgclijks deed met Bononcini en Porpora, van een Donizctti, wiens Lucia di Lanimermoor een uiterste poging was om het van Bellini te winnen. Sommige talenten schijnen van die scherpe prikkels want aangenaam is de prikkel der jaloezie niet noodig te hebben, alvorens tot voile rijpheid te kunnen komen. Jaloerschheid, eerzucht moet dan dienen om hun energie op te wekken, om hcri hunne krachten te doen concentrceren, en dwingt ben tot werken en tot goed. j werken .... Dat leelijke neigingen tot iets schoons kunnen medewerken, wien zal liet verwonderen 'f En wat komt het er ook op aan, Itoe het voertuig zestien platen behoeven. Terwijl ik nu in de papieren van mijn zeer vermaarden rijmer zoek, vind ik dit handschrift, dat ik u bidde eens aan te zien." Van der Plasse reikt hem een bun del papieren over. Starter keek ze op lettend in, bladerde eenc pooze en zeidc: »Dit is een onvolmaakt stuk, dat B re der o An g e n i e t' noemde. Er zijn drie deelen, het overige ontbreekt!'' »Er mangelt een slot, eii ccne proloog, of wat daarvoor zou moeten dienen. Ik ver hoopte zeer, hier eeu nieuw kluchtig spel te vijlden, doch ik m een c, dat het maar eea blij- en treurspclletje is, gelijk de Overgesette L u c e 11 c." Het ware mij lief, (lat dit volmaakt wierd van zooiianigeii poëet, dcrwelker stijl best op Breder o ' s onvol tooide werk paste. En dies heb ik een ver zoek op u, om de »Angeniet" tot een goed einde te brengen!" Starter dacht eenige oogcnblikken na. Met een vroolijken. glimlach antwoordde hij : »Als ik alles zal geleztn hebben, geef ik u. kondschap van mijn bevinden. En dan .." »Eene conditie nog daartoe. Ik zal mij geene kosten ontzien. Gij moogt mij dit werk in rekening brengen! Ik zie op geen rozeuobel!" Starter rolde hel handschrift zorgvuldig in elkander. »Over een paar dagen geef ik u mijn advies!" »Accoord. Gij kunt in den winkel honderd gulden voor de geleverde koperplaten ont vangen !" Toen Starter met zijn schat en zijne blijde vooruitzichten naar Voskuyl's winkel te rugkeerde, dacht hij er aan reeds terstond honderd guldens door Lamrinck aau Nieske te doen uitbetalen. Doch hij heeft geschreven, dat hij er binnen vier weken het ontbrekende zal bijbetalen. Er is geen haast. Alle vrees voor de toekomst is hem van het hart genomen. E n daarom bleef h ij b ij zijn eerste besluit. /"Wordt vervolgd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl