Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 641
?wijl zij allen zoeken neemt de armoede, de
ellende toe en beweegt zich de maatschappij voort
naar het tijdstip, waarop ruw geweld en anarchie
haar geheel zullen beheerschen. Dan, Was kein
Verstand des Verstandigen sieht, Das bet in
Einfalt ein kindlieh Gemüt.
Waar wijsgeeren en economisten te vergeefs het
middel trachten op te sporen, dat de grootsche
uitvindingen onzer eeuw tot een zegen voor allen
in plaats van tot een vloek voor velen zal maken,
verrijst voor het oog van den dichterlijken
wereldhervormer een visioen, dat hem een paradijs op
aarde voorspiegelt. Sedert Thomas More zijn
Utopia en Thomas Oampanella zijn Zonnestaat
schreef, ging menig droomer, die de menschheid
lief had, op hun voetspoor voort en construeerde
zich ten denkbeeldige wereld, waar geen angst
kreten over eindeloos wee uit het menschenhart
meer opstegen, waar de tegenstrijdigheden der
bestaande verhoudingen niet langer voorkwamen.
Tot de jongste visioenen van zulk een socialis
tisch duizendjarig rijk behoort Looking Backward,
2000?1887, door Edward Bellamy, een
Amerikaansche roman, waarvan binnen korten tijd 04000
exemplaren werden verkocht. Dat de profetieën van
dezen transatlantischen ziener zulk een opgang
maakten, is zeer begrijpelijk, waot Eduard Bel
lamy kleedt zijn droomen en ideeën in een vorm,
welke vele duizenden verlokt naar hem te luisteren,
minder omdat zij aan de verwezenlijking gelooven
dan wijl het zoo zoet is in hoop en illusiën te
leven.
Als romantisch verhaal heeft Looking
Baekteard geringe waarde, doch van andere sociale
romans onderscheidt het zich door compositie
en methode. Bij de schildering van het aardsche
paradijs in de twintigste eeuw slaat Bellamy
steeds den blik terug op onze eeuw, om meteen
lofrede op de eerste een scherpe critiek op de
laatste te verbinden. De maatschappij van 2000
schijnt zoo eenvoudig en logisch, zoo geheel de
triomf van het gezond verstand en het goede
hart der menschheid over het gebrekkige en zelf
zuchtige onzer tegenwoordige samenleving, dat
men niet kan begrijpen, dat de wereld, zooals de
schrijver van Looking Backward haar schildert,
niets meer dan een dichterlijk droombeeld is.
I.
De held van het verhaal, mr. West, aanschouwde
den 24 December 1857 te Boston het levenslicht
en is op het oogenblik dat zijn verhaal begint
een jonge man van ongeveer 30 jaar. Op den
avond van den 30 Mei 1887 wordt hij in zijn
slaapvertrek onder den grond in een magnetischen
slaap gebracht. Gedurende den nacht brandt
het huis boven hem af. Na 113 jaar, gedurende
welken tijd zijn slaap voortduurde, vindt men
hem in zijn onderaardsche verblijfplaats, en kort
na zijn ontwaken in 2000 bemerkt hij, dat hij zich
bevindt ten huize van de kleindochter zijner
bruid, die, nu sedert lang overleden, zich over
zijn veronderstelden dood getroost had doof
iemand anders te huwen. De weder opgestane
man trouwt ten slotte de achterkleindochter van
haar, waarmede hij honderd dertien jaar gele
den gehoopt had den huwelijksband te sluiten.
Ziedaar in het kort den inhoud van het eigenlijk
romantisch gedeelte van Looking Backward.
Gedurende de 113 jaar, welke die man slapend
heeft doorgebracht, heeft een algeheele
omwenling in de maatschappij plaats gevonden. Als hij
den 10 September 2000 zijn oogen opent, aan
schouwt hij een gansch andere wereld dan die
van 1887. In die honderd jaar zijn grootere ver
anderingen geschied, dan in eenig ander dui
zendjarig tijdvak der wereldgeschiedenis. Alle
burgers der nieuwe maatschappij, welke o p d e
wet van den arbeid berust, zijn thans ge
lijk. Niet langer staat het individu op zichzelf,
gedwongen voor zich zelf te zorgen, want naar
mate de beschaving toeneemt, ontwaakt meeren
meer het gemeenschapsgevoel. Coöperatie
is de grondslag van Bellamy's socialistisch vi
sioen. Elke burger is in den modernen
industrieelen staat een lid van de gemeenschap, van de
natie, de geheele menschheid in zich bevattend.
De noodzakelijkheid van wederzijdsche afhanke
lijkheid legt de verplichting en den waarborg
van wederzijdsche hulp en ondersteuning op.
Het recht van den mensch om aan de tafel der
gemeenschap aan te zitten, berust niet langer
op het bezit van een zeker aanzienlijk deel aard
sche goederen maar wortelt in het feit, dat hij
een mensch is, onverschillig naar de mate van
kracht of gezondheid, mits hij zijn best doet.
In werkelijkheid zijn gedurende de 20ste eeuw
de meuschen broeders geworden. Niet beter weet
dr. Leete de verandering van zijn tijd te
karakteriseeren, dan door te wijzen op het uiterlijk
der stad Boston bij regen. In de 19e eeuw
hielden de inwoners van Boston bij regen 30,000
parapluies boven even zoovele hoofden, in de
20e eeuw ziet men n parapluie boven alle
hoofden. Armoede, onwetendheid en oorlog
behooren tot het verleden. Het ideaal van broederschap
en gelijkheid belieerscht de nieuwe samenleving.
Met de instellingen en verhoudingen van den
staat der 20ste eeuw wordt mr. West vertrouwd
gemaakt door de gesprekken met zijn gastheer,
dr. Leete, en diens dochter Edith. Op zijn beurt
verhaalt hij hun van de toestanden der 19e eeuw
en verbaast hen door de mededeeling, dat hij
toenmaals in weelde levend, de middelen voor
zijn bestaan uitsluitend trok uit den arbeid
van anderen, geen wederdienst daarvoor be
wijzend. Zijn overgrootvader had een som gelds
bespaard, waarvan diens nakomelingen leefden.
Het geheim, dat deze som niet verminderd maar
veeleer vermeerderd was, bestond in de kunst
in het jaar 2000 verloren gegaan om de las
ten van iemands onderhoud op de schouders van
anderen te schuiven.
De maatschappij der 19e eeuw wordt door dr.
West vergeleken bij een ontzaglijke koets, op
getuigd en getrokken langs een heuvelachtigen
zandweg door de groote massa. Koetsier is de
honger, die geen rust gunt, hoe zwaar het werk
ook is. Boven op den wagen zijn de gemakke
lijke zetels door passagiers ingenomen, die zich
niet bekommeren om de lasten der anderen en
slechts met n doel vervuld zijn: zich stevig
vast te houden, opdat zij niet van het voertuig
afvallen. Of de reizigers geen mededoogen had
den met hun broeders en zusters, die in het
gareel liepen? Voorzeker, zij betuigden luide hun
deelneming met die arme zwoegers, vooral op
die plaatsen op den weg, waar dezen bijna van
uitputting bezweken. Dan riepen zij hun be
moedigende woorden toe, maanden hen tot ge
duld aan en spiegelden hun de hoop voor op
een leven in een andere wereld, waar zij scha
deloos zouden gesteld worden voor hun hard
,ot; anderen schonken geld om zalf en pleisters
;e koopen voor de kreupelen en gekwetsten.
In werkelijkheid had de aanblik van de ellende
dier misdeelden hoofdzakelijk ten gevolge, dat
de passagiers zich nog steviger dan te voren aan
bunne goede zetels vastklemden om niet op den
jrond te vallen.
Voor deze in de oogeu der lieden van de 20ste
eeuw ongeloofelijke onmenschelijkheid, vindt de
schrijver tweeërlei oorzaak, welke haar verklaren.
tn de eerste plaats geloofde men dat de maat
schappij op geen andere wijze kou bestaan, dan
dut de massa in het tuig liep en enkelen reden.
Ja men hield zich zelfs overtuigd, dat hierin
a;een verbetering te brengen was. Het was
altijdzoo geweest, en het zou altijd zoo
blij ven. Verschrikkelijk was het, doch geen
eneesmiddel te vinden. In de tweede plaats liet
.et verschijnsel zich verklaren uit de wonderlijke
hallucinatie der op de koets zittenden, dat zij
van een fijner soort waren dan hunne broeders
en zusters, die den wagen trokken; zij beschouw
den zich als te behooren tot een soort wezens
van een hoogere orde.
Ook mr. west en zijn bruid Edith Bartlett za
ten boven op de koets. Hun huwelijk zou plaats
hebben, zoodra het huis, voor het jonge paar be
stemd, gereed was, doch er werden slechte vor
deringen gemaakt met het bouwen, ten gevolge
van de werkstakingen, die toen ter tijde aan de
orde van den dag waren. Het was het begin van
die groote beweging, welke eindigde met de ves
tiging van het moderne industrieele systeem in
al zijn consequenties.
Dr. Leete schildert zijn toehoorder hoe de evo
lutie in de maatschappij tot stand kwam. Lang
zamerhand concentreerde zich het kapitaal on
danks de heftigste tegenkanting der arbeiders,
die dank zij hun uitgebreide vereenigingen in de
werkstakingen een weermiddel tegen het kapi
taal bezaten, in weinige handen. Zonder zich
door dien tegenstand te laten belemmeren, maak
ten de monopolies zich meer en meer van alle
handels- en industrieele ondernemingen meester.
Deze syndicaten, pools, trusts, of hoe zij verder
heeten mochten, stelden de prijzen vast en on
derdrukten alle concurrentie zóó lang tot even
machtige combinaties in het leven traden. Dan
ontstond een geweldige worsteling, eindigende
met een nog machtiger aaneensluiting. Ten
laatste werd de beweging om handel en
nijverheid onder het beheer van steeds grooter
kapitaalconcentraties te brengen, in haar juiste
beteekenis begrepen. Men zag er in een proces, dat zich
ten einde toe logisch moest ontwikkelen om een
gouden toekomst voor de menschheid te openen.
Het einde der beweging was, dat het geheele
kapitaal der natie saam ge t r o k k en
werd. Op het laatst der 20ste eeuw was de
natie georganiseerd tot een groote
handeldrijvende corporatie, waarin alle overige corporaties
waren opgelost; de natie was de eenige kapita
list, in de plaats van alle kapitalisten getreden;
de eenige werkgever; n groot monopolie, waarin
alle andere groote en kleine monopolies waren
verdwenen. Eindelijk was men tot het inzicht
gekomen, dat geen aangelegenheid zoo zeer een
zaak van publiek eigendom is als de handel en
de nijverheid, de bronnen van 's volks welvaart,
en dat het een onvergefelijke dwaasheid was
deze toe te vertrouwen aan particuliere personen
om ten particulieren nutte aangewend te worden.
Zulk een wonderbaarlijke verandering in de
maatschappelijke orde kwam niet, zooals men
allicht denken zou, met bloedvergieten en vreese
lij ke botsingen tot stand Geen ruw geweld werd
gebruikt; de verandering was lang voorbereid en
lang voorzien. De publieke opinie was er rijp
voor, en de groote massa van het volk steunde
haar. Noch geweld noch redeneering kon haar
tegenhouden. Van den anderen kant
bestond er langer geen verbitte
ring b ij het volk tegen de groote
corporaties; men was begonnen deze
te beschouwen als een schakel, als
een overgangs-phase in de evolutie
van het ware industrieele systeem.
De onverzoenlijkste vijanden van de groote par
ticuliere monopolies waren genoodzaakt te erken
nen, hoe onschatbaar en hoe onmisbaar deze ge
weest waren, om het volk tot de wetenschap te
brengen, dat het zijn eigen zaken moest besturen.
Vijftig jaar vroeger scheen de vereeniging van
's lands takken van handel en nijverheid onder
nationale controle een waagstuk voor den groot
sten optimist. Langzamerhand evenwel waren
andere denkbeelden in het volk over de corpo
raties ontstaan. Het had j aren lang aanschouwd,
hoe de syndicaten aanzienlijker inkomsten dan
die van staten beheerden en hoe zij den arbeid
van honderd duizenden arbeiders productief
wisten te maken zooals geen kleine onderneming
dit vermocht. Het was een axioma geworden,
dat, hoe uitgebreider de onderneming was, op
des te eenvoudiger grondslagen zij berustte. En
zoo gebeurde het ten slotte, dat toen de natie
zelve haar aangelegenheden in handen nam, zelfs
niet de angstvalligste voor de gevolgen vrees
koesterde. Dat de natie voortaan de eenige cor
poratie zou zijn, was een gewichtige stap,
gegewichtiger dan er ooit te voren op het gebied
der sociale hervormingen was gezet.
HENRI v. D. M.
(Slot volgt).
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Een schatrijk Fransch philanthroop, de heer
Osiris, heeft bij het begin der tentoonstelling eene
som van 100,000 francs beschikbaar gesteld voor
het werk van kunst, industrie of publiek nut,
dat als het meest merkwaardige der tentoonstel
ling zou beschouwd worden." Osiris heeft reeds
meer groote uitgaven gedaan; hij heeft eene sy
nagoge laten bouwen, en geld gegeven voor een
standbeeld van Alfred de Musset. Bij deze prijs
vraag heeft hij gemeend zich niet beter dan tot
het Comitéder pers te kunnen wenden, en de
tachtig directeuren van Parijsche en andere bladen,
welke dit gedurende den tentoonstellingstijd sa
menstellen, geraadpleegd.
Gedurende de vijf eerste maanden der expositie
bleef de prijsvraag sluimeren ; men verzuimde haar
voldoende publiek te maken en er kwamen niet
meer dan een veertigtal brieven van concurrenten
in, en onder deze geen twee die verdienden in
overweging genomen te worden. Misschien meen
den ook velen dat de prijs in elk geval voor den
Eiffeltoren bestemd was. Een veearts zond een
poeder in voor het genezen van buikpijn bij jonge
kalveren, een fabrikant een procédéom koper te
soldeeren, een ander een nieuw stelsel van sluiting
voor spoorwegwagons, enz. Een aantal arme
huisvaders gaven geen andere aanspraken op, dan
het aantal kinderen dat zij te voeden hadden.
De commissie had dus zelf het werk te doen,
en heeft na een paar uur debat een besluit ge
nomen. Voor de kunst vond men geen werk ge
noeg boven alle andere verheven om er den prijs
aan toe te kennen, van de industrie waren er drie
stuks die in aanmerking kwamen, de Eiffeltoren,
de phonograaf van Edison en de machinegalery,
door Dutert en Contamin gebouwd.
Tegen den Eiffeltoren waren veel bezwaren;
de toren behoort niet meer aan den bouwer, maar
aan eene Maatschappij. De heer Eiffel heeft an^
derhalt miüioen subsidie van den Staat ontvangen;
hij zelf heeft zijn medewerkers, zijn werklieden,
zoo rijk beloond, dat men het wel als buitenspo
rig kon beschouwen, hem nog meer te geven.
De phonograaf is zeker eene belangrijke uitvin
ding, maar een vreemdeling heeft haar voltooid
en er zijn naam aan gegeven, terwijl een aantal
ingenieurs, Charles Cros en anderen, reeds vroe
ger voor een deel de toepassing hadden aangetoond.
De machinegalerij is volgens de ingenieurs het
wonder der tentoonstelling. De bouw ervan is een
tour de force, een meesterstuk van zaakkennis,
stoutheid en juistheid van bewerking; daarenbo
ven ziet de galerij er zeer goed uit en kan in elk
geval van nut zijn. Eene verdienste van den heer
Dutert is ook het overwinnen van alle bezwaren,
onwil, tegenwerking, twijfel, bij het begin van
zijn werk. De heeren Dutert en Contamin, de
architect en de berekenaar, zijn daarom bekroond,
en met hen een vijftal ingenieurs, uitvoerders
van hun plannen. Onder hen zijn 50,000 francs
verdeeld en de andere helft aan de arbeiders,
die onder hun opzicht gewerkt hebben.
Zondag is te Damvilliers het monument ont
huld voor don te vroeg gestorven schilder
Bastien-Lepage. Het werk is van den beeldhouwer
Rodin en is door openbare inschrijving tot stand
gebracht; het staat vlak bij de stadspoort, bijna
in de vrije natuur. He1 feest was zeer eigenaardig,
het begon met eene hoogmis, gezongen door een
landscliapscnapschilder, prins Karageorgewitch.
Daarna kwam een diner, en eindelijk een optocht
met muziek, door de versierde stad, naar het
standbeeld; hier werden uit naam der regeering,
uit naam der stad en door een aantal vrienden
van den overledene, redevoeringen uitgesproken,
en 's avonds was het stadje geïllumineerd.
Uit Leipzig wordt gemeld: In de laatste zit
ting heeit de gemeenteraad zijne toestemming
gegeven tot de oprichting van een standbeeld
voor Mendelssohn-Bartholdy en daarvoor uit de
stedelijke geldmiddelen een bijdrage van 5000
Mark toegestaan. Met de uitvoering van dat
gedenkteeken is de beeldhouwer Werner Stein al
daar belast en deze hoopt daarmede den 4den
November 1891 (Mendelssohn stierf 4 Nov. 1847)
gereed te kunnen zijn.
Bij testamentaire beschikking werden door wijlen
mr. A. W. Jacobson, advocaat en procureur te
's-Gravenhage, aan het Kunstnijverheid-Museum
te Haarlem de volgende voorwerpen vermaakt:
Drie bronzen copieën van oud-Rom«nnsche kunst
werken: De dansende Faun, De Herder en een
Drievoet.
Zes copieën van Tanagrafiguurtjes en vier stuks
Tunesisch aardewerk. Deze voorwerpen zijn in de
verzameling van het Museum geplaatst.
TOONEEL EN MUZIEK.
Miss Sybil Sanderson, de zangeres der titelrol
in Massenet's Esclarmonde, heeft een vast enga
gement met de Opéra-Comique gesloten. Zij zal
weldra in Manon van denzelfden meester optreden.
Men weet dat zij onder den naam van Ada
Palmer den componist op zijn reis naar Nederland,
een paar jaar geleden, vergezelde.
In eene week, 14-20 September, maakten de
voornaamste Parijsche schouwburgen de volgende
recette: Opera 130,000 francs; ComédieFranchise
52,278; Opéra Comique 50,370; Chatelet 92,884;
Eden-Theatre 80,511;Porte Saint-Martin 58,886;
Gaitó 39,444.
Ten benefice van de oude tragédienne Agar zal
in de Gaitéeene voorstelling gegeven worden,
waarbij Coquelin en Sarah Bernhardt als
Mascarille en Cathos in de Préciennes ridicules zullen
meewerken; Sarah Bernhardt zal ook de derde
acte van Medée, van Legouvéspelen, en Jean de
Reszkézal zingen.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Het bestuur van het Nederlandsch gasthuis voor
minvermogende ooglijders te Utrecht heeft zijn
dertigste jaarverslag doen verschijnen, met een
fraai portret van den stichter, wijlen Prof. Donders,
versierd.
Van de romans der bekende Zweedsche schrijf
ster Maria Sophia Schwarz, De man van geboorte
en de vrouw uit het volk enDe arbeid adelt, vertaling
van Goeverneur, wordt door de firma D. Bolle te Rot
terdam een nieuwe druk in den handel gebracht.
Eenige jaren geleden behoorden de romans van
Mej. Schwarz tot de successen van den dag, en
zij kan nog op een kring van lezers en vooral
van lezeressen rekenen.
De Maatschappij tot opvoeding van weezen in
het huisgezin, onder bescherming van H. M. de
Koningin der Nederlanden, heeft haar dertiende
jaarverslag uitgegeven; het bestuur wijst met
voldoening op de verkregen resultaten. De pen
ningmeester houdt er een boek op na, waarin
ieder weeskind een hoofd heeft" (pag. 12), maar
het bestuur houdt ook aanteekenirig van de daden
en lotgevallen der kweekelingen en kan met te
vredenheid de vruchten der opvoeding in het huis
gezin vermelden.
Van den Geïllustreerden Familiekalender der
firma S. Warendorff is de uitgave voor 1890 ver
schenen. Hij bevat, behalve de gewone
vereischten van een almanak, een aantal oudere en nieu
were illustratiën, onder welke eene Flora, naar
Jan van Beers, en De zuigeling, naar Israëls, uit
blinken, en een vijftal novellen van zeer verschil
lenden aard: Circe, door Fiore della Neve, Een
heel lieve verrassing, door Justus van Maurik Jr.,
De legende van Jans de keukenmeid, door W.
van Rennes, Mijn vriend Achilles, naar
Franfois Coppée, en Een oudejaarsavond achter de
zandzakken, door C. J. Leendertz
Bij den kalender worden nog als toegift ge
voegd een portefeuille-almanak en twee spelen in
chromo, het Dwergenspel (variant van het oude
Arlekijnspel") en het Malleinolenspel; zoodat het
geheele gezin voor den zeer matigen prijs van
den Familiekalender verheugd wordt.
Bij de firma J. F. van Druten te Snoek
verscheen: Verhalen uit Siberië, door Wladimir
Korolenko, vertaling van F. Z. Mehler. Hot zijn weder
verhalen van ellende en hopelooze tyrannie; het
zou onwaarschijnlijk klinken dat men menschen
zoo liet lijden, als er niet een geheele litteratuur
was, om als getuigenis te dienen. De vertaling
is sober en indrukmakend ; de heer Meliler heeft
zich op dit gebied reeds naam gemaakt.
Zola als gezworene. Uit Parijs bericht men:
Emile Zola werd door het lot aangewezen om
gedurende de eerste helft van October als ge
zworene van het Seine-departement zitting te
nemen. Hij zal in die functie een flinke hoeveel
heid menschelijke documenten" kunnen verzame
len, want gedurende dien tijd zullen behandeld
worden, drie processen wegens valschheid in ge
schriften, drie wegens misbruik van vertrouwen,
een wegens diefstal, vier wegens aanranding dar
eerbaarheid, twee wegens doodslag, een wegens
moord en een tegen vier smokkelaars.
Schelling over Schiller. De pbilosoof Schelling
bezocht in het jaar 1796, als hofmeester van de
beide baronnen Riedesel, op een reis naar Leipzig
Schiller te Jena en schreef over hem het T olgende
in zijn dagboek:
Ik heb Schilller gezien en veel met hem ge
sproken, maar lang kon ik het bij hem niet uit
houden. Het is verwonderlijk, hoe deze beroemde
schrijver in het spreken zoo vreesachtig zijn kan.
Hij is bedeesd en slaat de oogen neer; wat moet
dan iemand anders in zijn bijzijn doen ? Zijn
vreesachtigheid maakt hem, met wien hij spreekt,
nog bevreesder. Dezelfde man, die, als hij schrijft,
als een despoot over de taal heerscht, is, wanneer
hij spreekt, dikwijls om het eenvoudigste woord
verlegen en moet, daar hij het Duitsche niet kan
vinden, tot een Fransch zijn toevlucht nemen.
Wanneer hij de oogen opslaat, dan is er iets
doordringcnds, vernietigends in zijn blik, dat ik
nog nooit bij iemand anders heb opgemerkt. Ik
weet niet, of dit slechts bij een eerste ontmoeting
het geval is. Als dit niet zoo is, dan is mij eene
bladzijde van Schiller, den schrijver, liever, dan
een urenlang gesprek met Schiller, den causeur.
Wel kan hij niets zeggen, dat niet belangwekkend is,
maar wat hij zegt, schijnt hem veel inspanning te
kosten. Men ziet er tegen op, hem in dien toe
stand te verplaatsen. Men gevoelt zich in den
omgang met hem niet op zijn gemak."
Honoraria van schrijvers in Rusland. Russi
sche bladen publiceeren de volgende interessante
mededeelingen omtrent de prijzen, die de voor
naamste Russische schrijvers voor hunne gezamen
lijke werken ontvingen. Kort voor zijn dood ver
kocht Turgenjew aan den heer Glasunow voor
90,000 roebels het recht om voor eeuwig" zijne
werken uit te geven. Ook Schtschredrin
(Ssoltikow) onderhandelde kort voor zijn dood met den
Moscouschen boekhandelaar Dumnow Ssalajewy.
Dumnow bood 60,000 roebels, maar men kon het
niet eens worden. Van andere bekende schrijvers
kregen voor het recht tot het uitgeven hunner
werken: Gogol 60,000 roebels, Puschkin 35,000
roebels, Thukowsky 5000 roebel, Krylow voor zijn
fabels 14000 roebels, Nekrassow 15000 roebels,
Gontscharow 35000 roebels, Ostrowsky 10000 roe
bels (voor n oplage), Grigorowitsch 5000 roebels,
Aksakow 3000 roebels (voor n oplage), Mey
1000 roebels. Onlangs verkocht de volksschrijver
Gleb Uspensky zijn werken aan de heeren
Pawlenkow en Ssibirjakow voor 25000 roebels. Deze
deden daarvan een goedkoope uitgave het licht
zien, waarvan in een jaar 10000 exemplaren ver
kocht werden. Op deze wijze komen bijna steeds
de gezamenlijke werken van een schrijver in Rus
land in n hand en zeer dikwijls in die van den
heer Glusunow. Shukowsky, Lermontow, Nekras
sow, Turgenjew en Gontscharow werden door den
beer Glusunow uitgegeven. De hoogste prijzen
zijn evenwel voor de in Rusland gebruikelijke
populaire leesboeken betaald; zoo ontving bijv.
Jewtuschewsky, de schrijver van leerboeken over
rekenkunde, van den boekhandelaar
Polubojarinow een honorarium van 50000 roebels.
Een Hamerling-gedenkteeken te Gras. Men
bericht uit de hoofdstad van Stiermarken het vol
gende: Wanneer men van uit het bekoorlijke
stedelijke park van Graz in noordoostelijke rich
ting den weg door de fraaiste straat der stad, de
Elisabethstrasse, inslaat, dan komt men na on
geveer vyftien minuten aan den ingang van een
stil dal, dat zich aan den voet van een met
den