De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 6 oktober pagina 4

6 oktober 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 641 ?wijl zij allen zoeken neemt de armoede, de ellende toe en beweegt zich de maatschappij voort naar het tijdstip, waarop ruw geweld en anarchie haar geheel zullen beheerschen. Dan, Was kein Verstand des Verstandigen sieht, Das bet in Einfalt ein kindlieh Gemüt. Waar wijsgeeren en economisten te vergeefs het middel trachten op te sporen, dat de grootsche uitvindingen onzer eeuw tot een zegen voor allen in plaats van tot een vloek voor velen zal maken, verrijst voor het oog van den dichterlijken wereldhervormer een visioen, dat hem een paradijs op aarde voorspiegelt. Sedert Thomas More zijn Utopia en Thomas Oampanella zijn Zonnestaat schreef, ging menig droomer, die de menschheid lief had, op hun voetspoor voort en construeerde zich ten denkbeeldige wereld, waar geen angst kreten over eindeloos wee uit het menschenhart meer opstegen, waar de tegenstrijdigheden der bestaande verhoudingen niet langer voorkwamen. Tot de jongste visioenen van zulk een socialis tisch duizendjarig rijk behoort Looking Backward, 2000?1887, door Edward Bellamy, een Amerikaansche roman, waarvan binnen korten tijd 04000 exemplaren werden verkocht. Dat de profetieën van dezen transatlantischen ziener zulk een opgang maakten, is zeer begrijpelijk, waot Eduard Bel lamy kleedt zijn droomen en ideeën in een vorm, welke vele duizenden verlokt naar hem te luisteren, minder omdat zij aan de verwezenlijking gelooven dan wijl het zoo zoet is in hoop en illusiën te leven. Als romantisch verhaal heeft Looking Baekteard geringe waarde, doch van andere sociale romans onderscheidt het zich door compositie en methode. Bij de schildering van het aardsche paradijs in de twintigste eeuw slaat Bellamy steeds den blik terug op onze eeuw, om meteen lofrede op de eerste een scherpe critiek op de laatste te verbinden. De maatschappij van 2000 schijnt zoo eenvoudig en logisch, zoo geheel de triomf van het gezond verstand en het goede hart der menschheid over het gebrekkige en zelf zuchtige onzer tegenwoordige samenleving, dat men niet kan begrijpen, dat de wereld, zooals de schrijver van Looking Backward haar schildert, niets meer dan een dichterlijk droombeeld is. I. De held van het verhaal, mr. West, aanschouwde den 24 December 1857 te Boston het levenslicht en is op het oogenblik dat zijn verhaal begint een jonge man van ongeveer 30 jaar. Op den avond van den 30 Mei 1887 wordt hij in zijn slaapvertrek onder den grond in een magnetischen slaap gebracht. Gedurende den nacht brandt het huis boven hem af. Na 113 jaar, gedurende welken tijd zijn slaap voortduurde, vindt men hem in zijn onderaardsche verblijfplaats, en kort na zijn ontwaken in 2000 bemerkt hij, dat hij zich bevindt ten huize van de kleindochter zijner bruid, die, nu sedert lang overleden, zich over zijn veronderstelden dood getroost had doof iemand anders te huwen. De weder opgestane man trouwt ten slotte de achterkleindochter van haar, waarmede hij honderd dertien jaar gele den gehoopt had den huwelijksband te sluiten. Ziedaar in het kort den inhoud van het eigenlijk romantisch gedeelte van Looking Backward. Gedurende de 113 jaar, welke die man slapend heeft doorgebracht, heeft een algeheele omwenling in de maatschappij plaats gevonden. Als hij den 10 September 2000 zijn oogen opent, aan schouwt hij een gansch andere wereld dan die van 1887. In die honderd jaar zijn grootere ver anderingen geschied, dan in eenig ander dui zendjarig tijdvak der wereldgeschiedenis. Alle burgers der nieuwe maatschappij, welke o p d e wet van den arbeid berust, zijn thans ge lijk. Niet langer staat het individu op zichzelf, gedwongen voor zich zelf te zorgen, want naar mate de beschaving toeneemt, ontwaakt meeren meer het gemeenschapsgevoel. Coöperatie is de grondslag van Bellamy's socialistisch vi sioen. Elke burger is in den modernen industrieelen staat een lid van de gemeenschap, van de natie, de geheele menschheid in zich bevattend. De noodzakelijkheid van wederzijdsche afhanke lijkheid legt de verplichting en den waarborg van wederzijdsche hulp en ondersteuning op. Het recht van den mensch om aan de tafel der gemeenschap aan te zitten, berust niet langer op het bezit van een zeker aanzienlijk deel aard sche goederen maar wortelt in het feit, dat hij een mensch is, onverschillig naar de mate van kracht of gezondheid, mits hij zijn best doet. In werkelijkheid zijn gedurende de 20ste eeuw de meuschen broeders geworden. Niet beter weet dr. Leete de verandering van zijn tijd te karakteriseeren, dan door te wijzen op het uiterlijk der stad Boston bij regen. In de 19e eeuw hielden de inwoners van Boston bij regen 30,000 parapluies boven even zoovele hoofden, in de 20e eeuw ziet men n parapluie boven alle hoofden. Armoede, onwetendheid en oorlog behooren tot het verleden. Het ideaal van broederschap en gelijkheid belieerscht de nieuwe samenleving. Met de instellingen en verhoudingen van den staat der 20ste eeuw wordt mr. West vertrouwd gemaakt door de gesprekken met zijn gastheer, dr. Leete, en diens dochter Edith. Op zijn beurt verhaalt hij hun van de toestanden der 19e eeuw en verbaast hen door de mededeeling, dat hij toenmaals in weelde levend, de middelen voor zijn bestaan uitsluitend trok uit den arbeid van anderen, geen wederdienst daarvoor be wijzend. Zijn overgrootvader had een som gelds bespaard, waarvan diens nakomelingen leefden. Het geheim, dat deze som niet verminderd maar veeleer vermeerderd was, bestond in de kunst in het jaar 2000 verloren gegaan om de las ten van iemands onderhoud op de schouders van anderen te schuiven. De maatschappij der 19e eeuw wordt door dr. West vergeleken bij een ontzaglijke koets, op getuigd en getrokken langs een heuvelachtigen zandweg door de groote massa. Koetsier is de honger, die geen rust gunt, hoe zwaar het werk ook is. Boven op den wagen zijn de gemakke lijke zetels door passagiers ingenomen, die zich niet bekommeren om de lasten der anderen en slechts met n doel vervuld zijn: zich stevig vast te houden, opdat zij niet van het voertuig afvallen. Of de reizigers geen mededoogen had den met hun broeders en zusters, die in het gareel liepen? Voorzeker, zij betuigden luide hun deelneming met die arme zwoegers, vooral op die plaatsen op den weg, waar dezen bijna van uitputting bezweken. Dan riepen zij hun be moedigende woorden toe, maanden hen tot ge duld aan en spiegelden hun de hoop voor op een leven in een andere wereld, waar zij scha deloos zouden gesteld worden voor hun hard ,ot; anderen schonken geld om zalf en pleisters ;e koopen voor de kreupelen en gekwetsten. In werkelijkheid had de aanblik van de ellende dier misdeelden hoofdzakelijk ten gevolge, dat de passagiers zich nog steviger dan te voren aan bunne goede zetels vastklemden om niet op den jrond te vallen. Voor deze in de oogeu der lieden van de 20ste eeuw ongeloofelijke onmenschelijkheid, vindt de schrijver tweeërlei oorzaak, welke haar verklaren. tn de eerste plaats geloofde men dat de maat schappij op geen andere wijze kou bestaan, dan dut de massa in het tuig liep en enkelen reden. Ja men hield zich zelfs overtuigd, dat hierin a;een verbetering te brengen was. Het was altijdzoo geweest, en het zou altijd zoo blij ven. Verschrikkelijk was het, doch geen eneesmiddel te vinden. In de tweede plaats liet .et verschijnsel zich verklaren uit de wonderlijke hallucinatie der op de koets zittenden, dat zij van een fijner soort waren dan hunne broeders en zusters, die den wagen trokken; zij beschouw den zich als te behooren tot een soort wezens van een hoogere orde. Ook mr. west en zijn bruid Edith Bartlett za ten boven op de koets. Hun huwelijk zou plaats hebben, zoodra het huis, voor het jonge paar be stemd, gereed was, doch er werden slechte vor deringen gemaakt met het bouwen, ten gevolge van de werkstakingen, die toen ter tijde aan de orde van den dag waren. Het was het begin van die groote beweging, welke eindigde met de ves tiging van het moderne industrieele systeem in al zijn consequenties. Dr. Leete schildert zijn toehoorder hoe de evo lutie in de maatschappij tot stand kwam. Lang zamerhand concentreerde zich het kapitaal on danks de heftigste tegenkanting der arbeiders, die dank zij hun uitgebreide vereenigingen in de werkstakingen een weermiddel tegen het kapi taal bezaten, in weinige handen. Zonder zich door dien tegenstand te laten belemmeren, maak ten de monopolies zich meer en meer van alle handels- en industrieele ondernemingen meester. Deze syndicaten, pools, trusts, of hoe zij verder heeten mochten, stelden de prijzen vast en on derdrukten alle concurrentie zóó lang tot even machtige combinaties in het leven traden. Dan ontstond een geweldige worsteling, eindigende met een nog machtiger aaneensluiting. Ten laatste werd de beweging om handel en nijverheid onder het beheer van steeds grooter kapitaalconcentraties te brengen, in haar juiste beteekenis begrepen. Men zag er in een proces, dat zich ten einde toe logisch moest ontwikkelen om een gouden toekomst voor de menschheid te openen. Het einde der beweging was, dat het geheele kapitaal der natie saam ge t r o k k en werd. Op het laatst der 20ste eeuw was de natie georganiseerd tot een groote handeldrijvende corporatie, waarin alle overige corporaties waren opgelost; de natie was de eenige kapita list, in de plaats van alle kapitalisten getreden; de eenige werkgever; n groot monopolie, waarin alle andere groote en kleine monopolies waren verdwenen. Eindelijk was men tot het inzicht gekomen, dat geen aangelegenheid zoo zeer een zaak van publiek eigendom is als de handel en de nijverheid, de bronnen van 's volks welvaart, en dat het een onvergefelijke dwaasheid was deze toe te vertrouwen aan particuliere personen om ten particulieren nutte aangewend te worden. Zulk een wonderbaarlijke verandering in de maatschappelijke orde kwam niet, zooals men allicht denken zou, met bloedvergieten en vreese lij ke botsingen tot stand Geen ruw geweld werd gebruikt; de verandering was lang voorbereid en lang voorzien. De publieke opinie was er rijp voor, en de groote massa van het volk steunde haar. Noch geweld noch redeneering kon haar tegenhouden. Van den anderen kant bestond er langer geen verbitte ring b ij het volk tegen de groote corporaties; men was begonnen deze te beschouwen als een schakel, als een overgangs-phase in de evolutie van het ware industrieele systeem. De onverzoenlijkste vijanden van de groote par ticuliere monopolies waren genoodzaakt te erken nen, hoe onschatbaar en hoe onmisbaar deze ge weest waren, om het volk tot de wetenschap te brengen, dat het zijn eigen zaken moest besturen. Vijftig jaar vroeger scheen de vereeniging van 's lands takken van handel en nijverheid onder nationale controle een waagstuk voor den groot sten optimist. Langzamerhand evenwel waren andere denkbeelden in het volk over de corpo raties ontstaan. Het had j aren lang aanschouwd, hoe de syndicaten aanzienlijker inkomsten dan die van staten beheerden en hoe zij den arbeid van honderd duizenden arbeiders productief wisten te maken zooals geen kleine onderneming dit vermocht. Het was een axioma geworden, dat, hoe uitgebreider de onderneming was, op des te eenvoudiger grondslagen zij berustte. En zoo gebeurde het ten slotte, dat toen de natie zelve haar aangelegenheden in handen nam, zelfs niet de angstvalligste voor de gevolgen vrees koesterde. Dat de natie voortaan de eenige cor poratie zou zijn, was een gewichtige stap, gegewichtiger dan er ooit te voren op het gebied der sociale hervormingen was gezet. HENRI v. D. M. (Slot volgt). VARIA. PLASTISCHE KUNST. Een schatrijk Fransch philanthroop, de heer Osiris, heeft bij het begin der tentoonstelling eene som van 100,000 francs beschikbaar gesteld voor het werk van kunst, industrie of publiek nut, dat als het meest merkwaardige der tentoonstel ling zou beschouwd worden." Osiris heeft reeds meer groote uitgaven gedaan; hij heeft eene sy nagoge laten bouwen, en geld gegeven voor een standbeeld van Alfred de Musset. Bij deze prijs vraag heeft hij gemeend zich niet beter dan tot het Comitéder pers te kunnen wenden, en de tachtig directeuren van Parijsche en andere bladen, welke dit gedurende den tentoonstellingstijd sa menstellen, geraadpleegd. Gedurende de vijf eerste maanden der expositie bleef de prijsvraag sluimeren ; men verzuimde haar voldoende publiek te maken en er kwamen niet meer dan een veertigtal brieven van concurrenten in, en onder deze geen twee die verdienden in overweging genomen te worden. Misschien meen den ook velen dat de prijs in elk geval voor den Eiffeltoren bestemd was. Een veearts zond een poeder in voor het genezen van buikpijn bij jonge kalveren, een fabrikant een procédéom koper te soldeeren, een ander een nieuw stelsel van sluiting voor spoorwegwagons, enz. Een aantal arme huisvaders gaven geen andere aanspraken op, dan het aantal kinderen dat zij te voeden hadden. De commissie had dus zelf het werk te doen, en heeft na een paar uur debat een besluit ge nomen. Voor de kunst vond men geen werk ge noeg boven alle andere verheven om er den prijs aan toe te kennen, van de industrie waren er drie stuks die in aanmerking kwamen, de Eiffeltoren, de phonograaf van Edison en de machinegalery, door Dutert en Contamin gebouwd. Tegen den Eiffeltoren waren veel bezwaren; de toren behoort niet meer aan den bouwer, maar aan eene Maatschappij. De heer Eiffel heeft an^ derhalt miüioen subsidie van den Staat ontvangen; hij zelf heeft zijn medewerkers, zijn werklieden, zoo rijk beloond, dat men het wel als buitenspo rig kon beschouwen, hem nog meer te geven. De phonograaf is zeker eene belangrijke uitvin ding, maar een vreemdeling heeft haar voltooid en er zijn naam aan gegeven, terwijl een aantal ingenieurs, Charles Cros en anderen, reeds vroe ger voor een deel de toepassing hadden aangetoond. De machinegalerij is volgens de ingenieurs het wonder der tentoonstelling. De bouw ervan is een tour de force, een meesterstuk van zaakkennis, stoutheid en juistheid van bewerking; daarenbo ven ziet de galerij er zeer goed uit en kan in elk geval van nut zijn. Eene verdienste van den heer Dutert is ook het overwinnen van alle bezwaren, onwil, tegenwerking, twijfel, bij het begin van zijn werk. De heeren Dutert en Contamin, de architect en de berekenaar, zijn daarom bekroond, en met hen een vijftal ingenieurs, uitvoerders van hun plannen. Onder hen zijn 50,000 francs verdeeld en de andere helft aan de arbeiders, die onder hun opzicht gewerkt hebben. Zondag is te Damvilliers het monument ont huld voor don te vroeg gestorven schilder Bastien-Lepage. Het werk is van den beeldhouwer Rodin en is door openbare inschrijving tot stand gebracht; het staat vlak bij de stadspoort, bijna in de vrije natuur. He1 feest was zeer eigenaardig, het begon met eene hoogmis, gezongen door een landscliapscnapschilder, prins Karageorgewitch. Daarna kwam een diner, en eindelijk een optocht met muziek, door de versierde stad, naar het standbeeld; hier werden uit naam der regeering, uit naam der stad en door een aantal vrienden van den overledene, redevoeringen uitgesproken, en 's avonds was het stadje geïllumineerd. Uit Leipzig wordt gemeld: In de laatste zit ting heeit de gemeenteraad zijne toestemming gegeven tot de oprichting van een standbeeld voor Mendelssohn-Bartholdy en daarvoor uit de stedelijke geldmiddelen een bijdrage van 5000 Mark toegestaan. Met de uitvoering van dat gedenkteeken is de beeldhouwer Werner Stein al daar belast en deze hoopt daarmede den 4den November 1891 (Mendelssohn stierf 4 Nov. 1847) gereed te kunnen zijn. Bij testamentaire beschikking werden door wijlen mr. A. W. Jacobson, advocaat en procureur te 's-Gravenhage, aan het Kunstnijverheid-Museum te Haarlem de volgende voorwerpen vermaakt: Drie bronzen copieën van oud-Rom«nnsche kunst werken: De dansende Faun, De Herder en een Drievoet. Zes copieën van Tanagrafiguurtjes en vier stuks Tunesisch aardewerk. Deze voorwerpen zijn in de verzameling van het Museum geplaatst. TOONEEL EN MUZIEK. Miss Sybil Sanderson, de zangeres der titelrol in Massenet's Esclarmonde, heeft een vast enga gement met de Opéra-Comique gesloten. Zij zal weldra in Manon van denzelfden meester optreden. Men weet dat zij onder den naam van Ada Palmer den componist op zijn reis naar Nederland, een paar jaar geleden, vergezelde. In eene week, 14-20 September, maakten de voornaamste Parijsche schouwburgen de volgende recette: Opera 130,000 francs; ComédieFranchise 52,278; Opéra Comique 50,370; Chatelet 92,884; Eden-Theatre 80,511;Porte Saint-Martin 58,886; Gaitó 39,444. Ten benefice van de oude tragédienne Agar zal in de Gaitéeene voorstelling gegeven worden, waarbij Coquelin en Sarah Bernhardt als Mascarille en Cathos in de Préciennes ridicules zullen meewerken; Sarah Bernhardt zal ook de derde acte van Medée, van Legouvéspelen, en Jean de Reszkézal zingen. LETTEREN EN WETENSCHAP. Het bestuur van het Nederlandsch gasthuis voor minvermogende ooglijders te Utrecht heeft zijn dertigste jaarverslag doen verschijnen, met een fraai portret van den stichter, wijlen Prof. Donders, versierd. Van de romans der bekende Zweedsche schrijf ster Maria Sophia Schwarz, De man van geboorte en de vrouw uit het volk enDe arbeid adelt, vertaling van Goeverneur, wordt door de firma D. Bolle te Rot terdam een nieuwe druk in den handel gebracht. Eenige jaren geleden behoorden de romans van Mej. Schwarz tot de successen van den dag, en zij kan nog op een kring van lezers en vooral van lezeressen rekenen. De Maatschappij tot opvoeding van weezen in het huisgezin, onder bescherming van H. M. de Koningin der Nederlanden, heeft haar dertiende jaarverslag uitgegeven; het bestuur wijst met voldoening op de verkregen resultaten. De pen ningmeester houdt er een boek op na, waarin ieder weeskind een hoofd heeft" (pag. 12), maar het bestuur houdt ook aanteekenirig van de daden en lotgevallen der kweekelingen en kan met te vredenheid de vruchten der opvoeding in het huis gezin vermelden. Van den Geïllustreerden Familiekalender der firma S. Warendorff is de uitgave voor 1890 ver schenen. Hij bevat, behalve de gewone vereischten van een almanak, een aantal oudere en nieu were illustratiën, onder welke eene Flora, naar Jan van Beers, en De zuigeling, naar Israëls, uit blinken, en een vijftal novellen van zeer verschil lenden aard: Circe, door Fiore della Neve, Een heel lieve verrassing, door Justus van Maurik Jr., De legende van Jans de keukenmeid, door W. van Rennes, Mijn vriend Achilles, naar Franfois Coppée, en Een oudejaarsavond achter de zandzakken, door C. J. Leendertz Bij den kalender worden nog als toegift ge voegd een portefeuille-almanak en twee spelen in chromo, het Dwergenspel (variant van het oude Arlekijnspel") en het Malleinolenspel; zoodat het geheele gezin voor den zeer matigen prijs van den Familiekalender verheugd wordt. Bij de firma J. F. van Druten te Snoek verscheen: Verhalen uit Siberië, door Wladimir Korolenko, vertaling van F. Z. Mehler. Hot zijn weder verhalen van ellende en hopelooze tyrannie; het zou onwaarschijnlijk klinken dat men menschen zoo liet lijden, als er niet een geheele litteratuur was, om als getuigenis te dienen. De vertaling is sober en indrukmakend ; de heer Meliler heeft zich op dit gebied reeds naam gemaakt. Zola als gezworene. Uit Parijs bericht men: Emile Zola werd door het lot aangewezen om gedurende de eerste helft van October als ge zworene van het Seine-departement zitting te nemen. Hij zal in die functie een flinke hoeveel heid menschelijke documenten" kunnen verzame len, want gedurende dien tijd zullen behandeld worden, drie processen wegens valschheid in ge schriften, drie wegens misbruik van vertrouwen, een wegens diefstal, vier wegens aanranding dar eerbaarheid, twee wegens doodslag, een wegens moord en een tegen vier smokkelaars. Schelling over Schiller. De pbilosoof Schelling bezocht in het jaar 1796, als hofmeester van de beide baronnen Riedesel, op een reis naar Leipzig Schiller te Jena en schreef over hem het T olgende in zijn dagboek: Ik heb Schilller gezien en veel met hem ge sproken, maar lang kon ik het bij hem niet uit houden. Het is verwonderlijk, hoe deze beroemde schrijver in het spreken zoo vreesachtig zijn kan. Hij is bedeesd en slaat de oogen neer; wat moet dan iemand anders in zijn bijzijn doen ? Zijn vreesachtigheid maakt hem, met wien hij spreekt, nog bevreesder. Dezelfde man, die, als hij schrijft, als een despoot over de taal heerscht, is, wanneer hij spreekt, dikwijls om het eenvoudigste woord verlegen en moet, daar hij het Duitsche niet kan vinden, tot een Fransch zijn toevlucht nemen. Wanneer hij de oogen opslaat, dan is er iets doordringcnds, vernietigends in zijn blik, dat ik nog nooit bij iemand anders heb opgemerkt. Ik weet niet, of dit slechts bij een eerste ontmoeting het geval is. Als dit niet zoo is, dan is mij eene bladzijde van Schiller, den schrijver, liever, dan een urenlang gesprek met Schiller, den causeur. Wel kan hij niets zeggen, dat niet belangwekkend is, maar wat hij zegt, schijnt hem veel inspanning te kosten. Men ziet er tegen op, hem in dien toe stand te verplaatsen. Men gevoelt zich in den omgang met hem niet op zijn gemak." Honoraria van schrijvers in Rusland. Russi sche bladen publiceeren de volgende interessante mededeelingen omtrent de prijzen, die de voor naamste Russische schrijvers voor hunne gezamen lijke werken ontvingen. Kort voor zijn dood ver kocht Turgenjew aan den heer Glasunow voor 90,000 roebels het recht om voor eeuwig" zijne werken uit te geven. Ook Schtschredrin (Ssoltikow) onderhandelde kort voor zijn dood met den Moscouschen boekhandelaar Dumnow Ssalajewy. Dumnow bood 60,000 roebels, maar men kon het niet eens worden. Van andere bekende schrijvers kregen voor het recht tot het uitgeven hunner werken: Gogol 60,000 roebels, Puschkin 35,000 roebels, Thukowsky 5000 roebel, Krylow voor zijn fabels 14000 roebels, Nekrassow 15000 roebels, Gontscharow 35000 roebels, Ostrowsky 10000 roe bels (voor n oplage), Grigorowitsch 5000 roebels, Aksakow 3000 roebels (voor n oplage), Mey 1000 roebels. Onlangs verkocht de volksschrijver Gleb Uspensky zijn werken aan de heeren Pawlenkow en Ssibirjakow voor 25000 roebels. Deze deden daarvan een goedkoope uitgave het licht zien, waarvan in een jaar 10000 exemplaren ver kocht werden. Op deze wijze komen bijna steeds de gezamenlijke werken van een schrijver in Rus land in n hand en zeer dikwijls in die van den heer Glusunow. Shukowsky, Lermontow, Nekras sow, Turgenjew en Gontscharow werden door den beer Glusunow uitgegeven. De hoogste prijzen zijn evenwel voor de in Rusland gebruikelijke populaire leesboeken betaald; zoo ontving bijv. Jewtuschewsky, de schrijver van leerboeken over rekenkunde, van den boekhandelaar Polubojarinow een honorarium van 50000 roebels. Een Hamerling-gedenkteeken te Gras. Men bericht uit de hoofdstad van Stiermarken het vol gende: Wanneer men van uit het bekoorlijke stedelijke park van Graz in noordoostelijke rich ting den weg door de fraaiste straat der stad, de Elisabethstrasse, inslaat, dan komt men na on geveer vyftien minuten aan den ingang van een stil dal, dat zich aan den voet van een met den

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl