Historisch Archief 1877-1940
2
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.642
O-iderscheid zijn meer dan rijp om in een gesticht
van havelooze kindertjes opgenomen te worden.
Onoverwinlijke afkeer en diep medelijden maken
zich beurtelings van den aanschouwer meester,
want de beklagenswaardige stumperds hebben
bovendien allen deerlijk verdraaide armpjes en
beentjes, waarmede zij op onsmakelijke wijze
tusschen twee totaal verschoten reepjes gordijn
in eene armoedige, alles behalve kraakzindelijke
bedstee door elkander krieuwelen, te midden van
allerhande kleur-, vorm- en naamlooze vodden
en todden.
Het nieuwe scherm in het Gebouw voor kun
sten en wetenschappen waarlijk ook geen
»chef d'oeuvre" is dan nog verre te verkiezen
boven de schilderkundige cacographie van den.
Koninklijk Hollandschen Schouwburg. Op den
voorhang in het Gebouw heeft althans een sma
kelijk perensap-kleurtje, slordig met goud ge
meubileerd, in den trant van de ouderwetsche
St. Nicolaas-koek of van de portiergangers bij
de opening van de Staten-Generaal, den boven
toon, terwijl de vertikaal loopende zware, ijzeren
staven in het midden, die zijden plooien moeten
verbeelden, aan iets grootsch, minstens aan een
olifants- of leeuwenhok doen denken. Die dikke
tralies mogen uit een aesthetisch oogpunt be
schouwd, verfoeilijk leelijk zijn, zij geven in elk
geval een idee van groote veiligheid en rust, dat
op het in de zaal zittend publiek niet anders
dan een heilzamen in vloed kan uitoefenen. Vooral
dezen winter, uu er geen vast Duitsch gezelschap
is, in staat om ten allen tijde groote opera's,
als die van fiichard Wagner, beschaafd en vol
gens de laatste regelen der kunst op te disschen,
doet zich de behoefte aan veiligheidsmaatregelen
ten deze gevoelen. Men weet volstrekt niet welk
vleesch men in de kuip heeft. ledereu opera
avond staat men bloot aan de plotselinge ver
schijning van zoo maar uit de woestijn opge
vangen, ongebreidelde, schuwe en
oorverscheurende sujetten Gaat het scherm omhoog, dan
moet men zich natuurlijk geheel verlaten op den
takt en de behendigheid van dirigent en orkest
om den troep in bedwang te houden. En wat
dat betreft kan maar n woord, namelijk van
lof, uitgesproken worden. Men heeft altijd
brok'ken »Tannhauser" en »Lohengriu'' in petto,
waaraan wat te knabbelen valt, er, juist op het
oogenblik als het laatste velletje verslonden is,
wordt zonder mankeereu ijlings de valdeur weer
neergelaten.
De muziek, die ware bnlsem, die goede troost
in oogeublikken van neerslachtigheid en
onopgewektheid, was op den Coquelin-avond in den
schouwburg weggelaten. Het orkest lag geheel
braak, en zag er even somber en naargeestig uit
als een armzalig lapje grond, waarvan al de
aardappelen gerooid zijn. De doodsche stilte
werd onderbroken door het klappen van deuren
en van »ouvreuses", welke laatsten dezen avond
zooals gewoonlijk sierlijk en bovendien nog bij
zonder goed gemutst waren, dank zij de vele
fooien die van het bijzonder welgestelde publiek
zelfs op den derden rang, uitgingen. ISij elk
dubbeltje, dat in de automatisch uitgestoken
hand geworpen werd, weerklonk er een krassend,
phonographisch lof eu dankdeui.tje ter eere van
den mililcn gever.
Men kan nagaan welk eene opluchting, welk
eene verademing het gaf, toen ten laatste liet
afzichtelijke scherm naar de plaats, waar hot
eigenlijk alleen thuis behoort, den zolder, ver
huisde, en de hier in de residentie zoo harts
tochtelijk geliefde Fransche taal nog veel
vloeiender en gemakkelijker gesproken, dan men
hier gewoon is zelfs van kostschoolbezoeksters te
hooreu het laudziekig geteein der »ouvreuses»
voor goed deed verstommen.
Dag- eu weekbladen uit alle plaat-en waar
. Ooqneün ainévoor het voetlicht verschenen is,
vloeien ovrr van zijn lof. Ook hier ter stede
gaat maar n roep over zijn geniaal spel, vol
zelfbeheersching en eenvoud, en toch zoo frisch,
jubelkreten omhelsde hij haar keer op keer...
Een oogenblik later bracht hij een pakje
te voorschijn, opzettelijk medegebracht voor
dit onderhoud. Het bevatte eene fraaie zil
veren sleutelrceks, en een eenvoudigen gouden
ring.
»Je bent nu mijn C a tel ij n e! En mag
dit in den eersten tijd nog niemand weten,
neem dezen ring' als een vast bewijs van mijne
affectie! Uw beeld zal nimmer meer uit mijn
hart worden weggenomen!"
»O, hoe gentiei! Het is dubbel ondieft!"
riep C a t e l ij n e, terwijl zij ring en sleutel
reeks met glinsterende oogen bekeek. En ze
loonde het hem met nog vuriger, hartstoch
telijker omarming.
Toen zeide zij eensklaps:
»Daar komen de heereii! Seffens naarden
schouw, in dien stoel. Zoo!"
En voordat iemand binnentrad, was C a
t e lij n e in den kelder verdwenen, en zat
Starter in een hpogen stoel bij den haard,
met moeite het luid kloppen van zijn hart
onderdrukkend.
Vrooli.jk en druk sprekende kwam het ge
zelschap binnen Zij waren geheel voltallig
de een-en-twintig vaste klanten, die in
den regel omstreeks drie uren na den noen
ter taveerne in den »Koninck van Vrankrijk"
kwamen. Men was zeer tevreden, Starter
reeds op 't appel te vinden. Met zekere plech
tigheid gingen allen naar de tafel bij de
vensters, waar men als in eene deftige ver
gadering plaats nam.
Ei lieve, S t a r t e r l" riep E m a n u e l
C o lij n.?»Kom met ons aan de tafel zitten.
De vrienden hebben goed nieuws!"
Eenigsziris verrast zette hij zich naast
Gasper van AV i c k e v o o r t d e J o n g e
en J a c c m o Pauw, die ccne plaats voor
hem hadden opengelaten. Het gezelschap
zweeg. Pauw knikte tot de vrienden en nam
het woord:
»Vriend Starter! "Wij hebben uit
vriendschap en goede gonste te uwaart aan
onze belofte voldaan. Gij hebt u aan ons
geassocieerd te dezer plaatse, waardoor onze
compagnie niet weinig heeft gewonnen aan
boertige poëzie en zang. Gij hebt de vaste
aangrijpend en boeiend. Letterlijk iedereen is
het er over eens, dat men bij dezen acteur met
een zeldzaam talent te doen heeft, dat door
voortdurende ijverige studie tot zijn volle ont
wikkeling gebracht is. Geen wauklank van aan
merkingen of terechtwijzingen heeft zich in het
koor van loftuitingen gemengd. Mocht al een
enkele uitbijter eene tegenovergestelde meening
toegedaan zijn, dan houdt hij zich heel wijselijk
schuil, want zoo een kan voor zich zei ven vrij
zeker zijn, dat het met zijn ader voor kunst in
het algemeen en met zijne ontwikkeling op dra
matisch gebied in het bijzonder allcrtreurigst
gesteld is. Iets anders is het, te beweren dat
een deel van Coqnelin's succes hier ie lande, ook
aan zijne magistrale, duidelijke en volm, akt zui
vere uitspraak van de, Fransche taal mag toege
schreven worden. Ieder Nederlander vau fatsoen
is immers een dilcttant-Franseh-spreker? Velen
brengen het in die kunst werkelijk zoo ver, dat
zij Franschen van geboorte in bevalligheid van
uitspraak en siorlijkheid van zinwending dicht
nabij komen, maar ook zeer velen laten we
er maar geen doekjes omwinden spreken een
Frauschje" ongeveer op de manier zooals dilet
tant artisten vaak schilderijen vervaardigen: wel
te verstaan zóó, dat geen boom, geen huis, geen
molen op zijne plaats staat, en alleen een erg
meegaand roensch er iets van een landschap of
een stadsgezicht in ontdekken kan.
Maar voor alle dilettant-penseel voerders, zonder
onderscheid, is niets aangenamer om niet te
zeggen: zaliger dan liet zien van meester
stukken in hun genre van vakmannen, en zich
van lieverlede te verbeelden dat zij het ook zoo
doen of althans binnen korten tijd dezelfde hoogte
zullen bereiken. Zonder iets aan het talent vau
Coqnelin te kort te doen, kan men veilig aan
nemen, dat een Fransch acteur van dezelfde
kracht als Bouwmeester, Eosier Faassen, Has
pels, Moor, Morin, Van Zuylen om ze
alphabetisch te noemen bij een Nederlandsch publiek
gemakkelijk de cerepalm zal wegdragen. Al is
onze moedertaal, zoo als sommigen zich halsstarrig
schijnen te verbeelden, geen stijve, klein-steedsche
juffrouw, afgemeten en stroef in den omgang,
die nooit uit de ploo durft komen, met wie men
zich eenigszins schaamt om in liet openbaar te
verschijnen, zoo heeft zij toch wel iets van een
knudje-roer-mij-niet. Wordt zij niet. hoffelijk,
met de noodige egards", niet volmaakt
geu'Iemanlikc" behandeld, dan laat zij het hoofd
spoedig hangen en doet haar cavalier bepaald eea
allerongelukkigst figuur slaan.
Het ergste van alles, is nog do hoogst besmet
telijke keelziekte, die volgens Rnskcn Hue't bij
ons te lande helaas inheemsch blijkt te zijn, en
altijd door met onweerstaanbare kracht voort
woekert. Zooals men weet, werkt die ziekte uit
dat de lijders harde eu rauwe schreeuwen voort
brengen, iu plaats van gezonde welluidende
klanken, terwijl zij bovendien doodgewone «'oor
den koortsachtig verdraaien en afschuwelijk ver
minken. Al gaf Iluët, (He geniale criticus en
fijne opmerker, aan Parijs als vaste woonplaats
(te voorkeur boven Amsterdam of 's-Gnivenhage,
hij bleef toch met hart en ziel Holl.mdrr. Ka
telkens als zijn weg hem voor korten tijd naar
zijn geboortegrond terug voerde, viel liet hem op
eu stoorde liet fijn goed humeur, dat het
platAmsterdainsch en plat-Haagse'.i, in plaats van
af te neme)], zoo mogelijk nog grooter en kwaad
aardiger omvang verkregen bad. Inderdaad
schijnt de ziekte eene bedenkelijke uitg-r-breHlieid
te hebben, als men nu en dan gewaar wordt dat
zelfs talentvolle acteurs en actrices niet geheel
vrij zijn gebleven van besmetting Het zou even
onhensch en onbillijk zijn niet volmondig te er
kennen, dat iu den laatsten tijk enorme, vorde
ringen in dit opzicht te bespeuren zijn ; maar
wee den wolf die in een slecht gerucht slaat.
Hoewel liet reeds lang, heel Inng geleden is,
moeten er misschien toch nog jaren verloopen,
eer het zuchten, steunen en hijgen van vroegere
resolutie genomen te Amsterdam te blijven, en
wij hebben de vragc geëxamineerd, op welke
wijze gij in pais en vree uwe begonnen dich
terlijke werken zoudt mogen voleiuden, en
met gemak aan den dag geven. Nadat wij in
eene vergadering', daarvoor specialijk gehou
den, de zaak aandachtig hadden gepondcreerd,
hebben wij een vast besluit genomen en
daarvan acte opgemaakt. Co i ij n zal de acte
voorlezen en ik geloof wel, dat alles tot uw
contcntement zal zijn geschikt''.
Starter, door verschillende aandoenin
gen overmand, boog, maar vond gcene woor
den. Franeker, Amsterdam, Nies k e, C
atelijne, alles ging in woeste d\varling door
zijn hoofd. E m a n u el C o l ij n stond van
zijn zetel op en begon eene acte voor te
lezen
»Wij ondergeschrev. als Lyeffiicbbers van
de Nederduytsehe Poesy, om den Persoon
van Jan Janssen Starter alhyer te
houden, opdat hy syn begonnen wercken
niagh volenden en die hy midtertijclt sal
maccken met gemak aan (len dag magli ge
ven, beloven te contribuecren elck de somma
van twee ponnen vlaams voor een jaar, welke
penningen wij sullen stellen in handen van
eenen (daartoe van ons geordineerden) rent
meester, wt wiens handen S t a r t c r
voorsegd weecklicks sal trccken de somma van
twaelf car. ges, voor welckc contributie hy
gehouden sal syn om volkomen acces tot
alles wat hy macckt ofte gcmacckt heeft te
geven; wat wy van syn Liedekcns ofte ge
dichten begeeren uytgeschreven te hebben,
dat hy ons dat voor drie stuyvers de syde
gehouden sal sijn te schryven, zoo wy iets
van hem gemaekt willen hebben, dat hy ons
vóór een ander tot een billickc pryse pal
voorthelpen: niimelyck elck liedje voor twee
gulden elck Brnyloftsgedicht voor zes
j gulden ende andere rymeri.jcn naer
advenant. Ende dat hy geduyrende onsc contri
butie syn woonplaats tot Amsterdam sal
houden. Oorconde onse handen, t' Amster
dam den 30 Maart 1021.
actrices en de rateleude kommandeertoon vau voor
malige acteurs voorgoed iu het vergeetboek
zullen geraakt zijn.
Hoe dit zij, het speelseizoen is nu pas begon
nen, en de tijd van oordeelcn is nog niet geko
men. De aandacht vau het publiek is nog niet
ten volle op het tooneel gevestigd en wordt nog
druppelsgewijze door najaarsvermaken van allerlei
aard afgeleid. Groote internationale athletische
wedstrijden, wedloopen met en zonder hindernissen,
ver- en hoogspringen hebben laatsleden Zoudag
nog vele menschen aau de iScheveningsche
Wielerbaan gekluisterd gehouden. Een
voetbalivedstrijd duurde zoo lang, dat men den bal niet
meer zien kon, en de kamp tot een later tijdstip
moest verdaagd worden. Al de toeschouwers
waren inmiddels, de een voor, de ander na,
stilletjes afgedropen, zoodat de balkampers allceu
overbleven, waaruit al weer duidelijk blijkt dat
liet publiek, ondanks al de lieflij khcden waar
mede zijn b reed e rug gewoonlijk overladen wordt,
in den regel nogal kalm en gezond oordeelt eu
practisch handelt. 'L.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Stadsschouwburg. Tartuff'a. La joie fait peur.
Grand Thcatre. Kaan.
Weinig genietingen in Europa zijn zoo groot,
als Delaunay in den Menteur, Coqueliii in de
Jf'ou.rbei'ies de Scapin, Uot in Le gendre de mon
sieur Poirier, Talbot in L'uvare de hoofdrol te
zien vervuilen," schreef Busken Iluet in 1878 in
zijn Parijs en omstreken". Indien Coquelin toen
ter tijde den Tartu/fe reeds had gespeeld, zonder
twijfel had de groote criticus iiem als
liooldvertolker van Molière's meesterwerk nog een tweede
plaats in zijn eeregalerij gegeven. Waarder en
diepzinniger, tragischer en verpletterende!' creatie
van den impostcM' laat zich nauwlijks denken.
Wie zoo een karakter van Molière weet te begrij
pen en weer te geven, is meer dan alleen een
groot tooneelspeler of zelfs tooneelgenie, is niet
minder of vóór alies een groot denker en groot
geleerde. Geen lijvige commentaren ot' breedvoe
rige betoogcn kunnen ons loeren, wat zulk een
spel ons als een genot en genoegen komt aanbie
den, kunnen ons op zoo welsprekende en overtui
gende wijze de bedoelingen van Molièie duidelijk
cu klaar ;i;aken, kmmim ons zoo, ondanks ons zc.li,
den lach op de lippen doen besterven en, zooals
de dichter dat wil, doen sidderen en rillen voor
de demonische spotternijen en godslasteringen van
dezen huichelaar.
De 7'iiriti/j'e van Coqnelin is geen zwak,
onnoozel, popperig fcinolaartj'j; dat was de bedoeling
van Molière ook niet; het is een forscho en krach
tige, trotsche on licerschznchtige, zinnelijke en
wraakgierige niotcling, die geen middel te laag,
geen schurkerij te groot vindt, orn aan zijn booze
IwrtstM'hkm (e kunnen voldoen, zijn booze luiten te
bevredigen, die tot zijn en anderer vcnleri'beg-ii'tigd
is met een duivelachtige leepheid en grciizeuluozc
energie, die hem voor niets doen terugdeinzen,
niets onmogelijk ot'onbere.ikbaar doen schijnen en die
slechts op het laatste oogenblik, als hij zijn laatste
troef heeft uitgespeeld, zijn laatslc hulpmiddelen
hc'.'lt uitgeput, trots en energie verliest, moed
c:) hoop aat zinken en ais door een onzichtbare
macht geknakt, zich zonder tegenstreven, zouder
tegenspraak zelfs, naar de gevangenis laat
voeren.
.Kerst door znlk een opvatting wordt de
Tartnfji! werkelijk een grootsch opgevat on grootsch
uitgewerkt karakter, den grooten M-.aère waardig.
Hij is de demon van liet kwaad, die tegenover
iedereen Imichelt en komedie spoelt, liegt en be
driegt, zooais Dji'ino zegt se f,fj{ uu (icrm
manteii.ii de lont ce qti'on rcrcrc" en die eer.-;t als
zijn zinnen hem te machtig worden, als bij, on
danks en in weerwil van zicli zelf een oogenblik
Pedro Occo,
i Aerenl Pielcrsz
Brughi man.
! Manuel Colijn.
Dominion.-: Poulle.
Gnilliaem van den
Broeck.
Andrics de Grauwe.
JVaac Tonfenior.
j Jan Gcrritsz. Kieft.
Jacques do Rchott.
Jan Cornelisz. van
Gecresteyn.
?Tacob Ducker.
Daniel de Loecker.
Marcus AVestliofF.
Johannes Itoghe.
Pedro Elandt.
Pieter van Malsem.
HendriekHoocbkamer.
Pieter Witlemsz.
Poussin.
Enrico Bernart.
Jacomo Pauw.
Gasper van Wickevoort
de Jonge.
Onder de voorlezing van deze acte had
Starter zijne bezinning herwonnen. Hij
luid zich verbonden te Amsterdam te blijven.
Aan Franeker te denken durfde hij niet.
Sedert, den 2~> Februari had hij geen bericht
van N i e s k e. En daar hij niets vernomen
had, schreef ook hij niet. Erger nog, hij had
de beloofde geldsom nog niet gezonden, te
meer, daar hij, zich nu rijk wanend, het een
en ander voor eigen gebruik eene zeer
kostbare luit had aangeschaft. Hij stelde
zich voor, dat alles te Franeker zich reeds
geschikt had.
Zoodra de voorlezing der acte was
afgeloopen stond hij van zijne zitbank op.
-Messk'urs! ^lijn leven huig blijf ik u
dankbaar. Ik z.al met de uiterste stiptheid
de conditiën van liet aceoord vervullen! Gij
zult u over uwen getrouwen lijf'poëct niet
hebben te beklagen!"
Allen stonden op Er werden vriendelijke
! handdrukken gewisseld.
j »Gans bloed! Daar mag een Duitsehe
! dronk op staan!" riep Gasper van Wic
kevoort. »Hola ! waar is doove (i-er rit,
i waar is C' a t e l ij n c ?"'
l Gedurende de plechtige vergadering had
niemand zich in het vertrek doen zien.
-Ja, waar blijft C a t e l ij n e ? vraagt
! Colijn.?'<!0r moet op bet accoordgedronken
1 worden. Het mag er nu op staan, 't Is toch
alle dag geen yastehivond!"
l Plotseling uit den kelder naar boven
wiphet masker aflegt, zijn kracht verliest en den on
dergang te gemoet snelt.
Bij het spel van Coquelin kan (en gelukkig!)
van glanspunten, van goede, betere en beste ge
deelten, eigenlijk geen sprake zijn; het is vaa het
begin tot het einde, van het eerste tooneel tot het
laatste, volmaakt en af; niets wordt veronacht
zaamd of te gering gerekend; aan alles wordt
waarde- gehecht, aan alles beteckeriis gegeven.
Het vormt vóór alles n harmonisch geheel, doet
ons vóór alles n mensch zien, die steeds op zich
zolf gelijkt en gelijken blijft, die niet in con volgend
bedrijf een geheel andere gedaante heeft, dan in.
het voorgaande, die niet slechts op enkele
oogenblikken door het misbruik maken van. valsche
effecten en overdreven stemuitzetting op onze zin
nen tracht te werken, maar die steeds door het
oordeelkundig gebruiken van degelijker en
aesthetischor middelen ons gemoed in werking en span
ning weet te houden of nog juister, door iedere
gedachte aan effect of kunstmiddel onmogelijk
te maken, door geen oogenblik te laten merken
of raden op welke wijze hij zijn doel bereikt en
zijn bedoelingen verwezenlijkt, er ons als door
een onzichtbare macht toe, dwingt, aau zijn wer
kelijk bestaan te gelooven.
Opmerkelijk in dit opzicht kwam ons vooral het
7do tooncel vau het 4de bedrijf voor. Steeds on
vergetelijk zullen ons de toon en wijze blijven,
waarop Coquelm daar uitroept:
C'est u, vous d'en sortir, vous qui parlcz en
m/utre:
La maison iiiappartienl, je Ie ferai connaitre.
Als zoovele donderslagen vallen do woorden
uit zijn mond op Orgou en Ehniro, op u on ons
neer. En toch schreeuwt hij geen oogenbük, maakt
hij bijna geen enkel gebaar, lloe is hot hem dan
mogelijk, iilk ecu ontzagwekkenden indruk te
maken V Juist dit is liet geheim en het verhevene
van zijn kunst.
liet spel der overige medewerkenden geeft geen
aanleiding tot breedvoerige bespreking. De
Orgon van den heer Dmniesne kon ons niet be
vallen; de rol is buitengewoon zwaar, wij stemmen
dit toe, even zwaar of nog zwaarder misschien
dan die vau Tartuife. De hoer Durjuesno bad
echter moeten en kunnen begrijpen, dat Molière
in Orgoa een mensch en geon clown heeft willen
teekenen, dat zijn zwakheid veeleer het mede
lijden dan den lachlnst moot opwekken en dat
vooral in de comischc gedeelten de grootst mo
gelijke, matiging in aeat moet worden genomen.
Mad. Lemercier gaf een vrij goede Mad. l'ernelle,
die alleen wat bitser en forsciier had moeten zijn,
terwijl integendeel Mad. Ilose als Dorino deze
eigenschappen in voldoende mate bezat, maar
van (ijd tot tijd wat meer gemoed en hart had
kunnen toont-n. Toch mag niet onvermeld blijven,
dat de laatste in hot bekoorlijke kibbelpavtijrje
tusschen Mariane en Valere, have rol van be
middelaarster niet veel humor en warmte ver
vulde, met deze beiden, door Mlle Kernich en
Mr. Mayer op zeer gelukkige, wijze voorgesteld,
een uitstekend geheel vormde en allo drie de eer
van een terugroeping lei: volle verdienden.
Nainvïijks voldoende waren da (,'lóattthc van
Mr. Marsay en eigenlijk ook de Elmire van Mad.
Unyon. liet vele fraais, door Molière Orgon's
iiclinonbroudcr in den mond gelegd, mag niet op
zulk een vervelende wijze ongedreund en
afgezorigen worden, evenmin als Mad. Gayon ons
mocht trachten wijs te maken, dat Molière in
Elraire zulk eou iammo, saaie en spijtige
oiulcjoiigejmï'rouw heelt willen teekenen, als zij ons te
aanschouwen ga!'. Bijzondere vermelding verdient
nog de Loyai van Mr. ChuniWy. Verwonderen zou
lift ons niet als ('oqueHn, die zeli' iu het Thvatre
Francais deze rol, waaraan Molière een groot ge
wicht hechtte, als zijnde in zekeren zin een aan
vulling van Tfirtufl'c, tot een waar lucestcrstukjo
wist te maken, genoemden heer in zijn creatie
net raad cu daad had bijgestaan. In zijn ge
heel maakte Molièru's meesterwerk
niottegenpend stond C a t c l ij n e midden in het ge
zelschap. Jlarc donkerroode keurs, hare
hagelwitte muts, en de gezonder dun ooit
blozende wangen, schenen zich bij liet ice.st
op luisterrijke wij/e aan te sluiten. Zij droeg
vier schuimende kroezen, en riep mut luide
stem :
"JN'icuwDülftsch.mcssieurs! NieuwDelflsch!"
Achter haar verscheen doove G e r r i t met
vier andere kroezen. Een verward geroep om
bier of wijn en om pijpen, terwijl enkelen
zich aan den haard plaatsten, anderen bij de
tafel bleven zitten-, volgde. (Starter (leed
zijn bes!, om zijne een-en-twintig Maocenassen.
elk persoonlijk te danken voor hunne zorg,
terwijl hij telkens heimelijk een blik wissel
de mot {' a t e l ij n c, die hem het hart deed
bonzen in het lijf.
«Messieurs!" begon Pau w, van den
haard naar de tafel loopend.?»Van avond is
het feest voor Starter, den poëet van ons
collegie. Ik heb vier stadsmuzikanten be
steld, dan kan er gezongen worden".
Een algemeen bravo volgde.
«Daartoe komt nog nieuwe poëzie van onze
vriend," verzekerde (J o l ij n.
Starter moest dadelijk toonen, wat hij
had. Hij bracht een blad papier te voor
schijn en antwoordde:
:»Het nieuwe 't welk ik nog heden voor u
uitschreef, heet »M e n n i s t e V r y a g i e."
»En hij ving aau met:
»Ick vryclen op een tyd een soet Menniste
Kusje,
»Die iek seer hoffelijk quum groeten met
een kusje . .!"
Geen enkel gedicht van den Frieschcn
BruilofUangor is zoo bekend geworden. De
Amsterdumsche kooplieden hoorden het met
eene eerbiedige stille aan, totdat aan het slot
daverende toejuichingen klonken toejuichin
gen waarvan de echo nog in onze dagen
heeft nagetrild.
fWordt vervolgd.)