De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 13 oktober pagina 2

13 oktober 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.642 O-iderscheid zijn meer dan rijp om in een gesticht van havelooze kindertjes opgenomen te worden. Onoverwinlijke afkeer en diep medelijden maken zich beurtelings van den aanschouwer meester, want de beklagenswaardige stumperds hebben bovendien allen deerlijk verdraaide armpjes en beentjes, waarmede zij op onsmakelijke wijze tusschen twee totaal verschoten reepjes gordijn in eene armoedige, alles behalve kraakzindelijke bedstee door elkander krieuwelen, te midden van allerhande kleur-, vorm- en naamlooze vodden en todden. Het nieuwe scherm in het Gebouw voor kun sten en wetenschappen waarlijk ook geen »chef d'oeuvre" is dan nog verre te verkiezen boven de schilderkundige cacographie van den. Koninklijk Hollandschen Schouwburg. Op den voorhang in het Gebouw heeft althans een sma kelijk perensap-kleurtje, slordig met goud ge meubileerd, in den trant van de ouderwetsche St. Nicolaas-koek of van de portiergangers bij de opening van de Staten-Generaal, den boven toon, terwijl de vertikaal loopende zware, ijzeren staven in het midden, die zijden plooien moeten verbeelden, aan iets grootsch, minstens aan een olifants- of leeuwenhok doen denken. Die dikke tralies mogen uit een aesthetisch oogpunt be schouwd, verfoeilijk leelijk zijn, zij geven in elk geval een idee van groote veiligheid en rust, dat op het in de zaal zittend publiek niet anders dan een heilzamen in vloed kan uitoefenen. Vooral dezen winter, uu er geen vast Duitsch gezelschap is, in staat om ten allen tijde groote opera's, als die van fiichard Wagner, beschaafd en vol gens de laatste regelen der kunst op te disschen, doet zich de behoefte aan veiligheidsmaatregelen ten deze gevoelen. Men weet volstrekt niet welk vleesch men in de kuip heeft. ledereu opera avond staat men bloot aan de plotselinge ver schijning van zoo maar uit de woestijn opge vangen, ongebreidelde, schuwe en oorverscheurende sujetten Gaat het scherm omhoog, dan moet men zich natuurlijk geheel verlaten op den takt en de behendigheid van dirigent en orkest om den troep in bedwang te houden. En wat dat betreft kan maar n woord, namelijk van lof, uitgesproken worden. Men heeft altijd brok'ken »Tannhauser" en »Lohengriu'' in petto, waaraan wat te knabbelen valt, er, juist op het oogenblik als het laatste velletje verslonden is, wordt zonder mankeereu ijlings de valdeur weer neergelaten. De muziek, die ware bnlsem, die goede troost in oogeublikken van neerslachtigheid en onopgewektheid, was op den Coquelin-avond in den schouwburg weggelaten. Het orkest lag geheel braak, en zag er even somber en naargeestig uit als een armzalig lapje grond, waarvan al de aardappelen gerooid zijn. De doodsche stilte werd onderbroken door het klappen van deuren en van »ouvreuses", welke laatsten dezen avond zooals gewoonlijk sierlijk en bovendien nog bij zonder goed gemutst waren, dank zij de vele fooien die van het bijzonder welgestelde publiek zelfs op den derden rang, uitgingen. ISij elk dubbeltje, dat in de automatisch uitgestoken hand geworpen werd, weerklonk er een krassend, phonographisch lof eu dankdeui.tje ter eere van den mililcn gever. Men kan nagaan welk eene opluchting, welk eene verademing het gaf, toen ten laatste liet afzichtelijke scherm naar de plaats, waar hot eigenlijk alleen thuis behoort, den zolder, ver huisde, en de hier in de residentie zoo harts tochtelijk geliefde Fransche taal nog veel vloeiender en gemakkelijker gesproken, dan men hier gewoon is zelfs van kostschoolbezoeksters te hooreu het laudziekig geteein der »ouvreuses» voor goed deed verstommen. Dag- eu weekbladen uit alle plaat-en waar . Ooqneün ainévoor het voetlicht verschenen is, vloeien ovrr van zijn lof. Ook hier ter stede gaat maar n roep over zijn geniaal spel, vol zelfbeheersching en eenvoud, en toch zoo frisch, jubelkreten omhelsde hij haar keer op keer... Een oogenblik later bracht hij een pakje te voorschijn, opzettelijk medegebracht voor dit onderhoud. Het bevatte eene fraaie zil veren sleutelrceks, en een eenvoudigen gouden ring. »Je bent nu mijn C a tel ij n e! En mag dit in den eersten tijd nog niemand weten, neem dezen ring' als een vast bewijs van mijne affectie! Uw beeld zal nimmer meer uit mijn hart worden weggenomen!" »O, hoe gentiei! Het is dubbel ondieft!" riep C a t e l ij n e, terwijl zij ring en sleutel reeks met glinsterende oogen bekeek. En ze loonde het hem met nog vuriger, hartstoch telijker omarming. Toen zeide zij eensklaps: »Daar komen de heereii! Seffens naarden schouw, in dien stoel. Zoo!" En voordat iemand binnentrad, was C a t e lij n e in den kelder verdwenen, en zat Starter in een hpogen stoel bij den haard, met moeite het luid kloppen van zijn hart onderdrukkend. Vrooli.jk en druk sprekende kwam het ge zelschap binnen Zij waren geheel voltallig de een-en-twintig vaste klanten, die in den regel omstreeks drie uren na den noen ter taveerne in den »Koninck van Vrankrijk" kwamen. Men was zeer tevreden, Starter reeds op 't appel te vinden. Met zekere plech tigheid gingen allen naar de tafel bij de vensters, waar men als in eene deftige ver gadering plaats nam. Ei lieve, S t a r t e r l" riep E m a n u e l C o lij n.?»Kom met ons aan de tafel zitten. De vrienden hebben goed nieuws!" Eenigsziris verrast zette hij zich naast Gasper van AV i c k e v o o r t d e J o n g e en J a c c m o Pauw, die ccne plaats voor hem hadden opengelaten. Het gezelschap zweeg. Pauw knikte tot de vrienden en nam het woord: »Vriend Starter! "Wij hebben uit vriendschap en goede gonste te uwaart aan onze belofte voldaan. Gij hebt u aan ons geassocieerd te dezer plaatse, waardoor onze compagnie niet weinig heeft gewonnen aan boertige poëzie en zang. Gij hebt de vaste aangrijpend en boeiend. Letterlijk iedereen is het er over eens, dat men bij dezen acteur met een zeldzaam talent te doen heeft, dat door voortdurende ijverige studie tot zijn volle ont wikkeling gebracht is. Geen wauklank van aan merkingen of terechtwijzingen heeft zich in het koor van loftuitingen gemengd. Mocht al een enkele uitbijter eene tegenovergestelde meening toegedaan zijn, dan houdt hij zich heel wijselijk schuil, want zoo een kan voor zich zei ven vrij zeker zijn, dat het met zijn ader voor kunst in het algemeen en met zijne ontwikkeling op dra matisch gebied in het bijzonder allcrtreurigst gesteld is. Iets anders is het, te beweren dat een deel van Coqnelin's succes hier ie lande, ook aan zijne magistrale, duidelijke en volm, akt zui vere uitspraak van de, Fransche taal mag toege schreven worden. Ieder Nederlander vau fatsoen is immers een dilcttant-Franseh-spreker? Velen brengen het in die kunst werkelijk zoo ver, dat zij Franschen van geboorte in bevalligheid van uitspraak en siorlijkheid van zinwending dicht nabij komen, maar ook zeer velen laten we er maar geen doekjes omwinden spreken een Frauschje" ongeveer op de manier zooals dilet tant artisten vaak schilderijen vervaardigen: wel te verstaan zóó, dat geen boom, geen huis, geen molen op zijne plaats staat, en alleen een erg meegaand roensch er iets van een landschap of een stadsgezicht in ontdekken kan. Maar voor alle dilettant-penseel voerders, zonder onderscheid, is niets aangenamer om niet te zeggen: zaliger dan liet zien van meester stukken in hun genre van vakmannen, en zich van lieverlede te verbeelden dat zij het ook zoo doen of althans binnen korten tijd dezelfde hoogte zullen bereiken. Zonder iets aan het talent vau Coqnelin te kort te doen, kan men veilig aan nemen, dat een Fransch acteur van dezelfde kracht als Bouwmeester, Eosier Faassen, Has pels, Moor, Morin, Van Zuylen om ze alphabetisch te noemen bij een Nederlandsch publiek gemakkelijk de cerepalm zal wegdragen. Al is onze moedertaal, zoo als sommigen zich halsstarrig schijnen te verbeelden, geen stijve, klein-steedsche juffrouw, afgemeten en stroef in den omgang, die nooit uit de ploo durft komen, met wie men zich eenigszins schaamt om in liet openbaar te verschijnen, zoo heeft zij toch wel iets van een knudje-roer-mij-niet. Wordt zij niet. hoffelijk, met de noodige egards", niet volmaakt geu'Iemanlikc" behandeld, dan laat zij het hoofd spoedig hangen en doet haar cavalier bepaald eea allerongelukkigst figuur slaan. Het ergste van alles, is nog do hoogst besmet telijke keelziekte, die volgens Rnskcn Hue't bij ons te lande helaas inheemsch blijkt te zijn, en altijd door met onweerstaanbare kracht voort woekert. Zooals men weet, werkt die ziekte uit dat de lijders harde eu rauwe schreeuwen voort brengen, iu plaats van gezonde welluidende klanken, terwijl zij bovendien doodgewone «'oor den koortsachtig verdraaien en afschuwelijk ver minken. Al gaf Iluët, (He geniale criticus en fijne opmerker, aan Parijs als vaste woonplaats (te voorkeur boven Amsterdam of 's-Gnivenhage, hij bleef toch met hart en ziel Holl.mdrr. Ka telkens als zijn weg hem voor korten tijd naar zijn geboortegrond terug voerde, viel liet hem op eu stoorde liet fijn goed humeur, dat het platAmsterdainsch en plat-Haagse'.i, in plaats van af te neme)], zoo mogelijk nog grooter en kwaad aardiger omvang verkregen bad. Inderdaad schijnt de ziekte eene bedenkelijke uitg-r-breHlieid te hebben, als men nu en dan gewaar wordt dat zelfs talentvolle acteurs en actrices niet geheel vrij zijn gebleven van besmetting Het zou even onhensch en onbillijk zijn niet volmondig te er kennen, dat iu den laatsten tijk enorme, vorde ringen in dit opzicht te bespeuren zijn ; maar wee den wolf die in een slecht gerucht slaat. Hoewel liet reeds lang, heel Inng geleden is, moeten er misschien toch nog jaren verloopen, eer het zuchten, steunen en hijgen van vroegere resolutie genomen te Amsterdam te blijven, en wij hebben de vragc geëxamineerd, op welke wijze gij in pais en vree uwe begonnen dich terlijke werken zoudt mogen voleiuden, en met gemak aan den dag geven. Nadat wij in eene vergadering', daarvoor specialijk gehou den, de zaak aandachtig hadden gepondcreerd, hebben wij een vast besluit genomen en daarvan acte opgemaakt. Co i ij n zal de acte voorlezen en ik geloof wel, dat alles tot uw contcntement zal zijn geschikt''. Starter, door verschillende aandoenin gen overmand, boog, maar vond gcene woor den. Franeker, Amsterdam, Nies k e, C atelijne, alles ging in woeste d\varling door zijn hoofd. E m a n u el C o l ij n stond van zijn zetel op en begon eene acte voor te lezen »Wij ondergeschrev. als Lyeffiicbbers van de Nederduytsehe Poesy, om den Persoon van Jan Janssen Starter alhyer te houden, opdat hy syn begonnen wercken niagh volenden en die hy midtertijclt sal maccken met gemak aan (len dag magli ge ven, beloven te contribuecren elck de somma van twee ponnen vlaams voor een jaar, welke penningen wij sullen stellen in handen van eenen (daartoe van ons geordineerden) rent meester, wt wiens handen S t a r t c r voorsegd weecklicks sal trccken de somma van twaelf car. ges, voor welckc contributie hy gehouden sal syn om volkomen acces tot alles wat hy macckt ofte gcmacckt heeft te geven; wat wy van syn Liedekcns ofte ge dichten begeeren uytgeschreven te hebben, dat hy ons dat voor drie stuyvers de syde gehouden sal sijn te schryven, zoo wy iets van hem gemaekt willen hebben, dat hy ons vóór een ander tot een billickc pryse pal voorthelpen: niimelyck elck liedje voor twee gulden elck Brnyloftsgedicht voor zes j gulden ende andere rymeri.jcn naer advenant. Ende dat hy geduyrende onsc contri butie syn woonplaats tot Amsterdam sal houden. Oorconde onse handen, t' Amster dam den 30 Maart 1021. actrices en de rateleude kommandeertoon vau voor malige acteurs voorgoed iu het vergeetboek zullen geraakt zijn. Hoe dit zij, het speelseizoen is nu pas begon nen, en de tijd van oordeelcn is nog niet geko men. De aandacht vau het publiek is nog niet ten volle op het tooneel gevestigd en wordt nog druppelsgewijze door najaarsvermaken van allerlei aard afgeleid. Groote internationale athletische wedstrijden, wedloopen met en zonder hindernissen, ver- en hoogspringen hebben laatsleden Zoudag nog vele menschen aau de iScheveningsche Wielerbaan gekluisterd gehouden. Een voetbalivedstrijd duurde zoo lang, dat men den bal niet meer zien kon, en de kamp tot een later tijdstip moest verdaagd worden. Al de toeschouwers waren inmiddels, de een voor, de ander na, stilletjes afgedropen, zoodat de balkampers allceu overbleven, waaruit al weer duidelijk blijkt dat liet publiek, ondanks al de lieflij khcden waar mede zijn b reed e rug gewoonlijk overladen wordt, in den regel nogal kalm en gezond oordeelt eu practisch handelt. 'L. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Stadsschouwburg. Tartuff'a. La joie fait peur. Grand Thcatre. Kaan. Weinig genietingen in Europa zijn zoo groot, als Delaunay in den Menteur, Coqueliii in de Jf'ou.rbei'ies de Scapin, Uot in Le gendre de mon sieur Poirier, Talbot in L'uvare de hoofdrol te zien vervuilen," schreef Busken Iluet in 1878 in zijn Parijs en omstreken". Indien Coquelin toen ter tijde den Tartu/fe reeds had gespeeld, zonder twijfel had de groote criticus iiem als liooldvertolker van Molière's meesterwerk nog een tweede plaats in zijn eeregalerij gegeven. Waarder en diepzinniger, tragischer en verpletterende!' creatie van den impostcM' laat zich nauwlijks denken. Wie zoo een karakter van Molière weet te begrij pen en weer te geven, is meer dan alleen een groot tooneelspeler of zelfs tooneelgenie, is niet minder of vóór alies een groot denker en groot geleerde. Geen lijvige commentaren ot' breedvoe rige betoogcn kunnen ons loeren, wat zulk een spel ons als een genot en genoegen komt aanbie den, kunnen ons op zoo welsprekende en overtui gende wijze de bedoelingen van Molièie duidelijk cu klaar ;i;aken, kmmim ons zoo, ondanks ons zc.li, den lach op de lippen doen besterven en, zooals de dichter dat wil, doen sidderen en rillen voor de demonische spotternijen en godslasteringen van dezen huichelaar. De 7'iiriti/j'e van Coqnelin is geen zwak, onnoozel, popperig fcinolaartj'j; dat was de bedoeling van Molière ook niet; het is een forscho en krach tige, trotsche on licerschznchtige, zinnelijke en wraakgierige niotcling, die geen middel te laag, geen schurkerij te groot vindt, orn aan zijn booze IwrtstM'hkm (e kunnen voldoen, zijn booze luiten te bevredigen, die tot zijn en anderer vcnleri'beg-ii'tigd is met een duivelachtige leepheid en grciizeuluozc energie, die hem voor niets doen terugdeinzen, niets onmogelijk ot'onbere.ikbaar doen schijnen en die slechts op het laatste oogenblik, als hij zijn laatste troef heeft uitgespeeld, zijn laatslc hulpmiddelen hc'.'lt uitgeput, trots en energie verliest, moed c:) hoop aat zinken en ais door een onzichtbare macht geknakt, zich zonder tegenstreven, zouder tegenspraak zelfs, naar de gevangenis laat voeren. .Kerst door znlk een opvatting wordt de Tartnfji! werkelijk een grootsch opgevat on grootsch uitgewerkt karakter, den grooten M-.aère waardig. Hij is de demon van liet kwaad, die tegenover iedereen Imichelt en komedie spoelt, liegt en be driegt, zooais Dji'ino zegt se f,fj{ uu (icrm manteii.ii de lont ce qti'on rcrcrc" en die eer.-;t als zijn zinnen hem te machtig worden, als bij, on danks en in weerwil van zicli zelf een oogenblik Pedro Occo, i Aerenl Pielcrsz Brughi man. ! Manuel Colijn. Dominion.-: Poulle. Gnilliaem van den Broeck. Andrics de Grauwe. JVaac Tonfenior. j Jan Gcrritsz. Kieft. Jacques do Rchott. Jan Cornelisz. van Gecresteyn. ?Tacob Ducker. Daniel de Loecker. Marcus AVestliofF. Johannes Itoghe. Pedro Elandt. Pieter van Malsem. HendriekHoocbkamer. Pieter Witlemsz. Poussin. Enrico Bernart. Jacomo Pauw. Gasper van Wickevoort de Jonge. Onder de voorlezing van deze acte had Starter zijne bezinning herwonnen. Hij luid zich verbonden te Amsterdam te blijven. Aan Franeker te denken durfde hij niet. Sedert, den 2~> Februari had hij geen bericht van N i e s k e. En daar hij niets vernomen had, schreef ook hij niet. Erger nog, hij had de beloofde geldsom nog niet gezonden, te meer, daar hij, zich nu rijk wanend, het een en ander voor eigen gebruik eene zeer kostbare luit had aangeschaft. Hij stelde zich voor, dat alles te Franeker zich reeds geschikt had. Zoodra de voorlezing der acte was afgeloopen stond hij van zijne zitbank op. -Messk'urs! ^lijn leven huig blijf ik u dankbaar. Ik z.al met de uiterste stiptheid de conditiën van liet aceoord vervullen! Gij zult u over uwen getrouwen lijf'poëct niet hebben te beklagen!" Allen stonden op Er werden vriendelijke ! handdrukken gewisseld. j »Gans bloed! Daar mag een Duitsehe ! dronk op staan!" riep Gasper van Wic kevoort. »Hola ! waar is doove (i-er rit, i waar is C' a t e l ij n c ?"' l Gedurende de plechtige vergadering had niemand zich in het vertrek doen zien. -Ja, waar blijft C a t e l ij n e ? vraagt ! Colijn.?'<!0r moet op bet accoordgedronken 1 worden. Het mag er nu op staan, 't Is toch alle dag geen yastehivond!" l Plotseling uit den kelder naar boven wiphet masker aflegt, zijn kracht verliest en den on dergang te gemoet snelt. Bij het spel van Coquelin kan (en gelukkig!) van glanspunten, van goede, betere en beste ge deelten, eigenlijk geen sprake zijn; het is vaa het begin tot het einde, van het eerste tooneel tot het laatste, volmaakt en af; niets wordt veronacht zaamd of te gering gerekend; aan alles wordt waarde- gehecht, aan alles beteckeriis gegeven. Het vormt vóór alles n harmonisch geheel, doet ons vóór alles n mensch zien, die steeds op zich zolf gelijkt en gelijken blijft, die niet in con volgend bedrijf een geheel andere gedaante heeft, dan in. het voorgaande, die niet slechts op enkele oogenblikken door het misbruik maken van. valsche effecten en overdreven stemuitzetting op onze zin nen tracht te werken, maar die steeds door het oordeelkundig gebruiken van degelijker en aesthetischor middelen ons gemoed in werking en span ning weet te houden of nog juister, door iedere gedachte aan effect of kunstmiddel onmogelijk te maken, door geen oogenblik te laten merken of raden op welke wijze hij zijn doel bereikt en zijn bedoelingen verwezenlijkt, er ons als door een onzichtbare macht toe, dwingt, aau zijn wer kelijk bestaan te gelooven. Opmerkelijk in dit opzicht kwam ons vooral het 7do tooncel vau het 4de bedrijf voor. Steeds on vergetelijk zullen ons de toon en wijze blijven, waarop Coquelm daar uitroept: C'est u, vous d'en sortir, vous qui parlcz en m/utre: La maison iiiappartienl, je Ie ferai connaitre. Als zoovele donderslagen vallen do woorden uit zijn mond op Orgou en Ehniro, op u on ons neer. En toch schreeuwt hij geen oogenbük, maakt hij bijna geen enkel gebaar, lloe is hot hem dan mogelijk, iilk ecu ontzagwekkenden indruk te maken V Juist dit is liet geheim en het verhevene van zijn kunst. liet spel der overige medewerkenden geeft geen aanleiding tot breedvoerige bespreking. De Orgon van den heer Dmniesne kon ons niet be vallen; de rol is buitengewoon zwaar, wij stemmen dit toe, even zwaar of nog zwaarder misschien dan die vau Tartuife. De hoer Durjuesno bad echter moeten en kunnen begrijpen, dat Molière in Orgoa een mensch en geon clown heeft willen teekenen, dat zijn zwakheid veeleer het mede lijden dan den lachlnst moot opwekken en dat vooral in de comischc gedeelten de grootst mo gelijke, matiging in aeat moet worden genomen. Mad. Lemercier gaf een vrij goede Mad. l'ernelle, die alleen wat bitser en forsciier had moeten zijn, terwijl integendeel Mad. Ilose als Dorino deze eigenschappen in voldoende mate bezat, maar van (ijd tot tijd wat meer gemoed en hart had kunnen toont-n. Toch mag niet onvermeld blijven, dat de laatste in hot bekoorlijke kibbelpavtijrje tusschen Mariane en Valere, have rol van be middelaarster niet veel humor en warmte ver vulde, met deze beiden, door Mlle Kernich en Mr. Mayer op zeer gelukkige, wijze voorgesteld, een uitstekend geheel vormde en allo drie de eer van een terugroeping lei: volle verdienden. Nainvïijks voldoende waren da (,'lóattthc van Mr. Marsay en eigenlijk ook de Elmire van Mad. Unyon. liet vele fraais, door Molière Orgon's iiclinonbroudcr in den mond gelegd, mag niet op zulk een vervelende wijze ongedreund en afgezorigen worden, evenmin als Mad. Gayon ons mocht trachten wijs te maken, dat Molière in Elraire zulk eou iammo, saaie en spijtige oiulcjoiigejmï'rouw heelt willen teekenen, als zij ons te aanschouwen ga!'. Bijzondere vermelding verdient nog de Loyai van Mr. ChuniWy. Verwonderen zou lift ons niet als ('oqueHn, die zeli' iu het Thvatre Francais deze rol, waaraan Molière een groot ge wicht hechtte, als zijnde in zekeren zin een aan vulling van Tfirtufl'c, tot een waar lucestcrstukjo wist te maken, genoemden heer in zijn creatie net raad cu daad had bijgestaan. In zijn ge heel maakte Molièru's meesterwerk niottegenpend stond C a t c l ij n e midden in het ge zelschap. Jlarc donkerroode keurs, hare hagelwitte muts, en de gezonder dun ooit blozende wangen, schenen zich bij liet ice.st op luisterrijke wij/e aan te sluiten. Zij droeg vier schuimende kroezen, en riep mut luide stem : "JN'icuwDülftsch.mcssieurs! NieuwDelflsch!" Achter haar verscheen doove G e r r i t met vier andere kroezen. Een verward geroep om bier of wijn en om pijpen, terwijl enkelen zich aan den haard plaatsten, anderen bij de tafel bleven zitten-, volgde. (Starter (leed zijn bes!, om zijne een-en-twintig Maocenassen. elk persoonlijk te danken voor hunne zorg, terwijl hij telkens heimelijk een blik wissel de mot {' a t e l ij n c, die hem het hart deed bonzen in het lijf. «Messieurs!" begon Pau w, van den haard naar de tafel loopend.?»Van avond is het feest voor Starter, den poëet van ons collegie. Ik heb vier stadsmuzikanten be steld, dan kan er gezongen worden". Een algemeen bravo volgde. «Daartoe komt nog nieuwe poëzie van onze vriend," verzekerde (J o l ij n. Starter moest dadelijk toonen, wat hij had. Hij bracht een blad papier te voor schijn en antwoordde: :»Het nieuwe 't welk ik nog heden voor u uitschreef, heet »M e n n i s t e V r y a g i e." »En hij ving aau met: »Ick vryclen op een tyd een soet Menniste Kusje, »Die iek seer hoffelijk quum groeten met een kusje . .!" Geen enkel gedicht van den Frieschcn BruilofUangor is zoo bekend geworden. De Amsterdumsche kooplieden hoorden het met eene eerbiedige stille aan, totdat aan het slot daverende toejuichingen klonken toejuichin gen waarvan de echo nog in onze dagen heeft nagetrild. fWordt vervolgd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl