Historisch Archief 1877-1940
No. 642
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
staande de over het algemeen slechts middel
matige vertolking een overweldigenden indruk en
deed ons opnieuw naar een wederopvoering er
van op eenig nederlandsch tooneel verlangen.
Niet minder indruk, zij het dan ook een geheel
anderen, maakte Mad. de Girardin's bevallige com
die. Hierin waren alle medespelenden zonder uit
zondering volkomen op hun plaats en gaven een
geheel te aanschouwen, zooals wij ons nauwlijks
volmaakter kunnen denken. Do Noël van Cpquelin
is een meesterstukje van humor en gemoedelijkheid,
natuur en waarheid. Velen waren van meerling, dat
hij meer gevoel in zijn vertolking had moeten
leggen, het comische niet zoo sterk had^ mogen
doen uitkomen. Wij gelooven ten onrechte. Noël is in
de laatste plaats een kniezer of een pruiler; juist
door de geestige teekening van dezen eenvoiidigen
en gcmoedelijken ouden huisknecht heeft Mad.de
Girardin haar tooneelstuk voor te groote overge
voeligheid en sentimentaliteit, waartoe het
onderwerp zich maar al te zeer leende, weten te
vrijwaren en haar comédie werkelijk dit laten
blijven en niet tot een drama vermaakt of
mismaakt. Noël is gedurende het geheele stuk
het zonnestraaltje te midden van al de treurig
heid, die nauwelijks tien woorden kan zeggen,
zonder zijn aangeboren schalksheid lucht te geven,
die niet kan nalaten Blanche te plagen en te
foppen, die steeds zooveel mogelijk zijn best doet,
zich niet door zijn gevoel te laten overmeesteren,
die door zijn goeden luim en vast vertrouwen in
de toekomst ook de anderen tracht op te
vroolijken en staande te houden, die zelf zegt, bang
te zijn voor ,,ces grands carnctères a grands sen
timent:/' en die slechts bij het weerzien van zijn
geliefden Adrien alle wilskracht en
zelfbeheersching verliest en in diens armen in onmacht valt.
Aldus heeft Coquelin de rol opgevat en wat
men ook moge zeggen, een beeld weten te schep
pen, levend en uit het leven gegrepen, een beeld
dat men zich moeilijk anders kan denken, omdat
het, zoo als het is, zoo buitengewoon bekoort en
goed doet.
Meer dan gewonen lof verdienen ook Mlle.
Kernich als Blanche en de heer Mayer als Adrien.
Vooral de eerste was d cro/iuer. Nog nooit hebben
wij op het tooneel een jong meisje zoo natuurlijk
en ongedwongen haar vreugde zien uiten, zien
huppelen en springen comme une petite chevre.
Het wederzien van Blanche en Aclricu was om te
schreien van blijdschap. Zeer stijlvol en beschaafd
speelde ook Mad. Lemercior de zwaarbeproefde
moeder, terwijl de beide kleinere rolletjes den
goeden indruk niet bedierven.
Eén opmerking mogen wij ten slotte echter niet
achterwege laten. Waarom onthield men ons liet
17e tormcel? Dit, waarin Octave Blanche's liefde
voor zich bemerkt, is niet geheel overbodig en
bevat toch ook geen buitengewone moeilijkheden,
die het weslaten ervan rechtvaardigen of althans
verontschuldigen.
De voorstelling van Kean in het Grand Tb.ea.tre
heeit ons, oni maar dadelijk met do deur in (mis
te vallen, een groote teleurstelling bezorgd. Men
had ons van den heer Mittcrwurzer, vooral in
deze rol, zooveel goeds verteld, zooveel srhoons
beloofd, dat wij ons Dinsdagavond met meer dan
gewone belangstelling en nieuwsgierigheid naar
het Grand Théatre spoedden.
Hadden wij onze verwachtingen misschien te
hoc» gespannen? \^ij weten het niet. Zooveel
is echter zeker, dat de Ktan van den heer M.
op ons bijna geen indruk heeft weten te maken,
ons bijna nooit in het hart heeft weten te grijpen
en ons alleen opnieuw met groote bewondering ver
vuld heeft voor de buitengewone technische
bcgaafdhecleu en tallooze kunstmiddelen, waarover deze
heer de beschikking heeft. Do heer M. is zeer
zeker een knap, handig, vindingrijk, misschien
volmaakt tooneelspeler; dat hij echter een groot
kunstenaar is, heeft hij ons nog niet kunnen be
wijzen. Zijn zucht naar het buitensporige en excen
trieke, het vreemde en nieuwe is zijn grootste
gebrek, het maakt zijn spel gezocht, gemaakt,
aanmatigend en onnatuurlijk. liet mag in den
beginne misschien velen voor zich inpakken, op
den duur moet het vermoeien. De heer M. heeft
nog geen oogenblik de fijnere gemoedssnaren in
ons binnenste weten te doen trillen, heeft ons
nog geeii oogenblik aan het bestaan daarvan in ziju
eigen binnenste weten te doen gelooven.
De Kean van Dumas is een volmaakt
tooneelBpeler, doch zoo mogelijk een nog volmaakter
gentleman; een misschien grillig, doch vóór alles een
grootmoedig mensch. Alles wat goed en edel is,
vindt in hem een beschermer en verdediger. Zijn
liefde voor gravin Elena is onstuimig en harts
tochtelijk, doch ook weer vóór alles oprecht en
ridderlijk; zelfs als zij hem op voor zijn ijdelheid
?weinig vleiende wijze zijn conyègeeft, blijft hij op en
top de galant homme en stolt alles in het werk,
om haar aan de achterdocht van haar echtgenoot
te doen ontsnappen. Ook in zijn minder fraaie
hoedanigheid verloochent hij zijn eigenlijk karak
ter niet, aan zijn slemppartijcn en drinkgelagen
?weet hij een zeker cachet van genialiteit en vor
stelijke bizarhoid te geven, dat ons het lage er
van bijna over het hoofd doet zien.
Welk een Kean geeft do heer M. ons te aan
schouwen? Een grootsprakigc en ijdele komediant,
een belachelijke en niets edels bezittende
vrouwengek, eeu pocher en een praalhans, die ons geen
oogenblik met belangstelling voor zijn persoon
weet te vervullen, geen oogenblik aan de oprecht
heid van zijn fraaie woorden weot to doen geloo
ven, maar ons telkens en telkens in het
ooischijnt te fluisteren: geloof mij niet, hot is alles
maar komediespel.
Tot nader toelichting hiervan willen wij een
paar tooneelcn wat uitvoeriger bespreken.
In de eerste plaats het 3de van het Ale bedrijf.
Kean heeft zooeven bezoek gehad van l'istol, is
daardoor weer in een goede en opgewekte stem
ming gekomen; een knecht komt Anna Damby
aandienen. Zij is er den vorigen dag reeds ge
weest en heelt toen een brieijo voor Kean achter
gelaten, waarin zij hem zegt, dat haar toekomst
van een onderhoud met hem afhangt; bovendien
weet hij, dat Lord Mewill uit dit bezoek munt
heeft weten te slaan, om haar naam in opspraak
te brengen. Dit alles vervult hem met belangstel
ling voor het jonge meisje. Bij Dumas zegt hij
dan ook alleen : Miss Anna Damby ... Faites
entrer, et priez-la ffattendre un instant," gaat
terstond in zijn slaapkamer en komt haar dan
spoedig met de meeste hoffelijkheid te gemoet.
De heer M. heeft dit geheel anders en, naar onze
meening, geheel verkeerd opgevat. Als Salomon
(die hier den knecht vervangt) Anna komt aan
dienen, blijft deze Kean doorgapen en zich uit
rekken, vraagt op half slaperigen toon herhaalde
malen of zij mooi is, laat zich eindelijk door
Salomon naar zijn kamer tronen, toont niet de
minste belangstelling en tracht aldus aan het
karakter een comisch tintje te gevtn, dat ten
eenenmalo misplaatst en waarvan in het oorspron
kelijke dan ook niets te vinden is. Ditzelfde viel
ook nog op te merken in het groote tooneel aan
het slot van dit bedrijf. Anna deelt Kean mede,
dat zij tooneelspeelster wil worden, waarop deze
in hot oorspronkelijke zegt: Pauvre enfant!''
welke woorden natuurlijk met gevoel en op mede
lijdenden toon moeten uitgesproken worden. Wat
doet de heer M. echter ? Hij strijkt Anna eens
met de hand onder den kin, lacht haar eens toa
en zegt dan op half comischeu toon, niet geheel
zouder bijbedoeling: Das ivfire Schade." liet tooneel
met graaf Koefeld in het laatste bedrijf zou in
dit opzicht ook nog mee kunnen spreken. Doch
wij moeten ons beperken. Over het tooneel in de
herborg en de Hamlet-voorstelling, zouden wij
echter gaarne nog iets in het midden brengen.
In bc-ide was weer iets opmerkelijks, in ons oog
leelijks en verkeerds.
Van het eerste luiden bij Dumas do laatste
woorden van Kean aldus: Maintettant, roiw tes
libre de vous rctircr. Milord". Do gr.steu, nog
geheel onder den indruk van Kean's stoute woor
den, blijven als verstomd staan ; hij zeit' wijst
Lord Mewill met vcrpluttcrendeii blik de deur;
onder het pijnlijk stilzwijgen van allen gaat do
Lord af. Dit is een machtig en dramatisch slot.
Wat doet de heer M. ? Hij sart Lord Mewill en
lacht hem uit, voegt bij de laatste woorden nog
zoo iets van: Gute Nacht!" maakt dan eenige
capriolen en verlaagt aldus do geheelo vooraf
gaande uitbarsting over het verschil van stand
tot niets meer dan een mooi stukje komediespel,
eee fraaie tirade, die hij uit do herinnering aan
verschillende tooncelstnhken. waarin hij een rol
vervulde, kan hebben opgebouwd.
Over de Ilamlet-scène het volgende. In de
eerste plaats, waarom Hamlet en niet Romeo ?
Waarschijnlijk niet geheel zonder bedoeling heeft
Dumas den laatste gekozen en niet deu eerste.
De bekoorlijke baleon-scène vormt met het latere
waanzinstooneel een gelukkige en effectvolle tegen
stelling en staat bovendien nog al vrij wel op
j zichzelf, terwijl daarentegen do alleenspraak van
Hamlet voor ons geen waarde heeft, wanneer wij
den gcheelen Hamlet niet hebben zien vertolken
en loeren kennen en bovendien genoemd groot
voordeel van de Ilomcoseène mist. Ook aan het
slot van dit tooneel had men weer gemeend Dumas
te moeten verbeteren. In het oorspronkelijke
heeft Kean slechts n bui van wocilo of geveins
den waanzin, die aa,n n stak door Item wordt
afgespeeld, valt aan het einde daarvan uitgeput
in Salomon's armen, on eindigt het tooneel
zeer fraai mot diens mcdcdeeling: Sldnrd.t
et Messieurt!, la reprcscntnlion ne pctii
contimier... Ie soleil de VAmjhtcrre .s'crf cli/isé,
Ie, a'Kbre, CïHslre, Ie subliine Kaïn rieitl il'clrc
at U'int d'un acces de folie'' De heer M. echter
raast maar door, zelfs als hot scherm al aan het
vallen i,°, wil den geveinsden waan/in veel to
natuurlijk voorstellen, alsof Kean op dat oogen
blik niets anders had te doen. aan niets anders
dacht, en maakt aldus door zijn zucht tot sdiit
teren 0:1 mooi doen weer een geheel verkeerden
indruk.
Doch wij moeten eindigen en kunnen dit ook,
daar wij bijna al onze grieven tegen deze creatie
thans hebben opgenoemd. Of er dan niets to
prijzen viel? Natuurlijk wel. Do eerste de beste
stumper kan zich niet zulk een grootcn naam
maken echter als de heer M. In vergelijking van het
minder goede, was het goedo soms zelfs voortref
felijke echter niet goed of voortreffelijk genoeg,
om het eerste geheel over het hoofd te kunnen
zien of aan het laatste te groote waarde toe to
kennen.
Nog een enkel woord over do regie on
mifc-enscène. Deze liet hier en daar ook nogal iets te
wenschen. Waarom b. v. droeg Elena, een
Italiaansche, een Wonde pruik, waar uitdrukkelijk
van hare zwarte haren gesproken wordt? Waarom
dat vergulde stoeltje in de Hamletscène? Waar
om het tooneel na het drinkgelag niet wat rea
listischer voorgesteld? Dit zijn alle betrekkelijk
kleinigheden, docii zij werken storend op den
oprnerkzamen toehoorder.
PAUL U 8.
Indien Ie brav' gfnéral in eigen persoon in den
Fransche-Laar.schouwburg te zien ware geweest,
de opkomst van het publiek had niet talrijker
kunnen zijn dan dit Donderdag en Vrijdagavond
hot geval was, nu het door de goede zorgen van
de hoeren van Lier in de gelegenheid gesteld was
met zijn apostel, I'aulus, Ie e'trinteur jiojtnlttire
I'arisïen, kennis te maken. Weinigen zullen waar
schijnlijk hun gang naar don schouwburg en don. in
veler oogen wel wathoogcn entreeprijs, betreurd heb
ben, want, afgezien nog van de vleiende gedachte, een
van do vermaardste en meest genoemde personen van
Europa in levenden lijve voor zich gezien te heb
ben, had men, ook wat het ten boste gegeveno
zelf betreft, ruimschoots de gelegenheid zich te
amusecrcn. l'aulus bezit bijna alle voor den caf
chantantzangcr vcreischte hoedanigheden; hij heeft
een sprekend, uiterst plooibaar gezicht, beweegt
zich vrij en gemakkelijk, beschikt over ecu uitge
breid gebarenspel en, wat zeker niut bet min.->te
gewicht in de schaal legt, over ceu klankrijke en
aangename tenorstem, terwijl bij bovendien in zijn
gchecle doen en laten ecu zekere oorspronkelijk
heid en ongedwongen leukhdd weet te leggen, die
misschien wel in do eerste plaats moesten genoemd
worden. Een groot deel van zijn succes heeft hij
zonder twijfel ook to danken aan de opwekkende,
entrainante muziek van de door hem voorgedragen
monologucs en coupletten. Van deze bevielen ons
boven allen Le père la Vieloire, met zijn
mecslcepend refrein, en hot door den zanger na ziju
eerste optreden toegegeven nummer met zijn
purodie op de meest bekende operaarias. Jammer,
dat het orkest, aan zulk een taak natuurlijk niet
gewoon, hier en daar wel eens wat te kort schoot.
Vooral de turksche trom was niet altijd even
bescheiden.
Ter afwisseling en tot vulling van den avond
gaf Donderdag hot Hollandsche toor.eelgezelschap
der heeren van Lier rnef, veel succes het bekende
Door tantes-opgevced", en Vrijdag het Duitsche,
een paar blijspelletjes in l bedrijf, waarvan vooral
het laatste Die Dienstboten" van Bonedix zeer
in den smaak scheen te vallen.
Even wenschen wij er nog de aandacht onzer
lezers op te vestigen, dat hedenavond in don Stads
schouwburg oen eerste opvoering zal plaats heb
ben van Ibsen's veelbesproken tooneelspel De
wilde eend''.
DAS LETZTE WORT.
Een nieuw drama van EKANZ VON SCHÖNTIIAN.
Het Berlijnsche Lossing-Theater heeft, ondanks
ziju klassiscli Duitschen naam, tot heden bijna
uit! sluitend van Franscho comédies geloefd, en niet
| eens altijd van de beste. Het heeft thans een
Duitsche Novitiit" opgevoerd, waarover Lessing
zich wellicht niet gaarne het patronaat zou willen
laten aanleunen, maar die dan toch cenig succes had.
Schönthan's Let.:iies Wort is geen krachtig pro
duct; het is een weinig dramatisch, een weinig
vroolijk, ceu weinig effectmakend, een weinig
komisch; het vult een avond zonder te veel toe
gevendheid noodig to hebben.
Do held van het stuk is een bejaard, zeer cor
rect geheimraad, die in het begin van het stuk
als gestreng vertegenwoordiger van al wat respec
tabel is, en als autocraat in zijn huiselijkcn kring
optreedt Met zijne kinderen gaan eene Kussische
barones, Vera, en haar broeder, Boris Boranofï,
om. Het dochtertje van den geheimraad, Gertrud,
wordt op Boris verliefd, maar de geheimraad is
niet gunstig gestemd voor dat huwelijk. Eindelijk
komt het tot een openlijk eclat; iioris wordt
j verbannen, de geheimraad wil zijne dochter met
! een jongen graai' doen trouwen, maai' de schoone
j Gertrud verklaart in tegenwoordigheid der gasten,
j da' zij zich als met Boris verloofd beschouwt;
j zij verlaat het huis met Vera, terwijl Boris het
i land moet verlaten als bij dn regewing verdacht
van correspondenties te leveren aau ecu vreemd
blad.
Do geheimraad is verontwaardigd over de on
gehoorzaamheid van zijn dochter; uit sympathie
voor den bclecdigden graai dient ook hij ziju ont
slag in, maar tegen ziju verwachting wordt hyt
aangenomen en ceu boosaardig oud kansclarijniad
maakt er zich eeu genoegen van, hem dit bericht
op de giftigste wij/e mee te doelen. In zijne ge
dachte is zijne dochter van dit alles de schuld.
Ziju toorn kent geen grenzen moer. Zijn zoon
intusschen bemint baronnes Vera; zijn broeder,
j een braaf oud musicus, houdt van de beide jonge
i paren, en het drietal doet zijn best om den ouden
' hoer zachter te stemmen. Dit gelukt ook ten
slotte; het beslissend oogenblik is dat, waarop do
vader verneemt, dat zijn zoon met den graaf
duelkoren zal. en juist tegelijk de oude musicus de
j bekende verzen van Freiiigrath voordraagt: .,0
licb, so lang du lieben kannst." De g'eheimraad
weent en vergeeft, do liefde behoudt bet laatste
woord'1 en de derde acte eindigt. Hiermede zou
Ook eigenlijk het stuk uit ziju, raaar de schrijver
wil nog iu een vierde bedrijf doen zien. hoe do
gcliüimraad zich nu veel gelukkiger gevoelt, bre
do oude kiiiisohirijraad een lesje krijgt en de beide
minnende paren elkaar weei'vindou.
Hetgeen in het stuk geprezen woidt, is vooral
bot streng volhouden der karakters, en het na
tuurlijke van toestanden en dialoog. Óp een zeer
gewaagd element in het stuk wijst een corres
pondent. Er komt namelijk langzamerhand in ieder
modern blij- of tooneoispol een stuk muziek voor ;
maar nog zelden was bet bepaald als hoofdpunt
der handeling, als knoop gebruikt. Dit nu doet
bchonthan, zonder te bedenken, dat dan van die
muziek buitengewoon veel geei:;cht wordt, meer
bijv. dan van de muziek in Abt ('oiifJuntijii, JJc
lliint.'jan's, In'uu-Jfroit, J)ui'i> en ttud. De A'-'iy/c/',
of andere die wij ons herinneren. Nu laat hij die
muziek door een oudon musicus op een vleugel
voordragen, en inleiden niet het verhaal, luie
ziju kind gestorven is, en hij den lieven
kleine voor diens dood nog genoegen ge
daan heeft. En terwijl ik nu aau het bedje
van den gestorven knaap zat, trollen mij de woor
den van den dichter in het diepst der ziel en in j
mij klonk er ecne melodie bij, de beste die ik in
mijn leven gemaakt heb.'' En dan gaat de oude
man zingen voor ziju broeder en voor het publiek.
Dit is eeu zeer gevaarlijke proef, eu bijna was zij
te sterk geweest voor het publiek, want de melo
die was eer kunstig on gezocht, dan eenvoudig
treffend ; en hare onmiddellijke uitwerking op den
hardvochtige!! gebeiinraad lag volstrekt niet voor
de band. Ook muziek heelt een zekere omlijsting
noodig en dit liedje tusschen de twee oude hoeren
bad geen passende lijst ; het publiek had moeite
om het niet óf' belachelijk ói' te lang te vinden ;
toch was het eeu zeer kort stukje.
j HET DOODE HART.
! De groote acteurs to Londen, Ilenry Irving,
i Bancrot't, miss Ellen Terry, bobben op dit
oogen\ blik een dankbaar drama, The tiend Jtcurt, te
: spelen. De Engclscheii beweren, dat het, ofschoon
in de 1-ïanscUe revolutie spelend eu op een aantal
drama's van Dumas père eu d'Eunery gelijkend,
oorspronkelijk is; het is indertijd in het Adelphi
Theater, in Ib.V.i. reeds opgevoerd en nu naar den
smaak van onze dagen omgewerkt. De intrige is
in het kort de volgende:
De proloog', iu 1771, opent in don schitterend
verlichten tuin van het caféde la Belle Jardi- i
l nière, hetgeen gelegenheid geeft tot een fantasti- [
' so'ien dans. en dient om de verschillende perso
nen te karakteriseercn. Men ziet er reeds den
j slechten abbéLatour, deu schelm en losbol, die
zijn best doet om de betooverende (,'athorina Duval
! uit de armen van haren minnaar Robert Landry,
j den vroolijkeu jongen beeldhouwer, to lokken, en
l haar zijn vriend St Valéry iu handen te spelen.
(Latour is Bancroft, Landry Irving, Catherine
miss Ellen Terry, en St. Valéry de heer Haviland).
St. Valéry ontvangt van zijn vriend den raad, in
Catherino's kamer te sluipen; hij wordt daar ver
rast door Landry, maar de abt heeft tegen dezen
ecne lettre de cachet weten te krijgen, en men
komt don beeldhouwer halen om hem in de
Bastille op te slriten.
Het eerste bedrijf vertoont de inneming der
Ba&tille, een wilde orgie van bloed en woede.
Het tooneel wordt gevuld door het woeste gepeu
pel, mannen en vrouwen met rollende oogen en
slordig haar, huilende, tierende, met vlaggen aan
Harden, en hun geweren zwaaiend. Voor do oogen
van den toeschouwer wordt de Bastille ingenomen,
en do gevangenen worden er een voor een uit
gehaald, een hartverscheurende processie. Eindelijk
komt er een uitgeteerd, gebogen grijsaard uit;
zijn haren zijn wit, eu zoo lang, dat zij zijn ge
laat bijna verbergen, zijn klceren zijn verteerd
van ouderdom en vocht, een allertrcurigste ver
schijning. Hij wordt met zorg op den grond ge
plaatst on gesteund, dat de sm d zijn boeien zal
kunnen doorvijlen.
Langzaam en mot inspanning begint de schuwe,
vreesachtige gestalte teekeuen van leven te geven.
Hij beproeft te spreken, maar de stem heeft hem
begeven. I'lotscling vaagt hij de haren van zijn
voorhoofd, opent de oogen en ziet rond. Men
herkent Laudry; bij wordt ook herkend door zijn
vriend Legrand, ofschoon hij achttien jaren in de
Bastille gekwijnd heeft. De heer Irving maakt van
dat dankbaar oogenblik met ziju gave voor het
\reeselijkc en belachelijke, oen huiveringwekkend
tooneel. Bijna zonder een enkel woord hield hij
tien minuten het publiek in siddering. Hij komt
dan weer tot het leven terug; hij wordt een mach
tige in den staat, met Robespierrc en Saint Just,
maar zijn hart is dood eu bij leeft enkel voor
zijne wraak, want ook de abbéis nog in leven.
Catherine Duval is uu ue gravin-weduwe de St.
Valéry, en heeft een vroolijken, mooien knaap tot
zoon, die door den abbé, ziju voogd, tot zijn ver
derf wordt opgeleid. Nu echter komt do beurt
aan Landry. De abbéen de jonge graaf worden
ter dood veroordeeld. Een rumoerig tooneel in
den corridor der gevangenis tusschen den cipier
Totipet en de gevangenen dio zingend den dood
afwachten, wordt afgebroken door eeuc boodschap
van Landry, die den abt bij zich ontbiedt. Hierop
volgt een der indrukwekkendste tooneelen van het
stuk. Het maanlicht valt door de hooge ramen in
Landry's kamer. Hij zit aau cenc tafel te schrijven
als Latour, spottend en schertsend, wordt binnen
geleid. De deur wordt gegrendeld, en Land'-y
biedt den abt een paspoort en cenc vermomming
aan. als hij met hem wil duelleeren.
liet duel, zeer goed geregeld, werd met span
ning gevolgd; het eindigt met den doodstrijd van
den rJibéLatour. Als bij na het degengokletter
don zakdoek, met bloed doortrokken, met oen ruk
uit ziju boe/em Iriait, ging een rilling- door de
vergadering. Dan komt Landry's heldhartige zelf
opoffering'. Aan deu voet van het schavot waarop
(ie guillotine is opgericht, ontmoet bij de gravin
do St. Valory, naast deu bladerloozen
vrijbcids0001:1, een akelig somber en indrukwekkend de
coratief. De dageraad zal aanbreken, een lichtere
streep kleurt reeds het oosten. In het zwart ge
buid, knielt de gravin op de trappen van het
schavot, en wacht het noodlottig uur, waarop
haar z-jon het hoofd ouder de valbijl zal leggen.
Dan verneemt Laudry voor het eerst, dat
Catheriue alleen na een officieel stuk gelezen (e heb
ben, waarop .vovmeld stond dat Laudry in de
Jjustülc overleden was, dun graaf de ut. Valciy
beeft gehuwd. Dan besluit hij, de plaats van ha
ren zoon op bet blok in te nemen. Een scène
voigt: het afscheid nemen in Landry's kamer.
Bailen wordt de doodeniijst afgelezen; hij, geheel
met ziju plan \ervuM, rukt zich los om do plaats
van deu jongeling iu deu kar in (e nemen; zij,
radeloos van vrees voor baren zoon, begrijpt
I-andiy's daad eerst als hnar zoon in haie armen
snelt on zij door het venster Landry het schavot
ziet bestijgen. De gordijn valt.
liet spel van Irving is in alle opzichten weder uit
muntend. Hij maakt van ieder oogenblik al wat er
van te maken is, en heeft zelf met al zijn kennis van
mise en scène en regie, zijn spel op de meest ef
fectvolle wijze omlijst. De tooneelou voor de som
bere muren der Bastille, eu do geheimzinnige
poort der Condergorie, de woeste dansen, de groe
peeringen der volksmenigte, de maanlichtscèiie in
do kamer, het schavot, zijn meesterstukken van
combinatie en tooneelschildering.
Wat decoratief en costuum betreft, zijn met
nauwlettende zorg do drie tijdvakken: oud-régime
(1771), revolutie (178!)) en terreur (17!)4) uit
elkaar gebonden ; omtrent kleeding, gebouwen,
wapens, ziju alle bronnen en boeken geraadpleegd;
alle tooneeleu ziju eerst geteekeud; voor de
volksmcnigten alleen zijn ruim duizend costumes ge
maakt; dan zijn er nog de Zwitsersdic lijfwacht
en de gardes francaises, later de grenadiers du
centre en de garde nationale, deze zijn allen dcor
de militaire kleermakers in het costuum gestoken.
MUZIEK TE ROTTERDAM.
Zaterdag jl. beleefden we reeds de vierde no
viteit op het gebied der operette met de opvoering
van Da' Ittstiye Krieg van Joh. Sirauss, noviteit
althans voor hier. Ook thans viel de uitstekende
wijze, waarop het werk gemonteerd was, hoogelijk
te prijzen, de regie heeft baar beste beentje we
der voorgezet, alles zag er frisch en recht geniet
baar uit. De kennismaking met deu nieuw
geengageerden operetten-tenor Carl Dietrich was
zeer bevredigend.; een gunstig voorkomen, los
spel, jeugd en goede stemmiddelcn stempelen hem
voor dit emplooi als de rechte man op de rechte
plaats. Dacht men bij zijn voorganger MJchel vaak
dat hij ceu H hu,: M' zou kunnen geven, beter
dan een JJctU-laluiJciit, van den heer Dietrich
ware wellicht eeu goede George Broivn te ver
wachten, wat iu zijne omstandigheden veel
beter is. Mej. von Mick voldeed slechts matig;
sedert haar debuut iu Fr«ccissa is haar
zang er niet op vooruitgegaan en dient zij
daarop eens gewezen te worden; ik geloof dat zij
beter kan geven dan zij in den laatstcn tijd deed.
Worms (Jiulthazar Groot) was weder kostelijk;
het aangename van zijne medewerking ligt
voor