De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 13 oktober pagina 3

13 oktober 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 642 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. staande de over het algemeen slechts middel matige vertolking een overweldigenden indruk en deed ons opnieuw naar een wederopvoering er van op eenig nederlandsch tooneel verlangen. Niet minder indruk, zij het dan ook een geheel anderen, maakte Mad. de Girardin's bevallige com die. Hierin waren alle medespelenden zonder uit zondering volkomen op hun plaats en gaven een geheel te aanschouwen, zooals wij ons nauwlijks volmaakter kunnen denken. Do Noël van Cpquelin is een meesterstukje van humor en gemoedelijkheid, natuur en waarheid. Velen waren van meerling, dat hij meer gevoel in zijn vertolking had moeten leggen, het comische niet zoo sterk had^ mogen doen uitkomen. Wij gelooven ten onrechte. Noël is in de laatste plaats een kniezer of een pruiler; juist door de geestige teekening van dezen eenvoiidigen en gcmoedelijken ouden huisknecht heeft Mad.de Girardin haar tooneelstuk voor te groote overge voeligheid en sentimentaliteit, waartoe het onderwerp zich maar al te zeer leende, weten te vrijwaren en haar comédie werkelijk dit laten blijven en niet tot een drama vermaakt of mismaakt. Noël is gedurende het geheele stuk het zonnestraaltje te midden van al de treurig heid, die nauwelijks tien woorden kan zeggen, zonder zijn aangeboren schalksheid lucht te geven, die niet kan nalaten Blanche te plagen en te foppen, die steeds zooveel mogelijk zijn best doet, zich niet door zijn gevoel te laten overmeesteren, die door zijn goeden luim en vast vertrouwen in de toekomst ook de anderen tracht op te vroolijken en staande te houden, die zelf zegt, bang te zijn voor ,,ces grands carnctères a grands sen timent:/' en die slechts bij het weerzien van zijn geliefden Adrien alle wilskracht en zelfbeheersching verliest en in diens armen in onmacht valt. Aldus heeft Coquelin de rol opgevat en wat men ook moge zeggen, een beeld weten te schep pen, levend en uit het leven gegrepen, een beeld dat men zich moeilijk anders kan denken, omdat het, zoo als het is, zoo buitengewoon bekoort en goed doet. Meer dan gewonen lof verdienen ook Mlle. Kernich als Blanche en de heer Mayer als Adrien. Vooral de eerste was d cro/iuer. Nog nooit hebben wij op het tooneel een jong meisje zoo natuurlijk en ongedwongen haar vreugde zien uiten, zien huppelen en springen comme une petite chevre. Het wederzien van Blanche en Aclricu was om te schreien van blijdschap. Zeer stijlvol en beschaafd speelde ook Mad. Lemercior de zwaarbeproefde moeder, terwijl de beide kleinere rolletjes den goeden indruk niet bedierven. Eén opmerking mogen wij ten slotte echter niet achterwege laten. Waarom onthield men ons liet 17e tormcel? Dit, waarin Octave Blanche's liefde voor zich bemerkt, is niet geheel overbodig en bevat toch ook geen buitengewone moeilijkheden, die het weslaten ervan rechtvaardigen of althans verontschuldigen. De voorstelling van Kean in het Grand Tb.ea.tre heeit ons, oni maar dadelijk met do deur in (mis te vallen, een groote teleurstelling bezorgd. Men had ons van den heer Mittcrwurzer, vooral in deze rol, zooveel goeds verteld, zooveel srhoons beloofd, dat wij ons Dinsdagavond met meer dan gewone belangstelling en nieuwsgierigheid naar het Grand Théatre spoedden. Hadden wij onze verwachtingen misschien te hoc» gespannen? \^ij weten het niet. Zooveel is echter zeker, dat de Ktan van den heer M. op ons bijna geen indruk heeft weten te maken, ons bijna nooit in het hart heeft weten te grijpen en ons alleen opnieuw met groote bewondering ver vuld heeft voor de buitengewone technische bcgaafdhecleu en tallooze kunstmiddelen, waarover deze heer de beschikking heeft. Do heer M. is zeer zeker een knap, handig, vindingrijk, misschien volmaakt tooneelspeler; dat hij echter een groot kunstenaar is, heeft hij ons nog niet kunnen be wijzen. Zijn zucht naar het buitensporige en excen trieke, het vreemde en nieuwe is zijn grootste gebrek, het maakt zijn spel gezocht, gemaakt, aanmatigend en onnatuurlijk. liet mag in den beginne misschien velen voor zich inpakken, op den duur moet het vermoeien. De heer M. heeft nog geen oogenblik de fijnere gemoedssnaren in ons binnenste weten te doen trillen, heeft ons nog geeii oogenblik aan het bestaan daarvan in ziju eigen binnenste weten te doen gelooven. De Kean van Dumas is een volmaakt tooneelBpeler, doch zoo mogelijk een nog volmaakter gentleman; een misschien grillig, doch vóór alles een grootmoedig mensch. Alles wat goed en edel is, vindt in hem een beschermer en verdediger. Zijn liefde voor gravin Elena is onstuimig en harts tochtelijk, doch ook weer vóór alles oprecht en ridderlijk; zelfs als zij hem op voor zijn ijdelheid ?weinig vleiende wijze zijn conyègeeft, blijft hij op en top de galant homme en stolt alles in het werk, om haar aan de achterdocht van haar echtgenoot te doen ontsnappen. Ook in zijn minder fraaie hoedanigheid verloochent hij zijn eigenlijk karak ter niet, aan zijn slemppartijcn en drinkgelagen ?weet hij een zeker cachet van genialiteit en vor stelijke bizarhoid te geven, dat ons het lage er van bijna over het hoofd doet zien. Welk een Kean geeft do heer M. ons te aan schouwen? Een grootsprakigc en ijdele komediant, een belachelijke en niets edels bezittende vrouwengek, eeu pocher en een praalhans, die ons geen oogenblik met belangstelling voor zijn persoon weet te vervullen, geen oogenblik aan de oprecht heid van zijn fraaie woorden weot to doen geloo ven, maar ons telkens en telkens in het ooischijnt te fluisteren: geloof mij niet, hot is alles maar komediespel. Tot nader toelichting hiervan willen wij een paar tooneelcn wat uitvoeriger bespreken. In de eerste plaats het 3de van het Ale bedrijf. Kean heeft zooeven bezoek gehad van l'istol, is daardoor weer in een goede en opgewekte stem ming gekomen; een knecht komt Anna Damby aandienen. Zij is er den vorigen dag reeds ge weest en heelt toen een brieijo voor Kean achter gelaten, waarin zij hem zegt, dat haar toekomst van een onderhoud met hem afhangt; bovendien weet hij, dat Lord Mewill uit dit bezoek munt heeft weten te slaan, om haar naam in opspraak te brengen. Dit alles vervult hem met belangstel ling voor het jonge meisje. Bij Dumas zegt hij dan ook alleen : Miss Anna Damby ... Faites entrer, et priez-la ffattendre un instant," gaat terstond in zijn slaapkamer en komt haar dan spoedig met de meeste hoffelijkheid te gemoet. De heer M. heeft dit geheel anders en, naar onze meening, geheel verkeerd opgevat. Als Salomon (die hier den knecht vervangt) Anna komt aan dienen, blijft deze Kean doorgapen en zich uit rekken, vraagt op half slaperigen toon herhaalde malen of zij mooi is, laat zich eindelijk door Salomon naar zijn kamer tronen, toont niet de minste belangstelling en tracht aldus aan het karakter een comisch tintje te gevtn, dat ten eenenmalo misplaatst en waarvan in het oorspron kelijke dan ook niets te vinden is. Ditzelfde viel ook nog op te merken in het groote tooneel aan het slot van dit bedrijf. Anna deelt Kean mede, dat zij tooneelspeelster wil worden, waarop deze in hot oorspronkelijke zegt: Pauvre enfant!'' welke woorden natuurlijk met gevoel en op mede lijdenden toon moeten uitgesproken worden. Wat doet de heer M. echter ? Hij strijkt Anna eens met de hand onder den kin, lacht haar eens toa en zegt dan op half comischeu toon, niet geheel zouder bijbedoeling: Das ivfire Schade." liet tooneel met graaf Koefeld in het laatste bedrijf zou in dit opzicht ook nog mee kunnen spreken. Doch wij moeten ons beperken. Over het tooneel in de herborg en de Hamlet-voorstelling, zouden wij echter gaarne nog iets in het midden brengen. In bc-ide was weer iets opmerkelijks, in ons oog leelijks en verkeerds. Van het eerste luiden bij Dumas do laatste woorden van Kean aldus: Maintettant, roiw tes libre de vous rctircr. Milord". Do gr.steu, nog geheel onder den indruk van Kean's stoute woor den, blijven als verstomd staan ; hij zeit' wijst Lord Mewill met vcrpluttcrendeii blik de deur; onder het pijnlijk stilzwijgen van allen gaat do Lord af. Dit is een machtig en dramatisch slot. Wat doet de heer M. ? Hij sart Lord Mewill en lacht hem uit, voegt bij de laatste woorden nog zoo iets van: Gute Nacht!" maakt dan eenige capriolen en verlaagt aldus do geheelo vooraf gaande uitbarsting over het verschil van stand tot niets meer dan een mooi stukje komediespel, eee fraaie tirade, die hij uit do herinnering aan verschillende tooncelstnhken. waarin hij een rol vervulde, kan hebben opgebouwd. Over de Ilamlet-scène het volgende. In de eerste plaats, waarom Hamlet en niet Romeo ? Waarschijnlijk niet geheel zonder bedoeling heeft Dumas den laatste gekozen en niet deu eerste. De bekoorlijke baleon-scène vormt met het latere waanzinstooneel een gelukkige en effectvolle tegen stelling en staat bovendien nog al vrij wel op j zichzelf, terwijl daarentegen do alleenspraak van Hamlet voor ons geen waarde heeft, wanneer wij den gcheelen Hamlet niet hebben zien vertolken en loeren kennen en bovendien genoemd groot voordeel van de Ilomcoseène mist. Ook aan het slot van dit tooneel had men weer gemeend Dumas te moeten verbeteren. In het oorspronkelijke heeft Kean slechts n bui van wocilo of geveins den waanzin, die aa,n n stak door Item wordt afgespeeld, valt aan het einde daarvan uitgeput in Salomon's armen, on eindigt het tooneel zeer fraai mot diens mcdcdeeling: Sldnrd.t et Messieurt!, la reprcscntnlion ne pctii contimier... Ie soleil de VAmjhtcrre .s'crf cli/isé, Ie, a'Kbre, CïHslre, Ie subliine Kaïn rieitl il'clrc at U'int d'un acces de folie'' De heer M. echter raast maar door, zelfs als hot scherm al aan het vallen i,°, wil den geveinsden waan/in veel to natuurlijk voorstellen, alsof Kean op dat oogen blik niets anders had te doen. aan niets anders dacht, en maakt aldus door zijn zucht tot sdiit teren 0:1 mooi doen weer een geheel verkeerden indruk. Doch wij moeten eindigen en kunnen dit ook, daar wij bijna al onze grieven tegen deze creatie thans hebben opgenoemd. Of er dan niets to prijzen viel? Natuurlijk wel. Do eerste de beste stumper kan zich niet zulk een grootcn naam maken echter als de heer M. In vergelijking van het minder goede, was het goedo soms zelfs voortref felijke echter niet goed of voortreffelijk genoeg, om het eerste geheel over het hoofd te kunnen zien of aan het laatste te groote waarde toe to kennen. Nog een enkel woord over do regie on mifc-enscène. Deze liet hier en daar ook nogal iets te wenschen. Waarom b. v. droeg Elena, een Italiaansche, een Wonde pruik, waar uitdrukkelijk van hare zwarte haren gesproken wordt? Waarom dat vergulde stoeltje in de Hamletscène? Waar om het tooneel na het drinkgelag niet wat rea listischer voorgesteld? Dit zijn alle betrekkelijk kleinigheden, docii zij werken storend op den oprnerkzamen toehoorder. PAUL U 8. Indien Ie brav' gfnéral in eigen persoon in den Fransche-Laar.schouwburg te zien ware geweest, de opkomst van het publiek had niet talrijker kunnen zijn dan dit Donderdag en Vrijdagavond hot geval was, nu het door de goede zorgen van de hoeren van Lier in de gelegenheid gesteld was met zijn apostel, I'aulus, Ie e'trinteur jiojtnlttire I'arisïen, kennis te maken. Weinigen zullen waar schijnlijk hun gang naar don schouwburg en don. in veler oogen wel wathoogcn entreeprijs, betreurd heb ben, want, afgezien nog van de vleiende gedachte, een van do vermaardste en meest genoemde personen van Europa in levenden lijve voor zich gezien te heb ben, had men, ook wat het ten boste gegeveno zelf betreft, ruimschoots de gelegenheid zich te amusecrcn. l'aulus bezit bijna alle voor den caf chantantzangcr vcreischte hoedanigheden; hij heeft een sprekend, uiterst plooibaar gezicht, beweegt zich vrij en gemakkelijk, beschikt over ecu uitge breid gebarenspel en, wat zeker niut bet min.->te gewicht in de schaal legt, over ceu klankrijke en aangename tenorstem, terwijl bij bovendien in zijn gchecle doen en laten ecu zekere oorspronkelijk heid en ongedwongen leukhdd weet te leggen, die misschien wel in do eerste plaats moesten genoemd worden. Een groot deel van zijn succes heeft hij zonder twijfel ook to danken aan de opwekkende, entrainante muziek van de door hem voorgedragen monologucs en coupletten. Van deze bevielen ons boven allen Le père la Vieloire, met zijn mecslcepend refrein, en hot door den zanger na ziju eerste optreden toegegeven nummer met zijn purodie op de meest bekende operaarias. Jammer, dat het orkest, aan zulk een taak natuurlijk niet gewoon, hier en daar wel eens wat te kort schoot. Vooral de turksche trom was niet altijd even bescheiden. Ter afwisseling en tot vulling van den avond gaf Donderdag hot Hollandsche toor.eelgezelschap der heeren van Lier rnef, veel succes het bekende Door tantes-opgevced", en Vrijdag het Duitsche, een paar blijspelletjes in l bedrijf, waarvan vooral het laatste Die Dienstboten" van Bonedix zeer in den smaak scheen te vallen. Even wenschen wij er nog de aandacht onzer lezers op te vestigen, dat hedenavond in don Stads schouwburg oen eerste opvoering zal plaats heb ben van Ibsen's veelbesproken tooneelspel De wilde eend''. DAS LETZTE WORT. Een nieuw drama van EKANZ VON SCHÖNTIIAN. Het Berlijnsche Lossing-Theater heeft, ondanks ziju klassiscli Duitschen naam, tot heden bijna uit! sluitend van Franscho comédies geloefd, en niet | eens altijd van de beste. Het heeft thans een Duitsche Novitiit" opgevoerd, waarover Lessing zich wellicht niet gaarne het patronaat zou willen laten aanleunen, maar die dan toch cenig succes had. Schönthan's Let.:iies Wort is geen krachtig pro duct; het is een weinig dramatisch, een weinig vroolijk, ceu weinig effectmakend, een weinig komisch; het vult een avond zonder te veel toe gevendheid noodig to hebben. Do held van het stuk is een bejaard, zeer cor rect geheimraad, die in het begin van het stuk als gestreng vertegenwoordiger van al wat respec tabel is, en als autocraat in zijn huiselijkcn kring optreedt Met zijne kinderen gaan eene Kussische barones, Vera, en haar broeder, Boris Boranofï, om. Het dochtertje van den geheimraad, Gertrud, wordt op Boris verliefd, maar de geheimraad is niet gunstig gestemd voor dat huwelijk. Eindelijk komt het tot een openlijk eclat; iioris wordt j verbannen, de geheimraad wil zijne dochter met ! een jongen graai' doen trouwen, maai' de schoone j Gertrud verklaart in tegenwoordigheid der gasten, j da' zij zich als met Boris verloofd beschouwt; j zij verlaat het huis met Vera, terwijl Boris het i land moet verlaten als bij dn regewing verdacht van correspondenties te leveren aau ecu vreemd blad. Do geheimraad is verontwaardigd over de on gehoorzaamheid van zijn dochter; uit sympathie voor den bclecdigden graai dient ook hij ziju ont slag in, maar tegen ziju verwachting wordt hyt aangenomen en ceu boosaardig oud kansclarijniad maakt er zich eeu genoegen van, hem dit bericht op de giftigste wij/e mee te doelen. In zijne ge dachte is zijne dochter van dit alles de schuld. Ziju toorn kent geen grenzen moer. Zijn zoon intusschen bemint baronnes Vera; zijn broeder, j een braaf oud musicus, houdt van de beide jonge i paren, en het drietal doet zijn best om den ouden ' hoer zachter te stemmen. Dit gelukt ook ten slotte; het beslissend oogenblik is dat, waarop do vader verneemt, dat zijn zoon met den graaf duelkoren zal. en juist tegelijk de oude musicus de j bekende verzen van Freiiigrath voordraagt: .,0 licb, so lang du lieben kannst." De g'eheimraad weent en vergeeft, do liefde behoudt bet laatste woord'1 en de derde acte eindigt. Hiermede zou Ook eigenlijk het stuk uit ziju, raaar de schrijver wil nog iu een vierde bedrijf doen zien. hoe do gcliüimraad zich nu veel gelukkiger gevoelt, bre do oude kiiiisohirijraad een lesje krijgt en de beide minnende paren elkaar weei'vindou. Hetgeen in het stuk geprezen woidt, is vooral bot streng volhouden der karakters, en het na tuurlijke van toestanden en dialoog. Óp een zeer gewaagd element in het stuk wijst een corres pondent. Er komt namelijk langzamerhand in ieder modern blij- of tooneoispol een stuk muziek voor ; maar nog zelden was bet bepaald als hoofdpunt der handeling, als knoop gebruikt. Dit nu doet bchonthan, zonder te bedenken, dat dan van die muziek buitengewoon veel geei:;cht wordt, meer bijv. dan van de muziek in Abt ('oiifJuntijii, JJc lliint.'jan's, In'uu-Jfroit, J)ui'i> en ttud. De A'-'iy/c/', of andere die wij ons herinneren. Nu laat hij die muziek door een oudon musicus op een vleugel voordragen, en inleiden niet het verhaal, luie ziju kind gestorven is, en hij den lieven kleine voor diens dood nog genoegen ge daan heeft. En terwijl ik nu aau het bedje van den gestorven knaap zat, trollen mij de woor den van den dichter in het diepst der ziel en in j mij klonk er ecne melodie bij, de beste die ik in mijn leven gemaakt heb.'' En dan gaat de oude man zingen voor ziju broeder en voor het publiek. Dit is eeu zeer gevaarlijke proef, eu bijna was zij te sterk geweest voor het publiek, want de melo die was eer kunstig on gezocht, dan eenvoudig treffend ; en hare onmiddellijke uitwerking op den hardvochtige!! gebeiinraad lag volstrekt niet voor de band. Ook muziek heelt een zekere omlijsting noodig en dit liedje tusschen de twee oude hoeren bad geen passende lijst ; het publiek had moeite om het niet óf' belachelijk ói' te lang te vinden ; toch was het eeu zeer kort stukje. j HET DOODE HART. ! De groote acteurs to Londen, Ilenry Irving, i Bancrot't, miss Ellen Terry, bobben op dit oogen\ blik een dankbaar drama, The tiend Jtcurt, te : spelen. De Engclscheii beweren, dat het, ofschoon in de 1-ïanscUe revolutie spelend eu op een aantal drama's van Dumas père eu d'Eunery gelijkend, oorspronkelijk is; het is indertijd in het Adelphi Theater, in Ib.V.i. reeds opgevoerd en nu naar den smaak van onze dagen omgewerkt. De intrige is in het kort de volgende: De proloog', iu 1771, opent in don schitterend verlichten tuin van het caféde la Belle Jardi- i l nière, hetgeen gelegenheid geeft tot een fantasti- [ ' so'ien dans. en dient om de verschillende perso nen te karakteriseercn. Men ziet er reeds den j slechten abbéLatour, deu schelm en losbol, die zijn best doet om de betooverende (,'athorina Duval ! uit de armen van haren minnaar Robert Landry, j den vroolijkeu jongen beeldhouwer, to lokken, en l haar zijn vriend St Valéry iu handen te spelen. (Latour is Bancroft, Landry Irving, Catherine miss Ellen Terry, en St. Valéry de heer Haviland). St. Valéry ontvangt van zijn vriend den raad, in Catherino's kamer te sluipen; hij wordt daar ver rast door Landry, maar de abt heeft tegen dezen ecne lettre de cachet weten te krijgen, en men komt don beeldhouwer halen om hem in de Bastille op te slriten. Het eerste bedrijf vertoont de inneming der Ba&tille, een wilde orgie van bloed en woede. Het tooneel wordt gevuld door het woeste gepeu pel, mannen en vrouwen met rollende oogen en slordig haar, huilende, tierende, met vlaggen aan Harden, en hun geweren zwaaiend. Voor do oogen van den toeschouwer wordt de Bastille ingenomen, en do gevangenen worden er een voor een uit gehaald, een hartverscheurende processie. Eindelijk komt er een uitgeteerd, gebogen grijsaard uit; zijn haren zijn wit, eu zoo lang, dat zij zijn ge laat bijna verbergen, zijn klceren zijn verteerd van ouderdom en vocht, een allertrcurigste ver schijning. Hij wordt met zorg op den grond ge plaatst on gesteund, dat de sm d zijn boeien zal kunnen doorvijlen. Langzaam en mot inspanning begint de schuwe, vreesachtige gestalte teekeuen van leven te geven. Hij beproeft te spreken, maar de stem heeft hem begeven. I'lotscling vaagt hij de haren van zijn voorhoofd, opent de oogen en ziet rond. Men herkent Laudry; bij wordt ook herkend door zijn vriend Legrand, ofschoon hij achttien jaren in de Bastille gekwijnd heeft. De heer Irving maakt van dat dankbaar oogenblik met ziju gave voor het \reeselijkc en belachelijke, oen huiveringwekkend tooneel. Bijna zonder een enkel woord hield hij tien minuten het publiek in siddering. Hij komt dan weer tot het leven terug; hij wordt een mach tige in den staat, met Robespierrc en Saint Just, maar zijn hart is dood eu bij leeft enkel voor zijne wraak, want ook de abbéis nog in leven. Catherine Duval is uu ue gravin-weduwe de St. Valéry, en heeft een vroolijken, mooien knaap tot zoon, die door den abbé, ziju voogd, tot zijn ver derf wordt opgeleid. Nu echter komt do beurt aan Landry. De abbéen de jonge graaf worden ter dood veroordeeld. Een rumoerig tooneel in den corridor der gevangenis tusschen den cipier Totipet en de gevangenen dio zingend den dood afwachten, wordt afgebroken door eeuc boodschap van Landry, die den abt bij zich ontbiedt. Hierop volgt een der indrukwekkendste tooneelen van het stuk. Het maanlicht valt door de hooge ramen in Landry's kamer. Hij zit aau cenc tafel te schrijven als Latour, spottend en schertsend, wordt binnen geleid. De deur wordt gegrendeld, en Land'-y biedt den abt een paspoort en cenc vermomming aan. als hij met hem wil duelleeren. liet duel, zeer goed geregeld, werd met span ning gevolgd; het eindigt met den doodstrijd van den rJibéLatour. Als bij na het degengokletter don zakdoek, met bloed doortrokken, met oen ruk uit ziju boe/em Iriait, ging een rilling- door de vergadering. Dan komt Landry's heldhartige zelf opoffering'. Aan deu voet van het schavot waarop (ie guillotine is opgericht, ontmoet bij de gravin do St. Valory, naast deu bladerloozen vrijbcids0001:1, een akelig somber en indrukwekkend de coratief. De dageraad zal aanbreken, een lichtere streep kleurt reeds het oosten. In het zwart ge buid, knielt de gravin op de trappen van het schavot, en wacht het noodlottig uur, waarop haar z-jon het hoofd ouder de valbijl zal leggen. Dan verneemt Laudry voor het eerst, dat Catheriue alleen na een officieel stuk gelezen (e heb ben, waarop .vovmeld stond dat Laudry in de Jjustülc overleden was, dun graaf de ut. Valciy beeft gehuwd. Dan besluit hij, de plaats van ha ren zoon op bet blok in te nemen. Een scène voigt: het afscheid nemen in Landry's kamer. Bailen wordt de doodeniijst afgelezen; hij, geheel met ziju plan \ervuM, rukt zich los om do plaats van deu jongeling iu deu kar in (e nemen; zij, radeloos van vrees voor baren zoon, begrijpt I-andiy's daad eerst als hnar zoon in haie armen snelt on zij door het venster Landry het schavot ziet bestijgen. De gordijn valt. liet spel van Irving is in alle opzichten weder uit muntend. Hij maakt van ieder oogenblik al wat er van te maken is, en heeft zelf met al zijn kennis van mise en scène en regie, zijn spel op de meest ef fectvolle wijze omlijst. De tooneelou voor de som bere muren der Bastille, eu do geheimzinnige poort der Condergorie, de woeste dansen, de groe peeringen der volksmenigte, de maanlichtscèiie in do kamer, het schavot, zijn meesterstukken van combinatie en tooneelschildering. Wat decoratief en costuum betreft, zijn met nauwlettende zorg do drie tijdvakken: oud-régime (1771), revolutie (178!)) en terreur (17!)4) uit elkaar gebonden ; omtrent kleeding, gebouwen, wapens, ziju alle bronnen en boeken geraadpleegd; alle tooneeleu ziju eerst geteekeud; voor de volksmcnigten alleen zijn ruim duizend costumes ge maakt; dan zijn er nog de Zwitsersdic lijfwacht en de gardes francaises, later de grenadiers du centre en de garde nationale, deze zijn allen dcor de militaire kleermakers in het costuum gestoken. MUZIEK TE ROTTERDAM. Zaterdag jl. beleefden we reeds de vierde no viteit op het gebied der operette met de opvoering van Da' Ittstiye Krieg van Joh. Sirauss, noviteit althans voor hier. Ook thans viel de uitstekende wijze, waarop het werk gemonteerd was, hoogelijk te prijzen, de regie heeft baar beste beentje we der voorgezet, alles zag er frisch en recht geniet baar uit. De kennismaking met deu nieuw geengageerden operetten-tenor Carl Dietrich was zeer bevredigend.; een gunstig voorkomen, los spel, jeugd en goede stemmiddelcn stempelen hem voor dit emplooi als de rechte man op de rechte plaats. Dacht men bij zijn voorganger MJchel vaak dat hij ceu H hu,: M' zou kunnen geven, beter dan een JJctU-laluiJciit, van den heer Dietrich ware wellicht eeu goede George Broivn te ver wachten, wat iu zijne omstandigheden veel beter is. Mej. von Mick voldeed slechts matig; sedert haar debuut iu Fr«ccissa is haar zang er niet op vooruitgegaan en dient zij daarop eens gewezen te worden; ik geloof dat zij beter kan geven dan zij in den laatstcn tijd deed. Worms (Jiulthazar Groot) was weder kostelijk; het aangename van zijne medewerking ligt voor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl