Historisch Archief 1877-1940
No. 642
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
d«me maatschappij welke de gesprekken en be
schouwingen over de maatschappelijke instellin
gen der 19e en 20e eeuw aangenaam afwisselen
en ook de belangstelling van den meer
oppervlakkigen lezer levendig houden.
Zelfs in socialistische kringen in Amerika heeft
Looking Backward bij zijn verschijnen een goed
onthaal gevonden. Spoedig is men echter, nadat
de eerste indruk verzwakt was, aan het critiseeren
gegaan en beschouwen de Amerikaansche socia
listen Bellamy's toekomstroman als niets meer
dan een zwakke poging om het socialisme ook den
bourgeois smakelijk te maken door er de
beteekenis van eeu klassen-beweging aan te ont
nemen.
lu deze opvatting is men van socialistische
zijde nog versterkt door de in verschillende ste
den der Vereenigde Staten door vrienden en ver
eerders van Bellamy opgerichte
Nationalistenclubs. In het oog der socialisten maken deze clubs
zich aan eeu belachelijke zwakheid schuldig, wijl
zij, ofschoon het zuiverst socialisme beoogend,
met angstige zorg het woord «socialisme" ver
mijden uit te spreken. Men spot over het
«salonkarakter" der nationalistische beweging. Deze
breidt zich intusschen in Amerika uit en bezit
reeds een eigen orgaan Tliti Nationalist, die maan
delijks te Boston verschijnt.
Het behoeft wel geen nader betoog, dat een
roman, die aan gene zijde van den Oceaan een
geheel nieuwe sociale beweging in het leven riep,
ten volle ook de aandacht verdient van allen in
het oude Europa, die belang stellen in de oplos
sing van het groote vraagstuk van den dag, zij
het dan, ook dat Bellamy's maatschappij der
20a eeuw niets meer is dan een socialistisch
visioen.
HENE. v. D. M.
V A U I A.
TOONEEL EN MUZIEK.
Het werkplan van den Walzerkönig". Johann
Strausz is kort geleden, naar de N. Fr. Pr. meldt,
van zijn buitenverblijf naar Weenen teruggekeerd
en heeft daar zijn werkzaamheden weer in hun
vollen omvang opgenomen. Als vrucht van deze
?werkzaamheid van den meestor ia niet slechts
een nieuwe opera te verwachten, maar ook een
raeds oude operette, die indertijd door een ge
brekkig libretto veel geleden heeft, zal van een
nieuwen tekst voorzien, weder op het tooneel
verschijnen. De blijspeldichter G. von Moser heeft
met den kapelmeester Gothov-Grüneke meester
Strausz om toestemming verzocht, een nieuwen
tokst voor de operette Die blinde Kuh" te mogen
schrijven. Strausz heeft hun op de
allerbereid?willigste wyze zijn medewerking toegezegd, in
zooverre namelijk, dat hij zijn werk met eenige
nummers zal verrijken, om het dan in de maand
Januari in het Theater an der Wien te doen
geven. Evenals genoemde operette zal in hot
vervolg nog een andere compositie van den meester,
die zich in een voorbechlelooze populariteit mag
verheugen, op een anderen dan den tot nu
gehruikelijken tekst gezongen worden. De ook als
uitstekend musicus bekende
Oberlandsgerichtsr.ith" Franz von Gorneth, heeft namelijk een
nieuwen tekst voor den Donauwalzer" geschreven
en aan den Walzerkönig" een schrijven gericht,
waarin hij zegt: Uwe walsen An der schonen
Wauen Donau", hebben niet slechts door de
geheele wereld de ronde godaan, zij zijn ook,
zooals een ieder weet, voor het levendige en frissche
Weenen een vaste hymne, een muziekaal kenteeken
van deze stad geworden. Bij iedere feestelijke
gelegenheid weerklinken zij, een wijze, waarin
zich het hart van den "Weener uitjubelt!"
Alvorens Strausz aan zijn nieuwe werkzaamheden
voor Die blinde Kuh" begint, onderneemt hij
nog, en wel reeds in de eerstvolgende dagen, een
nistapje naar Berlijn, om daar in een nieuwe,
Königsbau" genoemde concertzaal op den
openingsavond en vijf daaropvolgende avonden te
dirigeeren. De onderhandelingen daaromtrent zijn nog
wel niet geheel en al afgeloopen, doch Strausz,
die in Berlijn niet minder gezien en populair is
dan te Weenen, zal wel geen weerstand kunnen
bieden aan het vleiende verzoek der Berlijners.
Keizer Wilhelm zal de opening van de nieuwe
zaal bijwonen.
Een tooneelspeler onder geestelijken. Uit Lon
den bericht men: Te Cardiff, in Wales, hield
dezer dagen eon congres van geestelijken zijn zit
tingen en de bekende tooneelspeler, de komiek
Ed. Terry, die de rol van den komischen pro
fessor in de theologie in Sweet Lavender" zoo
uitstekend weet te spelen, dat hij zijn
toeschouv/ers, zonder onderscheid, tranen van weemoed
doet vergieten, hield bij die gelegenheid voor de
vergaderde bisschoppen, dekens en andere geeste
lijken een voordracht over het tooneel. De lozing
had in den Colonial-Hall plaats en lang voor het
aangekondigde uur was het ruime lokaal dicht
bezet met zwartrokken en vertegenwoordigsters
van het schoone geslacht. De heer Terry, die lid
is van de Anglikaansche kerk, bekleedt te Barnes,
alwaar hij woont, de betrekking van diaken, en
het mag als een teeken des tijds beschouwd wor
den, dat de uitnoodiging om deze lezing te hou
den, van het comitévan het congres uitging. Zijn
diakenschap belet Terry evenwel niet, tevens
vrijmetselaar te zijn. Aan de Nonconformistcn heeft
hij evenwel nog altijd het land. Hij citeerde een
uittreksel uit het orgaan der Baptisten, waarin
gevraagd word of het tooneel religieus of de kerk
theatraal geworden was en beweerd, dat de kerk
geen tooneel noodig had en diens hulp niet wilde
aannemen.
De heer Terry vergeeft het den Puriteinen nog
steeds niet, dat zij de schouwburgen sloten en de
tooneelkunstenaars als schoften en landloopers
behandelden. Natuurlijk verdedigde de spreker
het tooneel zeer warm, en daar zijn redevoering
door de vergaderde geestelijken met geestdrift
werd toegejuicht, mag men gerust aannemen, dat,
in Engeland tenminste, de geestelijke hot niet
versmaadt iets van den tooneelspeler te leeren.
Later las de heer Terry zijn voordracht nogmaals
voor aan een groot aantal geestelijken, die den
eersten keer in de gr oote zaal geen plaats hadden
vinden.
Te Berlijn is, in navolging van Antoine's Th
atre Libre, een Freie Bühne opgericht. Men zal
er, evenals bij Antoine, drama's opvoeren voor
welke andere directies hun publiek niet rijp
achten. Aangekondigd zijn stukken van Bj
rnstjorne Bjornson, Ibsen en Strindberg, alle drie
Noren, voorts een stuk van de gebroeders de
Goncourt, een van Tolstoï, en drie Duitsche stuk
ken, van Anzengrnber, Hauptrnann on Fitger.
Voor haar landgenooten is de directie niet vleiend;
zij zegt in het programma: Naast de groote ver
tegenwoordigers van realistische kunst bij vreemde
volken, zullen wij het wagen de proeven der
Duitschers ten tooneele te voeren."
Van deze allen hebben de buitenlanders en ook
de Duitschers Anzcngruber en Fitger niet op de
Freie Bühne gewacht, om hun weg tot het publiek
te vinden. Degene naar wien men nieuwsgierig
is, is de jonge realist Gerhard Ilauptiaann, wiens
drama Vor Sunnenaufgang den tweeden avond
zal ov^evoerd worden. De eerste avond was aan
Ibsens Cfespenster gewijd; men had voor alle rollen
uitstekende vrijwilligers van verschillende tooneclei
weten te krijgen, d at hot succes zeor groot was,
kon dus niet verwonderen ; de volgende opvoering
wordt met spanning gewacht.
Ds bruiloft van Valeni", het nieuwe
tooneelspel in vier bedrijven van Ludwig Ganghofer on
Marco Brociner, behaalde dezer dagen, naar uit
München gemeld wordt, aan het Hoftheater aldaar,
bij zijn eerste opvoering, een onbetwist succes; de
schrijvers moesten na het derde en laatste bedrijf
herhaalde malen voor het voetlicht verschijnen.
Otto Dorn's nieuwe opera Afrnja" is doorliet
Hoftheater te Koburg ter opvo rin; aangenomen
en zal aldaar nog in den loop van dit seizoen
gegeven worden.
De dichter Jean Aicard heeft met de directie
der Comédie Francaise oneeniglieden. Hij heeft
twee jaar geleden aan het comitéeen drama in
verzen, vier bedrijven, voorgelezen, Le père
Lebonnard. Nu is Aicard een uitmuntend tliscur ;
de acteurs en de directie waren geheel onder de
betoovering van zijn voordracht en het stuk werd
zonder bezwaar aangenomen. Toen hot echter op
monteeren aankwam, waren er verscheidene ge
deelten, waarvan de mise-en-scène groote
moeielijkheden meebracht; voor de derde acte verlangde
Gpt, die deze jegelen zou, geheele omwerking.
Aicard echter weigerde en de repotitiën werden
gestaakt.
Toen zij niet hervat werden, toonde Aicard
zich ongeduldig en boos en nam zijn stuk terug.
De directie verzocht hem, de noodige wijzigingen
aantebrengen en bood hem aan, intusschen zijn
OfteWo-vertaling te monteeren, waarvan Sarah
Bernhardt en Mounot-Sully vroeger eene acte
hadden gespeeld en doen applaudisseeren; ook
wilde men een stukje in eon bedrijf, Darenante,
van Aicard opvoeren, maar Aicard bleef bij zijn
plan en bracht zijn Père Lebonnard aan den hoor
Antoine, directeur van het Théatro libre, waar
het nu zal worden vertoond.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Een bijdrage tot de geschiedenis der publieke
vervoermiddelen. Aan een onlangs verschenen
werk van Georges Batard over de vervoermiddelen
te Parijs ontleenen wij de volgende bijzonderheden.
De eerste, die te Parijs koetsen (coches publiés)
ter beschikking van het publiek stelde, waa in
1C37, een zekere mijnheer Sauvage ; men kon zijn
koetsen per dag en per uur huren. Eenige jaren
later trad een tweede ondernemer op en in 1657
een derde, Charles Villerme, die ten slofte het
koninklijke privilege verkreeg, om aan de hoeken
van straten, op openbare pleinen en andere daar
voor geschikte plaatsen in de stad Parijs en hare
voorsteden een aantal karossen, calèches en rij
tuigen met twee paarden te stationeeren, en wel
van 's morgens 7 uur tot 's avonds 7 uur, om
deze aan hen, die daarvan gebruik wilden maken,
per uur, halfuur, of hoe dan ook, te verhuren.
Blaise Pascal, de onsterfelijke schrijver van de
Lettres provinciale», gaf den eersten stoot aan
het in hot leven roepen van een geregelden dienst
tusschen de Bastille en het Luxembourg. Men
liet op die lijn eerst zeven karossen rijden, elk
met acht plaatsen en de dienst was door een konink
lijke ordonnantie geregeld. Dat is de oorsprong
der omnibussen. In het jaar 1666 stationeerden
de gebroeders Francini rijtuigen, welke voor het
eerste uur 20, voor elk uur meer 15 sous kostten.
Het eerste reglement op die rijtuigen dagteekent
van 1669; het verbiedt onder anderen den koet
siers hunne paarden op de publieke straat te
voederen en hunne rijtuigen zoo te plaatsen, dat
het verkeer er door wordt belemmerd. Onder het
eerste keizerrijk nam het aantal rijtuigen van
allerlei soort toe tot 12000 en begon men van de
stationeerende rijtuigen staangeld te heffen. In het
jaar 1819 waren er ongeveer 22.000 rijtuigen. In
het jaar 1852 telde men: 352 rijtuigen voor den
dienst in de buitenwijken, 733 cabriolets, 912
fiacros en 2798 andere huurrijtuigen: met de eigen
etjuipages te zamen schatte men het aantal voer
tuigen op ongeveer 9000. Een koetsier verdiende
toen 3.50 frs. per dag; wat hij ontving, moest hij
aan den ondernemer afdragen. Wanneer hij voor
eigen rekening rijden en wat hij ontving voor zich
zelf houden wilde, dan betaalde hij den onder
nemer per dag gemiddeld 12 a 15 fr. voor huur
van paard en rijtuig. De tegenwoordige omnibus
sen kwamen te Parijs den 30 Januari 1828
voor het eerst in gebruik. In den beginne wer
den zij zeer koel ontvangen, maar al spoedig
vielen zij zoozeer in den smaak, dat zich ver
scheiden maatschappijen vormden, deels onder
zeer eigenaardige namen, zooals: Tricycles",
Favorites"', Hirondelles. enz. De
overstapkaartjes verschenen in 1836, de imperiale voor
15 centimes in 1853 Twee jaren later smolten
al die maatschappijen tot n enkele samen; deze
beschikte over 347 wagens, die jaarlijks 36.000.000
menschen vervoerden. Tegenwoordig loopen er
in Parijs 330 tramwagcns, 650 omnibussen (op 34
lijnen), 8713 huurrijtuigen van verschillende maat
schappijen en verhuurders, 200 niet genummerde
huurrijtiiigon en 43000 eigen cquipages. Rekent
meu daarbij nog al de goederen- en meubelwagens,
dan komt men tot een getal van 80000 wagens van
allerlei soort, die onafgebroken het plaveisel van
Parijs berijden. Dan moet men zich toch zeer
zeker nog altijd verwonderen, dat er betrekkelijk
zoo weinig menschen worden overreden. De straat,
waar de meeste rijtuigen passeeren, is de Rue
Rivoli; men tel Je daar op n dag 42.875; wie
dus daar ergens gaat staan, ziet. dag en nacht
dooreen genomen, elke twee seconde een rijtuig
langs zich heen rollen, overdag minstens tienmaal
zooveel als 's nachts. Dan komt de Rue de Ilavre,
de Boulevard des Italiens, liet Bastilloplein, de
Avenue de l'Opera enz. De stilste straat is de
Rue de Chaillot, daar passeeren slechts 352 per
dag. Van de bruggen ziet de Pont Royal de
moeste rijtuigen, namelijk 6192 per dag. Al deze
cijfers gelden van voor de tentoonstelling; inmid
dels zal het aantal zeker nog aanmerkelijk
grooter zijn geworden.
Het is voor de Shakespeare-students lang een
raadsel geweest, wie met de donkere vrouw" in
zijne sonnetten bedoeld was. Langzamerhand heb
ben vooral de heer Thomas Tyler en Ds. llarrison
gegevens gevonden om als de bedoelde aan te
wijzen Mary Fitton, de dochter van sir Edward
Fittou; zij was eeredame van koningin Elisabeth
en liet William Shakespeare loopen voor William
llerbert. Na de geboorte van eeu zoon viel Mary
bij de Koningin in ongenade, en Herbert, later graaf
Pembroke, werd in de Fleet gevangen gezet.
De moeielijkheid was, te bewijzen, dat Mary
donker was, en hierop scheen weinig kans te
lste Jaargang,
Schaakspel.
13 Oetober 1889.
De volgende partij werd dezer dagen in het
Panopticum gespeeld tusschen twee eerste spelers"
van Holland; deze partij is de derde uit een
match van vijf winstpunten. Aanval en verdedi
ging zijn door beiden zeer schoon gespeeld.
Cl. B. M.
Wit. Zwart.
l
2
3
4
5
6
7
8
9
10
e2
gl
d2
fl
o
e4
e4
f3
d4
c4
o
e5
eöX f6
fl
-elf
f3 g5
bl - c3
11 c3 e4
12 g5 X "&
Zie diagram.
13 e4
14 f6 X
15 el
16 e4
17 g5 X h7
18 g2 gij
Zie diagram.
a. De eenige bekende zet: d8 X
van looper c5 ten gevolge.
e7 e5
b8 c6
e5 X d4
f 8 c5
g8 f6
d7 d5
d5 X c4
c8 -- e8
d8
d5 f5
c5 b6
e8 X i 7
f 7 g6 c
h8 e8 e
e6
g6 X
e8
t6 heeft het
b. De beste zet, daar zwart in deze partij niet mag
roqueren.
c. Het beste, overal anders u;id de koning zeer slecht
geplaatst geworden.
(/. Op dit oogenblik het sterkst.
c. Hier heft zwart de sterkste zet; vroeger weck die
toren op g8 uit, rnet slechte gevolgen vuor /wart.
f. Ook deze zet is brillant en goed door wit (die un een
stuk geofferd heeft en door den torcnzet als het ware
Stand der partij na den 12den zet van zwart.
ZWART
a b c d e f
WIT
verrast is geworden) uitgedacht, echter zal uit het vervolg
blijken dal er g'.'en redding moer is.
g. Aanvankelijk hielden \vij deren zet niet voor sterk,
e elite v. heeft het vervolg bewezen, welk een. groot nut deze
looper, duur geposteerd, heeft.
li. "Vernuftig uitirodaciit. l>e Heer Cl. is ook geen spe
ler van eenige da^eii.
i. Doodelijk. Bi'uvo! de partij is van beide zijden oen
Bvtrn en La.sker waardig.
Stand der partij na den ISdcn zet van wit.
ZWAKT
abcde fgh
WIT
bestaan. De heer Tyler is bezig een boek uit te
geven over de Sonnetten en wilde daarvoor de
portretten van Pembroke en Mary hebben. Hjj
reisde nu naar Grasworth in Cheshire, om het
portret van Mary te schetsen, dat op de graf
tombe van haren vader en moeder voorkomt. Tot
zijn groote verrassing, vond de heer Tyler, in da
kerk komend, dat de standbeelden gekleurd waren,
en wel die van Mary en van hare zuster Anno
met donker haar en donker teint, en die van
haar broeders blond.
Een tweede moeielijkheid is nog niet voldoende
opgelost. Een komiek van Shakespeares troep,
William Kempe, droeg zijn werk A nine days
dance from London to Norwich op, aan Mistress
Anne Fitton, eeredame van koningin Elisabeth."
Nu kent men wel Mary, maar niet Anne als
eeredame, en het is vreemd dat Kempe zich ver
gist zou hebben, waar het de geliefde van zijn vriend
William Shakespeare gold. Daarentegen hebben
de hh. Tyler en Harrison uitgevonden dat Mary
in zeer prille jeugd een huwelijk in naam aanging,
dat door de familie niet werd goedgekeurd en
ook geen gevolgen had, en dit wordt weer waar
schijnlijker gemaakt, nu men de huwelijksacte van
Anne heeft, die op haar veertiende jaar een wettig
huwelijk aanging De meisjes waren dus vroeg groot
in de familie Fitton.
Mary Fitton's portret, naar dat grafmonument
genomen, toont een vol, gemoedelijk gezicht, met
groote sprekende oogen en wat slappen mond;
het bruine haar is omhoog gestreken over een
kam en laat het voorhoofd bloot; het achterhoofd
is met een sluier of doek bedekt Zij draagt
een groote plooikraag. De beeldhouwer heeft
haar zeer plat van figuur gemaakt, en de tijd
heeft het puntje van haar neus en haar beide
handen afgebroken. Het boek van den heer
Tyler met de platen zal weldra verschijnen.
Oude boeken. De Pesther Lloyd meldt: Aan
de te Constantinopel vertoevende gedelegeerden
van de hongaarsche Academie van Wetenschap
pen heeft men ook toegang verleend tot het ser?
van Top-Kapu. Aldaar werden 60, alle min of
meer beschadigde folianten gevonden, die nu door
genoemde geleerden in het salon van den schat
meester Esref Bey bestudeerd worden. Het zyn
alle hoogst kostbare boeken. Wat omvang betreft
wint het van de anderen een geschreven codex,
een deel van. Ptolomeus' aardrijkskundig werk.
Compleet zijn twee antiphonalen uit den lijd
van Mathias of Ulaszlo II. Deze deelen bevat
ten legendes van hongaarsche heiligen. Buitenge
meen interessant is de Bruinier uitgave van
Turöczi's kroniek, waaraan slechts het titelblad ont
breekt. Verschillende aantcekening-en wijzen er
op,dat deze codex reeds eerder u hongaarsche
handen moet geweest zijn. Aan de binnenzijde
van den band staat geschreven: Benedietu*
Kowacliy habet IniO en iets lager: Laduslaus Dersy
scri}>iit 1540. Ken ander belangwekkend boek met
de Liber ei'onicnriim-p\a,ten bevat de
aanteekening: II liber Urbani de Kuyar cafcllanus erat
regis .... J4.9.2. Een uit het jaar 1738 afkom
stig, in goudbrocaat gebonden bock bevat de eigen
handige handteekcuing van Joseph Ilakoczi en
het origineel van een in datzelfde jaar gesloten
alliantie (lii»irumcniu,in Pacti inter
Augustissimum Iinperatorein Sultan Mitlimud Hum.
eiprinmm Josephum Priucipem Itakoczi.) Ook is er
een astronomisch werk uit den tijd van Sigismund
met het portret van dezen koning voorhanden.
Na het serail van Top-Kapu zal ook de
Dsamikbibliothcck voor de hongaarsche onderzoekers
worden opengesteld.
Een boek van keizerin Elisabeth. Naar men van
welonderrichte zijde aan de Otstcrr. Volkszeitung
mededeelt, zal binnen enkele weken een interes
sante reisbeschrijving het licht zien, getiteld: Ein
Herbst in Siiden".Genoemd werk heelt twee auteurs;
het moet namelijk door keizerin Elisabeth en
aartshertogin Valerie geschreven zijn. De keizerin.
schetst er de streken in, die zij doorreisde, terwijl
hare dochter allerlei menschen beschrijft, waar
mede zij in aanraking gekomen zijn. Het boek zal
slechts voor enkele bevoorrechten toegankelijk zijn
en wint nog daardoor aan aantrekkelijkheid, dat
de bruidegom der aartshertogin, aartshertog i'ranz
Salvador, verscheiden illustraties er voor leverde.
Hot blijkt, dat de Romeinen reeds met verwon
derlijke bekwaamheid aan muntvervalsching deden.
Een Engelsch collectionneur vond eene prachtige
en vrij zeldzame gouden munt, van Allectus, die
zijn voorganger vermoordde en daarna omtrent
het einde der derde eeuw een tijdlang in
Brittanniëheerschte. De munt werd op 40 al50pond
geschat, zeldzaamheid en gehalte in aanmerking
genomen. De vinder liet haar toen eerst door
een essayeur beproeven, omdat het gewicht niet
scheen overeen te komen met het uitzicht der
munt; en men bevond, dat de munt van koper
was, eerst verzilverd, daarna verguld, en met
vernis bestreken.
De ontdekking doet er zeker weinig toe, daar
men in oude munten niet de waarde, maar do
zeldzaamheid en de scherpte van den stempel op
prijs stelt; maar het procédégetuigt van groote
handigheid.
Maandag 14 Oetober en volgende dagen komen
bij de nrm a II. W. P. de Vries, Warmoesstraat
122,twee belangrijke bibliotheken onder den hamer :
die van wijlen l'rot. Jorissen en die van ?wijlen
Ds. Mounier, emeritus predikant bij de Waalsche
gemeente te Amsterdam. De bibliotheek van Prof.
Jorissen bevat, behalve een aantal historische
standaardwerken, ook vele bronnen, mémoires,
dagboeken, oude uitgaven, verzamelingen geheime
resoluties, brieven, rapporten; de historici zul
len er menige kostbaarheid in vinden. Die van
Ds. Mounier, bij welke nog hoeken uit andere
verzamelingen gevoegd zijn, was rijk aan theologie,
geschiedenis, Fransche letteren, en beide verzame
lingen worden aangevuld met een aardige collectie
oudere en nieuwere Nederlandsche litteratuur. Ook
zijn er wat juridische, medische, philosophischo
boeken en eenige plaatwerken.