Historisch Archief 1877-1940
No. 643
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
3
zijn vader ondersteund wordt, dat deze Hjalmar
in staat gesteld heeft, zich als photograaf te ves
tigen en te trouwen. En met wie? Met Gina,
een jong meisje, dat vroeger huishoudster bij den
ouden Werle was en een liaison met dezen gehad
heeft. Gregoor meent nu zijn levenstaak gevonden
te hebben. Hij zal Hjalmar de oogen openen, hem
redden uit den poel van leugen en bedrog, waarin
hy dreigt onder te gaan, om zoodoende den
grond voor een waar, een echt huwelijk te leggen.
Hjalmar leefde tot nu toe tevreden en gelukkig.
Gina is een knappe, overleggende huisvrouw, die
bovendien haar man op den goeden weg houdt,
en in zijn werk zooveel mogelijk bijstaat, wat hij
beide wel noodig heeft, daar hij van nature lui,
ijdel en pedant is. Het zonnetje van het huis is
hun veertienjarig dochtertje Ilédwig, een
aanvallig, verstandig, doch wel wat vroegrijp kind, de
grootste vreugde van hare ouders, doch tevens
hun grootste zorg; zij heeft slechte oogen en zal
waarschijnlijk blind worden. Thans komt Gregoor
met zijn verbeteringsmanie. Hij licht Hjalmar
omtrent Gina's verleden in. Deze gelooft terstond
alles en, eenmaal overtuigd van haar schuld, vindt
zijn achterdocht steeds nieuw voedsel. Hedwig
heeft slechte oogen, de oude heer Werle even
eens. Is Hedwig zijn kind wel? Hij stoot haar
van zich af en noemt haar een vreemde. Hedwig
denkt over dit alles na, voelt dat haar vader iets
tegen haar heeft, en vraagt daarom Gregoor, hoe
zy hem weer voor zich kan winnen. Deze zegt,
door het liefste, wat zij op aarde heeft, voor hem
op te offeren. Wat is dit? Een wilde eend",
die door den ouden heer Werle is aangeschoten,
door hem aan een ouden knecht gegeven en
door dezen weer aan Hedwig, die haar op zol
der verzorgt en verpleegt. De vogel wordt half
en half als een lid van het huisgezin beschouwd.
Hedwig neemt stilletjes het pistool van haar
grootvader weg, sluipt naar den zolder om de
?wilde eend te do»:len, doch doodt niet haar,
maar zich zelve, waarschijnlijk om haar vader,
dien zij tot Gregoor hoort zeggen, dat hij niet
gelooven kan, dat Hedwig het leven voor hem
zou willen opofferen, het tegendeel te bewijzen.
Gregoor tracht zijn geweten tot rust te brengen
door zich zelf wijs te maken, dat de dood
van zijn kind in Hjalmar het groote" zal doen
ontwaken. De cynische dokter Helling, een
vriend en huisgenoot van Hjalmar, gelooft daar
echter geen oogenblik aan. Hjalmar restera
GrosJean comme devant en zal over een jaar aan
zyn kind nauwlijks meer denken.
Wat denkt de toeschouwer ?'in zijn oogen is
Gregoor een ijdele dwaas, \vi( n; verstand door het
lange alleen zijn en het vele nadenken misschien
niet geheel helder is gebleven, wien men zou wil
len toeroepen: praat niet zoo veel, doe eens
iets; neem het een of ander bij de hand, je ver
veelt je !" en den raad zou willen geven : bemoei
je vóór alles met je zelf en met je eigen zaken;"
in zijn oogen leiden Gina en Hjalmar juist het
levco, dat zij leiden moeten en is Gregoor's ideale
levensopvatting een onding, welker toepassing in
den beginne bijna alleen een komischen indruk
te weeg brengt, om ten slotte in Hedwig's dood
een even ongemotiveerd als onverwacht einde te
vinden.
Tot zoover over den hervormer Ibsen. Wat te
denken van den dichter en tooneelschrijver? Wat
ons in bijna al zijn stukken vóór alles treft, is
zyn voorliefde voor het mystische en symbolische,
de _ witte paarden" bijv. in Rosmersholm", de
schimmen uit het verleden in Spoken," de wilde
eend" in het nu gespeelde stuk. De handeling
in _ zijn drama's krijgt hierdoor iets vaags en
onduidelijks, iets onzekers en onwezenlijks, dat, zoo
ergens, vooral in een tooneelstuk ons een groot
gebrek toeschijnt. In bijna geen zijner werken
heeft men vasten grond onder de voeten, weet
inen, waaraan men zich te houden heeft. Telkens
en telkens komen er vragen bij ons op, omdat
de dichter ons niet duidelijk genoeg heeft inge
licht. In De wilde eend" bijv.: Wie is de schuldige,
Ekdal of Werle ? Wie is de vader van Hedwig,
Hjalmar of Werle? Doodt Ilédwig zich opzettelijk
of niet ? Zoo ja, waarom ?
Hierbij komt nog dat de bouw van bijna geen
zijner stukken zeer vast of hecht is. Zij spelen
bijna allo in het verledene; alles moet ons door
vertellen duidelijk worden gemaakt. Een eigen
lijke handeling, die bij het eerste tooneel begint
en bij het laatste eindigt, ontbreekt. En toch,
welk een groot dichter is Ibsen soms, welk een
groot realist en psycholoog bijna altijd ! Bijna
al zijn personen, zoolang hij ze slechts niet
tot dragers van zijn ideeën maakt, boezemen
ons het levendigste belang in, omdat zij bijna
allen met indrukwekkende juistheid naar het leven
geboetseerd, uit het leven gegrepen zijn. Met bijna
photographische juistheid, uit duizend details en
bijna aan de aandacht ontsnappende kleinigheden,
weet hij zijn personen op te bouwen, hun een
onverwoestelijk leven in te blazen. De teekening
van Hjalmar in De wilde eend" is een meester
stuk. Wie een karakter als Ilédwig, zoo vol poëzie
en werkelijkheid, vol lieflijkheid en natuur, weet
te schilderen, toont alleen daardoor reeds over
welke dichterlijke kracht en realistisch meester
schap van de beste soort hij te beschikken heeft.
Voor de artisten van het Nederl. Tooneel was
het een zware taak de personen uit De wilde
eend", die vooral uiterlijk en op liet eerste ge
zicht zoo weinig op de gewoonlijk door hen voor
gestelde gelijken, aanschouwelijk en aannemelijk te
maken. Tot hun groote eer zij gezegd, dat allen
bun beste krachten inspanden en op werkelijk
meer dan bevredigende wijze hun zware taak tot
een goed einde wisten te brengen. De moeielijkste
rol uit het geheele stuk is die van Gina, de on
dankbaarste misschien tevens. De opvatting van
mevrouw Pauwels?v. Biene kwam velen onjuist
voor. ^ Wij zouden niet durven beweren, dat zij
juist is, maar zouden evenmin kunnen aantoonen,
hoe zij dan werkelijk wezen moet. Een groot
voordeel scheen het ons in ieder geval dat het
spel van mevrouw P. van een ernstige opvatting
getuigde en zij daaraan in alle deelen zoo vol
komen getrouw bleef. Een bijzonder woord van
lof verdienen mej, Bos als Hedwig, de heer A.
van Zuylen als Ekdal en de heer van Schoon
hoven als Werle. De heer Schulze (Hjalmar)
vervulde op uiterst nauwgezette wijze een rol,
die wij misschien eerder aan den heer de Jong
zouden toegedacht hebben, de heer Clous (Gregoor)
op niet minder nauwgezette wijze eene, die wij
niemand zouden toewenschen.
Aan de mise-en-scène was zeer veel zorg besteed.
Het zooveel moeielijkheden opleverende atelier
met den daarachter gelegen zolder was tot in de
kleinste bijzonderheden der werkelijkheid afge
keken. De lichteffecten waren uitstekend gere
geld; "het geheel getuigde van goeden smaak en
degelijke leiding. Ten slotte een opmerking : op
de partij in het eerste bedrijf hadden de gasten
zich losser moeten bewegen en niet soms als pilaren
op een rij mogen staan.
Ons oordeel over den heer Mitterwurzer is na
zijn optreden als Shylork niet gewijzigd. Hoewel
het nut van vergelijkingen ons niet al te duidelijk
is, wij maken er dan ook slechts zelden gebruik
van, was het ons echter onmogelijk bij dezen
Duitscben Shylock niet aan onzen llollandfchen,
den heer Louis Bouwmeester, te denken, den
laatsten niet verre boven den eerste de voor
keur te geven. De heer M. gaf zich alle moeite,
den Jood zooveel mogelijk naar het leven en de
werkelijkheid weer te geven, liet te dien einde
geen middel of trekje ongebruikt, spreidde een
veelzijdigheid van houding en gebaar ten toon,
die ons opnieuw met verbazing vervulde en toch
maakte niettegenstaande dit alles zijn vertolking
op ons lang niet zulk een verpletterenden en
onvergetelijken indruk als die van zijn Hollandschen
collega. Het spel van den heer M. doet ons niet
zelden eigenlijk meer aan kunstjes clan aan kunst
denken. Aan enkele gedeelten, enkele volzinnen,
enkele woorden niet zelden, weet hij een groot
relief te geven. Doch is dat genoeg? Bij zijn
spel vergeet men nooit den speler en kan men
alleen denken, wat doet de heer M. dit of dat
mooi! Wij voor ons eischen echter in de eerste
plaats, dat de tooneelspeler ons zijn eigen per
soonlijkheid doe vergeten, om die geheel met de
voor te stellen te vereenzelvigen en een ondeel
baar geheel daarmede te vormen.
Donderdagavond werd door een Fransch gezel
schap, onder directie van den heer Saint-Omer en
met medewerking van madame Saignard, voor een,
vooral op de eerste rangen goed bezette zaal, in
den Stadsschouwburg een voorstelling gegeven
van Un cliapeau de paille d'Italië, het bekende,
allerdolst vroolijke blijspel van Labiche en Mare
Michel.
Het gezelschap des heeren Saint-Omer beschikt
over vele zeer goede krachten. Behalve mad.
Saignard, die helaas maar een klein rolletje speelde,
dienen vooral genoemd te worden de hh. Coquet,
die den schoonzoon in duizend angsten en
vcrleI genheden op onweerstaanbaar comische en
mce! slepende wijze voorstelde, en Saint-Aubin, die een
allerkoddigst type leverde van den stokdooven
oncle Vésinet. Alle anderen waren echter evenzeer
op hun plaats. Het samenspel liet niets te
wenschen over.
THEODOR LIEDTCKE.
Deze bekende en te Berlijn zeer beminde en
populaire tooneelspeler betrad eenige dagen gele
den in het Schauspielhaus" aldaar, voor do
laatste maal de planken. Voor zijn afscheid had
hij Die Journalisten", het bekende blijspel van
Gustav Freitag gekozen, waarin hij, met evenveel
warmte, gevoel en vuur als twintig jaar geleden
de rol van den redacteur Konrad Bolz vervulde.
Zoodra de zijdeur opon ging, Liedtcke optrad on
het eerste woord sprak, brak een storm van bijval
los, waaraan geen einde scheen te komen. Twee-,
driemaal begon Liedtcke te spreken ; steeds weer
werden zijn woorden door geestdriftige
bijvalsbetuigingen verstikt. Nog voordat hij zijn eersten
zin ten einde had kunnen brengen, daalde reeds
een regen van bloemen en kransen op hem neer.
Zoo ging het den gehcclen avond door. Na elk
bedrijt, telkens wanneer hij afging, bijna na eiken
zin, dien hij uitsprak, deed een daverend
ap;;Iaudissement de zaal dreunen; zoo zelfs dat Liedtcke
eens, in strijd met alle regelen, die dit aldaar ten
strengste verbieden, toen hij midden in een be
drijf teruggeroepen werd, werkelijk voor het voet
licht verscheen.
Na afloop der voorstelling kwam Liedtcke nog
maals ten toonecle om in eenige eenvoudige, warme
en hartelijke woorden het publiek zijn dank te
betuigen voor de hem gebrachte hulde.
Daarop verzamelden zich alle loden van het
Königliche Schauspielhaus," geen enkel uitge
zonderd, met graaf Ilochberg en den directeur
dr. Otto Devrieut aan het hoofd, op het tooneel.
Graaf Ilochberg richtte het eerst het woord tot
den concientieuzen, hoogbegaafden, bekwamen,
algemeen beminden en vereerden kunstenaar.
Daarop sprak de heer Denicke, een van Licdtke's
oudste collega's uit naam. zijner kunstbroeders en
zusters, eenige warm gevoelde afscheidswoorden
tot den uitnemenden kunstenaar en trouwen vriend.
En nu volgde een stroom van geschenken, zoowel
in bloemen als in edel metaal, trad nu deze en
dan die zijner kunstbroeders naar voren om hem
te huldigen, zoodat Liedtcko zich ook hier, hoewel
zijn aandoening nauwlijks meester, gedwongen ge
voelde, eonige woorden van dank te stamelen.
Aan oen artikel van mevr. Schulz-Klutz, die
tegelijkertijd met Liedtcke haar tooneelloopbaan
begon, ontleencn wij de volgende bijzonderheden,
omtrent vermakelijke voorvallen, die in het begin
daarvan voorvielen.
Een halve eeuw geleden begon Liedtcke, die
een onweerstaanbare neiging voor Let tooneel
gevoelde, te Königsbcrgen, alwaar zijn vader
woonde, zijn carrière als lid van het corps de
liallet aan den stcilclijkcn schouwburg daar ter
stede. Al spoedig werd hij tot koorzanger bevor
derd en koit daarna, toen mevrouw von Kestcllat
te Königsbergen het personeel voor een Diütsche
opera te Wilna bijeen bracht, verbond hij zich
als koorzanger aan haar gezelschap. In dien tijd
leerde hij nog een en ander van de oude
tooneelromantiek kennen, die toenmaals de misère van
den reizenden tooneelspeler omhulde, deze dra
gelijk maakte en er zelfs een zekere bekoring
aan verleende.
De reis naar Wilna werd per zoogenaamde
Judenfuhre'1 ondernemen d. w. z. in een soort
kermiswagen, die het grootste gedeelte van het
gezelschap met hun bagage herbergde. Zij duurde
verscheiden dagen en toen het gezelschap, na
allerlei avonturen en ongelukken te Wilna aankwam,
vond het daar niets in orde. De dames werden
geherbergd in een groot zoo goed als
ongemeubileerd huis en moesten zich daar maar zien
te redden. Een vrouwelijke dienstbode konden zij
nergens vinden, zoodat zij genoodzaakt waren, de
diensten van een man aan te nemen, een van die
Poolsche factotums, die daar te lande voor bijna
alles gebruikt worden en die men zelden of ooit
geheel kan vermijden; hun beroep brengt het mee,
dat zij sluw, geslepen, soms zelfs bepaald gevaar
lijk zijn. Zij troffen het nog al gelukkig, want
Abraham, aldus heette hun dienstbode", wasén
beleefd en vriendelijk, hoewel evenals de meeste
zijner landgcnootcn, zeer onzindelijk kereltje met
spuwlokken aan den kant van het hoofd; hij droeg
steeds een onmogelijken, van vet glimmenden
kaftan van een niet te beschrijven kleur, die daar
hij hem veel te groot was, van voren ver over
elkaar was geslagen en door een touw om het lijf
vastgemaakt werd.
Ik herinner mij," zegt mevrouw Schulz, dat
wij soms zelf' ons middagmaal bereidden; Liedtcke
hielp ons daarbij. Eens moest hij uien hakken.
In zijn verschoten kamerjapon stond hij aan een
tafeltje en hakte er flink op los, terwijl hij tel
kens met de oogen pinkte. Maar kinderen, je
laat mij ook altijd hot zwaarste werk doen!" riep
hij eindelijk uit en daarbij veegde hij met zijn
mouw langs zijn mooie oogen, waaruit voortdu
rend de tranen langs zijn wangen biggelden.
Al spoedig begonnen de repetities. De eerste
opera, die gegeven zou worden, was Jessonda".
Maar er scheen bij deze onderneming geen geluk
te wezen. De ziel der opera, .do eerste tenor
Brauckmann, was niet gekomen en zat goed en
wel te Riga, vanwaar hij niet scheen te kunnen
scheiden. Alles was gereed, de eerste voorstelling
aangekondigd. Wat nu? Alles stond op het spel
en Brauchmann was noch door beden noch door
bedreigingen te vermurwen. Hij bleef, waar hij
was. Gespeeld moest er evenwel worden. Toen
besloot de directrice, mevrouw von Kesteliat, een
hoogbegaafde kunstenares, een waagstuk te onder
nemen; zij zelve zong de partij van den eersten
tenor en zoodoende was tenminste het seizoen ge
opend. De tweede opera was: Der Freischütz",
waarin weer mevrouw v. Kesteliat den Max zong
en daardoor weer tijd won. Doch Brauckmann
kwam nog maar steeds niet, de nood steeg ten
top, en de directrice zag zich gedwongen ook den
Othello te zingen! In het belang van de zaak
besloten eindelijk eenigo toonaangevende hoeren
uit Wilna den weerbarstigen tenor zelf te halen;
zij gingen per slede naar Riga en slaagden er in,
deels door list, deels door geweld, den heer
Brauckmann mede terug te brengen.
Nu begon dan bot eigenlijke seizoen en dat er
druk gestudeerd word, blijkt genoegzaam daaruit,
dat men in het korte tijdsverloop van vier maan
den 15 groote opera's en eon. aantal Spieloper"
instudeerde en gaf'.
Maar des ondanks werd er bij deze onderne
ming geen zij gesponnen. Op zekeren dag werd
de schouwburg gesloten, do achterstallige gage
werd niet betaald; do directrice was verdwenen
en had de arme koristen in het vreemde land
aan bun lot overgelaten. De dames zaten met de
handen in bot haar, te meer daar men eenige
dagen te voren, tijdens een opvoering van den
2/unpa", alle mannelijke koristen, en daaronder
ook Liedtcke, onder een gezocht voorwendsel ge
vangen genomen had liet koor was bijna geheel
uit jonge, knappe meisjes samengesteld, die reeds
lang het welgcvalfen van een aantal heeren uit
de eerste kringen van Wilna hadden opgewekt
men vervolgde haar met beleedigende aanbiedin
gen, die meest alle met verontwaardiging werden
van de hand gewezen. Daar de heeren, die met
de dames in hetzelfde huis woonden, in do ge
vangnis zaten, waren deze van allen steun be
roofd. Om zich tegen aanlandingen te behoeden
sloten zij zich in huis op. Abraham was de eenige
man, die toegang tot haar had. Allo pogingen,
die zij aanwendden om de invrijheidstelling hun
ner collega's te bewerken, waren vruchteloos en
het eenige, wat zij doen konden, was hen af on
toe een geringe versnapering brengen. Maar ook
dit ging met gevaren gepaard, want dikwijls wer
den do meisjes op den weg naar de gevangenis
door heeren lastig gevallen en aangerand.
Op zekeren dag'' zegt mevr. Schulz, werden
Doris en ik tot die taak aangewezen. Om onbe
kend to blijven, vermomden wij ons zoo goed
mogelijk en namen Abraham, die oen groote lan
taarn droeg, mede; deze was in zijn gewone
costuum, den kaftan van onbeschrijfiijklijke kleur.
liet was een koude, heldere, Russische winter
avond, de sneeuw kraakte onder onze voeten.
Wij hadden eenige kleine inkoopen gedaan en
waren juist op den terugweg, toen plotseling twee
heeren, uit de zoogenaamde eerste kringen van
Wilna, ons staande hielden en met hunne com
plimenten en aanbiedingen aan boord kwamen
wij gaven, zij het ook met bevende stem, een
afwijzend antwoord en wilden snel verder gaan,
maar werden met geweld tegengehouden. In onzen
doodelijkcn angst trachtten wij to vergeefs ons
los te rukken, toen Abraham onze redder werd
zij het dan ook op eene, niet door hem
bedoelde wijze. Toen bij zag, in welk een ge
vaar wij verkeerden, ontwaakte er een ge
voel van ridderlijkheid in zijn borst hij herin
nerde zich, dat wij hem ter onzer bescherming
hadden meegenomen, en terwijl hij zijn schuchtere
natuur vergat en al zijn moed verzamelde, riep
hij met zijn hooge, piepende stem; Wat mot je
van rnon dames. Laat men dames los!" ja zelfs
maakte hij aanstalten om ons te hulp te komen.
Woedend riep een der heeren uit: Verd..mde
hond! waar bemoei jij je mee?'' en tevens gafhij
Abraham een stoot tegen de borst, dat hij
ruggelings in do sneeuw viel; daardoor vloog zijn kaf
tan open en nu bleek het, dat deze zijn eenig
kleedingstuk was. Abraham lag daar nu, in den
helderen maneschijn, languit in de sneeuw. Gil
lende van schrik ijlden wij voort en ontkwamen
op die wijze gelukkig aan onze aanranders, die
bij dien onverwachton aanblik stokstijf bleven staan
en er niet aan dachten ons te vervolgen."
Eindelijk echter sloeg voor de ongelukkige ko
risten de ure der bevrijding en zoo spoedig mo
gelijk trachtte het gezelschap nu in het vaderland
terug te komen, dat zij na tallooze vroolijke en
mindere aangename avonturen eindelyk gelukkig
weer bereikten.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Eene uitvoering, die hier niet onbesproken mag
blijven, is die van de 2e symphonie van Brahms,
op Donderdag 10 in het Concertgebouw. De heer
Kes heeft met dit werk een groot en welverdiend
succes behaald. Ook de meest verborgen schoon
heden ervan zijn niet aan zijn scherpen blik ont
snapt, en hij heeft niet gerust vóór ze ook alle
in zijn orkest tot gelding gekomen waren. Het
is waar, dat het tempo daartoe in het algemeen
iets langzamer moet genomen worden dan de
traditioneele opvatting gedoogt, maar wat heeft
men aan bij Brahms zoo veelvuldig voorko
mende schoonc détails, die in een afjakkerig
tempo in het algemeene gedruisch moeten ten
ondergaan ? Brahms moet voorzichtig behandeld
worden ; het zijn bij hem juist veelal meer de
détails dan het groote geheel, dat werkt, en wie
daarom de eerste uit het oog verliest of met niet
genoegzame piëteit hanteert, zal van Brahms
nimmer een recht begrip kunnen geven. Schrijver
dezes heeft de '2e symphonie van Brahms tallooze
malen gehoord ; van Bilse in Berlijn nu, die
begreep heelcmaal niets van Brahms ; van
Richter, die indertijd met een keurkorps van 100
musici in London avond aan avond triomfen
behaldc; van Brahms zelven maar nooit heeft
hij het werk met mér doorzicht hooren uitvoeren
dan onder den heer Kes, Donderdag 10 Octeber.
De weelderige, diepe harmonie van dit
toongewrocht kwam overal ten heerlijkste uit. Welk een
arcbitektuur van dit werk vooral in zijn eerste
deel die niet onderdoet voor die van de grootste
meesters, als Beethoven, Bacb, Mozart! Nergens
vindt men eene harmonische periode, die te lang,
of die niet natuurlijk, haast zou ik zeggen : niet
onvermijdelijk, is; het werk is een zoo door en
door organisch geheel, dat men het als kunst
voortbrengsel op ne lijn mag stellen met de
schoonste, meest evenredige producten van de
natuur. Slechts zou men bij Brahms menigmaal
een wat krachtiger ry'hmus verlangen, en is b.v.
het Allegretto voor mij in te kleinen stijl geschre
ven. Dit voorzeker zeer gracieuse nummer past
evenwel niet in een symphonie als deze. In 't
algemeen zijn deze Allegretto's, waarmede Brahms
in zijne symphonicën de oude scherzo's vervangt,
m. i. mér geschikt voor suites dan symphonieën.
Ook in het finale is de stijl mij niet altijd
symphonisch, niet groot genoeg. In de laatst bedoelde
deelen vooral kan lirahms niet halen bij de
titaj nische kracht van Beethoven, maar in het eerste
Allegro en het Adagio overtreft hij dezen door
den rijkdom en kleurenpracht zijner harmonie en
de uitdrukking zijner motieven. Ik mag hier
echter het werk niet in zijn geheel gaan
analyseeren, en moet me dus vergenoegen met kor
telings het een en ander aan te stippen van wat
mij in de uitvoering bijzonder beviel. Zoo noem
ik in het Ie deel bet f' gedeelte, dat op het 2e
thema volgt, waar de hoorns zoo verrukkelijk dat
d, e later g, a er uitscbmcttcrn" en
de violen en bassen elkander in dat breede mo
tief: gis, ais, b, e (later: cis, dis, e, a)
imiteeren. Verder maakte jgrooten indruk de episode,
waar tegen het eind der doorwerking do houten
blaasinstrumenten telkens mf met het hoofdmo
tief optreden en waarin do prachtige, geheel me
dcrne harmonie volkomen tot haar recht kwam
Zeldzaam correct en schoon werd ook do slotzin
van het lo Allegro gespeeld; het staccato in de
houten blaasinstrumenten en het pizzicato der
strijkinstrumenten was volmaakt, en hierop moet
gewezen worden, daar dit gedeelte gewoonlijk
zeer verward klinkt. Ook het Adagio kwam in
al zijn sombere grootheid uit. De mij vroeger
altijd eenigs^ins verworrcn" voorgekomen terug
keer tot het hoofdthema heeft mij nu zelfs kunnen
bevredigen, en hot Adagio daardoor in zijn geheel
een einheitlichen'' indruk op me gemaakt, gelijk
nimmer te voren.
Het Allegretto ga ik stilzwijgend voorbij. Het
is een lief en karaktervol nummer, maar zonder
veel kracht. Het Finale bevat weder veel vuur,
oiVchoon o. a. daarin de terugkeer tot liet hoofd
thema na de doorwerking klein is (Iets dergelijks
vindt men in het Finale van do Ie Symphonie
van Brahms). Evenwel werd deze zeer moeilijke
Satz" ook in de fijnste thematische begeleidings
figuren en de subtielste rhytmische trekjes met
volkomen klaarheid ten gobooro gebracht. De heer
Kes 't zij nog eenmaal gezegd heeft met
dit werk groote eer ingeoogst, want niet alleen
was do uitvoering kunstig en zelfs intelligent
zooals we dit van hem gewoon zijn maar mér
dan dit: hoogelijk artistiek, en moet daarom den
talrijken vereerders van dit werk van Brahms
(zooals het applaus dan ook bewezen heeft) groote
voldoening hebben geschonken! Mogen wij nu
spoedig op een zoo uitstekende wijze ook de Ie
Symphonie van Brahms eens wederhoorcn!
Het Concert, dat ten voordeele van het Genoot
schap: Liefdadigheid naar Vermogen'' door den
lieer David Koning Jr., georganiseerd is, heeft
eveneens veel succes gehad. De Heer Koning had
daartoe oen orkest van pi. m. l GO dilettanten we
len bijeen te krijgen, als kern waarvan zijn ge
wone vcreeniging Amphion" dienst deed. Als
solisten werkten op dit Concert, behalve de hier
gevestigde II.H. Henri Bosmans (violoncel) en
Louis Wolff (viool), mede: Frau Bertha Gutmann,
de nieuw ontdekte" sopraan uit Weenen. Frau
Gutmann, die ik alleen boorde in do Arie der
Agathe" uit Freischütz", mag men blijkens
deze Aria nog geenszins tot de sterren eerste
grootte rekenen. Haar intonatie is lang niet rein
meestal iets to hoog en uitspraak en techniek,
zoowel als zelfs haar voordracht in 't algemeen,
laten nog veel te wenschen over. Haar geluid op
zichzelf is echter van een mooi timbre, en dit
verklaart waarschijnlijk haar succes. Wil men
echter muziek kunst hooren, dan heeft men
mér noodig dan een bloot mooi geluid, en in dit
mér" nu werd door Frau Gutmann slechts on
voldoende voorzien. Haar goed timbre en de fees
telijkheid van den avond bezorgden haar overigens
nog een tamelijk groot succes. De heer Bosmans