De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 20 oktober pagina 4

20 oktober 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 613 speelde in alle opzichten met waar meesterschap het overigens weinig klassieke en mooie violoncelconcert op. 33 van Saiut-Saëns, dat Mevrouw Bosmans hem zeer correct en smaakvol op de piano begeleidde. Den Heer Wolff hoorde ik ditmaal niet, doch mag ik vooronderstellen, en vermeen ook zoo, dat zijne praestaties weder verdienstelijk geweest zijn. En nu nog een woord over de Duitsche Opera. Deze is op weg om zich te verbeteren. De heer Saalborn zoekt, en hij zal ook wel vinden. De tenor van der Würzen is gelukkig reeds verdwe nen, en vervangen door den veel beteren tenor Michel Reiner, die echter op zijn beurt ook voor een nog beteren behoorde te verdwijnen. Voor een goeden len bas is de heer Saalborn eveneens nog altijd op de zoek en schijnt hij dien in dun heer Chandon gevonden te hebben (enfin, wachten we dezen eerst een af); voorts is een goede aanwinst: Frl. Goldsticker; kortom alles toont.dat de heer Saal born met ernst op verbetering van zijn personeel uit is die trouwens hoog noodig was en daarin ge deeltelijk reeds is geslaagd. Dientengevolge gaf ook de Aïda van Verdi verleden week oogenblikken van genot, zooals wij die door de Duitsche Opera dit jaar nog niet gesmaakt hebben, en wel voornamelijk gedurende de 3e acte door Frl. Brajnin en den heer Ludwig Strakosch, respec tievelijk als Aïda en Amonasro. Wat de operette betreft men weet reeds, dat deze bij het Duitsche Operagezelschap aan de hoogste eischen, die men aan dit genre stellen wil, kan voldoen. Zoo was ook weder Der Lustige Krieg" van Strauss, j. 1. Dinsdag, in de soort van dit genre-muziek uitstekend te noemen, ook tengevolge van de medewerking van zekeren heer Dietrich, operettentenor van het theatre an der Wien, met een zeer frisch geluid, dat menig operatenor hem zou benijden. De heer Worms, in zijn qualiteit van min of meer onnoozele Hollandsche tulpenhandelaar, was eveneens uitstekend en Frl. von Mick als zijne egade zeer aanvallig. Overigens is in deze operette meergemelde tul penhandelaar (Balthazar Groot) de eenige figuur om wie men af en toe lachen moet, en daar het mij om lachen" in de operette alleen en uit sluitend te doen is, komt mij ook deze operette weder geheel gemankeerd voor. Na Offenbach is er, geloof ik, geene echte operette meer geschre ven. Dat het publiek er evenwel anders over denkt, bewijst de opgang, dien Der lustige Krieg" en hoe al die andere slechts om grove winst ver vaardigde moede-notenwaar (want van muziek kan men hier niet meer spreken) heeten moge, in den treure voortgaat te maken tenzij men dien opgang alleen verklare uit de antipathie van het publiek voor sérieuse kunst, die het hoe vervelend eene operette zij toch liever naar deze heendrijft dan naar een uiting van sérieuse kunst, waarbij het zich heelt in te spannen en die het ontroert en verschrikt. Ik ga naar de Komedie om mij te amuseeren" zeggen de meesten, maar eilieve: laten die dan nog veel eenvoudiger en goedkooper een avond in de week zich met een worst en dikke boterhammen amuseeren opdat wij van al dat flauws verlost raken! 17 October. F. MUZIEK TE ROTTERDAM. Met een enkel woord moet ik nog melding maken van de tweede opvoering van Faust, en wel om Nicolaïeen oprecht compliment te maken over hare schoone vertolking der Crre<c7jen-partij (de vorige maal was het Mevr. Brajnin); daar Mej. N. zoo uiterst gemakkelijk zingt gevolg van degelijke studie en zulk een heerlijk ge luid heeft, is het een waar genot haar te hooren. Voor den heer Chandon, die ongesteld was, trad geheel onvoorbereid de heer Rochelle als Mephisto op, en verdient daarvoor een woord van lof. Marschner's Vampyr betrad hier, na een onge veer twintigjarige rust, jl. Woensdag weder de planken; het mag wel de schuld van de sombere, weerzinwekkende hoofdfiguur zijn, die deze opera belet heeft, ergens repertoire-stuk te worden, want de muziek is van zeer hooge waarde. Voor een Heüing laat zich sympathie gevoelen, voor den Vampyr niets dan afschuw; het is aangrijpend hem telkens zijn slachtoffer te zien wegslopen, bedwelmd door den kus zijner vervloekte lippen, om hulpe schreiend uit de verte, wanneer het be merkt, dat het monster onder het voorwendsel eener hartstochtelijke omhelzing zijn hartebloed inzuigt, totdat het leven is gevloden .... Maar welk eene partituur heeft Marschner daarbij geschreven! hier bestaat men gevoelt het da delijk geen twijfel, of men heeft met een meer dan hoog begaafd kunstenaar te doen; nu waant men zich in de leeuwenklauw van Beethoven, dan onder de fluweelcn hand van Weber, zonder dat ergens de oorspronkelijkheid betwist kan wor den. Men ga dit werk hooren en genieten! De uitvoering was voortreffelijk; zou het den Vampyr niet geschaad hebben, wanneer de heer Strakosch over grooter stemmiddelcn kon beschik ken, men stelde zich schadeloos door de uitne mende wijze waarop de zanger van het begin tot het einde zijne zware partij op hoog artistieke wijze, ja schier vlekkeloos, weergaf. Mej. Nicola (Malwinii) was weder voortreffelijk, en hetzelfde mag getuigd worden van de dames Janca Major en Pauline Bachmann. (Janthe en JEmmy) des bloedzuigers sympathie-inboezemde slachtoffers. De heer Reiner gaf een alleszins voldoenden Aubrey, hij zong zijn aria Ha, ivie das grauenvolle Bild enz. met veel smaak en in goeden toon. De heer Dietrich verdient onverdeelden lof voor hetgeen hij van zijne kleine partij (George) maakte en de heeren Rochelle (Sir Humphrey) en M hlman (Sir Berkley) droegen het hunne tot verkrijging van een goed geheel, naar krachten, bij. Koor en orkest konden zekerder geweest zijn; de tweede opvoering zal hierin wel de gewenschte verbete ring brengen. Een lichtstraal in den somberen nacht van dit drama was de verschijning van den beer Worms (loms Blunf) en zijn ega Suze (Mevr. Schafer-Kruse); hoewel hij slechts kort in de handeling optreedt, werkte Blunt's vroolijkheid aanstekelijk. De heer Saalborn had voor passende monteering gezorgd, zoodat de uitvoering in haar geheel zeer te prijzen viel. De studiën voor Norma, het werk van onzen vroegeren stadgenoot, Jan Rijken (thans te Deven ter), zijn in vollen gang en de opvoering daar van kan binnenkort worden tegemoet gezien. V. BOEKBEOORDEELING. Aanbevelenswaardig voor leesgezelschappen" is Verdwenen" de jongste roman van Melatie van Java, zeker. Het zal menige lezeres en misschien menigen lezer van het begin tot het einde boeien, menig zieltje schokken door den zielenadel der heldin en menig bakviscbje een zucht van verlichting ontlokken als de voort durend dobberende huwelijkskans, in het voor laatste hoofdstuk toch nog in het voordeel van voornoemde heldin omslaat. Hij of '\\ echter, die den roman ter hand neemt om daarin een opgevangen afspiegeling van het werkelijk leven te zien, zal zich na het veel belovend begin van het eerste hoofdstuk tamelijk teleurgesteld voelen. VERDWENEN'' is een melodrama waarvan de hel din als een vrouwelijke salamander ongedeerd door de heetste vuren zou kunnen gaan om de eenvoudige reden: dat zij niet van deze wereld is." Reina is een jougdige godin, ver boven alle menschelijke zwakheden en gebreken verheven, die op Heidedaal woont in een groote ruime kamer met weinig meubels en geen enkel sieraad." Om vijf uur begint zij haar dag met het nazien der stallen, de boerderij, den moestuin en de melkerij; daarna voedert ze de vogels, plukt vruchten, wrijft augurken af, verbindt boerenjon gens, bezoekt kraamvrouwen en zieken, werkt op de naaimachine voor het huishouden en voor de armen, richt een breischool, een soepkokerij en eindelijk zelfs een ziekeubarak op; administreert een spaarbank, een pensioen- en een begrafenis bus, ziet drukproeven na en leest tot verpoozing sterrekunde en geschiedenis of studeert wiskunde en latijn. Als ze zich onwillekeurig bukt om een kat te streelen, bedenkt ze zich terstond, berispend tot zich zelve zeggend: Hoe kinderachtig een dier te vertroetelen." Ze kamt en borstelt het haar van haar stief moeder en raapt geduldig de haarspelden op, welke deze over het tapijt heeft gestrooid, alles als een soort onnoodige zelfkastijding, want ze veracht haar jeugdige, frivole stiefmoeder waarover zij zelf moedertje heeft gespeeld op de kostschool ? iu de hoogste mate. Deze brave Reina", die", zooals de schrijf ster zegt: er trotsch op ging altijd zich zelve te zijn, zich zelve te tonnen en te behecrschen, nooit iets te zeggen en te trachten zelfs nooit iets te denken wat zij niet voor zich telve verantwoorden kon'", raakt op een studentenbal in kennis met Alphonse da Silvas, die in zijn optochtcostuum als Filips de Schoone verschijnt. Reina, die in het eerste hoofdstuk slechts spartaansche antwoorden gaf, bij lompheid af, houdt hier een zeer wijsgeerig gesprek met Filips de Schoone, die dit tevens een geschikte plaats vindt om zijn biecht af te leggen. Langzamerhand haalt Alphonse die of een hysterische knaap of een jeugdige grijsaard lijkt te zijn Reina over met hem to trouwen, hoe wel ze zeker weet, niet de minste liefde voor hem te gevoelen, maar het als haar plicht be schouwend, hem, door het grondig bestudeercn zijner kwaal, van zijn nevralgie to genezen. Onwillekeurig denkt men: welk een mocielijke positie zou hot voor haar geweest zijn, als zich meer dergelijke patiënten met hetzelfde recht hadden aangemeld. Het engagement gaat preekend voorbij en op den huwelijksdag is de bruigom verdwenen". Nu treedt iemand die tot dusverre vrij wel in de schaduw heeft gestaan meer op den voorgrond, namelijk Julius Verheide, die als kind te vonde ling werd gelegd voor de woning van den baron van Erkeloo, den grootvader van Alphonse. Deze voorbeeldige oude heer nam Julius aan en liet hem tezaam met Alphonse opvoeden omdat hij bij zichzelf acht dat zijn oudste zoon Robert als deze niet door een val van het paard, gestorven ware er wel meer van zou iveten". Dat dit werkelijk zoo is, bewijst een brief die Julius eenige dagen vóór Reina's trouwdag ontvangt on waarin hem door een zekeren Jevers een komiok mannetje dat ook al door de deugdzame Reina betooverd is verteld wordt, dat hij de echte zoon is uit een in Engeland gesloten huwelijk tusschen Robert, baron van Erkeloo en de kame nier van diens zuster, Alphonse's moeder. De jeugdige Julius was echter niet gelukkig mot zijn ouders, de vader stierf vóór zijn geboorte door een val van het paard, zijn moeder kort daarna. De familie zijner moeder, die volgons den brief van Jevers (blz. 1G7) toch wel iets van dat hu welijk geweten schijnt te hebben, legde den jeugdi gen baron, inplaats van een poging te wagen om de wettigheid zijner geboorte aan het licht te brengen, te vondeling voor de woning van zijn grootvader, den ouden baron van Erkeloo. Daar het don minnenijdigcn Jevers alleen te doen is om Alphonse voor een deel van zijn rijk erfdeel to berooven, zoodat diens huwelijk (zeer onwaarschijnlijk) zal moeten afspringen, zijn de bewijzen van Julius geboorte op franco aanvraag gratis verkrijgbaar. Julius Verheide die toon hij tot de jaren des ondcrscheids was gekomen om oen gering verschil mot den ouden baron heimelijk zijn groot vader?weldoener is ontloopen om, als gewoon arbeider bij Winalda, Reina's vader, in dienst ge treden, zich op te werken tot diens rechterhand, verscheurt, als eenig antwoord dezen brief in twee stukken, welke hij echter gelukkig bewaart om ze na Alphonse's verdwijning aan den ouden baron te geven die hem voor zich zclven dadelijk erkent Om aan Jevers een erkende schurk de bewijsstukken te vragen die hij toch zoo gemakke lijk kan krijgen, daaraan denkt Julius niet, ofschoon hij overigens een hoogst practisch en degelijk mensch is, als geknipt voor de modelboerderij en de model-Rein a. Daar hij echter als gewoon arbeider op Heidedaal is gekomen, beschouwt hij zijn meesteres als een wezen te hoog om er ooit de aardsche oogen naar op te durven heffen, zijn hopeloozen hart stocht bedekkend met den gebruikelijken mantel van terugstootende koelheid. Dat hij eigenlijk de echte zoon van een baron en zij de dochter is van een selfrnade man" wiens zaken niet zoo goed gaan als de wereld denkt met aan gewend voorname manieren" volgens Alphonse, komt nimmer in zijn nederig brein op Eerst na een jaar of zeven, acht, vol beproe vingen, komt Reiria, die zich trouwens nog altijd aan den voortvluchtigen Alphonse gebonden acht, door een toeval bijna er achter, dat ze al dien tijd op Julius verliefd is geweest. Van een meisje dat altijd zooveel met zich zelve geconverseerd heeft, zou men haast mogen verwachten dat ze wat eerder achter dit geheim, dat de scherpzin nige lezeres reeds in het tweede hoofdstuk heeft kunnen raden, gekomen ware Na haar vaders dood heeft Reina in overspan nen edelmoedigheid ten bate van haar sticfbroertje- dat later toch sterft en van Heidedaal, haar moederlijk erfdeel geheel opgeofferd en nog wel in stilte, opdat niemand zou weten dat het haar vader in den laatsten tijd niet was meegeloopen. Als haar stiefmoeder opnieuw wil trouwen, denkt deze dus volkomen in haar recht te zijn, als zij op de liquidatie der zaken aandringt, waardoor Heidedaal verkocht zal moeten worden. In het gesprek dat Reina hierover houdt met Julins, breekt eindelijk haar gevoel en zijn lief, zijn dierbaar geheim" los. Hij heeft er dadelijk berouw over en zegt dat ze hem maar moet wegzenden" Heidedaal kan nota bene zonder hem niet bestaan hij, evenals Jevers eenmaal, ver de terre amoureux ffune toile" of dat hij, ingeval hij mag" blijven, trouwen wil met een boerenmeisje, alleen om Reina beter te kunnen dienen, om alle praatjes het stilzwijgen op te leg gen en de wereld te toonen hoe groot de afstand is die de meesteres scheidt van haar knecht". Deze onmannelijke liefdesverklaring ii la knaap Fridolin" brengt gelukkig eindelijk" licht in Reina's ziel." Zij eischt echter twee jaar wachtens om trouw te blijven aan Alphonse's nagedachtenis", zoo ze hoopt, maar op een avond dat ze juist van plan is aan Julius te schrijven dat ze het huwelijk toch maar liever wat zal bespoedigen, vindt zo in eon secrétaire die sinds don dood van haar vader nog niet opgeredderd schijnt, een brief van Alphonse, die door haar vader verduisterd en daarna onder oude rekeningen is blijven slingeren." Door dezen brief en de daarop volgende ophel deringen van Julius komt de lezer tegelijk met Reina eindelijk aan de weet, dat Alphonse, op den dag dat zijn bruid, juist hartelijker dan anders, voor het laatst afscheid van hem heeft genomen, door een onbegrijpelijke walging van ziju aanstaand huwelijk overvallen, zijn troost gezocht heeft in het spel en veel verloor. Daarop, inplaats van het geld aan zijn grootvader te vragen, die in het derde hoofdstuk verklaart, dat hij zijn beurs zon der eenig voorbehoud voor hem heeft opengezet", zich als een schurk van professie heeft vermomd, een valsche handteekening gemaakt en bij een erg onnoozelen zaakwaarnemer hoeren die an ders nog al bij de hand zijn geld heeft opge nomen, dat door Julius moest ontvangen worden, zooals hij in een afgeluisterd'1 gesprek op Heide daal had vernomen. Julius kwam na hem bij den zaakwaarnemer, begreep direct wie de valsche handteekening ge maakt had, suste de zaak, vond tamelijk toeval lig Alphonse aan het station in den Haag en hield een ernstig gesprek mot hem, waarin Alphonse beterschap beloofde. Bij zijn terugkomst op Heidedaal vertelde Julius doodeenvoudig aan zijn pa troon dat hij de /' 7000, die hij halen moest, kwijt was. Deze wilde ophelderingen welke ge weigerd werden, met do belofte dat als hij zich kalm hield, hij het geld den volgenden dag zou terughebben. Verheide (Julius) vroeg het geld aan zijn groot vader, betaalde den heer Winalda, nam zijn ont slag om met den ouden baron mee te gaan, doch om later toen Reina alleen stond weder te koeren om haar to helpen. Alphonse intusschen had, volgens diens brief, na zijn gesprek met Julius, zijn medeminnaar Jevers ontmoet, dezen beloofde hij afstand te doen van Reina's hand, wanneer Jevers hém de papieren, die hij hem zien liet en welke Julius betroffen, overgaf. Waartoe deze kwanselpartij eigenlijk dient, schijnt do schrijfster zelf ook niet te begrijpen. maar in c!k geval vond Alphonse flut hij nu niet terug mocht keeren om opnieuw het erfdeel te verkleinen, dat Julius zedelijk even eerlijk toekwam ah hem." Met Jei'ers bedwelmde ik mij en verlaagde mij nog meer door den drank", schrijft Alphonse en op den receptieclag verachtte hij zich als een dief, een speler en een dronkaard", die naast dit alles geen bruidegom" ook nog kon zijn. Ilij wist niets beters te doen dan als landverhuizer minste klasse" naar Amerika te gaan en vandaar uit een beroep te doen op Reina's edelmoedig heid, met de vraag, of hij bij haar of zij bij hem wil komen." Nu wordt de lezer in de aangename spanning gebracht, die hem in zijn jongenstijd het tellen der knoopen van zijn hes verschafte, vooruit we tend wat de onderste knoop zal zeggen. Reina kan na het lezen van den bewuste brief natuurlijk onmogelijk met Julius trouwen vóór de vijf jaren van non-activiteit wier eentoonigheid weldadig wordt verbroken door allerlei beproevin gen voor de heldin, verstreken zijn. Wanneer de vastgestelde tijd eindelijk tot vijf maanden is ingekrompen, komt er een brief uit Rotterdam, van Alphonse, die haar opoischt. Reina neemt afscheid van Julius die haar toe geeft dat ze haar plicht rnoet doen, maar beur hart verscheurt door zijne ruwe koelheid; daarna schrijft ze aan Alphonse dat zo nog altijd als onafgehaald" ter zijner beschikking is gebleven, hoe wel ze haar hart aan een ander heeft verloren. In het, vol spanning verwachte, antwoord van Alphonse meldt deze, dat haar hand alleen vol doende voor hem is. Zij schrijft aan Julius dat het vonnis geveld en de teerling geworpen is." Deze heeft nog de kracht een afschoidsbrief aan zijn geliefde meesteres" terug te schrijven, maar als hij daarna nog aan een Memorie" wil beginnen, schieten zijn krachten tekort en valt hij in een soort onmacht, waaruit hy bijkomt door de stem van Reina, die voor hem ligt geknield en zeer naief vraagt: Heeft het je zoo aange grepen? Treft het je zoo erg?" Als het water tot aan de lippen komt is de redding nabij, zegt het spreekwoord, want nadat Reina haar laatsten brief aan Julius had afge zonden, vond zij op een vensterbank" een brief van Alphonse, waarin deze bekende dat hij alleen had willen weten hoever haar gevoel van plicht kon gaan", terwijl hij, alle rechten op haar latende varen, haar verzocht zijn neef gelukkig te willen maken ! Wat is natuurlijker dan dat de genoeg beproef de Reina gevolg geeft aan dat verzoek ? Op een dag in April wordt tot vreugde van alle onderhoorigen hun huwelijk voltrokken en de gedul dige lezer lezeressen beginnen gewoonlijk een roman bij het einde heeft er zich reeds bij neergelegd den armen Alphonse als verdwenen" te blijven beschouwen, wanneer Reina voor haar afreis nog bij een stervenden arbeider, Bosch genaamd, wordt geroepen. Bosch is een teringzieke man van geheimzinnige afkomst met lijngevormde handen en beschaafde spraak, die Thomas a Kempis in het oorspron kelijk leest, zooals Reina tot haar verbazing eens heeft bemerkt, zijn geld en voedsel wegschenkt, kortom, leeft als een monnik van een strenge boetoorde. Zoodra de vrouw van Julius op haar trouwdag op een vochtige vlieriug voor de legerstede van dezen man treedt, zegt de stervende, Reina" en zij ,. Alphonse." De geheimzinnige werkman die ongeveer vijf tien maanden lang op Heidedaal in dienst is ge weest, die Julius in zijn ziekte heeft opgepast en Reina bijna iederen dag heeft gesproken, is de lang verdwenen" Alphonse da Silvas di« bijna vijf jaar onder water is gebleven om op zijn sterfbed pas boven te komen. Julius komt natuurlijk kijlKn waar zijn vrouw blijft en beiden wonen vóór ze hun huwelijksreis beginnen denplcchtigen doodstrijd bij van Alphonse, die gedurende zijn verblijf in Amerika waarschijn lijk bij de Salvation Army gediend heeft. Ziehier de korte, maar letterlijk weergegeven inhoud van het boek. Behalve de opeengestapelde onwaarschijnlijkheden in den loop van het verhaal moet men het boek de tegenstrijdigheden verwij ten die voorkomen in de karakters der hoofdper sonen, waarvan do stiefmoeder de eenige is, die tot het laa'st toe ten minste in haar rol blijft. Reina, de koele, moedige, fl nke Reina is bij wijlen een zieltje, dat zich door wildvreemden laat ringcloorcu. Op blz. 27 vertelt ze aan Alphonse, dat ze koningin zou willen wezen, om haar volk tot voorbeeld te wezen,'' (waarom niet nmaal zijn"?) en op blz. 90 zegt ze tot denzelfdo: waarlijk, ik voel de roeping niet in mij anderen te steunen," enz. Do voortreffelijke Julius, die alles weet wat Alphonsus verdwijning voorafgaat, strekt geen hand uit, geeft niet de minste aanwijzing om hem weer te vinden, hoewel hij vol medelijden voor hem was, terwijl de oude grootvader ontzaggelijk onder de verdwijning van zijn lieveling lijdt en Reina gebukt gaat onder de schendpraatjes die onstaan door deze onopgeloste verdwijning. Winah'a. voor wien men gelooft ten minste de achting te mogen koesteren, welke men voor ecu werkzaam, eerlijk man kan hebhen, blijkt ecu onwaardige te zijn, die zijn dochter raadt komedie te spelen met haar smart, haar zelf de schend blaadjes geeft, waarin haar naam wordt beklad en den brief van Alphonse verduistert zonder zelfs zoo slim te zijn dien te vernietigen, hoewel hij vooraf van zijn aanstaanden dood spreekt. Maar vooral in Alphonse voelt men zich teleur gesteld. Alphonse is de zoon van een man met hevige hartstochten, die daaraan ten onder is gegaun, wien slechts een streng, werkzaam leven kon helpen liet dier ten onder te brengen," zooals Julius ook met betrekking tot zich zelf aan ziju grootvader zegt; een soort Zola-achtig plantje dus, bezocht door de zonden der vaderen. Als Alphonse evenwel een dier in zich heeft, is dit geen bijzonder woest meer, hij heeft een zenuwachtig, tranenrijk gestel dat nooit den koelbloedigen moed kon hebben voor de schurkenrol welko hij op zich neemt. Waarom zou de student die /' 5000 voor een optochtcostuum kan uitgeven zijn grootvader wel op, maar niet vóór den receptiedag /' 7000 voor speelschuhlen vragen ? De auteur laat hot moeilijkst te ontleden karakter verdwijnen, om als Alphonse zijn louteriugs rijd on gezien heeft afgestreden, hem nog nmaal als een geheel verbeterd systeem te vertoonen. Waarom de schrijfster bij voorkeur zegt zij ging" er trotsch op" en daar gaat" men ge woonlijk niet trotsch op" in plaats vau was" en is" begrijp ik niet. Ik ben te lam" om te lezen, klinkt wat studentikoos voor een nuffig stiefinoedertje en om van een veldbetlje" te spreken wat nuffig tegenover een student. Dat Helena krulletjes onder haar nek" had, zal zeker moeten zijn in den" en datzelfde haar hoofdje om haar hals draaide" zal zeker een drukfout zijn ovenals het doosje, waaruit zij hoestende kinderen" placht uit te deelen. l)e volle maan die zich opende'' is een onge woon natuurverschijnsel en dat je van ons bent gaan looperi' lijkt op een zin in een schooljon gensvertaling. Ijsbergen van den plicht" klinkt wel wat erg ijselijk en als de gohen der smart" zich bocen" iemands hoofd verheffen kunnen ze moe lijk meer dreigen" iemand te overstelpen1' trouwens de heele beschrijving van Julius smart, waarin de laatste zin voorkomt, is meer opge schroefd, dan wel waar en diep gevoeld, iets wat op het héle boek meer of min van toepassing is, hoeveel goed geschreven gedeelten er ook in mo gen voorkomen. VARIA. PLASTISCHE KUNST. De tentoonstelling der antieke Egyptische Por tretten in het gebouw Architecturae et amicitiac, Marnixstraat 402, blijft nog slechts gedurende eenige dagen geopend. Menigeen zal zich gedrongen voelen,nogmaals deze

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl