Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 613
speelde in alle opzichten met waar meesterschap
het overigens weinig klassieke en mooie
violoncelconcert op. 33 van Saiut-Saëns, dat Mevrouw
Bosmans hem zeer correct en smaakvol op de piano
begeleidde. Den Heer Wolff hoorde ik ditmaal
niet, doch mag ik vooronderstellen, en vermeen
ook zoo, dat zijne praestaties weder verdienstelijk
geweest zijn.
En nu nog een woord over de Duitsche Opera.
Deze is op weg om zich te verbeteren. De heer
Saalborn zoekt, en hij zal ook wel vinden. De
tenor van der Würzen is gelukkig reeds verdwe
nen, en vervangen door den veel beteren tenor
Michel Reiner, die echter op zijn beurt ook voor
een nog beteren behoorde te verdwijnen. Voor een
goeden len bas is de heer Saalborn eveneens nog
altijd op de zoek en schijnt hij dien in dun heer
Chandon gevonden te hebben (enfin, wachten we
dezen eerst een af); voorts is een goede aanwinst:
Frl. Goldsticker; kortom alles toont.dat de heer Saal
born met ernst op verbetering van zijn personeel uit
is die trouwens hoog noodig was en daarin ge
deeltelijk reeds is geslaagd. Dientengevolge gaf
ook de Aïda van Verdi verleden week
oogenblikken van genot, zooals wij die door de Duitsche
Opera dit jaar nog niet gesmaakt hebben, en wel
voornamelijk gedurende de 3e acte door Frl.
Brajnin en den heer Ludwig Strakosch, respec
tievelijk als Aïda en Amonasro.
Wat de operette betreft men weet reeds,
dat deze bij het Duitsche Operagezelschap aan de
hoogste eischen, die men aan dit genre stellen
wil, kan voldoen. Zoo was ook weder Der
Lustige Krieg" van Strauss, j. 1. Dinsdag, in de
soort van dit genre-muziek uitstekend te noemen,
ook tengevolge van de medewerking van zekeren
heer Dietrich, operettentenor van het theatre an
der Wien, met een zeer frisch geluid, dat menig
operatenor hem zou benijden. De heer Worms,
in zijn qualiteit van min of meer onnoozele
Hollandsche tulpenhandelaar, was eveneens uitstekend
en Frl. von Mick als zijne egade zeer aanvallig.
Overigens is in deze operette meergemelde tul
penhandelaar (Balthazar Groot) de eenige figuur
om wie men af en toe lachen moet, en daar het
mij om lachen" in de operette alleen en uit
sluitend te doen is, komt mij ook deze operette
weder geheel gemankeerd voor. Na Offenbach is
er, geloof ik, geene echte operette meer geschre
ven. Dat het publiek er evenwel anders over
denkt, bewijst de opgang, dien Der lustige Krieg"
en hoe al die andere slechts om grove winst ver
vaardigde moede-notenwaar (want van muziek
kan men hier niet meer spreken) heeten moge,
in den treure voortgaat te maken tenzij men
dien opgang alleen verklare uit de antipathie van
het publiek voor sérieuse kunst, die het hoe
vervelend eene operette zij toch liever naar
deze heendrijft dan naar een uiting van sérieuse
kunst, waarbij het zich heelt in te spannen en
die het ontroert en verschrikt. Ik ga naar de
Komedie om mij te amuseeren" zeggen de meesten,
maar eilieve: laten die dan nog veel eenvoudiger
en goedkooper een avond in de week zich met
een worst en dikke boterhammen amuseeren
opdat wij van al dat flauws verlost raken!
17 October. F.
MUZIEK TE ROTTERDAM.
Met een enkel woord moet ik nog melding
maken van de tweede opvoering van Faust, en
wel om Nicolaïeen oprecht compliment te maken
over hare schoone vertolking der Crre<c7jen-partij
(de vorige maal was het Mevr. Brajnin); daar
Mej. N. zoo uiterst gemakkelijk zingt gevolg
van degelijke studie en zulk een heerlijk ge
luid heeft, is het een waar genot haar te hooren.
Voor den heer Chandon, die ongesteld was, trad
geheel onvoorbereid de heer Rochelle als Mephisto
op, en verdient daarvoor een woord van lof.
Marschner's Vampyr betrad hier, na een onge
veer twintigjarige rust, jl. Woensdag weder de
planken; het mag wel de schuld van de sombere,
weerzinwekkende hoofdfiguur zijn, die deze opera
belet heeft, ergens repertoire-stuk te worden, want
de muziek is van zeer hooge waarde. Voor een
Heüing laat zich sympathie gevoelen, voor den
Vampyr niets dan afschuw; het is aangrijpend
hem telkens zijn slachtoffer te zien wegslopen,
bedwelmd door den kus zijner vervloekte lippen,
om hulpe schreiend uit de verte, wanneer het be
merkt, dat het monster onder het voorwendsel
eener hartstochtelijke omhelzing zijn hartebloed
inzuigt, totdat het leven is gevloden ....
Maar welk eene partituur heeft Marschner daarbij
geschreven! hier bestaat men gevoelt het da
delijk geen twijfel, of men heeft met een meer
dan hoog begaafd kunstenaar te doen; nu waant
men zich in de leeuwenklauw van Beethoven,
dan onder de fluweelcn hand van Weber, zonder
dat ergens de oorspronkelijkheid betwist kan wor
den. Men ga dit werk hooren en genieten!
De uitvoering was voortreffelijk; zou het den
Vampyr niet geschaad hebben, wanneer de heer
Strakosch over grooter stemmiddelcn kon beschik
ken, men stelde zich schadeloos door de uitne
mende wijze waarop de zanger van het begin tot
het einde zijne zware partij op hoog artistieke
wijze, ja schier vlekkeloos, weergaf. Mej. Nicola
(Malwinii) was weder voortreffelijk, en hetzelfde
mag getuigd worden van de dames Janca Major
en Pauline Bachmann. (Janthe en JEmmy) des
bloedzuigers sympathie-inboezemde slachtoffers.
De heer Reiner gaf een alleszins voldoenden
Aubrey, hij zong zijn aria Ha, ivie das
grauenvolle Bild enz. met veel smaak en in goeden toon.
De heer Dietrich verdient onverdeelden lof voor
hetgeen hij van zijne kleine partij (George) maakte
en de heeren Rochelle (Sir Humphrey) en M
hlman (Sir Berkley) droegen het hunne tot verkrijging
van een goed geheel, naar krachten, bij. Koor en
orkest konden zekerder geweest zijn; de tweede
opvoering zal hierin wel de gewenschte verbete
ring brengen. Een lichtstraal in den somberen nacht
van dit drama was de verschijning van den beer
Worms (loms Blunf) en zijn ega Suze (Mevr.
Schafer-Kruse); hoewel hij slechts kort in de
handeling optreedt, werkte Blunt's vroolijkheid
aanstekelijk. De heer Saalborn had voor passende
monteering gezorgd, zoodat de uitvoering in haar
geheel zeer te prijzen viel.
De studiën voor Norma, het werk van onzen
vroegeren stadgenoot, Jan Rijken (thans te Deven
ter), zijn in vollen gang en de opvoering daar
van kan binnenkort worden tegemoet gezien.
V.
BOEKBEOORDEELING.
Aanbevelenswaardig voor leesgezelschappen"
is Verdwenen" de jongste roman van Melatie
van Java, zeker. Het zal menige lezeres en
misschien menigen lezer van het begin tot
het einde boeien, menig zieltje schokken door
den zielenadel der heldin en menig bakviscbje
een zucht van verlichting ontlokken als de voort
durend dobberende huwelijkskans, in het voor
laatste hoofdstuk toch nog in het voordeel van
voornoemde heldin omslaat.
Hij of '\\ echter, die den roman ter hand
neemt om daarin een opgevangen afspiegeling van
het werkelijk leven te zien, zal zich na het veel
belovend begin van het eerste hoofdstuk tamelijk
teleurgesteld voelen.
VERDWENEN'' is een melodrama waarvan de hel
din als een vrouwelijke salamander ongedeerd
door de heetste vuren zou kunnen gaan om de
eenvoudige reden: dat zij niet van deze wereld is."
Reina is een jougdige godin, ver boven alle
menschelijke zwakheden en gebreken verheven,
die op Heidedaal woont in een groote ruime
kamer met weinig meubels en geen enkel sieraad."
Om vijf uur begint zij haar dag met het nazien
der stallen, de boerderij, den moestuin en de
melkerij; daarna voedert ze de vogels, plukt
vruchten, wrijft augurken af, verbindt boerenjon
gens, bezoekt kraamvrouwen en zieken, werkt op
de naaimachine voor het huishouden en voor de
armen, richt een breischool, een soepkokerij en
eindelijk zelfs een ziekeubarak op; administreert
een spaarbank, een pensioen- en een begrafenis
bus, ziet drukproeven na en leest tot verpoozing
sterrekunde en geschiedenis of studeert wiskunde
en latijn.
Als ze zich onwillekeurig bukt om een kat te
streelen, bedenkt ze zich terstond, berispend tot
zich zelve zeggend: Hoe kinderachtig een dier
te vertroetelen."
Ze kamt en borstelt het haar van haar stief
moeder en raapt geduldig de haarspelden op, welke
deze over het tapijt heeft gestrooid, alles als een
soort onnoodige zelfkastijding, want ze veracht
haar jeugdige, frivole stiefmoeder waarover zij
zelf moedertje heeft gespeeld op de kostschool ?
iu de hoogste mate.
Deze brave Reina", die", zooals de schrijf
ster zegt: er trotsch op ging altijd zich zelve te
zijn, zich zelve te tonnen en te behecrschen, nooit
iets te zeggen en te trachten zelfs nooit iets te
denken wat zij niet voor zich telve verantwoorden
kon'", raakt op een studentenbal in kennis met
Alphonse da Silvas, die in zijn optochtcostuum
als Filips de Schoone verschijnt.
Reina, die in het eerste hoofdstuk slechts
spartaansche antwoorden gaf, bij lompheid af, houdt
hier een zeer wijsgeerig gesprek met Filips de
Schoone, die dit tevens een geschikte plaats vindt
om zijn biecht af te leggen.
Langzamerhand haalt Alphonse die of een
hysterische knaap of een jeugdige grijsaard lijkt
te zijn Reina over met hem to trouwen, hoe
wel ze zeker weet, niet de minste liefde voor
hem te gevoelen, maar het als haar plicht be
schouwend, hem, door het grondig bestudeercn
zijner kwaal, van zijn nevralgie to genezen.
Onwillekeurig denkt men: welk een mocielijke
positie zou hot voor haar geweest zijn, als zich
meer dergelijke patiënten met hetzelfde recht
hadden aangemeld.
Het engagement gaat preekend voorbij en op
den huwelijksdag is de bruigom verdwenen".
Nu treedt iemand die tot dusverre vrij wel in
de schaduw heeft gestaan meer op den voorgrond,
namelijk Julius Verheide, die als kind te vonde
ling werd gelegd voor de woning van den baron
van Erkeloo, den grootvader van Alphonse. Deze
voorbeeldige oude heer nam Julius aan en liet
hem tezaam met Alphonse opvoeden omdat hij bij
zichzelf acht dat zijn oudste zoon Robert als
deze niet door een val van het paard, gestorven
ware er wel meer van zou iveten". Dat dit
werkelijk zoo is, bewijst een brief die Julius eenige
dagen vóór Reina's trouwdag ontvangt on waarin
hem door een zekeren Jevers een komiok
mannetje dat ook al door de deugdzame Reina
betooverd is verteld wordt, dat hij de echte
zoon is uit een in Engeland gesloten huwelijk
tusschen Robert, baron van Erkeloo en de kame
nier van diens zuster, Alphonse's moeder.
De jeugdige Julius was echter niet gelukkig mot
zijn ouders, de vader stierf vóór zijn geboorte door
een val van het paard, zijn moeder kort daarna.
De familie zijner moeder, die volgons den brief
van Jevers (blz. 1G7) toch wel iets van dat hu
welijk geweten schijnt te hebben, legde den jeugdi
gen baron, inplaats van een poging te wagen om
de wettigheid zijner geboorte aan het licht te
brengen, te vondeling voor de woning van zijn
grootvader, den ouden baron van Erkeloo.
Daar het don minnenijdigcn Jevers alleen te
doen is om Alphonse voor een deel van zijn rijk
erfdeel to berooven, zoodat diens huwelijk (zeer
onwaarschijnlijk) zal moeten afspringen, zijn de
bewijzen van Julius geboorte op franco aanvraag
gratis verkrijgbaar.
Julius Verheide die toon hij tot de jaren
des ondcrscheids was gekomen om oen gering
verschil mot den ouden baron heimelijk zijn groot
vader?weldoener is ontloopen om, als gewoon
arbeider bij Winalda, Reina's vader, in dienst ge
treden, zich op te werken tot diens rechterhand,
verscheurt, als eenig antwoord dezen brief in twee
stukken, welke hij echter gelukkig bewaart om ze
na Alphonse's verdwijning aan den ouden baron
te geven die hem voor zich zclven dadelijk erkent
Om aan Jevers een erkende schurk de
bewijsstukken te vragen die hij toch zoo gemakke
lijk kan krijgen, daaraan denkt Julius niet, ofschoon
hij overigens een hoogst practisch en degelijk mensch
is, als geknipt voor de modelboerderij en de
model-Rein a.
Daar hij echter als gewoon arbeider op
Heidedaal is gekomen, beschouwt hij zijn meesteres als
een wezen te hoog om er ooit de aardsche oogen
naar op te durven heffen, zijn hopeloozen hart
stocht bedekkend met den gebruikelijken mantel
van terugstootende koelheid. Dat hij eigenlijk
de echte zoon van een baron en zij de dochter
is van een selfrnade man" wiens zaken niet
zoo goed gaan als de wereld denkt met aan
gewend voorname manieren" volgens Alphonse,
komt nimmer in zijn nederig brein op
Eerst na een jaar of zeven, acht, vol beproe
vingen, komt Reiria, die zich trouwens nog altijd
aan den voortvluchtigen Alphonse gebonden acht,
door een toeval bijna er achter, dat ze al dien
tijd op Julius verliefd is geweest. Van een meisje
dat altijd zooveel met zich zelve geconverseerd
heeft, zou men haast mogen verwachten dat ze
wat eerder achter dit geheim, dat de scherpzin
nige lezeres reeds in het tweede hoofdstuk heeft
kunnen raden, gekomen ware
Na haar vaders dood heeft Reina in overspan
nen edelmoedigheid ten bate van haar
sticfbroertje- dat later toch sterft en van Heidedaal, haar
moederlijk erfdeel geheel opgeofferd en nog wel
in stilte, opdat niemand zou weten dat het haar
vader in den laatsten tijd niet was meegeloopen.
Als haar stiefmoeder opnieuw wil trouwen, denkt
deze dus volkomen in haar recht te zijn, als
zij op de liquidatie der zaken aandringt, waardoor
Heidedaal verkocht zal moeten worden.
In het gesprek dat Reina hierover houdt met
Julins, breekt eindelijk haar gevoel en zijn lief,
zijn dierbaar geheim" los. Hij heeft er dadelijk
berouw over en zegt dat ze hem maar moet
wegzenden" Heidedaal kan nota bene zonder
hem niet bestaan hij, evenals Jevers eenmaal,
ver de terre amoureux ffune toile" of dat hij,
ingeval hij mag" blijven, trouwen wil met een
boerenmeisje, alleen om Reina beter te kunnen
dienen, om alle praatjes het stilzwijgen op te leg
gen en de wereld te toonen hoe groot de afstand
is die de meesteres scheidt van haar knecht".
Deze onmannelijke liefdesverklaring ii la knaap
Fridolin" brengt gelukkig eindelijk" licht in
Reina's ziel."
Zij eischt echter twee jaar wachtens om trouw
te blijven aan Alphonse's nagedachtenis", zoo ze
hoopt, maar op een avond dat ze juist van plan
is aan Julius te schrijven dat ze het huwelijk toch
maar liever wat zal bespoedigen, vindt zo in eon
secrétaire die sinds don dood van haar vader nog
niet opgeredderd schijnt, een brief van Alphonse,
die door haar vader verduisterd en daarna onder
oude rekeningen is blijven slingeren."
Door dezen brief en de daarop volgende ophel
deringen van Julius komt de lezer tegelijk met
Reina eindelijk aan de weet, dat Alphonse, op den
dag dat zijn bruid, juist hartelijker dan anders,
voor het laatst afscheid van hem heeft genomen,
door een onbegrijpelijke walging van ziju aanstaand
huwelijk overvallen, zijn troost gezocht heeft in
het spel en veel verloor. Daarop, inplaats van het
geld aan zijn grootvader te vragen, die in het
derde hoofdstuk verklaart, dat hij zijn beurs zon
der eenig voorbehoud voor hem heeft opengezet",
zich als een schurk van professie heeft vermomd,
een valsche handteekening gemaakt en bij een
erg onnoozelen zaakwaarnemer hoeren die an
ders nog al bij de hand zijn geld heeft opge
nomen, dat door Julius moest ontvangen worden,
zooals hij in een afgeluisterd'1 gesprek op Heide
daal had vernomen.
Julius kwam na hem bij den zaakwaarnemer,
begreep direct wie de valsche handteekening ge
maakt had, suste de zaak, vond tamelijk toeval
lig Alphonse aan het station in den Haag en hield
een ernstig gesprek mot hem, waarin Alphonse
beterschap beloofde. Bij zijn terugkomst op
Heidedaal vertelde Julius doodeenvoudig aan zijn pa
troon dat hij de /' 7000, die hij halen moest,
kwijt was. Deze wilde ophelderingen welke ge
weigerd werden, met do belofte dat als hij zich
kalm hield, hij het geld den volgenden dag zou
terughebben.
Verheide (Julius) vroeg het geld aan zijn groot
vader, betaalde den heer Winalda, nam zijn ont
slag om met den ouden baron mee te gaan, doch
om later toen Reina alleen stond weder te koeren
om haar to helpen.
Alphonse intusschen had, volgens diens brief, na
zijn gesprek met Julius, zijn medeminnaar Jevers
ontmoet, dezen beloofde hij afstand te doen van
Reina's hand, wanneer Jevers hém de papieren,
die hij hem zien liet en welke Julius betroffen,
overgaf.
Waartoe deze kwanselpartij eigenlijk dient,
schijnt do schrijfster zelf ook niet te begrijpen.
maar in c!k geval vond Alphonse flut hij nu niet
terug mocht keeren om opnieuw het erfdeel te
verkleinen, dat Julius zedelijk even eerlijk toekwam
ah hem."
Met Jei'ers bedwelmde ik mij en verlaagde mij
nog meer door den drank", schrijft Alphonse en
op den receptieclag verachtte hij zich als een
dief, een speler en een dronkaard", die naast dit
alles geen bruidegom" ook nog kon zijn. Ilij
wist niets beters te doen dan als landverhuizer
minste klasse" naar Amerika te gaan en vandaar
uit een beroep te doen op Reina's edelmoedig
heid, met de vraag, of hij bij haar of zij bij hem
wil komen."
Nu wordt de lezer in de aangename spanning
gebracht, die hem in zijn jongenstijd het tellen
der knoopen van zijn hes verschafte, vooruit we
tend wat de onderste knoop zal zeggen.
Reina kan na het lezen van den bewuste brief
natuurlijk onmogelijk met Julius trouwen vóór de
vijf jaren van non-activiteit wier eentoonigheid
weldadig wordt verbroken door allerlei beproevin
gen voor de heldin, verstreken zijn.
Wanneer de vastgestelde tijd eindelijk tot vijf
maanden is ingekrompen, komt er een brief uit
Rotterdam, van Alphonse, die haar opoischt.
Reina neemt afscheid van Julius die haar toe
geeft dat ze haar plicht rnoet doen, maar beur
hart verscheurt door zijne ruwe koelheid; daarna
schrijft ze aan Alphonse dat zo nog altijd als
onafgehaald" ter zijner beschikking is gebleven, hoe
wel ze haar hart aan een ander heeft verloren.
In het, vol spanning verwachte, antwoord van
Alphonse meldt deze, dat haar hand alleen vol
doende voor hem is.
Zij schrijft aan Julius dat het vonnis geveld
en de teerling geworpen is."
Deze heeft nog de kracht een afschoidsbrief
aan zijn geliefde meesteres" terug te schrijven,
maar als hij daarna nog aan een Memorie" wil
beginnen, schieten zijn krachten tekort en valt
hij in een soort onmacht, waaruit hy bijkomt door
de stem van Reina, die voor hem ligt geknield
en zeer naief vraagt: Heeft het je zoo aange
grepen? Treft het je zoo erg?"
Als het water tot aan de lippen komt is de
redding nabij, zegt het spreekwoord, want nadat
Reina haar laatsten brief aan Julius had afge
zonden, vond zij op een vensterbank" een brief
van Alphonse, waarin deze bekende dat hij alleen
had willen weten hoever haar gevoel van plicht
kon gaan", terwijl hij, alle rechten op haar latende
varen, haar verzocht zijn neef gelukkig te willen
maken !
Wat is natuurlijker dan dat de genoeg beproef
de Reina gevolg geeft aan dat verzoek ? Op een
dag in April wordt tot vreugde van alle
onderhoorigen hun huwelijk voltrokken en de gedul
dige lezer lezeressen beginnen gewoonlijk een
roman bij het einde heeft er zich reeds bij
neergelegd den armen Alphonse als verdwenen"
te blijven beschouwen, wanneer Reina voor haar
afreis nog bij een stervenden arbeider, Bosch
genaamd, wordt geroepen.
Bosch is een teringzieke man van geheimzinnige
afkomst met lijngevormde handen en beschaafde
spraak, die Thomas a Kempis in het oorspron
kelijk leest, zooals Reina tot haar verbazing eens
heeft bemerkt, zijn geld en voedsel wegschenkt,
kortom, leeft als een monnik van een strenge
boetoorde.
Zoodra de vrouw van Julius op haar trouwdag
op een vochtige vlieriug voor de legerstede van
dezen man treedt, zegt de stervende, Reina" en
zij ,. Alphonse."
De geheimzinnige werkman die ongeveer vijf
tien maanden lang op Heidedaal in dienst is ge
weest, die Julius in zijn ziekte heeft opgepast en
Reina bijna iederen dag heeft gesproken, is de
lang verdwenen" Alphonse da Silvas di« bijna
vijf jaar onder water is gebleven om op zijn
sterfbed pas boven te komen.
Julius komt natuurlijk kijlKn waar zijn vrouw
blijft en beiden wonen vóór ze hun huwelijksreis
beginnen denplcchtigen doodstrijd bij van Alphonse,
die gedurende zijn verblijf in Amerika waarschijn
lijk bij de Salvation Army gediend heeft.
Ziehier de korte, maar letterlijk weergegeven
inhoud van het boek. Behalve de opeengestapelde
onwaarschijnlijkheden in den loop van het verhaal
moet men het boek de tegenstrijdigheden verwij
ten die voorkomen in de karakters der hoofdper
sonen, waarvan do stiefmoeder de eenige is, die
tot het laa'st toe ten minste in haar rol blijft.
Reina, de koele, moedige, fl nke Reina is bij
wijlen een zieltje, dat zich door wildvreemden laat
ringcloorcu. Op blz. 27 vertelt ze aan Alphonse,
dat ze koningin zou willen wezen, om haar volk
tot voorbeeld te wezen,'' (waarom niet nmaal
zijn"?) en op blz. 90 zegt ze tot denzelfdo:
waarlijk, ik voel de roeping niet in mij anderen
te steunen," enz.
Do voortreffelijke Julius, die alles weet wat
Alphonsus verdwijning voorafgaat, strekt geen hand
uit, geeft niet de minste aanwijzing om hem weer
te vinden, hoewel hij vol medelijden voor hem
was, terwijl de oude grootvader ontzaggelijk onder
de verdwijning van zijn lieveling lijdt en Reina
gebukt gaat onder de schendpraatjes die onstaan
door deze onopgeloste verdwijning.
Winah'a. voor wien men gelooft ten minste de
achting te mogen koesteren, welke men voor ecu
werkzaam, eerlijk man kan hebhen, blijkt ecu
onwaardige te zijn, die zijn dochter raadt komedie
te spelen met haar smart, haar zelf de schend
blaadjes geeft, waarin haar naam wordt beklad en
den brief van Alphonse verduistert zonder zelfs
zoo slim te zijn dien te vernietigen, hoewel hij
vooraf van zijn aanstaanden dood spreekt.
Maar vooral in Alphonse voelt men zich teleur
gesteld. Alphonse is de zoon van een man met
hevige hartstochten, die daaraan ten onder is
gegaun, wien slechts een streng, werkzaam leven kon
helpen liet dier ten onder te brengen," zooals
Julius ook met betrekking tot zich zelf aan ziju
grootvader zegt; een soort Zola-achtig plantje dus,
bezocht door de zonden der vaderen.
Als Alphonse evenwel een dier in zich heeft,
is dit geen bijzonder woest meer, hij heeft een
zenuwachtig, tranenrijk gestel dat nooit den
koelbloedigen moed kon hebben voor de schurkenrol
welko hij op zich neemt. Waarom zou de student
die /' 5000 voor een optochtcostuum kan uitgeven
zijn grootvader wel op, maar niet vóór den
receptiedag /' 7000 voor speelschuhlen vragen ?
De auteur laat hot moeilijkst te ontleden karakter
verdwijnen, om als Alphonse zijn louteriugs rijd on
gezien heeft afgestreden, hem nog nmaal als een
geheel verbeterd systeem te vertoonen.
Waarom de schrijfster bij voorkeur zegt zij
ging" er trotsch op" en daar gaat" men ge
woonlijk niet trotsch op" in plaats vau was" en
is" begrijp ik niet. Ik ben te lam" om te lezen,
klinkt wat studentikoos voor een nuffig
stiefinoedertje en om van een veldbetlje" te spreken wat
nuffig tegenover een student.
Dat Helena krulletjes onder haar nek" had,
zal zeker moeten zijn in den" en datzelfde
haar hoofdje om haar hals draaide" zal zeker
een drukfout zijn ovenals het doosje, waaruit zij
hoestende kinderen" placht uit te deelen.
l)e volle maan die zich opende'' is een onge
woon natuurverschijnsel en dat je van ons bent
gaan looperi' lijkt op een zin in een schooljon
gensvertaling.
Ijsbergen van den plicht" klinkt wel wat
erg ijselijk en als de gohen der smart" zich
bocen" iemands hoofd verheffen kunnen ze moe
lijk meer dreigen" iemand te overstelpen1'
trouwens de heele beschrijving van Julius smart,
waarin de laatste zin voorkomt, is meer opge
schroefd, dan wel waar en diep gevoeld, iets wat
op het héle boek meer of min van toepassing is,
hoeveel goed geschreven gedeelten er ook in mo
gen voorkomen.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
De tentoonstelling der antieke Egyptische Por
tretten in het gebouw Architecturae et amicitiac,
Marnixstraat 402, blijft nog slechts gedurende
eenige dagen geopend.
Menigeen zal zich gedrongen voelen,nogmaals deze