De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 20 oktober pagina 5

20 oktober 1889 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na. 643 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. schoone verzameling van oud-Egyptische kunst te bezichtigen, te meer nu de toega'ngsprijs van af 17 dezer gesteld is op 25 cents. Het is akelig om te zien op wat manier een geval als de befaamde verkoop van den Angelus nawerkt, en den titel van het voor kort door niemand genoemde stuk, misbruiken doet als een ?sigarenmerk, en tot de meest ordinaire reclame. Uit een onzer groote bladen knippen we de Tolgende advertentie: MIJJLETS A^GEijfs EN BERGERE. Alom voorhanden de Photographieën (Cab. form) van deze beroemde doeken, l'Angelus is de duurste «childerij der wereld. Het werd onlangs te Parijs verkocht voor 253,000 franc. Prijs ? 0.50 per stuk. Dordrecht. Schmidt & Jansma. TOONEEL EN MUZIEK. Siegfried Wagner. Uit Mainz wordt d.d. 11 de :er gemeld : De componist en muziekschrijver E. H;imp3rdinck, die alhier tegenwoordig bij de firma B. Schoft Söhne bezig is om haar fonds te schiften en verscheidene aldaar uitgegeven oudere opera's opnieuw te bewerken en te zetten dezen zomer was hij belast met de muziekale leiding der solisten te Bayreuth heelt dezer dagen van Cosima Wagner de opdracht ontvan gen, Richard "Wagner's zoon Siegfried zoodanig in de werken van zijn vader en van andere muziekheroën in te leiden, dat hij later zelf de voorstellingen te Bayreuth zal kunnen leiden. De ISjarige Siegfried Wagner zal hier te Mainz onderwijs van Humperdinck ontvangen, maar zich tevens reeds in de volgende week als leerling aan het conservatorium van Raff te Frankfurt laten inschrijven en ook de lessen aan. die inrichting volgen. LETTEREN EN WETENSCHAP. Johann Jukob von Tschudi. Op zijn buiten verblijf Jakobshof" bij Lichtesicgg in Nederoostenrijk is den Ssten dezer de bekende natuurvorscher en reiziger Johann Jacob van Tschudi, de voormalige afgezant van Zwitserland te Weenen, op een leeftijd van 71 jaren tengevolge van een verlamming der longen overleden. De fami lie von Tschudi, het oudste Zwitsersche riddergeslacht, heeft in den loop der eeuwen een groot aantal uitstekende schrijvers, krijgslieden en staats mannen onder hare leden geteld, en ook de nu overleden spruit dezer familie heeft, evenals zijn beide broers Iwan en Frederik, zijn geslacht met nieuwe lauweren gekroond. In het jaar 1818 te Olarus geboren, wijdde hij zich op Zwitsersche, Duitsche, Fransche en Nederlandscbe hoogescholen aan de studie der natuurwetenschappen en scheepte hij zich in het jaar 1838 naar Peru in, aan het historisch en ethnographisch onderzoek van wel ken staat hij vijf jaren besteedde. In Europa teruggekeerd, toog hij terstond aan het werk, om het verzamelde materieel te bewer ken, tot welk doel hij zich in 1848 op zijn be zitting Jakobshof terugtrok. In het jaar 1857 ondernam hij opnieuw een wetenschappelijke reis naar Brazilië, Chili, Bolivia, Peru en de La PlataStaten, vanwaar hij in 1859 terugkeerde, echter slechts om het jaar daarna nogmaals den oceaan over te steken, daar hij tot buitengewoon gezant van Zwitserland aan het Braziliaansche hof be noemd werd. Zes jaren later ging hij als charg d'affaires van zijn vaderland naar Weenen; in 1868 werd hij tot buitengewoon gezant en gevol machtigd minister aldaar benoemd, en bleef deze betrekking tot 1883 vervullen, in welk jaar hij zich wederom op zijn landgoed terugtrok, om al daar geheel voor zijn studiën te leven. Tschudi heeft talrijke natuurwetenschappelijke werken uit gegeven en vele daarvan behooren tot de beste, die in don laatston tijd over Zuid-Amerika zijn verschenen. De heor Mac Clure, stichter en hoofdredacteur van de Associated litoravy press", een vcreeniging van tijdschriften, kondigt op de volgende wijze nieuwe artikelen aan: Mrs. Huxley. do zuster van Mrs. Humphrey Ward, en schoondochter van den beroemden ge leerde, verhaalt in een kort artikel hare ervarinringen in het fokken van krielkippen". Er behoort bij: Mrs. Smith, een afstammeling van Shakespeare en aangetrouwde nicht van Gladstone, zal een opstel leveren over het schuimkloppen". Figaro past van tijd tot tijd de fabelen van La Fontaine toe op gebeurtenissen van den dag. Albert Millaud heeft zeer handig partij getrokken van Boulangers blonden baard om hem met den bok in de volgende fabel te vergelijken. Het is niet aangenaam voor den generaal, door zijne vroegere bondgenouten niet enkel in den steek gelaten, maar daarenboven ook uitgelachen te worden. Le Renard et Ie Bouc. Les bons conservateurs faisaient cause commune Avec un Boulanger des plus haut galonnés. Celui-ci, n'y voyant pas plus loin que sou nez, Comptait sur eux pour faire sa fortune. Lors des lections, ils lui dirent: Mon vieux, II faut s'entr'aider tous les deux, Jetons-nous donc dans la fonrnaise. Grace a ton nom j'aurai, moi, la majorité, Et te déléguerai toute l'autorité. L'idée est bonne, dit Boulanger, j'en suis aise." Or, les conservateurs ayant tous réussi A sortir triomphants de l'urne electorale: Moi, dit Ie général, je voudrais bien aussi Revenir et siéger avec vous dans ma stalle. Mais voila, je suis exil Dans une ile de l'Angleterre, Et je compte, entre nous, sur votre auxüiaire Pour me tirer de ce Heu désolé." Mais les conservateurs lui dirent sans mystère; Si Dieu t'avait donnétont autant de raison Que de barbe blonde au menton, Tu n'aurais pas a la légere Etéte fourvoyer dans la froide Angleterre. Bonsoir. Ernest, bonsoir.?Pour mapart j'en suis hors, Tache de t'en tirer avec tes Rocheforts; Car, pour moi, j'ai certaine afl'aire: Le comte de Paris est mon seul souverain.;' En toute chose, il faut considérer la fin. De Alphabetische Reisgids A B C" van de firma Ellerman, Harms & Co. te Amsterdam ;is voor den Winterdienst 1889,90 weer in een verbeterde en vermeerderde editie verschenen. Langzamerhand gaat hij op een Hendschel gelijken; prijs, vertrekuren, index, enz. maken het gebruik ervan zoo gemakkelijk mogelijk. Militaire Zaken. HET MONTENEGRIJNSCHE LEGER. Toen Montenegro in 1876 deel ging nemen aan de worsteling, waaraan het verdrag van Berlijn een einde maakte, berustte de samenstelling van het leger in hoofdzaak op eene organisatie, in 1870 vastgesteld door den Servischen kapitein Wlahovitj, daartoe ter beschikking gesteld van vorst Nicolaas, door vorst Milan. De toestand, welken deze kapitein vond, was dezeltde gebleven sedert 1853, toen vorst Danilo de navolgende regeling in het leveu had geroepen. Als staand loger had men slechts een klein korps, de PerjnnniJts, de lijfwacht van den vorst vormende en samengesteld uit loden der gegoede families. Deze Perjanniks, alzoo genoemd naar een vedcruos op hun muts bestaan thans nog en vormen twee compagiüu. Hunne uniform her innert aan de nationale dracht on bestaat uit sandalen; hooge witte slobkousen met rood gebor duurd; wijde blauwe broek vastgemaakt aan de knie, en eveneens met rood geborduurd; rood vest; lange groene tuniek met opengewerkte mouwen, waaronder het vest zichtbaar en saamgehouden door een wolklcurige gordel; de Montenegrijnsche muts voorzien van het naaincijfer en het wapen van den vorst. Het eigenlijke leger bestond slechts in oorlogs tijd en was samengesteld uit alle bruikbare man nen van 18 tot 50 jaren. Het was verdeeld om met de kleinste onderdeden te beginnen in pelotons van 10 man, aangevoerd door (heetchwii, in compagnieën van 100 man ouder stotinatchi en deze weder vereenigd tot groepen overeenkomende met de districten, waarover kapiteins stonden. Hoogere bevelhebbers waren de serdars, een rang overeenkomende met dien van kolonel; woiwodes, en eindelijk de regeeremle vorst als opperbevelhebber over de vereenigde strijdkrach ten van het vorstendom. De bewapening, oorspronkelijk bestaande uit het lange Albaneesche geweer, pistolen en de handjar, was eerst verbeterd door 12.000 Mini karabijnen en later door 2000 naaldgeweren. Volgens de organisatie van 1870, was het leger sterk 3 divisiën, elk van 10.000 man en l bergbatterij. Elke divisie verdeeld in 2 brigades van 5 bataljons. Het bataljon ter sterkte van 8 compag nieën a 106 man. Het kader eener compagnie bestaande uit l stotinatchi, l vaandeldrager, l hoornblazer, 2 onderofficieren en 10 korporaals. De batterijen sterk 4 stukken met 3 officieren en 48 manschappen. Chef van den staf, divisie- en brigadecommandant waren de woiwodes. Met deze macht, welke later nog aangroeide, werd, tegelijk met Servië, aan Turkije de oorlog verklaard. Met succes werd er tegen de beste Turksche aanvoerders gestreden en als prijs voor de overwinningen ontving Montenegro bij het verdrag van Berlijn een aanmerkelijke uit breiding van grondgebied, zoodat het eene be volking verkreeg van 2.360.000 inwoners op eene oppervlakte van ruim 9000 KMA Met deze meerdere bevolking, moesten zich ook de strijdkrachten uitbreiden. In 1878 bood de woiwode Petrovitch, vorst Nicolaas een reorgani satieplan aan, waarbij de infanterie van den l en ban 26 bataljons van 800 man sterk was en de 2e ban met 14 bataljons van 600 man in eene reserve moest voorzien; de artillerie zou bestaan uit 3 zware batterijen, 6 batterijen veldartillerie, benevens 45 stukken berggeschut. ok aan geniesoldaten, geneeskundige dienst enz, welke tot nu toe geheel ontbraken, was nu gedacht. Het geheele leger zou eene sterkte van 30.000 man bedragen. Weldra werd er echter weer eene commissie benoemd om het geheel te hervormen, doch hare plannen schijnen nimmer tot uitvoering te zijn gebracht. Op het oogenblik, bestaat er nog evenmin als vroeger, een staand leger, behalve de lijfgarde, doch in oorlogstijd moet de geheele bevolking de wapenen dragen, welke macht ongeveer 34.000 man bedraagt, waarvan 9000 man tot den 2en ban behooren. De muzelmannen zijn hierbij tot afzonderlijke bataljons vereenigd. De officieren, die niet bezoldigd worden, behooren tot de beste families van het land en zijn in hun rang te on derkennen aan de versierselen van de muts. Allen, aanvoerders en manschappen, dragen de nationale kleeding. De officieren heliben als bewapening de Oostenrijksche officierssabel en een revolver, terwijl het aan sommigen van hoogeren rang ver oorloofd is, rijk bewerkte Turksche sabels te dragen. Wat de bewapening der infanterie betreft, deze is zeer ongelijk. Hoewel het geweer Werndl" het oiticieele heet te zijn, trof de generaal Katilbars op zijn reis door Montenegro, Wanzl-, Mar tini-, Peabody-, Krnka-, Winchester- en Mausergeweren aan. Voor het gevecht van man tegen man heeft de handjar" plaats gemaakt voor een revolver, volgens het stelsel Gasser". De artil lerie beschikt over 48 Kruppkanonrien. Oefeningen worden bijna niet gehouden. Zondags vereenigen zich de bewoners van een zelfde dorp in den regel, om eenige handgrepen uit te voeren on de voornaamste signalen te repeteeren; ook worden eenige malen per jaar schietoefeningen gehouden. Uit alles blijkt dat organisatie en oefening nog zeer achterlijk zijn, en toch is de geschiedenis daar, om, uit de verschillende worstelingen tegen Turkije, te getuigen, welk een hoogte het moreel in dit volksleger bereikt heeft, zich vooral ook sterk wetende dour de gesteldheid van hun land. Welke rol dit leger zal spelen, in de worsteling, die meer eu meer dreigt op het Schiereiland van don Balkan te zullen plaats hebben V Alleen de toekomst kan er ons op antwoorden. Nogmaals echter, de geschiedenis toont ons, dat deze niet onbelangrijk zal zijn, en vooral nu ook, door de nieuwe betrekking tusschen den Czaar en zijn eenigca" vriend, vorst Nicolaas. LANDVERHUIZERS. Wij traden de ruime loods van de Nederlaudschj Amerikaausche Iritoouivaart-Maatschappij op een der kNiez-steigers alhier binnen. | 't Was pas 10 uur eu de boot zou eerst om j IL' uur vertrekken; maar reeds zaten daar hon| derden mannen, vrouwen en kinderen in kleinere of grootere groepen bijeen, sommigen op banken langs de wanden, de meesten op den grond neerlste Jaargang. Schaakspel. 20 Oetober 1889. Partijen gespeeld op het tournooij te Amsterdam, door de hoeren: J, Mason. Wit. Twee l c2 2 M 3 f2 4 f4 5 dl 6 d2 7 b2 8 c.3 9 f3 10 el 11 g2 12 gl 13 fl 14 t2 15 h2 16 el 17 cl 18 f3 19 d2 20 a2 21 e2 22 hl 23 b3 24 f3 25 e2 26 dl 27 e2 28 g2 e4 c3 f4 X e.r' f3 d3 X c3 c4 e2 f2 - g3 f3 - g2 el h4 dl f4 d2 b3 a3 f3 el x c5 - e2 d2 e2 - f2 f3 Jhr. A. E. v. Foreest. Zwart. Paardspel. e7 e5 g8 _ f6 d7 d5 f6 X c4 f7 f5 e4 X c3 d."> d4 b8 c6 f8 b4 f 0 0 c8 e6 h7 h6 b4 c5 (18 d7 a8 eS b7 b6 08 e7 cG b4 f8 d8 b4 c6 c6 b8 d7 e8 b6 x c5 e8 a4 b8 d7 d7 b6 g8 b.7 d8 f8 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 l 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 f2 - gl (12 f2 al bl f 2 - d2 d3 x c4 (12 d3 h4 hó f3 g4 g4 - dl dl f3 f3 cG cG x b5 d3 x (14 bl X 1)5 bó b2 d4 có có x a3 dl cl a7 a6 a4 e8 e8 f7 o G x c4 x e4 17 r.4 bO b7 c4 d« aG x - a4 c4 - h8 - M b5 c4 b5 14 15 16 17 18 19 '20 21 dl a4 i'4 14 aS b7 c7 g» e5 e7 d8 b6 cG e7 f4 C'-! al x c2 a8 a4 a3 f4 - g3 1>G b a4 c2 f'8 e7 '2-2- f'2 f4 h.7 h5 '23 f'4 f5 h5 h4 Na eenige zetten geeft zwart de partij op. Eeiii^o partijen gespeeld op het concours van den Nederlandschen schaakbond, gehouden te Amsterdam in 1878. Burn, e2 l\~ bl d2 c3 a4 X g2 X c2 dl c4 X f7 b3 Gewone openiiij e4 f3 c4 c3 d3 a4 có f3 c3 b3 f7f c4 b5 a 8 X a3 opgegeven. Loman. r e7 o5 b8 cG f8 c5 d7 dG c3 g-i cG d4 g4 X f3 (16 X c5 (14 X eG (18 d7 e8 -- f8 cG aó d7 X bó J. Veraart e2 e4 g i - f3 (12 «14 X (14 b; dl X c4 12 fl có X o cl c2 bl fl f3 d3 O b;> 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 b5 a (1G j dG e 5 b f4 d3 d dG o e3 e c3 d2 f3 e2 van 't Kruis. c7 c5 b8 - cG c5 X d4 e7 eG a7 aG f 8 X c»? e7 fG < llG C X du f7 dG f7 o do e5 e4 f5 f (18 f7 c7 hG f7 (16 o (17 c6 eó f6 X gehurkt, tusschen hunne zakken, trommels, kof fers, ketels, potten en pannen. Welk een verscheidenheid van menschen en voorwerpen! Hier een stoere Duitscher met hooge kaplaarzen aan en een Duitsche pijp in den mond, die met de handen iu de zakken op en neer wandelt langs de beide grauwe pakken, die al zijn have bevatten; ginds een eenzame vrouw, die met beide armen haar in een beddensloop gepakte eigendom ornknelt en luid snikkend haar hoofd op dat pak laat nederzinken. Waar gaat zij wel heen, de arme? Welke nieuwe toekomst verwacht zij wel van de Nieuwe Wereld, waarheen zij zich begeeft? Geen troost woord heeft invloed op haar, dat medelijdende vrouwen, die nevens haar zitten, der onbekende toevoegen. Zij schreit en schreit steeds voort en schijnt zelfs niet te luisteren als een welge moede en doorvoede Duitsche met een kind op den arm, haar aanspreekt en zegt: »Xur Mum gehalten, Fraul Wir mussen uns Alle durclischlagen!" Zij luistert niet, zij blijft haar ge laat verbergen in hare armzalige bagage en slechts gesmoorde snikken en het schokken van het lichaam toonen dat zij niet slaapt. En tegenover haar zit een bleeke vrouw, mot groote ingevallen oogen, die onnatuurlijk glin steren, naar die bedroefde te staren, als wezen loos. De onderlip heeft zij naar binnen getrokken en zij bijt haar tusschen de tanden als vreesde ook zij in snikken los te barsten, en werktuig lijk houdt zij de armoedige jurkjes vast van de beide kleine meisjes, die om haar heen dartelen, als waren zij te huis. Daar staat een groep Hollanders! 't Is eene geheele familie. Er zijn ouden van dagen bij en kinderen, die nog nauwlijks in het dorpje, waar zij geboren zijn, alleen den weg zouden kunnen vinden. Men kan 't hun aanzien, dat het Hollan ders zijn. Niet alleen om de degelijkheid en reinheid van hunne bagage, die al is zij voor een deel in zakken gepakt, toch niet door gaten komt heengluren maar vooral door hunne kleediug en maniereu. Zie, als ge hen op het perron van een spoorweg zoude ontmoeten, op het punt ia den trein te stappen en familie op een uur afstands te gaan bezoeken, zij zouden er niet anders uitzien. De oudere mannen hebbeu hunne zwarte zijden dassen om den hals gewikkeld, hunne ronde hoeden op, hunne korte duffels en wijde broeken aan ; de »singeuet" bengelt hun op den buik en de gespen glinsteren op hunne schoenen, alsof zij op Zondagmorgen uit de kerk komen. De jouge mannen hebben dunnere dassen ouder den om slag van hun helder boezeroen verborgen, de meisjes dragen lange donkere regenmantels en bruine stroohoeden met zwart lint; de oudere vrouwen korte zwarte mantels met dito hoeden, waarin hare hoofden met trekmuts en al verdwijnen. Stil staan die menschen bijeeu ; zij lachen en schertsen niet, zooals de groep haveloozen daar nevens hen, dl.: niets dan ellende hier achterlaten zij schreien niet, zooals die vrouw, die wellicht zooveel wat haar lief is verlaat, om ginds een bestaan te vinden. Dezen staan ernstig bij elkaar en staren voor zich, nu en dau elkander bemoedigend ia de oogeu ziende, dan weer elkanders blikkeu ont wijkende. Zy beseffen liet vol gewicht van Jeu stap, dien zij gaan ondernemen, maar zij hebben daartoe niet besloten dau na rijp overleg Zij hebben niet gewacht totdat armoede en gebrek voor de deur stond en hen dwongen onder vee! moeilijker omstandigheden dan thans een beter vaderland op te zoeken. Weer elders ziet men vrouwen, nauwelijks dik genoeg gekleed om in ons klimaat een wandeling te maken, die de zeereis ondernemen met zuige lingen aan de outbloote borst, die ze in den eenigcn omslagdoek gewikkeld hebben, welke hare schouders moest beschutten. Een gerimpeld oud moedertje dwaalt rond door de loods en schijnt overal iets te zoekeu tusschen de bagage van anderen, terwijl zij middelerwijl met hare stramme vingers een koperen koffieketeltje tegen haar boezem knelt, als had zij op dien vertrooster al de liefde overgebracht, die vroeger haar rijke moederhart deed kloppen. Nu zet zij zich bier neer, dun daar, en soms plaatst zij het keteltje naast zich, om even haar zakdoek voor den dag te halen. Maar dadelijk neemt zij het weer op en drukt het vast tegen zich aan en strompelt weer voort, totdat ze bij haar familieleden komt, die zwijgend in eau hoek zitten. De bleeke vrouw is nog bleeker geworden. Nu beeft zij met n hand de beide jurkjes der kin deren vast, en de andere hand. verdwijnt heimelijk in haar schamel jak en keert daaruit terug niet een op die plaats geel geworden brief, dien zij terskuks leest, terwijl ook haar dan de tranen langs de wangen biggelen. Had haar man, die haar altijd slecht behandeld en eindelijk verlaten had, berouw gekregen en haar geld gezonden voor den overtocht en ging zij daarom, maar met toch zoo bitter weinig hoop op eene betere behandeling, naar do overzijde van den Oceaan, om althans aan hare kinderen een vader weer te geven ? ... Niet ver van baar af zat een jonge deern, stemmig gekleed en met een gebedenboek in de handen en prevelde halfluid: Uuser Yater der du bist irn Himmel. En de bleeke vrouw, die het boorde, sloeg de oogen naar boven en drukte haar beide dochtertjes aan het hart. Hier huppelen de kleinen vroolijk met elkander en stoeien en duikelen over den grond; daar zit een lief blond meisje en schikt den doek nog eens goed terecht, die om het kooitje van haren kanarie-vogel is gebonden en stelt het beangste beestje met een »lieve Piet" en een henuepzaadje eenigsziiis gerust. En te midden van n l die bedroefde, ernstige, onverschillige of schertsende metischeii looien mannen eu vrouwen vaii eiken leeftijd, die er uitzien als bedelaars en van wie men waarlijk niet begrijpt, wat zij daar ginds gaan zoeken. AI die wezens, verschillend van geslacht en leeftijd, van landaard en gewoonten, dezen vies en smerig, genen knap eu zindelijk, zullen straks voor een paar weken te zamen worden gepakt in het tusschendek. Pieeds gaan zij naar het bureau om de nummers te halen van de kooien waarin zij gelegerd worden. Dan zal dat stem

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl