Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 644
«iet, gelijk Hamlet naar den geest zijns vaders;
maar bij Beethoven heerscht in die latere werken
?wel degelijk rust; ja een soort van Olympische
kalmte, die met de hartstochten dezer aarde
algedaan heeft en door geen persoonlijk lief of leed
meer geschokt kan worden. Deze indruk van een
edele ziel, over wie vele stormen zy'n heengegaan,
maar die wijsheid is blijven erkennen in den grond
van alle dingen, indruk dien de groote ziel van
Beethoven in zy'ne laatste werken zoo sterk maakt,
dezen indruk kan Brahms echter niet, of althans
niet in die mate teweeg brengen
Doch genoeg hiervan voor 't oogenblik. Ik be
hoef overigens wel meer niet van dit nieuwe werk
van Brahms to verzekeren, dat het in alle op
zichten de meesterhand verraadt; zulke uitdruk
kingen zijn dubbel afgezaagd tegenover een groot
meester als Brahms in allen gevalle is, en zich
ook in dit werk weder betoont; een meester, dien
men altijd slechts, met den grootsten eerbied be
hoorde te naderen en van wien men zich niet
eenvoudig kan afmaken met een pedant: Ik
houd niet van Brabms" zooals nog altyd som
mige zich noemende muziekkenners, den treurigen
moed hebben telkens en telkens weer uit te kramen,
waarschijnlijk in de hoop bij gebrek aan be
ter zich op die wijze de vermaardheid te ver
werven van dien tempelverbrander uit het oude
Griekenland.
In de Hollandsche Opera heeft men het laatst
den Hamlet van Ambroise Thomas gegeven. Zeer
goed is in dit werk de heer Orelio, die de titelrol
vervult, terwy'1 mevr. Ophemert-Schwencke vol
doende, maar mevr. Orelio-van Zant bepaald
onvoldoende moet genoemd worden. Mevr. Orelio
mist het beschaafde timbre, zonder hetwelk men
nooit eenig zuiver muzikaal genot van beteekenis
kan schenken; zij moge in andere opzichten ver
diensten hebben, maar het instrument, dat mevr.
Orelio bespeelt, deugt niet .... De koren in de
Holl. Opera zyn ook nog voor veel verbetering
vatbaar; met genoegen las ik dan ook, dat de
heer de Groot een cursus heeft geopend voor
koristen. Mogen zich vele liefhebbers aanmelden!
De Faugt in de Duitsche Opera van Dinsdag
j. 1. was weder een teleurstelling. Als verzach
tende omstandigheid voor de min fraaie opvoering
mag men wel is waar eenigszins doen gelden, dat
Der Vampyr van Marschner had moeten opgevoerd
worden, doch tengevolge van ongesteldheid door een
andere opera moest worden vervangen; doch de in
druk, dien men van den Faust kreeg, was niet zoo
zeer die, dat de artisten hem nog niet goed kenden,
dan wel dat slechts weinig artisten van deze
Duitsche Opera eenigszins voldoende kunnen wor
den genoemd. Zelfs Frl. Brajnin, die in zoo
menige rol uitmunt, was als Gretchen grootendeels
middelmatig; het best voldeed zij in de juweelen
aria. Met Faust zei ven (Michel Reiner) was het
nog veel minder gesteld; een enkel oogenblik
uitgezonderd, kan deze tenor ook niet aan de
bescheidenste eisenen voldoen. Het optreden van
den nieuwen len bas, de heer Chandon, baarde
eveneens teleurstelling. Hy bezit weinig fri&chs
meer in zyn stem, daarbij is zy'n intonatie lang niet
alty'd rein en voor Mephistoles miste h\j alle noodige
losheid. Kortom hy maakt een eenigszins ver
moeiden indruk en ik mag zijn engagement niet
aanraden. Ook de koren lieten in dit werk veel
te wenschen over, vooral die in de 2e acte (dat
der burgers b. v.). Maar we willen aannemen,
dat deze nog niet genoeg geoefend waren. Daar
entegen was aan de scènerie hier en daar en
aan de costumes doorgaand» veel zorg besteed.
Ik eindig met een fout in mijn vorig verslag te
herstellen. Niet Frl. von Mick, maar Frl.
Kanlona zong de Elsa (vrouw van Balthasar Groot)
in Der lustige Krieg van Strauss, en zong ook
den Siebel in den Faust. Voor de volgende keer
is Der Irompeter von Boekingen" geannonceerd;
zou ,Der Vampyr" reeds weder van het reper
toire afgenomen zyn?
25 October. F.
MUZIEK TE ROTTERDAM.
Wat een raar volkje is dat toch, die Rotter
dammers! Nu hebben ze een energieken direc
teur, die hen overstelpt met noviteiten, goed
gemonteerd en (nu het personeel der groote
Opera gelouterd en gecompleteerd is) vrij goed
bezet, en nu komen ze niet. Bij de tweede
opvoering van Der Vampyr op jL Zaterdag kon
men door het gebouw geschoten hebben zonder
iemand te raken; en het was toch eene werke
lijk voortreffelijke voorstelling. Vindt men soms
de handeling te griezelig, vreest men misschien
dat er in de zaal onder de stoelen hier of daar
een klein vampyrtje verborgen zal zitten? Foei,
Rotterdam moest zich schamen! Na den direc
teur slechts ongeveer de helft van de vroegere
subsidie gegeven, daarentegen zijn Cahier de
charges zooveel mogelijk verzwaard te hebben,
laat mon hem van ochtend tot avond werken,
noviteit op noviteit stapelen, en blijft thuis.
Men moge wél bedenken, vóór het te laat is, dat
de uitkomsten van dit seizoen over het voortbe
staan der opera alhier beslissend zullen zijn!
De Hollandsche Opera gaf hier jl. Maandag
De Profeet; over 't geheel genomen was deze
voorstelling de beste, die ik van het gezelschap
van den heer De Groot tot dusverre bijwoonde,
ja met ingenomenheid zij het erkend ik
vond haar beter dan ik menigmaal van vreemde
gezelschappen gehoord heb. De beide hoofdrollen,
Jan van Levjden en Fides, bevonden zich bij den
heer Pauwels en Mej. van Zanten in uitstekende
handen, Mej. Erle was als Bertha zeer voldoende,
evenzoo de heer Dons als Oberthal. Recht goed
waren ook de drie wederdoopers; liet bij hen
soms de zuiverheid te wenschen over, daarentegen
mag met grooten lof gewaagd worden van de
wijze waarop zij met den heer Pauwels
het geheele slot van het tweede tafereel schier
vlekkeloos en met de vereischte passie weder
gaven. Koor en orkest werkte (naar vermogen)
verdienstelijk en de heer Van der Linden leidde
de uitvoering met vaste hand. Natuurlijk zijn
er aanmerkingen te maken en zeer gegronde
maar bij een zóó duidelijk streven naar vooruit
gang mag men voor een enkele maal de scha
duwzijden wel eens over het hoofd zien.
De reeks concerten werd geopend door Ge
mengd koor", met de uitvoering van Toggenburg
van Rheinberger, Agrippina van Gernsheim en
Comalüvan Gade; opnieuw bleek door deze uit
voering het groote talent van den jeugdigen
directeur, den heer George Rijken, voor het
instudeeren der koren; er werd met overtuiging en
met bewustheid van den inhoud der werken ge
zongen, klankgehalte en intonatie waren bijna
altijd onberispelijk. De sopraan-solo's werden door
mej. R. uit 's Hage gezongen, vooralsnog geloof
k echter dat deze jonge dame beter zal doen
niet in het openbaar op te treden. Mej S. (alt)
lit Delft heeft de door degelijke studie
tame\jk vrije beschikking over een zeer goed
jeluid ; meer routine zal haar spoedig meer durf"
;even, dj kennismaking met deze jonge zangeres
ras thans reeds recht aangenaam.
De heer Spoel ('s Hage) toonde zich ook dit
maal weder de hoog begaafde en uitmuntende
geschoolde zanger, dien ik vroeger in hem leerde
waardeeren; door stem en voordracht maakte hij
vooral in Comala diepen indruk. De jonge
,ame, die als Dersagrena optrad, voldeed zeer
.oor haar lief geluid en goede methode; een
?olgend maal zal zij wel minder zenuwachtig zijn
m daardoor nog beter voldoen. Dat het
accomlagnement (klavier) bij de heeren Rijken in uit
tekende handen was, behoeft na de vermelding
mnner namen geen verder betoog.
In de Opera hadden we j.l. Woensdag de eerste
ipvoering van Suppé's Fatinitza; zoo ooit dan
leeft men zich ditmaal kostelijk, meer dan
kos;elijk geamuseerd. De tekst is beter dan die van
e operetten die hier tot dusver opgevoerd
woren, en de muziek pittig, soms wel is waarpenre
ouffe, maar ook dikwijls genre opéra comique.
Wat de uitvoering aangaat, de palm van den
avond komt ook ditmaal weder den heer Worms
oe voor zy'n beerlijken generaal Rantschukoff; Mej,
?on Mick (Wladimir) verdient geprezen te worden
)m haar uitstekend spel, jammer dat zich
hetelfde van haren zang niet laat verklaren, men
loort haar slechts boven e. Lof komt ook
dej. Bachmann (Lydia) toe, ofschoon zij ditmaal
minder goed gedisponeerd scheen en de
zuiverleid soms te wenschen overliet. De heer Dietrich
;af een voortreffelijk Reporter en de overige kleine
lartyen waren eveneens in goede handen; een
jluimpje ook aan het koor, dat zoo flink en
conimore aan de handeling meedoet. De voorstel
ing der schaduwbeelden gelukte recht goed en
was vermakelyk; in 't algemeen was deze operette
weder uitmuntend gemonteerd.
Jammer dat de zaal ook thans slecht bezet
was; les absents avaient fort, maar daarmede is
;ene onderneming niet gebaat. Inderdaad, ik be
grijp de houding van ons publiek niet; men durft
waarachtig bijna niet te lachen en kijkt eerst
eens om of een ander zich wel zoover durft te
?ergeten; want eene operette, en nog wel er zich
amuseeren.... waar blijft dan iemands reputatie
als bewonderaar der klassieken ?
Bah, stokvisschen! V.
DE KERMESSE FLAMANDE TE PARIJS.
Ten voordeele van de slachtoffers der ramp
van Antwerpen is te Parijs, in het Palais de
'Industrie, een Vlaamsch feest gegeven, dat de
lerinneringen aan het Paris-Mureie-feest heeft
doen herleven. Aan de eene zijde droeg het
reusachtige gebouw nog de decoratie der groote
Tentooiistellingsfeesten, de gobelins uit den
GardeMeuble, de fluweelen draperieën en de groote
tentschermen, die al het ijzer en glas verbergen;
aan de andere zijde was een Vlaamsche stad ge
bouwd en geschilderd, met haar punt- en trap
jesgevels, haar roodsteenen muren, luifels, stoe
pen, enz., alles door de decorateurs Rubé, Cha
peron en Lavastre in weinige dagen opgeslagen.
Boven de huizen stak het stadhuis van Antwer
pen uit, met zijn groote blokken gehouwen steen,
zijn kolonnades van geaderd marmer, zijn toren
tjes; door de stadhuispoort trad men in het
restaurant van het feest. Men had er allerlei
Belgische merkwaardigheden heengebracht, den
reus Druon-Antigon en zijne vrouw, met maliën
kolders en helmen, voorts draaimolens,
cocagnemasten, allerlei kermiskramen, salons de tir, planeet
lezers, enz. Er werd verkocht ? tegen
fancyfair-prijzen door de mooiste actrices van Parijs.
Jeanne Granier verkocht koek en gebak en maakte
o. a. voor n wafel duizend francs; Mlle.
Reichemberg verkocht programma's en plaatste er
voor de begunstigden hare handteekening op;
Mlle. Berthe Cerny troonde, in barbiers-costuum,
in het bureau van den Figaro en verkocht, toen
alles op was, al wat haar vrienden gekocht had
den, programma's, bloemen, bibelots, opnieuw;
de schoone danseressen Invernizzi en Subra, de
actrices Cécile Mézeray, Lender, Brindeau en
anderen, wedijverden in het verzamelen van de
rijkste bijdragen.
Aan verschillende kanten werden tegelijk ver
tooningen gegeven. Het groote orkest begon
met de Marseillaise en de Brabanponne; eene
reproductie van de taverne du Chat Noir voerde
een programma van de beroemde Chineesche
schimmen op, waarbij de eigenaar Rodolphe de
Salis den tekst improviseerde; in het Theatredes
Funambules speelden Paul Legrand, Coquelin ca
det, Galipaux en eenige actrices een dolle panto
mime Gitanos Bul; een Luiksche liedertafel van
150 man zong hare koren; op het groote
tooneel werden tableaux-vivants naar Belgische schil
derijen opgevoerd; o. a. eene »kermis" van
Rubens, die in het Louvre is, en waarop 150 per
sonen gegroepeerd zijn.
Plotseling, terwijl men dit tableau nog be<
schouwde, verdween de lijst; het gansclie enorme
tooneel werd zichtbaar, en daarop defileerde,
voor een achtergrond waarop men Antwerpen,
Parijs, en een gansche apotheose van beroemde
mannen zag, een optocht van tweeduizenc
personen, het ballet van de Groote Opera, hei
ballet des nations uit Excelsior, het ballet van
het Eden-Theater, de Byzantijnsche figuranten ui
Théodora, het leger van la fille du Tambour
Major het vrouwenbataillon van Ie Royaume
des femmes uit het Theatre des Nouveautés
Dit arrangement, tableaux-vivants en optocht
van het werk van Emile Blavet, (»Parisis" van
den Figaro), die geen getuige kon zijn van h
ucces, omdat hij, overwerkt en overspannen,
;iek te bed lag.
Toen het feest tegen den morgen geëindigd
was, sloot men de deuren, maar opende ze weer
egen twee uur; de entree was toen op 2francs,
maar voor kinderen op 50 centimes gesteld,
zoolat weer een nieuw publiek van tienduizenden
>innenstrooinde. 's Avonds werd het feest weer
oor het groote publiek geopend, zoodat er twee
dagen en een nacht ten voordeele der
Antwerpiche slachtoffers geld verzameld is.
Als gewoonlijk is Aurélien Scholl bereid om
de geestdrift met eenige ondeugende opmerkingen
te temperen. In den Matin schrijft hij:
De ramp van Antwerpen is den Gaulois ont
snapt, Figaro heeft zich er van meester gemaakt.
'.k weet niet goed of het eigenlijk Figaro's beurt
wel was. Figaro heeft zich al op de overstroo
mingen van de Theiss en de drenkelingen van
Szegedin getracteerd, terwijl de Gaulois is inge
slapen op de lauweren van Paris-Mureie. Zoo
leeft iedere ramp hare vergoeding. Een
mijnontploffing maakt vijfhonderd slachtoffers, maar
doet drieduizend personen dansen. Elk kopje
,hee is gesuikerd met een weeskind.
De resultaten van die feesten leveren zelden
leel veel op. De recette is 100,000 francs, de
algemeene kosten 80,000. Daarbij komen 15,000
>anes voor annonces en 4000 francs rijtuig voor
de commissieleden. Er blijft dan gewoonlijk een
dertig francs ongeveer voor de slachtoffers over.
aasten we ons er bij te voegen, dat als er een
«kort is, men dit niet van hen terugeischt.. ..
De heeren de Werbrouck en Emile Blavet
zullen in de Leopolds-orde worden opgenomen.
oe Blavet zich onder dien slag zal houden, weet
k nog niet. Hij gaat al gebukt onder het ge
wicht der decoratiën; als hij op een soiree gaat
met al zijn orders, dragen twee sterke mannen
lem in het rijtuig. Blavet is geen mensch, maar
een sterrenhemel. Hij heeft een plaque op de
milt en een zon op de lever. Er blijft geen
jlaats over, dan op dat gedeelte waarvoor de
stoel is uitgevonden. De soevereinen mogen dat
wel bedenken."
AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST.
In het jongste nummer van de Gazette des
Beaux-Arts. vindt men een droge-naald-ets van
Marcellin Desboutin naar het groote schilderij:
Les Travailleurs de la Mor" van Jozef Israëls,
dat in de Hollandsche afdeeling van de Parijsche
wereldtentoonstelling prijkt. Het is ongelooflijk
moeielijk om zulk een blond en toch zwaar
doorsjouwd schilderij van Israëls waardiglijk op het
koper te reproduceeren; dat en de gewone
moeielijkheid voor een Franschman om een intiem,
echt Hollandsch schilderij te begrijpen, in aan
merking genomen, is het etsje al bizonder geslaagd.
Marcellin Desboutin heeft kort geleden in de
galerij van Durand-Rjiel een afzonderlijke expositie
van zijn etswerk gehad en bij den catalogus daar
van was het dat Emile Zola, wiens opstellen over
kunst te tellen blijven, een kurieuze voorrede
schreef.
Hetzelfde nummer van de Gazette eindigt de
belangwekkende beschouwingen van Maurice Hamel
over de internationale kunst op de Wereldten
toonstelling met deze slotsom:
Wanneer wij het werk van Whistler, dat zoo
zeer persoonlijk en zoo suggestief is, dat het aan
elke Massificatie naar school- of landaard ontsnapt,
afzonderlijk houden, en nagaan wat ter wereld
in de laatste tien jaar het best aan expressieve
kunst is voortgebracht: de Zeewerkors van Israëls,
de Nettenboetsters van Israëls, het Avondmaal
van Von Uhde, de teekeningen van Werenskiold
voor de Noorsche vertellingen, de Alpengezichten
van Segantini, dan zullen wij inzien dat dezelfde
intenties overal, maar vooral in het Noorden,
voorzitten. De kunst zal ons blijken zich te lang
op te houden bij het romantisme van het
historiesch drama of bij de bizonderheden der anecdote,
in de scholen van het zuiden, die, in 't groot ge
nomen, zich noch aan de nieuwere kleuranalyse,
noch aan het zoeken naar de direkt waargenomen
of gedroomde werkelijkheid gelegen laten liggen;
wij vinden haar zwaar van stof in België, in
Engeland weifelende tusschen een naïef opmerken
en sentimenteele, humoristische of lyrische bedoelin
gen; vlug, handig en oppervlakkig is de kunst in
Amerika; intuïtief in Duitschland, in Holland,
in Scandinavië. De naturalistiesche opvatting, die
in Frankrijk door de landschapschilders en Millet
was ingewijd, en door de plein-air-school voort
gezet werd in een leniger, rijker taal, is bijna
overal in Europa doorgedrongen, en bereikt meer
malen datgene wat zij beoogt, en wat niet gelegen
is in het bloot inlichten omtrent de werkelijkheid
maar in het scheppen van een schoon en
beteekenisvol beeld der moderne wereld. Zij heeft uit
tooneelen van het hedendaagsche leven, uit scènes
op straat, bij den haard, in het veld, aan zee,
weten te vatten wat er aangrijpends, geheimzin
nigs, teers of bitters, eeuwig menschelijks in ligt;
of in de legende en het verledene een waarheid
van houding en hartstocht en aan de levende
natuur ontleende types weten over te brengen. Als
haar taak volbracht zal zijn, of zij haar plaats
ook moet ruimen voor meer symboliesche ver
dichtingen, voor meer verbeeldde voorstellingen,
zij zal haar deugd getoond hebben in werken van
intuïtie en aandachtige aanschouwing, waarin een
hoogere zin en de poëzie van het ware werd
uitgesproken.
Dat in het boven aangehaalde ook over de
Duitsche kunst zulk een gunstig oordeel kon wor
den gegeven is te danken aan een bizondere
omstandigheid. Op alle internationale tentoon
stellingen is de Duitsche schilderkunst anders ge
woon een onvergefelijk mal figuur te slaan. Ner
gens wordt zooveel horribels voortgebracht als in
Duitschland; men spreekt met schrik van Duit
sche afdeelingen. En toch maakt de Duitsche
kunst te Parijs een zeer goed figuur. De reden
daarvan is hierin gelegen. Officieel heeft het
Duitsche Rijk, hebben ook de Duitsche kunstge
nootschappen, om licht te bevroeden poli
tieke redenen niet aan de Parijsche exposi
tie deelgenomen. Maar een zeer vermogend Duitsch
schilder, die gaarne van de partij is, tevens chet
d'école der nieuwere, zoozeer Hollandschgezinde
realisten, heeft het initiatief genomen om een
aantal der beste kunstenaars uit te noodigen, voor
zyn rekening in Parijs een Duitsche groep te
arrangeeren.
Onder dezen zijn er verscheidenen, die anders
liever tusschen de compromittante voortbrengselen
hunner landgenooten door afwezigheid schitteren.
En zooals het gewoonlijk gaat, die eene oordeel
kundige man heeft iets veel beters tot stand kun
nen brengen, dan welke officieele commissie ook.
De kleine Duitsche inzending te Parijs is wat
zulk een inzending op een wereldtentoonstelling
behoort te zijn, een keurvertegenwoordiging der
levende nationale kunst.
Met leedwezen vernemen wij dat de heer Colen
brander uit de Haagsche plateelbakkerij Rozen
burg" gaat. De heer Colenbrander is een zeer
buitengewoon artiest van een onbegrijpelijke origi
naliteit, en aan zijn stoute fantastiesche dessins is
het, dat de Rozenburg-fabriek het beste deel harer
reputatie te danken heeft.
Het eenige wat men in het algemeen tegen het
Rozenburg-werk mag inbrengen, is dat de specie
van het aardewerk niet mooi is, maar dit zal de
schuld van den heer Colenbrander niet zyn.
Doch wanneer het faïence van Rozenburg te
Parijs in goede exemplaren geëxposeerd geweest
ware, had het, naar wy meenen, in stoute ar
tisticiteit voor geen enkel modern fabrikaat be
hoeven onder te doen, en had de heer Colen
brander zeker een hooge onderscheiding verdiend.
Wanneer niet, wat wij zouden hopen, ons be
richt kan worden tegengesproken, is een ding zeker,
namelyk dat wie mooie Colenbrandersvazen wil
hebben, nu zijn kans nog zal moeten waarnemen.
Over korten tijd zullen die niet gemakkelijk meer
te krijgen zijn.
Wij lezen In den Gil-Slas in een beschouwing
over een afdeeling der wereldtentoonstelling. Met
een gevoel van droefheid en spijt zien wij onze
nationale fabrieken Gobelinst Sèvres, Beauvais,
etc. in het diepste verval. De Gobelin-fabriek,
die in de zeventiende en de achttiende eeuw
meesterstukken heeft voortgebracht, levert nu
werk van een minder soort dan alles wat in Indië,
Perziëen Klein-Aziëgemaakt wordt. Het decora
tieve begrip is men kwijt; men vindt niets meer van
den magistralen eenvoud van licht en schaduw,
niets meer van de sterke kleurtegenstellingen, die
geheel in den aard van tapijt- of behangselwerk
liggen; wat thans geproduceerd wordt, is een
samenraapsel van kleine stukjes, van kleinlijke
schreeuwrige details, geen de minste verheffing,
geen groot inzicht. Het slechte onderricht en de
routine die zich langzamerhand van hftt personeel
der fabriek hebben meester gemaakt, hebben hier
alles tot onmacht gedoemd".
De bekende schilder Jac. van Looij, die als
schrijver zulk een krachtig colorist is, zal eerst
daags zijn verspreide reisschetsen rnet nog een
niet uitgegeven omvangrijke studie, te samen in
een Pro^a-bundel uitgeven, die door de bijvoeging
van een achttal fac-simüs naar croquis van den
schilder nog meer een eigenaardig artistiek cachet
zal verkrijgen.
Bij den uitgever W. Versluys te Amsterdam
is verschenen een Gids voor den amateur-fotograaf
door J. Jessurun de Mesquita. Het boekje is be
knopt en men vindt er voor den liefhebber zeker
behartigenswaardige wenken in.
In Arti opent dezer dagen de expositie
van studiën en schetsen door den heer H. J.
Haverman, in Spanje vervaardigd.
VARIA.
TOONEEL EN MUZIEK.
Uit München meldt men do. 20 dezer: Nadat
de nieuwe inrichting van het tooneel, dat men
wegens zijn overeenkomst met het
oud-Engelsche, kortweg het Shakespearetooneel" ge
noemd heeft, reeds met Koning Lear" en
Calderon's Dame Kobold" op de proef gesteld was,
heeft men gisteren in den Hofschouwburg een
derde proef genomen; het 1ste gedeelte van Hen
drik IV werd op het hervormde tooneel ten eersten
male gegeven. Daardoor heeft het zich weer beves
tigd, dat door de snellere opeenvolging der ver
schillende tooneelen en de vermindering van den
afstand tusschen de tooneelspelers en het publiek,
die door de uitbreiding van het proscenium ver
kregen is, de werken van Shakespeare bepaald
zeer veel kunnen winnen.
In hoeverre deze nieuwe inrichting, die wij
voornamelijk aan de bemoeingen van den regisseur
Savits en den chef-machinist Lautenschlager te
danken hebben, ook voor andere stukken geschikd
is, zal nog moeten blijken. In de eerste plaats
zullen nu het tweede gedeelte van Hendrik IV,
Hendrik V en Richard II op het hervormde too
neel gegeven worden.
Olivier Métra, de componist van tal van bekende
walsen, les Roses, la Vague en het ballet Yeddah,
is deze week te Parijs gestorven. Hij was eerst
58 jaar oud. Hij leidde reeds tijdens hij op het
conservatorium was, een dansorchest in de voor
steden; iii 1855 werd hij orchestdirecteur bij
Mabille; om beurten met Arban en anderen, diri
geerde hij de bals de l'Opéra. De laatste twee
of drie jaren was hij zeer afgemat; het leven te
midden eener wereld van vermaken had hem mee
gesleept, en verhaastte zijn einde.
Hertog en tooneeldichter. De hertog van
Oldenburg heeft den heer Berla, den directeur van
den schouwburg te Preszburg, het manuscript van
een historisch blijspel Schlosz Parad" gezonden,
dat naar men Preszburg meldt nog in dit
seizoen ten tooneele zal gebracht worden. De
hertog komt zelf te Preszburg om met den heer
Berla het noodige daarvoor te bespreken.
Toen de phonograaf aan Bismarck werd ver
toond, zong de Rijkskanselier, gelijk vermeld is,
eerst de Marseillaise in het instrument, vervolgens
het Amerikaansche lied Ingood old colony times, en