Historisch Archief 1877-1940
No* 645
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
over die der godgeheiligde kunst de muziek
hoe verzinkt deze in 't niet bij haar kracht.
In de fraaie zaal der Philhnrmonie, dirigeerde
i Hans von Büiow het wonderschoone orkest dat
ook de Hagenaars kemieu en speelde Eugen
d'Albert, Brahm's heerlijk klavierconcert Hij
is een machtig heerscher. Hans v. Bülow. Moet
men hem ook nu en dan zijne gemauiereerdheid
en effectbejp.g verwijten, vervult het met wrevel,
dat zulk een artist zich zóó door parti-pris laat
beheersclicn, waaronder de door hem samenge
stelde programma's gevoelig te lijden hebben
hern te zien dirigeeren is een heerlijk genot. Hij
beheerseht met den maatstok het geheele orkest;
nergens n vlekje, een onzuiveren wanklnuk;
de minste intentie wordt met bewonderenswaar
dige zekerheid gevoeld en begrepen; nis een
doorzichtig weefsel ontspint zich elk motief, elke
doorwerking voor ons oor ; de machtige
accoorden zijn als uit n stuk gehouwen en de onbe
schrijflijk fraaie fluweelen klank van 't orkest
doet ons aan orgeltonen denken.
Overweldigend was dan ook de indruk van
het machtige, heerlijk schoone Meistersinger Vor
spiel, zoo vol gloed een hartstocht weergegeven,
overweldigend die van Beethoven'a nobele Eroïc.i.
Een doodelijke ademlooze stilte heerschte in de
eivolle zaal, en vele gedachten knielden, ik ben
er zeker van, ook waar 't lichaam oiibeweselijk
zat. Nog nooit wellicht heeft eene
orkestuitvoeriug me zoo onbeschrijflijk getroffen. Naast mij zat
een jonge man, met bleek gelaat, starren blik
waarin geen licht meer. Onbewegelijk, 't hoofd een
weinig naar achteren gebogen, luisterde hij stil, en
toen de laatste machtige accoorden van Wagner's
heerlijke schepping wejsruischten rolden een paar
groote tranen uit de blinde oogen.
Les hfluts plaisirs font pleurer voor zulke
tranen schaamt men zich niet. Werkelijk, in dat
opzicht is Berlijn een gezegend plekje grouds,
men geniet er als wellicht nergens anders.
De volgende maal iets over Joachims Quartet...
ik heb in dezen brief al mijne adjectieven vnn
bewondering' al uitgeput, later kunnen ze dan
weer eens dienen want nieuwe vind ik niet,
en zou eigenlijk moeten zwijgen daar werke
lijk diepe bewondering gén woorden vindt...
Maar een mensen, heeft toch allicht eens behoefte
om zich te uiten ... Tegenover u durf ik dat nu
wel. gij vrouw van vleesch noch bloed, die zelf
in 't land der idealen leeft.
Maar daar zit de knoop... welke
brievenbesteller weet den weg tot uw onzichtbare wo
ning ? Waarheen deze witte blaadjes die ik
ook al met gal en tranen-uitstort-ingen bezoedelde,
te richten ?
Men zegt. de Amsterdammers zijn van alles
op de hoogte : via die goede luidjes zweeft deze
u dus door 't rijk van het toe.rcd te gernoet....
maar o wee, indien een of andere indiscvete
redacteur (want dat zijn ze allemaal) mijne flad
derende postduif o.iderwe.ïopvangt, en mij door
deze regelen ten spot geeft aan nieuwe uitroepen
over aanstekelijke Schwarmerei? Daarom dus
geen verdere bewonderingsadjectieven gevraagd
wantie.r/M ik ze aan Joac'iim's quartet te geven,
dan verdient hij ook de volle lading.
Vaarwel, mijne onbekende aan u deel ik al
mijne indrukken mede (de post zal er goed bij
varen). gij; in wier schaduw (reen enkele vrouw
kan staan, omdat ge zelf niet meer dan eene
schaduw zijt.
Met een tot nader !" dus mijn verren groet.
FLIEGENDE HOLT.ANDEH.
10 October.
Kunst en Letteren,
MUZIEK TE ROTTERDAM.
Een verrassing was de aankondiging van J
o1)ert der Teufd in de Opera; dat hot eene aan
gename was, zou ik niet gaarne beweren. Een
zoo afschuwelijke draak toch als deze Opera,
zoowel wat tekst als muziek aanstaat, had men
recht gaarne gemist; maar.... Mej. Bertoglïo moest
toch ook eens gelegenheid hebben te excelleeren,
en dat heeft zij gedaan : de kerkhofscène maakte.
dank zij do virtuositeit in de boenen van deze
jonge dame. grooten indruk. De heer von der
Würtzen (llóbert) bleek in deze Franscho partij
zich gunstiger te kunnen voordoen, dan in spe
cifiek Duitsche, als waarin hij tot dusverre optrad;
do heer Ghandon gaf een aannemelijken liertram,
de heer Diedrich een reclit goeden Iiaimlumt.
Voortreffelijk 'waren Mevr. Brajnin als Aliw on
Mej. lanca Major als Jsalette; laatstgenoemde
bewees met deze partij dat zij voel aanleg heeft
en het bij voortgezette ernstige studie tot iets
goeds brengen kan.
De Agalhe van Mej' Nicolaï. in Wcber's
Freisclnltz (jl. Woensdag) was een ware triomf voor
deze hoogbegaafde kunstenares; zij is in waarheid
eene zangeres von Gottes G-naden, zelden hoorde
Jk hot Lcise, leise" enz. zoo roerend schoon zin
gen. Mej. Bachmann voldeed als Aennahcn, de
heer Cbandon als Caspar, terwijl ook de kleine
partijtjes in goede handen waren. Als Mnx trad
tot veler groote verbazing de heer Ludwig Bransch
op, die eens in de Duitbche opera heeft gedebu
teerd, door omstandigheden die instelling verlaten
heeft ca later in de Hollandsche epera heeft mede
gewerkt. Toen ik den hoor B. voor het eerst hoorde
was het ook als Max, en ik moet eerlijk erkennen
dat hij mij toen beter voldeed als nu; ook bij
het vrij talrijke publiek kon hij geen genade vin
den. Was dit een debuut? of eeno
gastvoorstelling? of waarom liet de directie een vierden tenor
optreden ? V.
Geschiedenis der NederlanilscUe Let
terkunde, door G. KALJ-F. Eerste deel.
Leiden. E. J. Brill, 103',).
Literatuur-geschiedenis is kunst-geschiedenis",
zoo luidt liet eerste woord van het boek. dat
voor ons ligt. Wie heeft er ooit aan getwijfeld 'i
Do uiteenzetting van het woord door den schrij
ver, loert ons zijn programma kennen. Literatuur
geschiedenis is voor hem een brokstuk der we
reldgeschiedenis; zij hangt samen mot hut donken
en het doen des volks; uiting van zijn
gemoedsen geestesleven, is het een weerspiegeling van
den gang zijner ontwikkeling, zijner beschaving.
AVie haar schrijft, gewage dus niet enkel van den
schrijver als van een op zichzelvcn staar-den
mensch. bestede al zijn zorg en tijd niet aan de
opsomming en ontleding der schriften, maar tooue
in den letterkundige het volk, in de hoeken den
geest van den tijd.
Dit stelde schrijver zich ten doel en dit pro
gramma vervulde hij op alleszins merkwaardige
wijze. In het .spoor van zoo mcnigcn grooten
voorganger, en in de eerste plaats van Taine,
hangt hij ons een beeld op van het verstandelijk
leven van ons volk in de XVIde eeuw, van de
stroomingen, die zich in deze landen lieten ge
voelen, en van dun invloed, dien zij oefenden op
de letteren. Die opvatting der kunstgeschiedenis
is zoo waar, dat \\:o haar leerde kennen, haar
volgde; de gewrochten der school, zoo aantrek
kelijk, zoo bevredigend voor hen, die naast het
tccit ook het wairmii zoeken, dat men, sinds het
publiek ze te genieten kreeg, werken over kunst
en litteratuur-geschiedenis is gaan lezen met lust,
dat zij rang nemen in do letterkunde en er een
der moest beminde en jaedesleepende onderdeden
van uitmaken.
Boeiend en medesleepend is in de eerste plaats
het hoek van den heer Kalft'; liet tafereel, dat
hij ophangt van de XVIde eeuw, is zóó kleurig,
de handeling is zóó levendig, het volk in zijn
geheel en in zijne tolken, de schrijvers, is zóó
diep in het gemoed gekeken en zou levend
geteckend, dat het lezen hier loeren en genieten
terzelfder tijd en in gelijke mate is.
Want dit leesboek is wel degelijk een leer
boek. In de werken over kunstgeschiedenis staan
aan het eene uiteinde boeken, die men niet leest,
aau liet andere hoeken, waaruit men niet leert.
Men leest geene wo'ivdenbneken men leert, geeno
geschiedenis uit boeken over de philosopbic der
kunst. Maar te midden dier uitersten ligt, er
een gulden middelpunt, het hoek, waarin stellige
wetenschap van bijzonderheden verhonden wordt
met dieper doorzicht in don algemeenen samen
hang eu in de gemeenschappelijke beteekenis der
afzonderlijke feiten. \Vij ineenen te moeien, zeg
gen, dat do schrijver dien gulden middenweg
raet eeluk bewandeld heeft.
Of "hij de volmaaktheid heeft bereikt? Het
?wp.ro al heel ongelukkig voor de toekomstige be
oefenaars van het vak. En waar ligt de volmaakt
heid in do richting door hom gevolgd ? De
fchildering van het leven eens volks in algemecnc
trekken, het samenvallen van afzonderlijke feiten
heeft immer iets wülekenrigs. Men zal wel altijd
vertrouwen moeten stellen in het doorzicht van
den schrijver en hem voor een goed deel de be
wijsvoering kwijtschelden. Het komt ons echter
voor dat hij zich nn en dan wat al te licht van
he.t leveren van de proef op de som aimaakt.
Zoo zegt hij onder anderen : de vrouwen ston
den in de eerste helft der XVle een trapje lager
dan de mannen in hare eisen en in anderer
schatting", en ten bewijze haalt hij een paar regels
aan van Anna Bijns en van haren uitgever, waarin
nadruk wordt gelogd op het feit dat de schrijf
ster maar eene vrouw is. Op soortgelijke citaten
voortgaande zon men ten naasten bij alles kun
nen bewijzen wat men wil. Er hoeft maat ge
houden te worden in het vormen en uitspreken
van algcmeene opvattingen.
De schrijver koos tot zijn onderwerp de ge
schiedenis onzer letterkunde in de XVle eeuw.
Die eeuw" zoo getuigt hij is een der gewichtigste
tijdperken van gansc.h ons volksbestaan." Wij
gelooven het gaarne. liet is de eeuw die het alge
meen Nederlandsen, de taal van Anna Bijns,
Kiliar.us, Coornnert en Simon Stevyn. onze taal zag
geboren worden ; do eeuw waarin Nederland be
stond en uit het groote vaderland van toen de
twee kleine van nu ontstonden : het was de hel
dentijd van ons volk als volk, het uitgangspunt
van eeuwenlang verval van de eeno, van
veelzijdigcn bloei voor de andere helft; de eeuw
van woeling, van scheuring, van
onnoemlijk wee en van bartverheffende zegepralen. De
letterkunde krijgt dan voor het eerst eene hooge
beteekenis, wordt verwarmd door oenen hengen
gloed. Do keus was gelukkig, de taak der moeite
waard.
Maar met al dit is er geen maiter en duffer
literatuur denkbaar dan die der eerste helft dier
eeuw, het tijdperk dat wij behandeld vinden in
dit eerste deel van het werk. Zegen en dank
hem die den moed heeft gehad dien draderigen
onveriluwbaren brijbcrg door te bijten ; en ons de
moeite te sparen hetzelfde heldenwerk te ver
richten om mee te mogen spreken van wat er in
zijn ingewanden schuilt.
Mr ar er kan nog kunst liggen in het behande
len van het onkunstige en aantrekkelijkheid in
het bespreken van onbckoorlijke dingen. En de
schrijver was kunstenaar in heel zijn werk. Hij
leverde een levend beeld; de schoonheid zit hem
in de waarheid waarmede het leven is geschilderd,
niet in de fraaiheid van het beeld. Handig
doorecnwcvend do lessen over hoi eeuwige schoon in
do verschillende vakken van literatuur die hij be
handelt, de trekken ontleend aan het eigenaar
dige doen en laten dier dagen, de kenmerken
der schrijvers en de ontleding hunner werken,
hangt hij ons een zeer bewogen, zeer kleurig en
zeer waar tafereel op.
Hij wisselt af in het leveren zijner bewogen
schildering. Erasmus en Anna Bijns zijn de twee
lichtpunten, die hij a!:; bakens plaatst op het
strand, vóór hij in zee steekt. De eene
overliecrscht den tijd, de anderen heerscht in do let
teren haren dagen. Uitstekend gedacht. Mar v
wat mij minder gelukkig voorkomt is dat hij na
Anna Bijns r''zonderlijk behandeld to hebben, aan
het hoofd van zijn hoek, haar nog eens her
noemt in den loop van zijn werk. Hoe hoog zij
ook moge staan, komt het mij niet gewettigd
voor haar te rukken uit het verband met de
overige schrijvers, om haar eens heel in het
breede en dan heel in het korte op hare eigen
lijke plaats, het referein, te behandelen. De
ineenzütling van het boek moet -hierdoor noodzake
lijk iets lijden.
Een enkele dwaling waar het bepaalde feiten
betreft, zij het mij veroorloofd hier aan te stippen,
juist omdat het ecu der helden van het behan
delde tijdstip geldt. De schrijver weidt breed
voerig uit over de levensgeschiedenis van Anna
Bijns en vangt onder andere een heel pleidooi
aan om te bewijzen, dat haar geboorte en sterf
jaar anders moeten zijn dau wat gewoonlijk op
gegeven wordt. Iladde hij de tweede uitgaaf van
het liioyraph-isch Woordenboek van Frcderiks en
Van den Branden opengeslagen op het woord
Jjijns, hij hadde bemerkt, dat zijn bezwaren vol
komen ijdel en zijne veronderstellingen uit de
lucht gegrepen zijn. De bijzonderste datums uit
het leven der gevierde dichteres staan vast : het
dorre, logge Woordenboek heeft zich op den
modesleependen en hooger vliogenden schrijver
gewroken.
Antwerpen, 28 October 1839. MAX ROOSES.
EMILE AUGIER.
In het laatst der vorige week overleed
dedramaticus Emile Augier, een van de Eranschen die gedu
rende de laatste veertig jaren het turopeesch
tooneel beïteerscht hebben. Tusscheu Lu C/r/i/c'.
eu Lca Foitre!/fi»wrnilt ligt. ec-n menscheiiieeflijd,
maar bijna ieder der werken, eerst van Augier
en Saudeau, later van Augier alleen, is een merk
waardig hoofdstuk uit de morcele en sociale ge
schiedenis '.izcr eeuw, met taleut ten tooneele
gebracht.
Augier is uit het Zuiden geboortig; in 1820
zag hij te Videnee het levenslicht. Zijne familie
bestemde hem voor de rechterlijke loopbaan, maar
reeds zeer vroeg hield hij zich met tooneel en
poëzie bezig. Zijn eerste werk. La Ciijtit, werd,
na omzwervingen in de portefeuilles der Comédie
Fraccaise, ia 18-J-4- door het Odéou gespeeld,
maar het moet reeds veel vroeger geschreven zijn ;
in een der oude editiën komt als aanduiding van
een der personen voor: ;vieux déoauché, trente
ans." liet stuk, in goede verzen, bevat een ta
fereel uit de antieke wereld, als satire tegen de mo
derne levensbeschouwing der jorge geblaseerden
van Augier's tijd gericht. Zijn tweede stuk,
L'Iloiitme de birn, recd.-i in de Comédie Eruneaise
opgevoerd, is niet blijven levea, daarentegen
beeft L'itfcutitriire (18-18), nn in het begin vrij koel
opgenomen te zijn, bij latere reprises steeds meer
beteekenis gekregen ; de dona Clorinda, liet .slacht
offer van huren medeplichtige en broeder, is eene
tragische rol geworden waarin alle actrices heb
ben willen schitteren.
In fS lij kwam Uitabit veil, i:i samenwerking
met de Musset; in ]S5üOabriclle, dat met den
prix Momhyon bekroond werd, omdat het, in
zeer dramatischer vorm en elegante verzen, ecu
warm pleidooi levert voor het huiselijk geluk.
Later gaf men Gahricllu nog herhaaldelijk, toen
werd echter de opmerking gemaakt, dof door de
volmaaktheid van den man en het, overbrengen
der sympathie op hem, do rol der vruirv die
trouweloos wil zijn, zoo hkeht en ondankbaar
wordt, dat de strijd van sympathieën eu dus ook
de belangstelling bijna veidwijnt.
ritiUbi'i-tc (IK,?,), La l'i-.rrc de, Tm/rlte (IS':,:',)
met tfandcau geschieven, l>,:(nif (1852), waren van
minder bulanjr; i-edcrt l'.-i.'jj echter opende hij met
L"- 'inuriu'j'.', d' l//n/iie eene nieuwe carrière, waar
in zijne talenten, zijn tijgere opmerkiijg.-gavc. zijn
vermogen om ziehitoestiiudeu eu maat-ehappeiijke
verlinudiugeii scherp tegenover elkaar te stellen
en in treffende woorden te rtsumeeien, hun waar
terrein vonden. Hij nam uu de vraagstukken
der moderne maatschappij, do liefde in en buiten
het huwelijk, haar strijd tegen vooroordeel, stands
verschil, vooral luiar strijd tegen een
onuU'.vischbanr verltden, als thema. Le Maria^e d'(),(>,'></jit:
behandelt dezelfde toestanden al.i de reeks van
Dumas' drama's, die in het »tue-la" hun formule
vonden; J.es lioimcx p'.mcres, Paal Fureaticr,
Ceitiltit'c dui-i's, Uu bi'ini iiifin'/iije behooren tot
diezelfde categorie; zij schilderen den verdcrfelijken
invloed van de lichtzinnige vrouw, en de straf,
die haar eu haar medeplichtige treft. Le. ijcndrc
de 31. l'oin'er (1850) is met Lc.s Fntir/:lt;ti>i!/uu!t
ongetwijfeld Augicw meesterstuk, en op zichzelf'
misschien de meest volmaakte' cortiedie onzer
eeuw. De satire is er gemoedelijk, welopgevoed,
en toch diep en scherp; karakters, conclusie,
bijzonderhtueii, alles is even correct en duidelijk',
geen woord is doelloos, secu enkele scène of het
drama gaat er geregeld in voort, liet stuk is
dan ook voor de volmaakte acteurs der comédie
Eraucnise sedert de dertig jaren dat het op het
repertoire staat, steeds een lieveliugsstuk geweest,
ea nog niet verouderd ; wij zagen het voor veer
tien dagen aan Coijiielin.
Les F.j'f/'ontés eu J.c 7'Y/s tic Giboynr hebben
de tyraiibie va:i het geld, het materialisme onzer
dagen tot voorwerp. IMa'ilrc, (jaé/'iit (iSUl), hoe
wel technisch minder volmaakt, had enorm suc
ces door de levendigheid der schildering. De
hoofdpersoon i;i een listig zaakwaurnemertje in
de provincie, die zachtjes aan een adellijke fa
milie ten val tracht te brengen. Jen u </c
Tl/uin»icmy, kort na 1870 geschreven, is vol vader
landsliefde; Les Foiirc!:ft»ibaidt, bet groote
vraagstuk van de toekomst der negentiende
eeuwschc jeugd behandelend, is zoowel in dramatisch
als in moreel opzicht ceu wellicht ongeëvenaard
meesterstuk.
Augiers plaats te midden zijner tijdgenooten is
een zeer eigenaardige. Zijn werken hebben niet
geheel het geniaal-philosophischc van die van
Dumasfils; zij vertoonen niet de vindingskracht
eu den ouweerstaanbaren humor van die vnu Sardou;
men kan zeggen dat Coppée dichterlijker is, Fail
leren boosaardiger, de ISornier verhevener, maar
in Augiers werk gevoelt men den weusch om
rechtvaardig te zijn, ruim gebruik makend van
al de hulpmiddelen, oorspronkelijk talent, over
denking, keunis, beschaving, die den meest
intelligeuU'ii nnmi;eu onzer eeuw ten dienste kunnen
staan.
Augier was in zijn levenswijze uiterst eenvou
dig. Zijn buitentje te Cruissy, wnnr hij gestorven
is, had hij iu de laatste tien jaren slechts enkele
malen verlaten; in den schouwburg bad men hem
in dieu tijd alleen uu en dan gezieu om een
jongen vriend te applaudisseeren wien hij een
toekomst op liet tooneel voorspeld had. Te
Cruissy was hij omgeven door zijn vrouw, die
hij altoos zijn besten vriend eu raadsman noemde,
zijne zuster, zijn vier neven (onder welke l'nul
Déroulèdej eu zijn nicht.
Zijn succes heeft zclueri afgunst gaande gemaakt,
omdat hij zelf degelijk en goedaardig was.
Hetgeen]hij van Labiche zeidc: »C'était un honaête
bomnie de génie", kon van hem zelf ook gezegd
worden. Hij hield niet van reclame, niet van de
praatjes en reportages intimes in de bladen; toen
hem eenige jaren geleden door een biograaf eenige
gegevens gevraagd werden, antwoordde hij : Ik
ben in 1820 geboren, eu sedert dien tijd is mij
niets bijzonders overkomen." Kenschetsend ook
is het, dat alle litteraire partijen hem tot de
bunnen rekenen. Er is wel geen twijfel aan of
La r/endrc de Mr. I'o-ïricr is een keurig, echt
ouderwetsch traditioneel Fransch stuk,
J/aventt/rière heeft trekken uit de school van Vicior Hugo,
J.c innriaye (Vi.ili/iiipe behoort bij de eigenaar
dige philosophische richting van Dumas fils. Toch
schrijft Zola, die zich tegenover al deze richtingen
plaatst: »Van de tegenwoordige meesters van ons
Eransch tooneel is Emile Augier degene, wiens
krachtsinspanning liet gelijkmatigst, het
volhardeudst geweest is. Met hem is onze formule groot
geworden, die der j u L-te waarneming, die van het
werkelijke leven, op het tooneel gebracht; de
schildering onzer maatschappij in eene sobere,
juiste taa!. Het is steeds mijne overtuiging ge
weest, dat ons tooneel van de toekomst slechts
de ontwikkeling zal ziju van die klassieke for
mule, verruimd en met onzen socialen toestand
in overeenstemming gebracht."
Eeue zeer interessante studie naar aanleiding
van Augiers overlijden is die van Paul Lindau,
die hem zeer van nabij gekend heeft. »Reeds bij
het eerste ontmoeten werkte zijne verschijning
uiterst sympathiek," schrijft Lindau. »Er zijn
dozijnen photographieëu van Augier, maar geen
enkele lijkt. Op alle toont zijn gezicht een scher
pen, bitteren trek, waarvan men met hem spre
kend ook niet het geringste spoor bemerkte. Wie
Augier alleen uit die portretten kent, zou niet
denken, dat deze dichter een schoon man was.
Hij was van hooge krachtige ge-4a!te, voor een
Eransehman groot, breedgeschouderd, s'fluk. ele
gant en bedaard in zijne eenvoudige-bftwegingC!).
De kop, zeer innemend en zeer inU'Higeiit. gekvk
op het oude Bourbon-type; de neus was flink,
maar edel van vorm; de scherp geteekcude lip
pen beduidden energie, liet hoogiiewelfde voor
hoofd schc.'ii nog hooger, omdat tot aan de kruin
de haren [ontbraken, daarentegen bedekte de baard,
grijs, zwart en wit gr-mengd, hem w;uigo;i, lippen
en kin. De gel a: \ {ski e u r was friscli; maar
karakteri.-tiek was het levendig, tintelend, vriendelijk
stralend oog, di:t hoc gansche gelaat met een
zonneschijn van licht en vreu2<!e overgoot. Augier
kleedde zich niet als eeu dandy, maar zeer zorg
vuldig; in het knoopsgat van zijn zwarten jas
zag men steeds, 'mar Eransche gewoonte, de
ro.-ct van het Legioen van Eer."
Paul Lindau werd eerst ongeveer ]Si)0 aan
Au'jier voorgesteld, mnar maakte later, tijdens de
ropciitu'iïvan Li'y Fourcliaiiibaiil' nader met hem
kennis eu sloot spoedig vri-ndschnp met hem.
ZM spraken vee! over litteratuur, en AIIUUT ver
wonderde zieli steeds, dat e.'ii buitenlander zoo
goed op do hoogte der Eranschc letterkunde,
ook van den dag, was, en nog meer, dat men in
l)uiischlni:d in beschaafde kringen behalve dit
ook nog de Duilsche en Engelsehe litteraturen
kou bijhouden. .-Hoe komt ge toch aan don tijd
om dat alles te lezen?'' zeiJc- hij dan. .-Wij we
ten hier niets daarvan. Ik beken u, onomwonden
eu niet zonder spijt, dat ik («öthe's Fuu.-it vooral
uil de schilderijen van Ary Hchefler en De'.ncroix
ken; de vertaling trouwens die vrij er van hebben
schijnt mij te zeer buiten samenhang raet het
algemeen geestesleven van uw land. En zoo gaat
het de.n meesien mijner htn:!;renooten. Toch geloof
ik ook dat die eenzijdigheid iets goeds heeft. Ik
althans vrees dat het mij te veel versnipperen
z<»u, ais ik te veel wis! van hetgeen in andere
hinden omgaat; de tijd dien ik daarvoor besteden
zou, moest ik aan Molière, aan Pascal eu l
abelais ontnemen, en de/e lees ik telkens weer in
ieder vrij oogenblik met verjongd genoegen".
Augier had zich na do Ffiitreliaiiibioills ge
heel uit de werkzaamheid, teruggetrokken. Hij
schoof het op zijn leeftijd ? ofschoon iiij toch
nog zoo oud ni<'t was dat hij in de zeer
nieuwen, Zol,;, \Vagner, in 't geheel geen. smaak
kon vinden. Paul Bourget (iaürentegon appre
cieerde hij zeer. Omtrent /'ola znii!e hij : »!s"a liet
lezen van een zijner romans gevoelde ik behoefte
naar bet Louvre Ie gaan eu daar heb ik een
half' uur tegenover de Vernis de Milo gezeten,
om al het ieelijke, dat zieii in mij verzameld, had
kwijt te worden, en de reine schoonheid weer iu
volle kracht op mij te laten werken''.
Deze behoefte aau schoonheid en edele kunst
was geheel iu overeenstemming mot do tVischheid
eu harmonie vnn ziju gansche optreden. »Deze
man, die daar gestorven is als eeu gebrekkig
grijsaard." schrijft de Jit'/m/il/tjitc, »had eeu on
vergelijkelijk jeugdigen geest en friscli gemoed
behouden. Hij behoorde tot die groote
intellectueele familie van de meesters der Krausehe ge
dachte, die bijna allen optimisten zijn. Hij hield
van het leven, omdat hij er de schoone zijden
van zag en ons die wist te toonen. Zijn gansche
tooneel is immers eene apologie van de voldoe
ning die een goed ge-.veten geeft! Enkele malen
is iiij aanvallend scherp geweest, maar het wezen
van zijn talent was niet bitter. Men heeft hem
een Gorncille liniiri/i'i}/^ genoemd. Waarom niet?
De markiezin de l'reslcs is een llomeinsche, met
de fijngevoeligheid eener PariBienue ; haar »Vate
baltre!" is woordelijk een pendant van liet
Qu'il mourut!" van den ouden Horntius. Maar uit
Molière's school vooral was hij. Als Molière
neemt Augier altoos de partij op voor liefde eu
jeugd tegen hoogmoed en vooroordeel, eu in
dit opzicht modern en democratisch de partij
van den arbeid tegen, nuttcloozeu
lediggangDaarom blijft zijn werk, onder alle woelingen en
tegenstrijdigheden, gezond, verkwikkend en ver
sterkend".
DL TOEKOMST DER WETENSCHAP.
(Slot).
Het is het dreigend doorschemeren van deze
onreligiouse meening in Rcnairs werk, die de
l'ransclio geleerden telkens verontrust; degenen
l die gewoon zijn judaeischc studie en Christelijk
geloof als onafscheidelijk te beschouwen, gevoelen