Historisch Archief 1877-1940
No. 645
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
van Gogh. Félix Fénéon, de geoctrooieerde criticus
?van de kleine groep der Fransche n
o-impressionisten, ontleedt op de volgende manier de inzen
ding van Van Gogh: De Irissen van laatst
genoemden tanden hun violette kanten heftig uit
tegen hun latvormige bladen. De heer van Gogh
is een amusant colorist, zelfs in zijn buitensporig
heden zooals in zijn Sterrennacht: de tuben
hebben dirckt kegels van wit, rose en geel als
sterren, met de vlakke kwast in een ruw vlecht
werk op den hemel neer gequadrilleerd; oranje
driehoeken spoken op in den stroom, en dichtbij
vastliggende schuiten, spoeden zich wezens van
een barokke onheilspellendheid."
Iets eigenaardigs lazen wij in het Haagsche
-Dagblad. Over de tentoonstelling dor Etsclub
sprekende, wordt gezegd:
Etsen van Storm van 's Gravesande, Witsen,
Voerman e. a, mist men nu slechts noode."
Men moet aannemen dat de talentvolle en
clair?Toyante Dagblad-criticus de etsen van den laatst
genoemde in zijn artistieke droomen heeft leeren
kennen en waardeeren, want wij kunnen verzekeren,
dat in de werkelijkheid de voortreffelyke aquarellist
?J. Voerman nog nooit de naald over het koper
ieeft laten gaan.
De firma Buffa in de Kalverstraat die de wijze
gewoonte heeft de artistieke magen der Amster
dammers niet voortdurend door overmaat van
schoone zaken te bederven, bereidde dengenen
<lie de Kalverstraat nog al eens door moeten,
deze week een voortdurend genof, door voor haar
venster een dier kleinere schilderijen vanWillem
Maris te exponeeren, waarin zoo enorm veel
ruime lucht en blank licht uitgedrukt is. Het is
een dag in de plassen : een boertje is met de
blauwe melkemmers in zijn schuit, tusschen het
losse riet bij zijn vaste paal, afgestapt op het
weitje om zijn beesten te melken, die ademend
staan in de rijkkleurende, opwekkende atmosfeer,
in de verte de rustige lijnen en grijze tinten
van een wasemend polderverschiet, daarboven
een luisterlichte lucht met malsche windregens
er in.
De bewoners der hoofdstad zien weer een van
de kloeke sluizen hunner prachtige stad
nivelleeren. De grauwe steenen brug over de Prin
sengracht aan de Leidschegracht met haar pitto
reske en gezellige bijbouwen en afstapjes, en met
die mooie doorkijker onder de sombere bogen
door, is reeds bijna tot een moderne ijzeren,
gelijkvloersche brug gemaakt.
Waarom toch, zoo denkt men, zijn de oude
Amsterdammers ook op het onzalige denkbeeld
moeten komen, om die mooie, hooge, deftige slui
zen te bouwen, die do wijkende grachtgezichten
zoo waardig dragen, maar die wij, die zoo van
haar houden, nu wreed veroordeeld zijn een voor
een te zien verdwijnen.
31 Oct. '89. V.
VARIA.
TOONEEL EN MUZIEK.
Carl Helmerding, de bekende komiek en de
leveling van geheel Berlijn, vierde dezer dagen
zijn 67sten verjaardag. De stamgasten in de
bekende wijnkneip" van Helmuth Sclimidt,
brachten hem bij die gelegenheid in het volgende
versje hunne hulde:
Ja, Alter, wir sind alt genug,
Und passen schlecht in diese Zeiten!
In den Theatern nichts als Ehebruch,
Schwindsucht und andre Traurigkeiten.
Hier mirnt ein lust'ger" Rückenmarker
O Lessing, wo bleibt da die Sühne!
Dann stirbt ein Kind, es ist noch starker,
Am Sauferwahn auf freier" Bühne."
Und so geht fort die Stufenleiter
Von Krankheit, Elend, Jammer nur
Der Ibsens, Hauptmanns und so weiter,
Und das ist Wahrhcit und Natur!!
Uns mutket's an wie eine Waldidylle
lm frischen Grim, wo muntre Vogel singen,
Wenn wir uns Deiner Kraftgestalten Fülle
Urwüchs'ge Komik in Erinnerung bringcn.
Drum wollen wir Dir uns're Rechte reichen,
Vor deiner Kunst muszt' Unnatur entweichen.
Die eig'ne frohe Jugend will uns grüszen,
Heut legen wir den Lorbeer Dir zu Füszen."
Deze geluk- en heilwensch is o. a. onderteekend
door Jozef Sucher, den hofkapelmeester, Rudolf
Oberhauser, den zanger, en Eugen Muller, den
eersten held en minnaar.
Eenigen tijd geleden spraken wij over Lepere
Lebonnard, het stuk dat door Jean Aycard aan
de Comédie Franchise was aangeboden. De dichter
had toen de gevraagde veranderingen niet willen
maken, en zijn stuk teruggenomen. Hij heeft het
nu in het Théatre Libre van Antoine doen
opvoeren, met een proloog waarin het comitéder
Comédie Frangaise op vrij onschuldige en niet
uiterst geestige wijze wordt belachelijk gemaakt.
De proloog is zeer koel ontvangen, het stuk zelf
heeft, naar Jules Lemaitre verzekert, eenige zeer
goede tooneelen, zelfs twee buitengewoon fraaie
in het derde bedrijf, maar voldoet te weinig,
omdat de karakters onlogisch en op n na alle
uiterst vaag en conventioneel geteekend zijn.
Sarcey is er nog slechter mee ingenomen, zoodat
Aycard weinig genoegen van zijne proefneming
heeft beleefd.
Het drama Révoltée van Jules Lemaitre, ver
leden jaar te Parijs opgevoerd, is in de vorige
week, eenigzins omgewerkt, te Brussel in het
Théatre Royal du Pare gegeven. Het was, evenals
te Parijs, een zeer verdeeld succes; eenige
tooneelen troffen door kracht en juiste
karakterteekening; in andere vond men de toestanden te
weinig gemotiveerd of, eene zeer groote fout, de
uitwerking van een tooneel verzwakt door haar in
vorige tooneelen te escompteeren.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Emile Zola zal zich in de vacature Augier
cadidaat voor de Académie stellen en de vereischte
visites bij de onsterlelijken", op dit
oogen39 _ maken. Na zijn vroegere houding tegenover
de Academie wekt dit besluit de hoogste ver
wondering, maar Zola verdedigt zich niet te
zeggen: Vroeger, toen het naturalisme als een
tot mislukken bestemde poging beschouwd werd,
zou het voor dengene die het er ernstig mee
meende, niet passend geweest zijn, zich aan de
weigering der académiciens bloot te stellen; nu
is het eene erkende school, eerie geerbiegde rich
ting, en haar stichter is het aan zich zelf verplicht,
ook onder de veertig erkenning te vragen." Toch
zou een ongezien getuige bij de 39 visites die
Zola zal afleggen, wellicht curieuse samenspraken
bijwonen.
Voor den fauteuil van Emile Augier zijn nog een
aantal candidaten. AmlréTheur et, die reeds
vroeger candidaat was, treedt weer als zoodanig
op, en zeker met niet geringe kans. Na hem
komen Zola, Francisque Sarcey, Eugène Manuel,
Emile Bergerat en Henri Becque.
Octave Fouillet is bezig een nieuwen roman te
voltooien, Ronneur d'Artiste.
Van het belangrijk werk, verleden winter ver
schenen, Willem de Clercq naar zijn dagboek,
door A. Pierson met medewerking van De Cl'ereq's
jongste kleindochter", is thans roeds bij de firma
Tjeenk Willink te Haarlem een goedkoope tweede
druk verschenen.
Augier over de journalisten. Een waar woord,
dat de overleden Augier over de journalistiek en
do journalisten gesproken heeft, moge hier een
plaatsje vinden. De geestige Fransche dramatist
wijdt in een zijner opstellen eerst eenige woorden
aan do lichamelijke inspanning, die het beroep
van journalist met zich meebrengt en gaat dan
aldus voort: lederen dag schrijven! lederen dag
geestig zijn! De lezer heeft er geen flauw begrip
van, welken tour de force in die weinige woorden
ligt opgesloten. Ik zou bijna geneigd zijn, te
gelooven, dat hij, die de mythe van Sisyphus in
de wereld geholpen heeft, een voorgevoel had van
den dagelijkschen slavenarbeid van denjournalist.
Wat een journalist aan geest en talent absorbeert,
vindt genoegzaam een verklaring in het marasme
van de litteratuur. Deze Minotaurus, die steeds
door een Sirene vergezeld wordt, lokt en verteert
een plejade van schrandere en geestige koppen,
die anders een sieraad der litteratuur zouden
geworden zijn, en wier verstrooide werken en
vliegende artikels naar alle vier hemelstreken ver
spreid worden. Er wordt wel eens gezegd:
Hoe vele gelukkigen zou men wel kunnen maken
uit dat, wat er op aarde aan geluk verdampt!"
Met evenveel recht zou men kunnen zeggen:
Welk een tal van mooie boeken zou men
kunnen maken met al het talent, dat in de cou
ranten verbrokkeld wordt".
De spoorweg op de Jungfrau". de heer J.
V.Widmann bespreekt in de Deutsche Zeitung het nieuwe
project voor den aanleg van een spoorweg op de
Jungfrau". Volgens het ontwerp van den heer
Köchlin", zegt hij, zullen de moeilijkheden, die
de helling oplevert, niet grooter zijn dan bij andere
spoorwegen, die op bergen zijn aangelegd. Naar
omstandigheden zal men die, hetzij door tot het
tandiadsysteera, hetzij tot vijf elkaar
plateausgewijs opvolgende Drahtseilbahnen" zijn toevlucht
te nemen, kunnen overwinnen. Het benoodigde
water zou de berg zelf leveren; een aantal tun
nels, zouden tot bescherming tegen het gevaar
van lawines en door de geheele wijze, waarop het
tracéwordt aangelegd, bepaald noodig zijn. Vooral
aan het einde, vlak beneden den hoogsten top
zou een lange tunnel, met verscheiden zijgallerijen
voor aanvoer van frissche lucht, gebouwd moeten
worden. Aan den uitgang van dezen tunnel, en
wel in rotsmassa ingebouwd, zal een soort station
of, als men wil, hotel voor de reizigers komen.
Dat alles is nu goed en wel en wij twijfelen
niet in het minst aan de juistheid van de bere
keningen der heeren ingenieurs Maar de om
standigheid alleen, dat de bovenste helft der in
den hoogsten graad inspannende en moeilijke
werkzaamheden in den gordel der eeuwige sneeuw
zal moeteu uitgevoerd worden, geeft o. i. aan de
geheele onderneming iets zeer twiyfelachtigs.
Wanneer men bijv. leest, dat er aan gedacht
wordt, des zomers gedurende do exploitatie, het
voor de Drahtseir'-waggons benoodigde water,
door chemische middelen voor bevriezen te behoe
den, dan zegt deze voorzichtigheidsmaatregel alleen
reeds zeer veel. In een dergelijk Noordpoolklimaat
en daarbij nog aan de steile hellingen van een
woest gebergte, moeten werklieden in de korte
twee zomermaanden, die waarschijnlijk door regens,
dat wil daar dus zeggen door sneeuwstormen, nog
aanmerkelijk verkort zullen worden, iets ttinks tot
stand brengen, met behulp van dynamiet enz.
tunnels en galerijen bouwen. Zal niet van
jaar tot jaar die tijd alleen reeds noodig zijn
om de massa's sneeuw en ijs te verwijderen,
die zich gedurende den vooraf'geganen, tien
maanden langen winter, aldaar hebben opge
hoopt. Hoevele moeilijkheden zullen alleen reeds
moeten worden overwonnen, om zulk een ko
lonie van werklieden op bet naakte gebergte,
waar het niet alleen aan hout, maar ook aan alle
levensmiddelen ontbreekt, te voorzien van dat,
wat zij tot hun onderhoud noodig hebben'.'' Alleen
reeds, dat alles naar boven te brengen, is een
uitterst moeilijk werk. De clubhut, die een der beste
Alpenbeklimmers, een zekere mijnheer Gosset uit
Bern, op den top van de Jungfrau" wilde laten,
plaatsen, is sedert twee jaar niet verder gekomen
dan tot het logement Eggischhorn in Wallis. En
toch is er geen gebrek aan geld. Deze clubhut
is door internationale bijdragen tot stand geko
men; vooral Engelschen hebben daartoe veel bij
gedragen en den heer Gosset zelf' was de geld
kwestie onverschillig. Bovendien is deze hut zeer
practisch ingericht, kan zij tot in haar kleinste
bestanddeelen, d. w. z. tot in stukken, die een
sterke man gemakkelijk kan dragen, uit elkaar
worden genomen. En niettemin hebben de beide
zomers van 1888 en 1889 niet genoeg mooie da
gen opgeleverd, om het transport naar en
hetinelkaar zetten op de Jungfrau" mogelijk te ma
ken. Hieruit kan gemakkelijk de gevolgtrekking
gemaakt worden, dat het herhaaldelijk kan voor
komen, dat er jaren zijn, waarin de mogelijkheid
om op die hooggelegen gedeelten van den berg
te werken, zich tot veertien, misschien nog niet
eens opeenvolgende dagen zal beperken. Hoe zal
men het echter onder zulke omstandigheden
wagen, ook slechts bij benadering iets op te geven
omtrent den termijn van voltooiing van het werk?
En dergelijke moeilijkheden als de bouw, zou ook
de exploitatie opleveren ; vóór alles zou na iederen,
midden Juli eindigenden winter, de geheele lijn
van sneeuw en ijs moeten ontdaan worden. De
Foehn en de zon zijn daarvoor alleen niet vol
doende. Men weet immers aan den weg over den
St. Gothard, hoeveel in dit opzicht elk jaar door
menschenhanden geschieden moet. Hoeveel te
meer zal dit dus het geval zijn op een hoogte,
vanwaar tle St. Gothard, de Grimsol, de Gemmi
enz. er als heuveltjes uitzien ! Maar ondanks al
deze bezwaren, moeten wij erkennen, dat de
energie van den menscb reeds dikwijls ongelooflijke
moeilijkheden overwonnen heeft en dat, wanneer
het staal niet het goud die onweerstaanbare alliantie
sluit, die reeds zoo vele groote dingen tot stand
gebracht heeft, het misschien onder gunstige
omstandigheden zal blijken, dat deze reusachtige
onderneming uitvoerbaar is. Slechts herhalen
lste Jaargang.
Schaakspel.
3 November 1889.
Probleem van een werkman voorkomende in
het weekblad van 9 Juni No. 14, iets gewijzigd
door den heer D te Rotterdam.
ZWAKT
a b
Wit geeft in 2 zetten mat.
Uit het Morphyboek.
Partijen gespeeld door den heer Paul Morphy
te Londen, in 1859.
P. M.
Wit.
M. Bird.
Zwart.
Evansgambiet.
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
e2 c4
gl_CJ
f l c4
b2 b4
c2 c3
d2?d4
c3 X d*
O O
d4 d5
e4 _ eó
dl a4f
a4 X ol
f3 X e5
e5 x d7
c4 g4 f
cl g5c.
Zie diagram,
c 7
b8
f8
c5 X
1)4
e5 X
c5
d7
c(i
a5 x
c8
d<> X
d8
e8 X
d7
e5
c6
c5
M
c5
'14
b6
d(J
a5
r,4
d7
<?r>
f6 a
d7 b
e8
17 bl?c3
18 al el f
19 g4 b4 f
20 g5Xfó
21 c3 e4
22 gl hl
23 f2 f4
24 f4 f5
25 f l f4
f6 - gfi
g8 - f6
e8 f8
f8 - g(3
g6 x f'6
f'6 g6
h7 h5
h5 h4
g6 h5
f7 f6
?26 b4 X f') t
27 f4 - g4 f
28 c4 X g4 t
29 el c<;
30 g-1 ft
31 cl> e7
hó >( g4
g8 - f8
h8 b.6
i'8 - g7
opgegeven.
«) Do/o zot is zeer i_'0 vaarlijk yS f (i is voel lictor.
M Het 7iemen van rl' n turen is nu niet aan to rarlen. daiir
het zeer moeielijk is de Dame weder in liet spel to brengen.
Stand der partij na den loden zet van wit.
ZWART
i
wij dit: dat het onmogelijk met zekerheid voor
uit gezegd kan worden; hier toch is sprake van
een werk, eenig in zijn soort, waarby de
ondeivindng niets kan leeren.
Van de novellen die den bundel Blond en
Blauiv, door Fiore della Neve, vormen, zal eene
Duitsche vertaling verschijnen van de hand van
Mevr. Ida Frick, te München. Deze dame ver
taalde ook reeds Krates van Justus van Maurik,
en Lief en Leed in eene kleine Wereld, van
Christine Muller.
Zeer zeker het kostbaarste stuk, dat in het
Marleisclie Museum te Berlijn, aanwezig is, is de Latijnscho
huisbijbel van dr. Martin Luther, die bijna op
elke bladzijde aanteekeningen van de hand van
den grooten hervormer bevat. Vroeger was deze
het eigendom van den Sanitatsrath, dr. Lutze to
Cöthen, die deze reliquie met een lijfrente en
9000 Mark contant geld betaald had. Deze bijbel
is in 1509 te Bazel gedrukt: Biblia cum pleno
apparatu. Op het titelblad heeft Luther eigen
handig de volgende spreuk geschreven: So dein
Wort midi tröstet, so verzage ich nicht",
onderteekend: Mart. Luther D. 1542.
Gustav von Mümelin, de kanselier van de
Hoogeschool te Tübingen is den 29sten van do
vorige maand op ruim zeventigjarigen leeftijd
overleden. Hij werd in Maart 1815 te
Ravensburg in Württemberg geboren en betrad op den
leeftijd van 17 jaar te Tübingen als student in
de theologie zijn academische loopbaan. In 1848
was hij lid van het parlement te Frankfort. In
1849 maakte hij deel uit van de keizerdeputatie,
die naar Berlijn gezonden werd. In datzelfde jaar,
werd hij, na zijn mandaat als afgevaardigde neer
gelegd te hebben, als leeraar aan het gymnasium
te Heilbronn beroepen, in 1850 ging hij in W
rttembergschcii staatsdienst over, om in 1867 naar
Tübingen terug te keeren, waar hij drie jaar later
tot kanselier der hoogeschool benoemd werd.
De statistiek was een zijner
liovelingswetenschappen. Hij zag in baar niet een droge, slechts
met dorre cijfers werkende studie, hij drong er
dieper in door en bewees haar rnoreelen samen
hang met de volkenkennis. In dien zin redigeerde
hij tal van jaren de WürttembciyiscJie
Jahrbücher fiir Statislik und Landeskunde."
Rümolin was geen droog geleerde. Hij had
een ruimen blik en ging met zijn gedachten en
werkzaamheden niet in n, nauwbegrensd leervak
op. Zijne, in 1866 verschenen
Shakespeare-Studien\ hebben zijn naam alom bekend gemaakt.
Hij leerde daarin aan het publiek, dat
Shakespeare las, in den grooten Engelschen dichter den
realist te zien, in tegenstelling met de toenmaals
algemeene opvatting van Tieck en Schlegol, m? ar
in even duidelijke tegenstelling mei de leer van
ultra-realistische woordvoerders, als Otto Ludwig
on anderen. Hij vermeed alle uitersten en wist
den juisten middenweg op te sporen en te houden.
Wetenschap.
abcde
WIT
fgh
MODERNE ZIEKTEN.
De Engelsche doctoren hebben een nieuwe
ziekte ontdekt, die zij telephonic tintinnitus"
noemen en aan het gebruik van Edison's uitvinding
toeschrijven. De ziekte beslaat in eene irritatie
van het trommelvlies, vergezeld van zenuwachtige
prikkelbaarheid, overgevoeligheid voor alle gelui
den, duizeligheid en nevralgische pijnen, alles het
gevolg van overprikkeling van de gehoororganen.
De ziekte is ontdekt door Dr. Geile. Zij komt
gelukkig, volgens den uitvinder zelve, alleen bij
zeer zenuwachtige personen voor, en deze zijn
voor zooveel duizenden zonderlinge invloeden vat
baar, dat de telephoon zelfs voor hen niet gevaar
lijker is dan menig ander dagelijksch voorwerp.
Van zenuwachtige prikkelbaarheid levert vooral
de biographie van geleerden en kunstenaars do
verwonderlijkste voorbeelden. Erasmus kreeg do
koorts als hij visch zag ; Scaliger werd doodsbleek
bij het gezicht van waterkers; Boyle viel flauw
als hij water hoorde plasten. Tycho Brahe kon
geen vos zien, de maarschalk d'Albret geen varken,
de hertog d'Epernay geen hazewindhond. Koning
Jakobus I van Engeland huiverde bij bet gezicht
van ecu ontbloot zwaard, en Hypocrates vertelt
van een zekeren Nicauor", wien het koude zweet
uitbrak als hij hoorde fluitspelen. Hippocrates
vond dit wonderlijk; hij kende noch draaiorgels,
noch oearina's, noch clarinetten, noch piano's.
Dat in tusschen de groote inspanning van zenu
wen, die hot leven onzer eeuw medebrengt, dagelijks
nieuwe kwalen schept, lijdt geen twijfel. Het toenemen
der krankzinnigheid, die in eenige hoofdsteden
bijna een epidemischon vorm schijnt aan te ne
men, heeft zeker geen andere verklaring noodig.
liet reizen per spoortrein werkt verderfelijk op
honderden gestellen; verlamming wordt er aan
toegeschreven ; het electrisch licht heeft reeds een
nieuwen vorm van oogziekte op zijn geweten,
Verschillende vakken hebben hun eigen kwalen;
de schilders die hun penceelen in de mond hou
den of aflikken, sterven aan vergiftiging; de
vrouwelijke beambten die de greenbacks" tellen
aan het ministerie van financiën te Washington,
vertoonen de sporen van arsenicumvergiftiging,
door de groene kleur der bankbiljetten aan hara
vingers meegedeeld; tot dezelfde klasse der be
roepskwalen behoort de longziekte der spelers op
blaasinstrumenten, de keelziekte der predikanten,
de knieziekte der dienstmeisjes, de eksteroogen
der dragers van al te nauwe schoenen.
Er is bijna geen beroep dat niet aan het leven
knaagt. De mijnwerker ademt koolstof in, do
sigarenmaker snuif, de wever en zijdewerker en
manufacturier katoen- en zijdepluisjes, de bont
werker zwavelzuur, de bloeker chloordampen, de
lucifersmaker pbosphorus, die de kaakbeeuderen
verteert. Zelfs de amusementen brengen hun ziekten
mee; de lawn-teunis arm"is in Engeland bekend,