Historisch Archief 1877-1940
N°. 646
DE AMSTERDAMMER
A°. 1889.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 10 November.
Abonnement per 3 maanden /l.12"', fr. p. post/1 1.275
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10
Advertentien van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
I N H O U 1>:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON: Vrijbiljetten, naar het Noorsch, I. Woor
den, gebaren en gezichten in den Amsterdamschen
Gemeenteraad. UIT HET HAAGJE, door Z.
KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Am
sterdam. Wedstrijd, uitgeschreven door de
Tooneelvereeniging Aurora", te Zwolle. Het
nieuwe drama van Daudet. ? Muziek in de hoofd
stad, door F. Muziek te Rotterdam, door V.
Aanteekeningen Schilderkunst, door V. De
nieuwe tijd. (Slot). VARIA. SCHAAKSPEL.
Een geheimzinnige geschiedenis. Voor
Dames, door E-e. ALLERLEI. INGEZON
DEN. RECLAMES. BEURSOVERZICHT.
ADVERTENTIES.
Van verre en van
nabij
Drie dagen hebben de algemeene beraad
slagingen over de socialistenwet den
Duitschen Eijksdag beziggehouden, en daarna is
het ontwerp, zooals te verwachten was, ge
steld in handen van eene commissie van rap
porteurs. Dat het zal worden aangenomen,
en wel zonder eenige wijziging van
ingrijpenden aard, is zeer waarschijnlijk. Den
sociaal-democraten kon dit vrij onverschillig
zijn. Al zijn zij buiten de wet gesteld, zij kun
nen zich met trots er op beroemen, dat hunne
partij de best georganiseerde in geheel
Duitschland is en dat het aantal hunner geestver
wanten grootelijks is toegenomen, niettegen
staande de repressieve maatregelen, die sedert
1878 op en tegen hen zijn toegepast. Of de
uitzonderingswet een blijvend karakter ver
krijgt dan wel om de twee jaren moet worden
herzien, doet voor hen weinig ter zake; zij
zijn er, zooals een hunner woordvoerders te
recht opmerkte, toch zeker van, dat de socia
listenwet zal blijven bestaan zoolang .het te
genwoordige régime duurt, niet korter en niet
langer.
Omtrent de houding der verschillende par
tijen tegenover het regeeringsontwerp valt
niet veel nieuws op te merken. De
nationaalliberalen hebben blijken gegeven van een
zeker schaamtegevoel, toen zij verzekerden,
dat zij hunne toestemming afhankelijk zou
den maken van den vorm, dien het wetsont
werp gedurende den loop der discussiën zou
aannemen. Met bijlenden spot antwoordde
Liebknecht: »Ge neemt het ontwerp toch aan,
zooals het daar ligt. Ge hebt A gezegd, en
nu moet ge ook B. zeggen. Bismarck houdt
u den stok voor, en nu moet ge springen, of
ge wilt of niet. Als uwe
zoogenaamdel>edenkingen iets beteekenden, dan zou Bismarck
u weer, evenals een paar jaar geleden, tegen
den muur dringen, tot ge het uitjammert."
De conservatieven waren het natuurlijk, als
gewoonlijk, met de regeering geheel eens. Het
centrum verklaarde zich tegen de wet, niet
Feuilleton.
YRIJBILJETTEN.
Naar het Noorsch.
Ik was in de wolken van vreugde en trots,
en had er dan ook allen grond ioe. Een nieuw
tooneelstuk van mijne hand was aangenomen
en opgevoerd, en had heel veel opgang ge
maakt; een der groote bladen had mij dien
tengevolge tot tooneel-recensenl aangesteld, en
in mijne dubbele hoedanigheid van schrijver en
journalist waren mij twee doorloopende vrije
entrees ten deel gevallen voor eiken onzer drie
schouwburgen. Denk eens aan, iederen avond
zes plaatsen tot mijn beschikking! Mocht ik
dus niet met alle recht trotsch zijn?
Hoe vaak had ik in vroeger jaren, toen ik
als jong student mij tevreden moest stellen met
een plaatsje in den Engelenbak. en tegen de
geslucadoorde geniussen van het plafond zat aan
te kijken, niet met eerbied opgezien ... neen
met afgunst neergezien op de gelukkige sterve
lingen in loges en stalles, en nu was ik zoo
waar zelf een dier gelukkigen, ja wat meer
zegt, ik behoefde niet eens alleen te gaan, maar
kon desverkiezende een vriend, een kennis, of..
een kennisje meevragen; en in de schouwbur
gen, waar ik zelf niet heenging, kon ik anderen
over mijn plaatsen laten beschikken. Dus had
ik het in mijn macht avond aan avond vijf,
soms wel zes menschen gelukkig te maken;
welk een heerlijk bewustzijn. Ik rekende uit
dat ik door het verhuren van mijn yrijkaartjes
een inkomen zou kunnen maken, minstens ge
lijkstaande met dat van een professor; maar
zóó was ik natuurlijk niet; ik verkocht ze
niet voor geld, maar dreef er een kleinen ruil
handel mede, en wist mij op die wijze in het
uit sympathie voor de sociaal-democraten,
maar omdat ook niet-socialistische arbeiders
door de wetsbepalingen zouden worden ge
troffen, die dus schadelijk waren en nutteloos
bovendien. Want de sociaal-democratische
agitatie kon alleen worden bestreden door den
fodsdienstigen zin van het volk te
ontwikelen en aan te kweeken. Beperking van het
recht van coalitie der arbeiders werd door
den woordvoerder van het centrum. Dr.
Reichensperger, onvoorwaardelijk afgekeurd; veel
liever zou hij nog eene uiterst strenge wet
hebben tegen de coalitie der werkgevers
dan eene socialistenwet. De sociale quaestie
moest worden opgelost op den bodem van
het Christendom, van de rechtvaardigheid en
van de liefde tot den naaste.
De Duitsch-vrijzinnigen hielden zich flink.
De aarzeling en verdeeldheid, waarvan zij bij
vroegere beraadslagingen over hetzelfde on
derwerp blijken gaven, was verdwenen. Zij
verklaarden, tegen het geheele ontwerp te
zullen stemmen en ook geen amendementen
te zullen indienen, omdat zij tot deze princi
pieel slechte wetgeving in geen enkel opzicht
wilden medewerken. Deze verklaring verdient
des te meer waardeering, omdat de vrijzinni
gen, door hunne doctrinaire houding op het
gebied der sociale hervormingen, bij de aan
staande verkiezingen van de arbeiderspartij
weinig of niets te wachten hebben, zoodathet
vermoeden voor de hand lag, dat zij door een
anti-socialistische demonstratie het aantal
hunner aanhangers bij de bourgeoisie zouden
trachten uit te breiden.
De Pruisische minister van binnenlandsche
zaken verdedigde het regeeringsontwerp. In
tegenstelling met de aanmatigende, trotsche,
zoogenoemd schneidige houding van zijn voor
ganger, den heer von Puttkamer, toonde zich
de heer Herrfurth conciliant, doch slechts wat
den vorm betreft. Als men hem hoorde, zou
men denken, dat het ontwerp volkomen on
schadelijk was. Met meer spitsvondigheid dan
goed gevolg trachtte hij aan te toonen, dat
men hier niet kon spreken van eene uitzon
deringswet, maar alleen van eene speciale wet,
zooals bij voorbeeld die welke de positie en
de verplichtingen van eene bepaalde
kategorie van ambtenaren regelt. Op het stuk der
uitzettingen wilde hij van geen compromis
hooren, al erkende hij, dat de door deze harde
maatregel getroffenen als rondreizende apos
telen van het socialisme nog gevaarlijker
werden. Doch hij gaf niet onduidelijk te ver
staan, dat ook hij de wet niet voor de eeuwig
heid bestemd achtte, en dat de strijd tegen
de sociaal-democratische beweging in hoofd
zaak met geestelijke wapenen moet worden
gevoerd. \ oor een Pruisisch minister was
hij dus bijzonder conciliant.
De Frankfurter Zcitung, die natuurlijk niet
aan de aanneming der wet twijfelt, leidt uit
de houding van den heer Herrfurth af, dat
de regeering aan het blijvend karakter geen
groote waarde hecht en zich tevreden zal
stellen met de aanneming voor eene nieuwe
periode van twee of drie jaren. Die concessie
bezit te stellen van een groot aantal nuttige en
aangename zaken, zooals sigaren en vriende
lijke lachjes, boorden, dassen en handschoenen,
vriendschap, cognac, en zoo al voort.
Ik werd gaandeweg een algemeen bespreek
bureau, waar Jan en Alleman kwam aankloppen
om voor weinig of niets een goede plaats
machtig te worden.
Jongelui aan wie ik mij flauwtjes kon herin
neren, eens terloops voorgesteld te zijn, namen
mij op straat heel vertrouwelijk onder den arm,
om mij zoo mede te troonen naar het
naastbijgelegen caféwaar zij, na mij een glas port op
gedrongen te hebben, al heel spoedig op een
fijne manier mijn kaart op het a propos wisten
te brengen; bejaarde dames, die met het ver
vaardigen van handwcrkjes den kost verdienden,
zonden mij bijna dagelijks bil j e tj es om mijn bil
jetten, en bij wijze van vergelding met St.
Nicolaas een berg van eigengemaakte, veelal
onbruikbare snuisterijen. Van een wjjnkooper
en van een winkelier in heeren-artikelen ont
ving ik geregeld ongevraagd wat ik op dit ge
bied noodig had; en jonge dames, die haar
voornaamste middel van bestaan (althans schijn
baar) vonden in manufactuunriagazijnen of
mpdewinkels, schonken mij mildelyk vriendelijke
blikken en teedere handdrukken, alles in ruil
voor die entréekaarten.
Toch begon mijn vcrmaardhcid mij langza
merhand hinderlijk en vervelend te worden.
Zoo bijvoorbeeld was er een onderwijzeres, die
mij tot slachtoffer maakte van haar manie voor
porselein; zij zond mij het huis vol kopjes en
schoteltjes, eierdopjes en desserlschalen; dit
was nog zoo heel erg niet, zou men /eggen,
maar naar mijn oordeel ging het toch alle gren
zen te buiten, toen zij mij op den koop toe,
twee reusachtige foei-leelijke bloemvazen stuurde,
die op baar uitdrukkelijk verlangen, op mijn
schrijftafel moesten staan, waar zij al het licht
benamen, niet alleen, maar bovendien ieder die
doet, gelijk wij boven zagen, niet veel ter
zake, maar zij zou den sprong voor
denationaal-liberalen iets gemakkelijker maken.
De Turksche minister van financiën zal,
als hij na het vertrek van des sultans kei
zerlijke gasten de rekening opmaakt, zeker
minder aangename gewaarwordingen hebben.
Het bezoek van den Duitschen keizer en
diens gemalin heeft millioenen gekost. En
wat heeft de sultan er aan? Dat men uit de
oude doos verhalen heeft opgehaald over de
vriendschap tusschen keizer Karel de Groote
en khalif Haroen-al-Rasjid is zeker voor de
beide vorsten, die elkander aan de oevers
van den Bosporus complimenten maakten,
uiterst vleiend. Maar hoe minder over die
vriendschap wordt gesproken, des te beter
zal het zijn. Want de czar te St. Petersburg
is een naijverig heer, en de keizer te Weenen
is bij al dat reizen en trekken van zijn
rusteloozen bondgenoot ook niet bijzonder op zijn
gemak. Reeds heeft hij graaf Kalnoky naar
Friedrichsruhe gezonden, om zich persoonlijk
bij den heer Von Bismarck op de hoogte te
gaan stellen. Keizer Wilhelm zal op zijne
terugreis zoowel den koning van Italiëals den
keizer van Oostenrijk bezoeken. Of hij hun
dan nog andere dingen zal mededeelen, dan
de reisindrukken, die hij in den vorm van
telegrammen aan den rijkskanselier wereld
kundig heeft gemaakt, zoodat wij thans weten,
dat de «onbeschrijfelijk schoone aanblik" van
Constantinopel hem diep heeft getroffen, en
dat de »milde gastvrijheid" van den sultan
hem aan den Bosporus een «paradijsachtig"
verblijf deed vinden ? Waarschijnlijk wel. De
jonge _ keizer heeft een veel te hoog besef van
zijn eigen beteekenis, om zijn verblijf in eene
buitenlandsche hoofdstad en zijn persoonlijk
verkeer met een andere souverein niet voor
een feit van hooge politieke beteekenis te
houden. Als men maar kon weten hoe vorst
Bismarck over die beteekenis denkt!
WOORDEN, GEBAREN EN GEZICHTEN
IN BEN
AMSTERDAMSCHEN GEMEENTERAAD.
Armand Sassen.
Een enkele opmerking slechts, meneer de voor
zitter" ....
Dit is de stereotype aanhef, waarmede niet
alleen do hoer Armand, maar alle raadsleden
hunne redevoeringen beginnen.
Het is een truc om de hoorders in den waan
te brengen, dat hunne aandacht slechts weinige
oogenblikken zal worden in beslag genomen en
zóó te voorkomen, dat do door hen zoo zeer
gewenschte belangstelling reeds bij do eerste woor
den zal verstikken.
Maar, helaas, de meesten kennen dien truc en
ontvangen dan ook die zeven onschuldige woor
den met -een glimlach van stille berusting, we
tende, dat zij slechts de aanvang zijn van een
mij kwam bezoeken, aan het lachen maakten.
Ik kon niet anders denken of zij was in de
meening dat ik een galanterie-winkel wilde
opzetten, tot ik heel toevallig een andere oplos
sing van het raadsel vond.
Zij gaf namelijk les in het Fransch aan het
dochtertje van een winkelier in galanterieën, hjj
betaalde de onderwijzeres met porselein, en
zij betaalde nu mijn vrijbiljetten met gelijke
munt.
Maak u nu nog eens vroolijk over de wilden,
omdat zij hun producten en sieraden voor een
handvol bonte kralen verkoopen! Wat waren
mijn entrée's anders dan veelkleurige kralen,
de pasmunt van deze wilden der beschaving,
waarvoor ik mij de producten der winkeljuf
fertjes, lachjes en handdrukjes; de sieraden
der onderwijzeres, al dat porselein, kon aan
schaffen ?
De potten en pannen waren de eerste ver
drietelijkheden, welke ik aan mijn vrijkaarten
te danken had; ze zouden echter spoedig nog
wel door ergere gevolgd worden!
Mijn huisjuffrouw opende de rij. Zij maakte
zicb geweldig boos, omdat zij op zekeren avond
geen andere plaats had kunnen krijgen dan op
de zesde rij van hel parterre.
Van dat oogeublik af aan kreeg ik des och
tends aan het ontbijt mijn thee geheel koud;
en bet eenige warms dat ik hij mijn lunch
vond was het gebruikelijke halve fleschje
Beijcrseh, terwijl ik vóór dien lijd overstelpt
was geworden met kippeubonljes, coteletlen en
spicgeleicren,
Den vijftienden der maand zcide zij mij de
huur op. Zij was niet gewoon door haar
(?ommensaals uil de hoogte behandeld te worden",
beweerde zij. Hel hielp niets of ik al met een
werkelijk goed gevonden woordspeling opmerkte
dat zij door mij verre van uil de hoogte be
handeld was, daar zij juist heel beneden had
gezelen ; zij bleef onvenvrikbaar op haar stuk staan.
lange reeks van beschouwingen, aan welker een
tonigheid slechts eenige afwisseling wordt ge
schonken door het telkens herhaalde nog eento
niger meneer de voorzitter".
Wanneer dan ook al de aan'acht van sommi
gen, door de schoone belofte in den aanhef opge
sloten, gewekt, zich tot den spreker mocht bepalen,
weldra daalt die tot ver beneden het vriespunt
en de daardoor ontstane kilte deelt zich zelfs
mede aan hem, die aan het woord is; en door
de uitdrukking: maar ik zal niet te veel van
het geduld van den Raad vergen" den
aandachtsbarometer voor de tweede helft van zijn betoog
weer tracht te doen stijgen. Dit gelukt hem
slechts in zooverre, dat men onder het auditorium
eene verzuchting hoort niet ongelyk aan die,
welke men in een snikheeten spoorwegcoupee door
reizigers naar Utrecht te Nieuwersluis kan hooren
slaken.
In dit opzicht onderscheidt de heer Armand
zich dan ook volstrekt niet van de meeste zijner
medeleden; maar wat hem wel eene bijzondere
plaats onder dezen doet innemen, dat is zijne
gelieele persoonlijkheid, het zijn zijne manieren,
zijn gezicht, de toon waarop hij spreekt.
De kop is typisch. Een dichte zwarte baard en
knevel, die elk plekje aan 's mans hoofd hebben
ingenomen, waar zij dat doen konden zonder
hunnen naam oneer aan te doen, doen zijne
welgevulde wangen bleeker schijnen dan zij in
werkelijkheid zijn.
Dienzelfden invloed hebben het zwarte hoofdhaar
en de dikke wenkbrauwen op bet hoog gewelfde
voorhoofd en ook de donkere, van levenslust glin
sterende oogen, geven aan de weinig beweeglijke
gelaatstrekken van den heer Armand een matte
uitdrukking.
Maar die oogen staan bovendien naast een neus,
en met dien neus geven zij aan den ganschen
kop een zeer eigenaardig karakter. Die onop
houdelijk knippende oogleden, die nu eens hel
flikkerende vlammetjes laten zien en ze dan weer
verduisteren en tusschen die beiden dien iiber
alle Mageen hinaus langen neus, die niet een
geweldigen bocht zijn punt over de bovenlip steekt
als wilde hij den diepen zin van de woorden zijns
eigenaars ruiken die doen u te midden van
dat behaarde gelaat denken dat gij dien kop elders
nog wel eens meer gezien hebt En als gij lang
in uwe herinnering rond zoekt, dan kan het niet
missen of gij vindt de gelijkenis terug in het
uilenhuis van Artis.
Precies zoo'n nachtvogel op klaarlichten dag!
Even rustig als zoo'n dier zit de heer Armand
daar en werpt van onder zijne knippende oogleden
even weinig belangstellende blikken op hen, in
wier midden hij zit, als de uil het doet op de
hem beschouwende bezoekers van Artis.
Doch deze gelijkenis houdt de heer Armand
slechts zoolang vol als hij zwijgt. Zoodra hij meent
het magazijn van wijsheid te moeten ontsluiten,
dat zich onder zijn kruin bevindt, opdat ook
zijne medeleden met den rijken daar geborgen
voorraad hun voordeel kunnen doen, dan veran
dert hij plotseling als een blad aan den boom ....
dan is hij mensch in de volle beteekenis van het
woord hij is rederijker.
De heer Armand spreekt niet als hij zijne
Zij wist uit zeer goede bron dat juffrouw B.,
de onderwijzeres, gisterenavond nog op derde
rij gezeten had! verbeeld u eens! Neen, veel
had zij van mij verdragen, want een vrouw
kan veel verdragen, maar wanneer men begint
het gevoel van eigenwaarde, het hoogste wat
zij op aarde kent, van haar te willen wegnemen,
dan is alles voorbij. Het was daarom maar
het beste voor beide partijen, dat ik tegen den
eersten naar een andere woning omzag. Na
hetgeen er tusschen ons was voorgevallen, zou
zij zich zelve met voeten treden door mij n
uur langer dan slricl noodig was in haar huis
te dulden.
Ik moest dus maatregelen nemen om een
ander ouderkomen te vinden, plaalste een
advertenlie in de courant, en ontving een over
groot aantal brieven van welgezinde lieden, die
zich tegen een meer of minder billijke vergoe
ding bereid toonden, mij met open armen in
hun woning te ontvangen.
Dames, veelal weduwen, boden mij elegante
vertrekken aan met allerlei geriefelijkheden,
zooals een piano, kaartspel en gezellig verkeer.
Ambtenaren wier woning te ruim was in
rerhouding tot bun inkomen, waren bereid mij
in den schoot van hun gezin op te nemen, en
mij, minst genomen, als zoon des huizes te be
schouwen ; en pcnsion-houdercssen zonden mij
Ier inzage opgetogen getuigenissen (in afschrift)
van coinmeusaals, die gedurende tien- en twin
tigtallen van jaren tol bun hoogste tevredenheid
bij haar zouden hebben ingew oond.
Uil al dil fraais en verleidelijks moest ik nu
een keus doen.
Ik slormde als een brievenbesteller trap op,
trap at, leerde hier eii daar een diepen en verre
van bemoedigeiiden blik slaan in het familie
leven, en liet eindelijk, z\vcrvensmoede, het
anker vallen bij een weduwe met n volwas
sen dochter.
Het zag er bij haar werkelijk allergczelligst