Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 646
voudig en welsprekend; Lydia bemerkt, hoe hoog
hij zedelijk en intellectueel te schatten is, zij
zelve is verloren. Als zij zegt: ik ga vertrekken,
. . . misschien voor zeer lang . . . zorg gij voor
vader . . ." begrijpt men dat zij besloten heeft te
sterven. Dit tooneel is zeer schoon en zeer
aandoenljjjk.
De twee laatste bedrijven zijn in drie fableaux
verdeeld. Er is diner in het hotel Padovani; vijf
en twintig personen wachten in den salon, en men
kan niet aan tafel gaan, omdat de hoer des huizes
er niet is. De hertogin heeft alle moeite om hen
en den kok geduld te doen houden. Eindelijk komt
Paul. Hij trekt zijn jas en vest uit, gaat zich
wasschon en vertelt intusschen aan Cheruineau en
Lartigua wat hem opgehouden heeft. Hij kwam
langs oen appartement dat hij in de stad heeft,
zag er licht en ging naar boven. Lydia was er
bezig zich te vergeven. Hij heeft haar den flacon
strychn ine afgenomen, ??hij zet dien op de
toilettafel neer, ? en een uur noodig gehad om haar
te doen beloven dat zij zich niet doodeu zou. Hij
heeft haar in een rijtuig weten te krijgen, naar
huis. In tusschen is hij met de hertogin niet verder
gekomen ; toch is er haast bij de echtscheiding,
want ain Esther wordt ijverig het hof gemaakt
door een garde-noble van den Paus, een jongen
graaf Adriani. Zoo pratende, valt Paul's oog op
den flacon, en men bemerkt welk denkbeeld bij
hem opkomt. Zanuwachtig strekt hij de hand naar
den flacon uit, als de hertogin binnentreedt. Zij
ziet zijne beweging, maar reikt hem de hand, en
voert hem glimlachend mede naar den salon.
Het volgend tableau speelt in den kleinen salon,
na het diner. Graaf Adriani wil wegsnappen om
naar de opera te gaan, waar hij Esther ontmoe
ten zal; maar Paul wil hem niet laten gaan. De
tijd dringt, Paul heeft haast: als geen ander mid
del helpt, dreigt hij Adriani met een duel, en deze,
ofschoon volstrekt niet op een duel gestold, kan om
zijn uniform met degen, helm en pluimen, niet weige
ren. Hij neemt dus het duel aan en vertrekt,
tegen alle verwachting.
Steeds dringt de tijd; Paul Astier beseft het.
Als hij met de hertogin alleen is in het boudoir,
vraagt zij hem een glas ijswater; hij gaat het
halen en voelt den flacon in zijn zak branden.
Hij is doodsbleek als hij terugkeert; zijn hand
beeft. Heeft de struggle-for-lifor nog iets dat op
een geweten gelijkt, of zenuwen? In elk geval,
de hertogin, die hom een paar uur vroeger den
flacon heeft zien medeuemen, beschouwt hem in
stilte en raadt wat hij voorheeft. Zij brengt het
glas aan de lippen; maar nu houdt hij met een
plotselinge beweging haar tegen: Drink niet !"
zegt hij.
Zij ziet hem aan ; zij verwijt hem nu zijn laf
heid. Zij is verontwaardigd, en bespaart hem het
verhaal van zijn misdaden niet; zij zou kunnen '
roepen en hem aanklagen ; zij heeft immers het
bewijs in handen; zij werpt het uit het raam.
Zij kan de gedachte niet verdragen dat dit hoofd,
zoo door haar bemind, onder den bijl der guillo
tine vallen zal; zij ziet de guillotine voor zich,
en Paul daarbij, geboeid, doodsbleek. Zij hoeft
medelijden. Plotseling verandert haar liefde voor
hem in medelijden voor zijn slechtheid ; zij wordt
nu geheel moeder, in hare smart en hare gehecht
heid. Arme knaap!'' zegt zij gij zult een
maal toch tot misdaad komen. Ik zal u althans
niet in verzoeking brengen. Ik stem toe in de
scheiding. Wees f er! ij k, wees goei. Toutsepaye;
ali es wordt vergolden !"
De vijfde acte, zeer kort, is Paul's straf. Het
kasteel Mousseaux wordt verkoclit, Esther von
Séleny koopt het. Ook do inboedel komt ondor
de hamer. Vader Vaillant, in den rouw over zijn
dochter, wil een souvenir koopen van de familie
die haar heeft welgedaan. Een toeval doet hem
den ouden conciërge spreken, die hem van Paul
Astier en de verleiding van Lydia vertelt. Hij koopt
dan een paar pistolen en schiet Paul dooi; justice
est faite.
*
* *
Het stuk heeft zeer veel succes gehad.
De hertogin werd door mad. Pasca voorgesteld,
die van de rol een groote studie had gemaakt;
Paul Astier door Marais, wiens fraaie stem en prach
tig voorkomen wel een deel van Paul's succes
rechtvaardigden, maar die niet intelligent en mo ?
dern genoeg scheen voor den jongen
strugglefor-liier. Lafontaine, als vader Vaillant,
mlle.Darlaud als Lydia, en een jong debutant Burguet,
als Antonin, hadden het succes van den avond en
de meeningen over hen zijn enkel goed. De schoono
Rosa Bruck was Esther van Séleny, mme Desclauzas
hare tante.
Daar het stuk door alle bladen als een evene
ment wordt beschouwd, en alle groote
buitenlandsche en Fransche bladen er een artikel van hun
besten correspondent over bevatten, is do voorraad
lectuur buitengewoon groot. Charles Martel in de
Justice neemt uit het succes van het onregelma
tige werk aanleiding, om de didactiek van
Boileau" nog eens uit haar graf te wekken en door
elkaar te schudden. Paul Ginisty, in de lïpublique
Franqaise, verbindt er eene beschouwing over den
werkelijken strutjgle 'for life onzer eeuw aan. De
Figaro heeft, behalve het overzicht van de première
en het verslag van den soiristc, eenige hoofdartikelen
over het onderwerp gehad, een over Lebiez en
Barre, twee moordenaars, die zich als
strugyle-forliftrs uit beginsel deden voorkomen, en een van
Jules Lemaitre, die de vraag onderzoekt, of wer
kelijk de struggle-for-lifers in den zin van
Paul Astier, hetzij dan tot misdaad komende
ot in gedachte zijn geestverwanten, zooveel
talrijker zijn, dan twintig jaar geleden, of zij iets
te maken hebben met Darwins boek, en wat de
reden van hun bestaan in onzen tijd is. De eerste
vraag beantwoordt bij bevestigend ; wat de tweede
betreft noemt hij Daudet een uitstekend opmerke r,
want inderdaad is hot een teeken des tijds,
dat de theorieën der geleerden op zulk een ver
korte, onvolkomene, willekeurige wijze door de
onwetenden (zoowel onder het volk als onder de
gens du monde) herhaald worden, en men er
misbruik van maakt om te verdedigen wat niet
te verdedigen is. En wat het derde betrett, inderdaad
schijnen boeken, bladen en rechtzaken te bewijzen,
dat het groot aantal gewetenloze, verblinde jonge
misdadigers met eene richting onzer eeuw in ver
band staat. Op de ontkenning der christelijke
moraal is nog niet gevolgd de erkenning dat voor
het steunen op een zuiver positivistische, we
tenschappelijke moraal groote geestkracht en
een hoog zedelijk begrip noodig is, zoodat zij die
met de eerste gebroken hebben, in een toestand van
hulpeloosheid en zwakheid zijn, die hen aan alle
hartstochten ten prooi laat. Vervolgens doen
werkelijk de heerschappij van het gold en de de
mocratische beginselen het dierlijk denkbeeld van
heerschen door kracht gemakkelijk ingang vinden.
Maar men stelle zich genist, de Paul Astiers zul
len ons niet verslinden." Xiet alleen heeft Daiulet
tegenover zijn zoogcnaamden struggle-for-lifer een
werkelijk philosoof, werkzaam en deugdzaam, kun
dig en edel, geplaatst, maar al do hierboven ge
melde oorzaken, positivisme, democratie, geldheer
schappij, maken ook, dat er in do kringen der
vroeger bevoorrechten thans stemmen opgaan ten
gunste van hot algemeen, en dat er gewerkt wordt
voor een humanitair sociale wereldbeschouwing,
die de maatschappij nader tot haar dool brengt.
Singer in de Neiie Freie Preste verbaast zïcli
over Paul Astiers gemakkelijke overwinningen:
Waarom onderwerpt zich alles aan dezen koelen
misdadiger 'l de hertogin met haren rang en hare
millioencn weerstaat hem niet. De tot dusverre
brave dochter van een eerlijk man, Lydia, wei
gert hem niets. Hij huichelt haar een beetje
liefde voor, en dat is haar voldoende voor den
sprong in den afgrond der schande. Do rijke
Ilongaarscbc, vol ondervinding en slimheid, weer
staat hem niet. Waarom? Enkel om zijn uiter
lijk ? Zijn de vrouwen te Parijs zoo zwak, dat
familie, rang, ouderliefde, schaamte, geweten, niets
vermogen tegen don brutalen sexueelen aanval
van een banaal verleider? En toch zijn allen ver
liefd op hem, ofschoon hij do eene na de andere
door hot slijk sleurt, ofschoon zij zijn wreedheid,
zijn ijskoud hart, zijn verraad, zijn egoïsme allen
moeten kennen ? Ja, waarom ? Omdat hij een
mooieren baard draagt dan een ander en zich
boter kleedt? Als wij Daudets stuk als een ge
trouw beeld van hot leven moesten beschouwen,
zou het mot de fatsoenlijke lieden al heel slecht
staan. Gelukkig gelooft niemand dit, anders zou
voor eene maatschappij, waar alle deugd valt en in
don val berust, geen uitdrukking van medelijden
en verachting sterk gcnoog kunnen zijn."
Folix Vogt in den Frankfurter, acht bet
gcheele bespreken van den strugijle for life in do
maatschappij, terwijl van de groote vraagstukken
die daaronder vallen, socialisme, kapitaal en ar
beid, staatstusschcnkomst en meer, mot geen woord
gerept wordt, wol wat pretentieus. Hot stuk vindt
hij een reeks van kabinetstukjes, maar geen drama.
Een spotvogel heeft gesproken van eene chute
pour la we"; zoover is het echter niet met Daudet
gekomen ; het stuk is een succes, maar oen werke
lijke nieuwe lauwer aan des dichters kroon kan
het volgens hem niet genoemd worden.
MUZIEK IX DE HOOFDSTAD.
Ditmaal zuilen wij een oogenblik onze aan
dacht wijden aan Oer Vampyr" van Ileiurich
Marschner. welk werk j.l. Dinsdag alhier door
de Duitsche Opera van Rotterdam werd opge
voerd. Deze opera, de eerste van het 3 tal
(Vfempler und Ji'ulin" en >Hans Helling"), waarmede
Marschner een kleine zestig jaren geleden naam
maakte, wordt tegenwoordig slechts zelden meer
gegeven. Voor een groot gedeelte moet dit toe
geschreven worden aan de stof, die aan bet werk
ten grondslag ligt. Een Vampyr toch is een zoo
onmogelijk product eener ongezonde fantasie, dat
men in de verrichtingen van dit onbestaanbaar
gewrocht moeielijk belang kan stellen. Wat toch
is een Vampyr ? Een Vampyr is, volgens zijn
eigen beschrijving in deze opera, eeue ziel, die
na den dood, tot straf voor hier op aarde
gepleegden meineed, door God gedwongen wordt het pas
verlaten lichaam weder te betrekken en opnieuw op
aarde rood te wandelen, niet zooals de rëincarnist
zou meenen teneinde het begane onrecht zoo
veel mogelijk te herstellen en zich te verbeteren,
maar met de liefderijke bedoeling Gods om in
den kortst mogelijken tijd het grootst mogelijk
getal gruwelen te plegen. Een Vampyr nl. moet
zich voeden met menschenbloed, voornamelijk
met dat dergenen, die hem op aarde het liefst
waren (!) »Zoo leeft hij tot hij ter helle vaart"
??? heet liet iu de Opera Doch we vragen ons
af: "Waarom laat God den meineedige dan lie
ver maar niet direct »ter helle varen" in plaats
van hem eerst nog een tijd lang te dwingen
allerlei onschuldigen te vermoorden ?.... De tek>t
wemelt trouwens van tegenstrijdigheden. Zoo
heet het op pag. 35, dat God den mciueedige
dteinqt Vampyr te worden. Maar op pag. 7
veroorlooft de Duivel sommigen nog een tijd op
aarde te verkeeren op voorwaarde dat ze Vampyr
zijn. Hier kiest de mensch zelf zich dus het
Vampyrschap. Deze beide opvattingen zijn
onvereenigbaar.,.. Hoe dwaas is trouwens die voor
waarde, waarop men het voorrecht kan verkrij
gen nog een tijdlang op aarde rond te wandelen,
als men in 'toog houdt, dat op pag. 8 van het
tekstboekje Vampyr te zijn een wellust wordt
genoemd en de genoegens vau dit vak omstandig
worden beschreven. Verbeeld u, dat uw kleermaker
tot u zou zeggeu: >liier hebt gij een nieuwen winter
jas; gij kunt dien krijgen op voorwaarde, dat ge
dagelijks een heerlijke ttesch wijn op mijne kosten
drinkt." Gij zoudt deze wijze van afbetaling,
geloof ik, eeuigszius verdacht vinden, en zoo zou
Lord lïutliiceii («Der Vampyr") zich hebben moe
ten afvragen: Hoe duivel, komt die Duivel zoo
beminnelijk; zou hij soms met God zooals
in Job 'i geconfereerd en deze twee samen
besloten hebben mij tot nog grooter kwaad te
verleiden, teneinde me nog zwaarder te kunnen
straffen?".... als door pag. 35 pag. 7 niet reeds
vanzelf ongerijmd werd.
Ook blijkt in deze Opera volstrekt niet, waarom
de Vampyr eigenlijk nog een jaar op aarde wil
rondwandelen. Zijn geheele bestaan lost zich in
de voedings- (bloedzuiger-) quaestie op, ofschoon
deze volgens pag. 7 toch slechts het middel is
tot het doel. De geheele tekst is ne tegenstrij
digheid. Waarom eischt b.v. de Duivel (altijd
pag. 7), dat de Vampyr een Vampyr wezen zal?
Als dit dan toch zoo iets aangenaams is, behoeft
hij immers niet te eischen. Wat heeft de Duivel
verder aan de drie offers, door den Vampyr te
maken (uit te zuigen); aan drie doode lichamen.
Want men zal toch niet verlangen, dat ook het
3e oll'er (Malie i na), dat de Vampyr hoopt te be
machtigen, wegens haar ontrouw aan haren
vroegeren geliefde (Edgar Aubrey) in de hel gewor
pen worde, daar deze ontrouw immers door »force
majeure" (den dwang baars vaders) veroorzaakt
wordt ? Ik wil niet dit alles slechts zeggen,
dat de tekst des Vampyrs een ondieg is eu dat
voornamelijk de figuur van den Vampyr zelf vol
komen verkeerd getcekend werd, tengevolge waar
van rnen niet weet, wat ireu uit hem maken
moet.
Bij dit alles komt nog, dat in dezen tekst een
regelmatigheid, eener betere zaak waardig, heerscht
in de wij/.e waarop steeds een tragisch en een
komisch tooneel eliöiar afwisselen. Om de ,j
minuten afwisselend een lepel akeligheid en een
lepel malligheid, schijnt bet recept te zijn, waarop
dit zonderling libretto vervaardigd is.
Dat ik mij daar zoolang mede heb bezig ge
houden, geschiedde mat bet doel bet talent van
den componist, die ons des ondanks voor verve
ling of ergernis wist te behoeden, des te meer
te doen uitkomen. Hoeveel nu'ér evenwel zou
hij ons nog op een beter libretto hebben laten
genieten ! Inderdaad, bet is onbegrijpelijk, met
welke prullen van libretto's de componisten soms
tevreden hebben kunnen zijn. Neem behalve
Marschner b. v. ook eens Mozart! Onbegrijpe
lijk hoe deze componisten zich voor psychologisch
onmogelijke, verkeerd geteekende wezens, voor
absurde toestanden, voor onemsiige en onware
opvattingen vau grootsche en edele beginsels,
genoegzaam konden interessceren, dat zij hebben
kunnen besluiten daar honderden pagina's par
tituur aan te wijden.
Doch wijden we nu een oogenblik aan de mu
ziek van »Der Vampyr" onze aandacht. Deze
is op vele plaatsen sterk Weberiaansch, doch
bezit ook in de orkestratie vele gelukkige
grepen. Het vage en demonische in Lord
Rntlin:cn (?Vampyr") is dikwijls gelukkig uitgedrukt.
Een der mooiste gedeelten is de Aria vau Aubrnj
in de !2e acte, óe scène. Iu dit gedragen as-dur
stuk wordt de weemoedige herinnering aan den
dichterlijken tijd der eerste liefde van Aubrey
zeer schoon en stemmitigsvol vertolkt. De 7e en
Se scène van deze acte, schoon van een geheel
ander genre dan de beide voorgaande, zijn als
contrast daarmede, eveneens zeer gelukkig ge
slaagd te noemen. Deze tooncclen bevatten ui.
een heel aanlig kwartet van vier drinkeboers en
een daaropvolgend levendig eu druk, zeer frisch
muzikaal uitgedrukt tooneeltje tnsscben ben en
een hunner vrouwen (Xifsc), die haren beer en mees
ter, den ieelijk aangeschoten Blitni, tot groote
hilariteit vau al de omstanders 'ongemakkelijk
de les komt lezen. Het werk verlangt echter
een meer volkomen scèuerie dan hier toegepast
kon worden,betere koren en vooral een beter orkest,
met name wat het strijkkwartet betreft, dat veel
te zwak is. Het is moeielijk niet dit orkest
een groote eenheid en volkomenheid te bereiken,
doch men streve er naar en studeere consciënti
euzer dim tot nogtoe schijnt gedaan te zijn. Wat
de personen van bet stuk betreft, waren deze
ineerendeels zeer voldoende, behalve de tenor
Micliel Reiner (Edgar Aubrey), die met een en
kelen hoogen loon nog eenig effect maakt, maar
overigens zoo zwak van stem en opvatting i-i,
dat bij volstrekt niet de aandacht op zicb weet
te vestigen. De heer Lndwig Strakoscb (Lord
Rutbwen) daarentegen, had deze avond zeer ge
lukkige oogenblikken, voornamelijk in zijn uit
voerige explicatie aan Aubrey in de -e acte, wat
een vampyr eigenlijk is. Jammer blijft het, dat
deze zanger, die voortreffelijke middel- en lage
tonen tot zijn dispositie heeft, in zijn hooge
tonen de nooclige kracht mist om juist iu die
oogenblikken, waar de climax zijn toppunt be
reikt, ook een maximum van klank te ontwik
kelen. Toch was hij in 't geheel voortreffelijk
te noemen.
Ook de dame, die Malirine zong (zij staat op
het affiche vermeld als Marianne Xicoiai, die als
Maria in den /Froinpeter von Sakkiugen" even
wel de helft kleiner was dan nu), had veel
verdienstelijks;soinniigehooge tonen kosten haar blijk
baar echter nogal moeite en waren dikwijls te
laag. De heer Rochelle beviel mij nu minder
als s ir JIu»iprpy non Darcnant dan als Frcilterr
ran Scliüima, in den »Trompeter" Pauline
Baclimann (Einmy) zong met iets te klein, docli sym
pathiek stemmetje hare ballade vau den «bleicheu
Mann", terwijl Jant/tc. en haar vader .s/r Jïcrklcij
behoorlijk vervuld werden door Jauca Major eu
Adolf Muhlmanii.
7 November. F.
MUZIEK TE ROTTERDAM.
Van eene wcderopvoering van Der BtUchlndcnt
heb ik alleen melding te maken om het optreden
daarin van deu hoor Dietricb, in de plaats van
zijn voorganger Micliel; ook ditmaal bleek het
dat de ruil een goede was.
In Nesslor's Trompeler i'on Siickingen vervulde
de heer Strakosch de titelrol op de meest
gewenschte wijze; men bewondert bij dezen zanger
telkens niet slechts zijne fraaie stemmiddelcn,
maar hoofdzakelijk zijne uitstekende manier van
zingen, gevolg van ernstige studiën. De heer
Rochelle gaf een recht goeden Oberst, Mej, Nicola
eene uitmuntende Sf/irin en Mevr. Scluifer-Kruse
ceno Fruit l>ase van hetzelfde gohalto. Als
Conrndin deed do Directie den heer Tullinger
optreden, wiens geluid evenmin als zijn spel hem
tot den aangewezen vertegenwoordiger dezer partij
geschikt maken ; met allo waardeering voor de
werkelijk niet geringe natuurlijke gaven van dezen
jeugdigen kunstenaar, moet hem het optreden
iu dergelijke totaal buiten zijn emplooi liggende
partijen ten sterkste ontraden wordon. Xa het
bekende lied ontving do heer Strakosch een met
bloemen versierde trompet ten geschenke.
Jl. Woensdag werd Fidelio opgevoerd; de Bocco
van den beer Chandon viel zeer te prijzen on lof
verdienen ook de heer Dietrich als Jaquino en
Mej. Bachmann als Marcelline; ook het orkest
deed zijn best, hetgeen echter geenszins wil zeg
gen dat het de hoogte, die het in dit werk be
hoort in te nemen, bereikte. Hiermede is echter
ook alles gezegd wat van deze opvoering gunstigs
te vermelden valt; van den Pizarro van den heer
Tullinger geldt hetzelfde wat ik hierboven omtrent
zijn Conradin zeide, zijne stemmiddelen wijzen
hem een geheel anderen werkkring aan. Mevr
Branjin's Fidelio on des hoeren Bransch
Florestfin verdienen geen ernstige bespreking: hoo
eerstgenoemde aan een goed klinkenden naam
als primadonna gekomen is, verklaar ik niet te
begrijpen; nog minder begrijp ik waar liet
zesof achthandig applaus vandaan komt dat hot
gordijn voor haar omhoog deed gaan; maar het
allerminst begrijp ik. wie de ironie zóèver hoeft
gedreven om deze dame eene bloemenmand to
doen geven J Als A'ida had zij er eene ver
diend, voor bare vertolking van Alice (ïobert d. T.)
zou er zich niemand over geërgerd hebben: maar
voor zulk eene Lentiore ?.' O, die onhandige
vriendschap!
V.
AANTEEKENIXGEN SCHILDERKUNST.
Hot is toch niet alles, om. (wanneer men, vol
gens sommigen, zich toch al wat particulier pleegt
uit te drukken) rekening te moeten houden met
dien hatelijitcn publicistenplaag, het geniepige
duiveltje dor drukfouten. Wanneer iemand b. v.
van mijn Aanteckeningon vau verleden week ge
tuigen wil dat ik hier on daar nonsens schreef,
moot ik hem gelijk geven. D: zetter van't
Wiekblad liet mij spreken van oen Tentoonstelling in
Egyptische portretten, hij zet evenals de Friezen
onsterfelijke ridicuul", hij laat de voedstorlittgen
dor Muzen op do viüa Medicis giigcn in plaats
van zuigen, wat meer in den aard van
vocdsterlingcn ligt, den bekenden Lor.denschen
kunstkooper Dowdcswell, boot bij hem Dordcswell, in
de lucht van een schilderij door Willom Maris
laat bij mij maJsche windm/ejw in plaats van
malsche windvegon opmerken, etc
liet vervelende van zulke kittelonde kleinighe
den vindt ik alleen, dat men dadelijk bij zichzelf
overweegt: och wat komt bet er ook op aan,
niemand merkt het, e.n dat men tegelijk daarmede
erkent menigmaal moeite om niet to doen, wan
neer men probeert zicb niet al te slecht uit te
drukken.
De schilder Raft'aëlli hoeft hot genoegen mogen
smaken, to bemerken dat het de moeite waard
gevonden wordt, pastiches van zijn schilderijen te
makon. Verscheidene malen gebeurde het reeds
dat liefhebbers hij hem aankwamen mot eeniir
werk dat hun te koop aangeboden was, on dat
zijn naamteekcning droog, maar dat door deu
schilder bevonden werd namaak te zijn. Hij be
sloot hieraan een eind te maken en ging verge
zeld van een commissaris van politie naar het
winkeltje op de boulevard de Clichy waarde aan
bieder do valsche stukken uitstalde. Hij kon daar
constateeren dat do etalage niet alleen bestond
uit schilderijen dio valschelijk zijn naamteokening
droegen, maar ook uit vaUcho Ribots, Stovonsen,
Dclacroix on Rafïets. Al deze schilderijen l leke i
nu den koopman verstrekt te zijn door een zeke
ren Ij Deze laatste eveneens opgez « ht zijnde
bekende or do vervaardiger van to zijn, dcc'i
verbond zich dezo ignobole productie to staken.
Raft'aëlli heeft daarop den man mot rust gela
ten, on alleen gevorderd dat op do stukken die
zijn naamteekeninp dragen beslag zou v orden
gelegd, on allen voor zijn oogen vernietigd zoudon
worden.
Het plan om mot l'Ant;elui, vóór hot schilderij
naar Amerika ging, door Europa te reizen werd
opgegeven. L'Angelus is don 15den October fo
Xew-York aangekomen aan boord van do
Koiirf/oijne. Maar het stuk werd niet ontscheept. Men
wa-i verplicht een borgtocht te betalen, verte
genwoordigende het dubbele der te betalen
rechten, voor het geval dat men van Washington
niet den vrijen invoer verkrijgt. Wanneer de
onderhandelingen daarover nu geëindigd zullen
zijn, zal hot schilderij van Millet, waarvoor nu
plotseling angstiger voorzorgen genomen wor
den dan to voren voor eenig ander meesterstuk.
naar do brandkast van do Gartield-bank worden
overgebracht, waaruit hot den lOden November
genomen zal wordon, om to worden overgebracht
naar de expositie dor Americnn Art Gallery, die
gehouden wordt ten voordeoio van het fonds tot
oprichten van een monument (in Frankrijk) voor
don beeldhouwer Barye. Daarna zal l'Anyelus \\\
do voornaamste steden dor Vereonigde Staten
worden geëxposeerd.
Een portret van Robert Burns door den
treffelijkcn Schotschen portretschilder Rocburn en waar
van alleen een gravure bekend was, is terugge
vonden. Het stelt don dichter voor ton voeten uit.
Op de auctie-Paul-Michcl-Lévy in het hotel
Drouot werden behalve zeven min belangrijke
Corots, schilderijen vei kocht van Courbet, liousseau,
Vollon, Teniers, Rubons, Millet, Tassaort on Jong
kind. De prijzen waren niet hoog.
De directie van de Sociétédos Aquafortistes
Belgos heeft een zonderlinge opvatting vau oen
Ets-Album. In haar tweede jaarlijksche collectie
van vijftien nummers vindt men niet minder dan
zes reproductieve etsen. Dit staat zwak en
dilettanterig. Een reproductieve ets kan natuurlijk een
meesterwerk zijn. maar in zulk oen Album vraagt
men origineele dingen, al zijn 't ook maar krabboltjes.
Een rijk geïllustreerd werk wordt aangekondigd
over Rousseau, Millet, Diaz, Daubigny en Corot
door D. C. Thomson. De belangstelling in Enge
land voor de schilders der zoogenaamde
Barbizonschool is steeds klimmende. Het staat echter te
bezien of de bedoelde auteur wol de rechte man
is om over dit onderwerp iets van waarde te
leveren. Men kent namelijk losse tijdschrift-arti
kelen van hem over elk dezer schilders, die uiter
mate onbeduidend zijn. Een goed boek over dit
vijftal zou anders wel gewenscht zijn.
Bij de boekhandelaars Gebroeders Schrodcr za
gen wij de eerste aflevering van den nieuwen
jaargang, don vierden, van Velhagen en Klasing's
Neue Monatshefte, een zeer goedkoop tijdschrift.
dat elk wat wils tracht te geven, en daarmee bij
veel lafs en soeperigs ook wel wat ariistieks wil
leveren. Uitvoerige monografieën van Holbein,