De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 17 november pagina 2

17 november 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. NO.G47 Een opvoering van een oorspronkelijk stuk is onzes inziens dan ook een belangrijker en heuglyker gebeurtenis dan die van het meest beroemde uithcemsche. C'est un métier de faire un livre comme de fa/i/re une pendule; il faut plus que de l'esprit pour tre auteur" aldus La Bruyère op een der eerste bladzijden van zijn Caractères; \vathijhier van het boek zegt, schijnt ons echter in nog hooger mate op het tooneelstuk van toepassing to. zijn. De heer van Meorbeke hoeft het ons althans in zijn jongste tooneelstuk opnieuw bewe zen ; dat hij geest heeft, veel geest zelfs, blijkt in verschillende gedeelten, een tooneelschrijver is hij echter nog niet; in de kunst van het uiteenzetten en verwikkelen van een handeling, van het leggen en ontwarren van een knoop, toont hij zich bijna altijd nog slechts een leerling. Gevaar voor Oorlog is een soort satiriek-poli tieke klucht in den trant van Rabagas" van Sardoa, zonder echter met dit meesterwerk, dat, zooals Busken Huet zegt, in het Aristophauisch genre alles overtreft wat in de verschillende lan den der wereld de tooneellitteratuur der 19de eeuw heeft voortgebracht, ook maar in de verte te kunnen vergeleken worden, eenigszins in den trant ook van Bcrtrand et Eaton" van Scribe. Ackerman, de hofkleermaker, deed ons zelfs nu en dan wel eens wat te zeer aan Raton Burkenstaff denken. Het grootste gebrek in het stuk is misschien het gemis aan eenheid ; een hoofd handeling ontbreekt eigenlijk geheel en al; allerlei zij- en bijintriges maken het althans moeilijk haar te vinden. Zoo wij den inhoud nauwkeurig wilden navertellen, zouden wij vrij .w*t meer ruim! e noodig hebben, dan hier te onzer beschikking staat. Het min gelukkige van Gevaar voor Oorlog" komt hierdoor misschien reeds genoegzaam uit; het geheel bestaat uit episodes, avontuurtjes en geschiedenisjcs, die op zich zelf soms zeer aardig zijn, doch te onbelangrijk en te weinig uitgewerkt om den toeschouwer vijf be drijyen lang genoegzaam te boeien. Wij stemmen het gaarne toe, de schrijver heeft zich zelf zijn taak niet gemakkelijk gemaakt; door het ontbre ken van een onze aandacht in beslag nemende handeling moeten de dialoog, de geestigheden en toespelingen alleen de kosten van den avond dragen, en over hoeveel geest de heer Meerbeke ook moge te beschikken hebben, tegen zulk een taak is hij niet opgewassen. In bijna ieder be drijf komen tooneelen en passages voor, die wij gaarne gemist zouden hebben, die ons boeien noch amuseeren, die ons eigenlijk vervelen. Dit is waarschijnlijk ook wel de reden, dat het publiek ?het nieuwe werk nog al koel ontving, want hoe veel er ook op moge aan te merken zijn, te ont kennen valt het niet, dat het verschillende gedeel ten bevat, die meer waardeering verdienen, n bedrijf, het derde, dat knap en handig in elkaar gezet is en ons met verlangen naar een nieuw werk van den heer Meerbeke doet uitzien. Het is reeds een genot, kennis te maken met een oorspronkelijk stuk waarvan de taal zoo weinig boekjes- of tooneelachtig, de dialoog zoo helder en natuurlijk is. De vertolking was over het algemeen voldoende, zonder echter reden tot groote bewondering te ge ven. Uitstekend waren alleen mevrouw de Vries (hertogin Beatrix) en de heeren de Boer (Acker man) en Schulze (Joris); zij alleen hadden vol komen begrepen, wat hun te doen stond, hadden hun rollen een oorspronkelijkheid weten te geven, die niet genoeg op prijs te stellen is. Anderen na hen zullen ze anders doch niet beter kunnen spelen; door hun spel zijn het vaststaande typen geworden, waarvan men bij eene mogelijke reprise niet al te zeer zal mogen afwijken. Alle overigen, zonder uitzondering, waren vol ijver, hadden soms zelfs zeer goede oogenblikken, doch dit is ook alle lof, die men hun geven kan; geen hunner had van zijn rol een goed type of caricatuur weten te maken. Nu moge voor een doel de schuld .?Het is natuurlijk mijn schuld, niet waar, dat je je betrekking kwijt bent ?" Nu je het zegt, zal het wel zoo wezen." Ah! Is er soms nog meer dat je mij te ver wijten hebt?" Ja, nogal, onder anderen de erfenis van tante, het bagatel van minstens vijftig duizend kronen. Die dienstmeisjes van je voorname familie zijn dan wel duur uitgeweest, voor mijn rekening!" Die verwenschte entréekaarten.! Hebben ze mij anders dan verdriet en ergenis berokkend? Hier, daar heb je ze allemaal terug, en daar is je ring ook, neem die meteen maar weer mee, daar neb ik evenmin veel genoegen van be leefd." Ik had juist hetzelfde willen zeggen," ant woordde ik, terwijl ik haar haar ring terhand stelde. De jonge dame wierp zich aan de borst harer moeder. Bescherm mij tegenover dien laaghartige?" kreet zy, een groote hoeveelheid warme gevoe lens, vermengd met kleurstof, over de japon harer moeder uitstortend. Verlaat op staanden voet dit huis!" snauwde mevrouw. Weest overtuigd dat ik niets liever wensch," zeide ik met een buiging, waarna ik mij haastte aan haar wensch te voldoen. En zoo slond ik dan met mijn zes vrije en trees op straat. Ik betrok voorloopig een kamer in een hotel en zond mijn voormaligen redacteur de hem toekomende diploma's terug. De beide kaarten, die ik voor mij persoonlijk had ontvangen van den schouwburg-directeur, die mijn stuk had doen opvoeren, sloot ik evenzeer in een omslag te gelijk met een schrijven, waarin ik verzocht slechts n enkele entréekaart te mogen ont vangen, op mijn naam gesteld en voorzien van de uitdrukkelijke bepaling, dat zij ingetrokken zou worden zoodra iemand anders er gebruik van maakte. Ik verkoos niet opnieuw in verzoeking te kunnen worden gebracht. Nadat alles afgedaan was, kwam er een weibehaaglijk gevoel van rust over mij, als ik in lang niet genoten had, en kon ik mij eens hiervan aan den schrijver liggen, die de verschillen de personen meer geschetst dan uitgewerkt heeft, de vertolkers hadden echter moeten begrijpen, dat juist hier de werkelijke kunst van creëeren begint en moeten aanvullen, wat de schrijver on voltooid gelaten heeft. Het scheen wel alsof allen bang waren voor overdrijving, voor al te grove en forsche tinten, die hier echter zeer zeker een vereischte waren. Misschien bracht het moderne costimm hen ook een beetje in de war; zij speel den allen natuurlijk voor natuurlijke menschen; doch hun deugd was hier een gebrek; zij durf den zich niet genoeg van de werkelijkheid los te maken. Op sommige oogenblikken kwam de ge dachte bij ons op: Had men het niet in een of ander fantastisch-historisch costuum kun nen spelen ?" Missch on hadden de acteurs zich dan vrijer gevoeld en hun fantaisie meer den vrijen teugel gelaten; de actualiteit was wel licht niet zoo duidelijk in het oog gesprongen, de grappigiieid had er zeer zeker niet onder ge leden. Welk eene uitstekende gelegenheid ware het ook geweest, eens te toonen, hoever wij het in de kunst van costumocren hebben gebracht. Thans waren bijv. de jonge dames alle goed en met smaak gekleed, dan hadden zij ons ook eens kunnen laten zien, in hoever zij weten oorspron kelijk te zijn; thans had dit alleen mevrouw de Vries gedaan, die er, vooral in het 3de bedrijt, uitstekend uitzag. Decoratief en mise-en-scène waren voldoende en goed geregeld. Vooral het salon in het 4de be drijf, zag er keurig uit. De gevangenis in het laatste, die toch geheel een fantastische en idcëole is en ons telkens onwillekeurig aan die uit de Fledermaus deed denken, vonden wij niet zeer fraai. Met steeds toenemend succes treedt de heer Junkermann in het Grand Théatre op. Wanneer hij speelt, is de zaal op alle rangen dicht bezet en van het begin tot het eiudc weet hij zijn toeschouwers te boeien, volgen zij met de grootste aandacht zijn tot in de geringste klei nigheden steeds even fraai en geacheveerd spel. Deze week waren wij in de gelegenheid, zijn ta lent weer in een ander karakter te kunnen be wonderen. Hij trad namelijk op als Möller Vosz ut Gielow" in Reuters Ut de Franzosentid", o. i. de beste creatie, die wij tot nu van hem zagen. Reeds dadelijk in het begin, wanneer Vosz bij den Ambtshauptmann v. Weber komt, om Fankerott tau speelen". weet Junkermann terstond to doen doorstralen, welk een degelijke kern er on der dat eenvoudige uiterlijk verborgen is. In het betrekkelijk korte gesprek met genoemden amb tenaar, waarin deze den molenaar weet te be wegen, zich niet met Pankerottspeeleri' in te laten, leeren wij Vosz beter kennen, dan wanneer wij boekdeelen vol over hem gelezen hadden. In het tweede bedrijf komt de molenaar duch tig aangeschoten thuis. Zijn waggelende gang en de daarmede gepaard gaande, hoogst natuur lijke gebaren, die duidelijk den roes teekencn, zonder daarom evenwel leelijk te zijn, bewijzen dat Junkermann zeer goed inziet, waar de natuur ophouden, de kunst beginnen moet. Eveneens wordt door hem de tborn bij het zien van zijn neef Ileinrich, die met hem in proces ligt, maar uit liefde tot Fiken", de dochter van den mo lenaar, dit proces in der minne wil schikken, prachtig weergegeven. Twee dingen houden Möller Vosz er van terug, zich op zijn tegenstan der te werpen; in de eerste plaats zijn roes, in de tweede zijn liefde voor Fiken". Dat denk beeld tenminste dringt zich onmiddelijk aan den toeschouwer op, wanneer hij ziet met welke woe dende gebaren Vosz waggelende naar Heinrich toegaat, om dan plotseling, wanneer hij Fiken" ziet, als roerloos te blijven staan. De liefde tot zijn kinderen is dan ook de meest roerende trek in het karakter van den molenaar. Door haar wordt hij er toe gebracht, den schat van den rustig ten neder zetten, om de rekening van mijn verliezen op te maken. In de eerste plaats dan, was ik mijn meisje kwijt. Nu, in vredes naam, dat was nog zoo heel erg niet, ik had eigenlijk al lang meer dan genoeg van haar gehad. Het verlies der erfeni* was niet zoo gemakkelijk te vcrduwen. Dan had ik mijn betrekking bij de courant verloren; het was dus zeker niet voor mij weggelegd dat ik journalist zou zijn. Er bleef mij dus niet anders over dan mij voortaan geheel aan mijn schrijvers-lpopbaan te wijden. Mijn vrienden, och, de vrienden die men zich met vrijkaarljes koopt, zijn zeker weinig waard; en de winkeljuffertjes... alles goed overwogen, had ik nog zoo'n vreeselijk verlies niet geleden, en gewon nen had ik van den anderen kant toch ook: ik had mijne oude gemoedsrust teruggevonden, en was rijk geworden aan ervaringen. Morgen den dag trek ik naar buiten om in ongestoorde rust te werken. Ik heb een plan in het hoofd van een groot sensaliesluk in vijf bedrijven. De held daarvan zal zijn een veel belovend jongman van goede familie, die in de verschrikkelijkste en meest ongehoorde toestanden wordt gebracht, en in het laatste tooneel onder hoogst treurige omstandigheden den dood vindt. De oorzaak tot al zijn rampen en wederwaardigheden zal niet gezocht moeten worden in luiheid of' dronkenschap, zooals in de hoogst zedelijke /.edeschetscn van Zola; evenmin in vrijdenkende en radlongige dames, zooals wij er in de moderne Fransche salpnslukkcn leeren kennen; nog minder in morpliine, in onze dagen de meest fastiouablc der lief hebberijen. Neen, zij zullen eenvoudig geen anderen grond hebben dan de vrije beschikking over een paar plaatsen in de komedie. En wanneer er dan iemand komt en zegt dat de schildering onwaar en overdreven is. heb ik hem slechts te verwijzen naar den eersten den besten gelukkigen houder van die kleine, vierkante stukjes karton. Laat die met de hand op het hart of op zijn borstzak eens gulweg verklaren, of hij er ooit iets anders dan ergernis en verdriet van heeft gehadEn ge zult hooren dat ik gelijk hel)! E. F. chasseur", dien hij eerst wilde behouden en ge bruiken om zijn schulden daarmede te betalen, aan de bevoegde autoriteiten uit te leveren. De redenen, die hij in den beginne aanvoert, om den mantelzak met zijn kostbaren inhoud te hou den, zijn in hooge mate karakteristiek voor het gevoel van recht, dat tocnmaals in die kringen heerschte. IIij zegt: Verlucht is de Schilling oder dut Kurn Weiten odei JKoggen, wat ick in meincm Leliën veruntrüht htw, ick bm mmer ihrlich ivest un dariim Iteholl ick 't un Itelhal inien Schulden, damit ick'n ihrlichcn lürl Uiewen dauh bet an mien seltg End." Die logica, op zich zelve reeds komisch, klinkt in den mond van Junkermann en op drastische wijze door hem geïllustreerd, allervermakelijkst. Evenals zij, die op de meest bedaarde en droge wijze een anecdote vertellen, daarin beter slagen dan hunne collega's, die er liefst zelf nog een en ander bij verzinnen, om de komische kracht er van te verhoogen, is ook Junkermann juist daarom een van de beste der nu levende karak terkomieken, omdat hij zich van alle mogelijke kunstjes en jacht naar effect onthoudt en den hu mor van den dichter den voorrang boven den zijnen laat behouden. Slechts hij, die met zulk een juist begrip, op een zoo intelligente wijze de bedoelingen van den schrijver weet te volgen, kan de soms zeer plotselinge wisselingen in den gemoedstoestand van deii molenaar zoo weerge ven, dat wij er niets onnatuurlijks in zien. O. i. is dan ook Junkermann's Möller Vosz", de hardbeproefde, sombere man, in wiens ziel ondanks de zware beproeving de eerlijkheid de overwinning behaalt, een waar kaliinetstukje van tooneelspeelkunst, karakteristiek in eiken trek, diep aandoenlijk ondanks de vele hoogst komische tooneelen, waarmede het doorspekt is. Toen Junkermann deze rol eens op hoog bevel te Wiesbaden voor den ouden keizer Wilhelm I gespeeld had, zeide deze tot hem: Ich habe licrzlich gelacht, und ich danke Ihnen für den schonen Abend. Ich bm auch wieder rmt jtnig yeivesen, als ich , Ut den Franzosentid" sah. Die Zeiten sind damals so gewesen, icfi kenne sie, so ivar's, so war's. Und tiie haben es tref/liclt veranschaulicht". Junkermann werd weer uitnemend bijgestaan door de leden van het Duitsche gezelschap, wier talenten wij hoe langer hoe meer op prijs gaan stellen. Den heer Lüpschütz een woord van lof voor de keurige wijze, waarop hij regie en mix en-scène verzorgd had. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Daar ik elders in dit blad reeds een tamelijk groote ruimte in beslag neem, zal ik ditmaal maar zeer kort van de uitvoeringen der laatste da gen gewagen.Deze bestonden,chronologisch gerang schikt, in de opera Lahnévan Délibes door het Fransche Operagezelschap en met de zangeres Emrna Nevada in de titelrol; eene uitvoering vun de Liedertafel Euterpe (Direct, de heer Messchaert), met medewerking o.a. van de Iih. R ntgen en Cramer; in een Concert door den heer Tibbe met medewerking en ten voordeele van ziju leerling, den jongeheer Wijsman, met welwillende medewerking van de hh. Louis WoKF en Rogmaus; in de Duitsche Opera Wil/ielm Teil, en eindelijk in een Concert van het Concertgeb., met medewerking van de Italiaansche zangeres Teresa Tosti en den Berlijnscheu pianist Rudolf Panzer. Van al deze opvoe ringen verschafte mij verreweg het meeste genot de Lakntémet Mlle. Nevada. Deze zan geres bezit een prachtig getimbreerd, hoog, doch niet zeer sterk sopraan orgaan. Haar kenmerkt vooral een groote distinctie. Haar Lakm°, was dientengevolge een onvergetelijk type, een mees terstuk van Fransche kunst, van bevalligheid, goeden smaak en karakterteekening. Zij laat uitmuntende herinneringen achter. Eiderpc on derscheidde zich ook ditmaal weder door een groote zorg voor het technische gedeelte van muzikale reproductieën; het ensemble laat hier niets te wenschen over. De jongeheer Wijsman is al een zeer aardig ontwikkeld pianist; hij iegge zich echter meer toe op warmer voordracht, die nu hier en daar niet vrij was van manieren. Den Teil hoorde ik maar gedeel telijk, wat ik er vau hoorde kou me niet zeer bevredigen. Zoo stemde in liet begin van de opera de harp zeer slecht met het orkest, het geen een zeer slechte impressie maakte en in een eenigszins ernstig kunstiustituut niet mocht voor komen' De zangeres Teresa Tosti heeft aan de hooggespannen verwachtingen niet geheel kun nen beantwoorden. Zoowel in muzikaal als technisch opzicht overschreed zij niet het peil, waaraan we hier gewoon zijn, om zoo te zeggen: het Amsterdamsen kunst-peil. M. a. w. zij mankt noch den indruk van een bijzon der talentvolle, noch van een bijzonder ernstige kunstenares te zijn, maar en zich eenigszius met een »Franschen slag" van af te maken. Wijze vau toonvoortbrenging, noch timbre en expressie daarvan, noch de coloratuur van deze coloratuurzangeres konden aan eenigszins gegronde eisenen voldoen. Het best zong zij Colinclte van Ramenu, hierin lag het meeste karakter. Ook Herr Panzer maakte een bijzonder weinig gemalen in druk, dien wij hier echter niet verder zullen zoe ken te staven. 15 Nov. F. MUZIEK TE ROTTERDAM. Ter wille van de ontegenzeggelijk goede be doelingen van den heer Saalborn, die hij door de opvoering van Don Jnni/t met een zoo uit stekenden gast als de lieer Francesco d'Andrade, heeft bewezen, zal ik over de 7e/?-voorstelling van jl. Zaterdag en de verrichtingen daarbij van den heer Bransch zwijgen; slechts wensch ik er op te wijzen, dat ik geloof, dat liet tegen het belang der onderneming is, dergelijke proefne mingen te wagen; want het publiek, dat toeval lig bij zulk eene voorstelling tegenwoordig is, beoordeelt natuurlijk de zaak naar den dien avond ontvangen indruk en komt voorloopig niet terug. De heer d'Andrade is een Zondagskind ; be gaafd met stern middelen van voldoende kracht, fraai en edel van timbre, die hij door de noodige voorbereidende studiën geheel in zijn macht heeft, paart hij daaraan een elegant voorkomen en los en zelfbewust spel; ziedaar den echten Don Juan. uitgelaten, soms spottend, onweer staanbaar vleiend en winnend, en steeds every inch a gentleman. Was zijn actie meesleepend de wijze waarop hij het Champagne-lied en de Serenade zong zal den aanwezigen wel onverge telijk blijven; beide nummers werden onder klet terend applaus gebisseerd. Van de overige be zitting verdient in de eerste plaats de Leporello van den heer Chambon geprezen te worden De Donna Anna kostte mevr. Brajiiin te veel zicht bare inspanning om onverdeeld genot te kun nen verschaffen, de eerste aria werd echter werkelijk verdienstelijk gezongen; haar werd een blocmenmand vereerd, iets grooter dan die van verleden week. Mevr. Carrie Goldsticker trad als Donna, Klcira op; zoo verdienstelijk als deze dame in de tot haar emplooi behoorende partijen is, zoo weinig geschikt is zij, wat stemmiddelen en zangkunst aangaat, voor deze rol, en ik ben zeker dat diegenen, die haar niet als Amncris en als Ortrttd gehoord hebben, met een geheel verkeerden indruk omtrent hare gaven huiswaarts zijn gegaan. Dit doet mij voor een zoo deugdelijk lid van het gezelschap leed. De heer Reiner (Ottavio) had geen gelukkigen avond. Mej. Bachmann gaf eene hupsch gespeelde en braaf gezon gen Zerline, de heer Mühlmann (Maaetto) zong vrij goed, heeft een aangenaam geluid maar weet zich nog niet op het tooneel te bewegen ; een voldoenden Gouverneur gaf do heer Rochclle. Het orkest struikelde nogal eens bij de bege leiding der recitatieven; biliijkheicishalve moet hierbij echter iu aanmerking genomen worden dat de heer d'Audrade in 't Indiaansen zong eu vooral in de recitativen zoo rad van tong was, dat een Duitschen kapelmeester mag vergeveu worden als hij niet altijd te juister tijd het accoord aangaf, dat de strophe moet afsluiten; minder vergefelijk was hetgeen bij het bisseeren der Champaguer-aria gebeurde. De heer d'Andrade treedt Zaterdag als l iyoIctto en Maandag als Teil op; na den indruk, dien hij als Don Juan maakte, is telkens een vol huis te verwachten. De Hollaudsche Opera hier jl. Maandag met De Troubadour op en mocht zich weder in drnk bezoek en veel succes verheugen ; de bezetting was nieuw, wat de rollen van Leonore en Aauccna aangaat, die door de dames De Wolff ea Van Zanten werden voorgesteld Bei"len behaal den welverdioudeu bijval; daar ik de Trou'ia'Iouropvoeringen vroeger uitvoeriger besproken heb, kan ik voor ditmaal niet deze enkele woorden volstaan. V. NIEUWE UITGAVEN OP MUZIKAAL GEBIED. In de eerste plaats wensch ik een woord te zeggen over c-ene compositie van den heer Dan. de Lange, n. 1. eene «Scène aus Hamerling's Vcnus int Exil, Concertstück für fine Sing-timme niit Klavier", uitgegeven bij Steyl & Thomas te Frankfurt a/Mai:i, voor welke firma de heer Brix von Wahlbcrg alhier dopóihouder is. Het begin van dit werk doet veel verwachten. Het is breed geschreven en, schoon men op een enkele plaats een andere harmonie zou meenen te ontmoeten (in de eerste mast van pa g. 4 D dur b. v), kenmerkt zich door nheid. Maar van Des dur, pag 7, af, laat voor mij de samen hang der compositie eenigszins te wenschen over. Een paar maten na het intreden van den Des dur toonaard b. v. komt de dominant-drieklank van E ons in den waan brengen, dat we weer naar F (den toonaard, dien we pas verla ten hebben) zullen overgaan, en al wordt deze toonaard niet beslist weder opgevat, toch gevoelt men hem hier te veel en krijgt den indruk van niet verder te komen. Van Des dur af mis ik een vasten harniouischen grondslag, de breedheid van het begin; ik vind mij in te veel toonaarden verplaatst en toch ook weer te weinig, want op pag. il b. v. is men weer bepaaldelijk in F, om daarin te blijven. En juist iu die Des dur epi sode bad men zoo gaarne tot eene rust willen komen, geëvenredigd aan den breeden opzet vau het werk, maar waarin nog alles voorbereiding geweest is en men b. v. nog geen enkelen tonischen drieklank (die toch tot het begrip van rusc onvermijdelijk is) vernomen heeft. Zijn er dus voor mij in deze compositie, als geheel beschouwd, enkele leemten, zoo bevatten toch sommige onderdeelcu ervan hunne onmis kenbare schoonheden. Het begin is vol kracht. De nadering van de Liefde is schoon uitgedrukt in eene melodische phrase vol innigheid. Inte ressant is de bas op pag. G en 7, en de climax, die naar het slot voert en het slot zelf, is zeer euthousiastisch gedacht. Waar een geoefend zanger, maar vooral warm mensch, zich met een ontwikkeld pianist aan het werk zet om samen dit werk ten gehoore te bren gen, zal zooals het ook schrijver dezes ge gaan is toen de componist in beperkten kring deze compositie eens voordroeg menigeen on der den indruk ervan geraken. En :>aprcs tout'' komt het misschien hier slechts op aan, eu is het later plaatsvindend kritisch onderzoek, waar uit blijken mag, dat deze of geeue harmonie toeval lig niet naar onzen smaak is, vau luttel waarde. '"Het werk is zwaar. Diatonische toonopvolgingeii b. v. hoort men in de zangstem maar weinige; vooral vau pag. 7 af beweegt zich de stem haast uitsluitend iu sprongen vooit. Maar ook de pianopartij, (lic dikwijls de rol van een harpartij schijnt te vervullen (het werk i.s oor spronkelijk voor orkest gedacht), is lastig eu vereisen! eene meer Jan alledaagsche kracht. >> H< Begeven we ons nu tot eeue ->Suite voor l'iauo door L. Adr. van Tetterode, op ;')." Uit dit werk spreekt ecu zekere gemakkelijkheid om in kleine vormen iets bevalligs te zeggen; de stijl heeft iets van de strengheid der ou dere meesters, gecombineerd met eene meer moderne luchtigheid. Van een gezonden mumuzikalen ziu, een streven naar vormbeheerschiug

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl