De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 24 november pagina 2

24 november 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.G48 wij willen haar dat rustig laten afhandelen, al moet dat alweer eeii paar jaar duren; maar dan komen wij aan de beurt, wij, breede kring van Dommen, die niet tut den werkmausstaud behooren. Bij Keigeraberg Versluys heb ik inmiddels ge solliciteerd naar een baantje aan de petroleum haven. Nu Gerritsen en Daniels gezorgd hebben, dat de lui daar gepensioneerd worden, wil ik in de eerste jaren mijn hals maar liever wagen on der petroleumtonrien dan ouder den een of an deren clown. Als de heer Heary Tindal zoo voortgaat op den ingeslagen weg, en succes heeft op zijn stre ven, dan gaan wij nog zoo'n slechte toekomst niet tegemoet. Ik zou nog veel verder willen gaan dan hij. In een klein landje als het onze moet men op alles voorbereid zijn en ten minste een even flink leger op de been hebben als de eventueele aan valler. Daarom zou ik alle mannen van hun twintigste tot hun veertigste jaar in actieven dienst willen houden, behoorlijk gelogeerd en gevoed in \velingerichte kazernen. Dan waren die lui al thans van den vloer en hadden voor hun onder houd niet meer te zorgen en de mannen boven de veertig jaar hadden ook zooveel concurrentie niet meer. Geeu meusch behoefde meer naar Amerika. * * # Die mr. De Vries heeft die kerkelijke hoogleeraren van mr. Heiueken ook aardig voor een poos den Raad uitgegoocheld naar den Senaat van de Rijksuniversiteit. Nu heeft Dr. Bronsveld nog een langen tijd van bedenken. Maar als hij zoo slim :s als ik, dan neemt hij het baantje onmiddellijk aan. Die Raad kan wel zulke rare dingen doen, daar behoeft hij zicli toch niet aan te storen,... en de betrekkingen van f 5000 liggen tegenwoordig niet opgeschept. Stemmen voor waarheid en vrede kaïi hij or toch altijd bij blijven doen. * * Amsterdam verliest zoo langzamerhand al zijn eigenaardigheden. De vroeger zoo vroolijke koop lieden langs de straten zijn al grooteudeel.s weg, nu berooft men het ook van zijn laatste beetje stank. Vergeet men dan dat die stank vroeger zooveel vreemdelingen trok die aan de teritis; leden en hier op de grachten geneziug vonden! En uu is ook de Zaagmolensloot ten doode op schreven. Ik kan mij best begrijpen dat B. en W. lang geaarzeld hebben en eerst thans tot een besluit ebben kunnen komen nu we een andere eigen aardigheid uit de hai,d van den heer Cuijpcrs terug ontvangen, namelijk ecu centraaUtatiou waar men stikt. Het is wel iets anders dan van de tering genezen, maar het is toch iets dat men niet overal in de wereld aantreft en die mis schien vele excentrieke E-jgelschen zal lokken Op de Jungfrau kan het niet gevaarlijker zijn dan hier ia de wachtkamers. Ik heb nog wel niet van sterfgevallen gehoord maar ia den a. s. zomer zal ik mijn zwarten rok nog wel eens noodig hebben, deuk ik. Dat de schilderijenloods blijft staan tot de volgende diiejaarlijksche", is een uitstekend denkbeeld, vooral omdat te verwachten is, dat men voor de ambtenaren van het postkantoor, die het zoolang in gebruik zullen nemen, wel zooveel respect zal hebben dat men het gebouw zoodanig zal inrichten, dat over drie jaar ook Mejuffrouw Anna Maria De Kunst er zouder een blos van ergernis op de korfen kan binnen treden. AUGUST. Uit het Haagje. Hoe leuk en kalm, hoe kantig en muurvast ons halt' ter dood vero irdeeld Rijnspooratation ei\ ons (jtebouw voor kutmten en wetennchappen er van buiten ook uitzien, zoo is het toch aan iedereen bekend, dat in de harten van beide jeugdige en krachtvolle overburen om met de Verkleinde we'd een zekeren Wille;n Jansen, timmermansknecht, aan te houden of bericht van zijn ver blijf te doen aan de politie, daar hij vervolgd werd wegens verwonding van een kameraad in dronkenschap gepleegd en diefstal van een gou den horloge. Dien naam ken Ie ik, ofschoon ik den eigenaar er van waarsehynlyk niet meer herkend zou hebben, want het was jaren geleden, dat ik hem gezien had. Zijn vader en moeder woon den toen in het straatje naast mijn huis en hij was de oudste van hunne vijf kinderen, een flink opgeschoten jongen van een jaar of tien. Die familie Jansen trok, als ik voor mijn ra men zat, bizonder mijn aandacht. De man was altijd goed in orde en nooit waren er sporen van jenever in gang of spraak te ontdekken, en wat het meest voor hem pleitte, was, dat altgd zijn oudste kinderen bij den lantaarnpaal op hem wachtten, tegen den tijd dat hij thuis verwacht werd. Hij was timmerman, en al bemerkte ik, dat hij des winters wel eens eenige weken geen werk had, luieren deed hij niet, en in die dagen zag ik hem vaak met kleine tafeltjes, trapje? of droogrekjes des morgens voorbijgaan. Ik telde weieens, hoe veel Inj er had, en vond, als ik hem tegen donker terug zag komen, dat hij geen hooge dagloonen had gemaakt, maar altijd was zijn stap vast, en had hij een glimlach en een zoen over voor de kleinen, die hem jolend en joe lend ontvingen. Zyn vrouw was steeds knap eekleed; er waren wel stukken van verschil lende kleur ia haar jak en rok te zien, maar nooit een gat, en hoe dun en versleten de plunje van de kinderen ook was, altijd waren ze behoorlyk gewasschen. Soms zag ik haar wei eens praten met een buurvrouw, bij den lan taarnpaal, maar dat duurde nooit langer dan enkele minuten. Nooit zag ik haar op een ruwe manier haar kinderen bestraffen, even min ooit twisten met haar man. Kortom, ik vond dat dit gezin niet in mijn straatje tehuis behoorde. (Slot volgt). Carmen Silva te spreken het leven trilt met felle mokerslagen." In plaats van slaperige en onverschillige verdraagzaamheid jegens elkander te-betrachten, zooals men uit hun laconiek voor komen .allicht zou opmaken dat hot geval was, voeren beide inrichtingen in werkelijkheid onder ling een guerre a otitrance", eene scherpe con currentie, die zelfs ecnigermate doet denken aan den naijver, die weleer in het oude Verona bestond, tusschen de twee beroemde huizen van Montague en Capulet. Op zichzelf beschouwd zijn beide huishoudens buiten allen twijfel toonbeelden van netheid, orde en overleg. Aan het station is men 's morgens wel het vroegst bij de hand, maar daar staat, tegen over dat men aan den overkant in het Gebouw weer later naar bed gaat. In beide inrichtingen heerccht de grootste regelmaat en geschiedt alles precies op de klok. l u de ruime vestibules, die als tweelingzusters op elkaar gelijken, zou men gerust karnemelk kunnen eten van de helder gesclnobde maruiersteenen, indien de vorstelijk in gerichte foyers", rcstauratiezalen en wachtkamers met hare rijk voorziene buffetten, deze oorspron kelijke wijze van dineeron niet geheel en al over bodig maakten. Populair zijn, menschen trekken is de leus van beide instellingen, zooals ten duidelijkste blijkt uit de schreeuwende, tegen elkander vloekende aanplakbiljetten, veelal opgeluisterd door veelkleu rige illustraties van al het fraais dat den bezoekers ter aanschouwing voorgespiegeld wordt, waarmede de muren bezaaid zijn. Tot 1102 toe bleef echter elk zorgvuldig op zijn eigen terrein. In het eone gebouw nam men uit sluitend biljetten om zijn geest, en in het andere om zijn lichaam in vervoering te brengen. De vorige weck is daarin nochthans verandering ge komen. Niet alleen de bewuste aanplakbiljetten, maar alle couranten kondigden te gclijker tijd aan, dat den l.'Jden November ook aan den overkant van het llijnspoorstation gelegenheid zou zijn om een uitstapje langs den Rijn te maken. Er werd zelfs uitdrukkelijk bij gevoegd dat het bastudeerea van de sagen, legenden en grootsche herinneringen van den lïiju zou afgewisseld worden door een vroolijk studentenpartijtj'.; op di'n Dracbentels. En om het nog smakelijker te maken stond raet vette letters te lozen, dat nu ceas niet Lissons, maar niemand minder dan J'eler Ilenoit uit Antwerpen zich met de hoofdleiding van de rondreis zou belasten. alles volgens vaste prijzen, eerste, tweede en derde klasse Dat het Gebouw op den aangoduidcn avond stampvol met menschen was, bewijst alweer dat zij ongelijk hebben, die beweren dat hot thans levend geslacht pessimistisch, koudbloedig en on verschillig is. Langs Zwarten weg en Uilenboornon zag men reeds vroegtijdig ontelbare dwaallichton van rijtuiglantaarns zweven en dansen, welke steeds de onmiskenbare voorboden zijn van een naderend concert. Op den avond van 13 November had er zelfs ecu dubbel gerij en geros plaats, omdat het geen gewoon concert gold, maar een groot orato rium, een g'inggedicht, zooals onze zuidelijke broe ders het noemen, met mannen-, vrouwen- en kin derkoren. Behalve al de rijke lieden, die op het ongewone van het zanggedicht" afkwamen, moes ten natuurlijkerwijze al de zangeressen, wier stemomvang dikwijls in omgekeerde verhouding staat tot de lengte van haar slecpjaponncn, al de zangers met verlakte schoenen, al de kinderen met hunne vaders, moeders, broeders en zustors, goed tegen kreukelen beveiligd en luchtig ver pakt, in doosjes op wielen overgebracht worden. Gelijk vóór eene halve eeuw de bakken van de Cruqiiius" en de Leeghwater" met honderden paardenkrachten het Haarlemmermeer begonnen leeg te malen, zoo dompelden zich de vigilanten onophoudelijk in de zee van Ilaagsche in gezeteueu, om daarna geregeld haar inhoud tel kens en telkens in de sluizen van het Gebouw uit te storten. Gelukkig waren daar binnen de uoodigo maa'rjgelen genomen om den steeds was senden stroom te leiden en al de menschen be hoorlijk te bergen. Zoo w is de estrade van bet orkest aanmerkelijk naar voren uitgebreid en af gesloten door een kistdam, die zich tot voorbij de eerste loges van het balcon uitstrekte. Do zaal was daardoor als een appel nagenoeg in twee gelijke helften gesneden, en leverde een waarlijk niet minder smakelijk en uitlokkend gezicht op, dan genoemde boomvrucht sedert de dagen van het Paradijs gewoon is ten toon te spreiden. Vooral de helft aan de zijde van de estrade" met haar fluweel- en zijdeachtige buitenschil van blozende Haagsche schoonen en donker klokhuis van violen en bassen, als onomstootbaar bewijs van rijpheid der zangkoren, zag er uit om zoo in te happen; om nog niet eens te spreken van het orgel op den achtergrond, dat als zekere pruimenboom volgeladen was met allerliefste kin dertjes. De tuinman, voor deze gelegenheid def tig in zwarten rok en witte das, stond er nevens gereed, om op het eerste sein van papa Benoit, aan het schudden te gaan. Een groot contrast vormden de allerleelijkst geschilderde grijze harpen boven het orgel, waarop oude tooverheksen schij nen te tokkelen, met de echte gouden harpen op den voorgrond, expresselijk met hare jeugdige bespeelsters uit Antwerpen overgekomen om luis ter aan het Vlaamsche zanggedicht bij te zetten. Nadat eerst nog de slachtoffers voor de solo's binnen geleid waren, en hunne buitenposten be et hadden, verscheen de componist. Het hand geklap, waarmede men den toonzetter begroette, werd door dezen met Belgische cordiatiteit en losheid aardig en hartelijk beantwoord; geheel anders dan onze virtuozen gewoon zijn hun complimenien voor het publiek af te steken. Maakte Peter Benoit geheel en al den indruk van een liefhebbend vader, die met een dankbaar maar tevens oolijk lachje zijn kindertjes bedankt voor de versjes op zijn verjaardag, zoo geven onze landslieden altijd het beeld van den houterigen aanzegger, die aan het einde van de begrafenis mompelt: de hoeren worden bedankt voor de laatste eer, aan den overledene bewezen". Even opvallend en verrassend was het om de geheel veranderde houding te bespeuren, die Benoit aan nam, zoodra hij de verhoven dirigentplaats be klommen had. Op eens was het uit met zijn knikjes en glimlachjes; met n strengen blik deed hij het geschuifel van de kindertjes op het orgel en het hevig gebabbel in de dameskoren verstommen. Mot een enkelen tooverslag ontnam hij aan al de vereenigde muzikale individuen hun individualiteit en veranderde hij ze in ne groote machine, mot vollen stoom gereed staande om bij den milisten viiigerdruk net zoo hard en zoo zacht, net zoo Miei en zoo langzaam te loopen, als hij dat zou verkiezen. Hij begon met het orkest, waarin ter wille van de Toekomst" onze beste krachten vrijwillig plaats genomen hadden, onbarmhartig te laten draaien en martelen als een electriseerrnachine. Men moet echter in aanmerking nemen dat er heel wat noodig was om de vier groote batterijen van Sopranen, Alten, lenoren en Bussen met [ fnisncrc te vallen. De uitgezochte geïsoleerde J Leidsche flusschen op den voorgrond waren al ' heel spoedig geladen. Zij stonden vlak onder hot bereik van den professor, zoodat hij zonder van zijne plaats te gaan met de ontlaadtang de knop pen kon aanraken. Aldus geschiedde ... en ter stond begonnen de vonken van Julius de Geyter's genie, in Beorits neergelegd, in bundels en stra len in de rondte spatten. De hoofdgedachte van het zanggedicht de Rijn" komt hierop neder, dat de Schelde on do groote toren van Antwerpen, figuurlijk voorgesteld als Scheldesoon gehuwd met Torendochter, een over heerlijk reisje langs den Rijn maken, om ten slotte, zooals het bijna iedereen gaat, toch terug te komen op het oude om niet te zeggen: afgezaagde thema: Oost West, thuis best''. De buitengewone inspanning die door dezen grootschen opzet van het Hollandsen verbeeld; ngsvermogen gevergd wordt, is waarlijk niet gering. Misschien is dit wel de roden dat het eerste ge deelte van het oratorium, waarin door het reus achtige echtpaar het meer gemelde reisplannetje gemaakt wordt, het publiek niet bijzonder be geesterde. Maar het is ook wel mogelijk dat tot die aanvankelijk koele stemming medewerkte de herinnering aan een virmigcn strijd, door ons Hagenaars nog zoo kort geledon bij de stembus uitgevochten, waarbij toevallig ook een Waterzoon en eene Torendochter gemoeid waren, maar die in plaats van het niet elkander eens te zijn. juist zoo scherp mogelijk tegenover elkander stonden. Beiden wilden, maar ieder op zijn eigen gelegen heid, absoluut oen reisje maken naar de gra nieten veste" der Tweede Kamer, waar om gehcül de Geytcr's eigen woorden gebruiken geen dan adelaars op nesten". Zooals men weet heeft de meerderheid der kiezers den bereisden en bevaren waterzoon uitverkoren. De volgende doelen des oratoriums, waarin de eigenlijke reis gemaakt wordt en de merkwaar digheden van Worms, Frankfort, Mainz, enz. be zongen worden, brachten het publiek in warmer stemming en ten laatste tot enthousiasme. Do solisten, mejuffrouw Wia Dikema uit Leiden en do heeren Kogmans uit Amsterdam en Kmiïe Ulauwaert uit Brussel, kwamen toen ook op dreef. Ter wille der waarheid mag echter niet verzwegen worden, dat de vertegenwoordigster van het zwak kere geslacht, geheel tegen de heerschende mode in, voor beide manspersonen de vlag moest strijken. Blijkbaar was do Leidsche zangeres niet gewoon om in zulke hooge huizen als ons gebouw te werken, en verkeerde zij indien het veroorloofd is om op dit poëtisch gebied een heel erg pro zaïsch beeld uit het dagelijksch leven te bezigen in het geval van eene dienstmaagd uit eene kleine plaats, die op een vierde verdieping van een stadshuis de ruiten moot lappen. Zij was een beetje benauwd en waagde het niet haar hoofd laat staan haar heele bovenlijf, zooals de chic" medebrengt, naar buiten te steken. Te meer kwam haar aanleg tot duizeligheid uit, tegenover den forschen Amsterdamschen tenor. Even onverschrok ken on gewoon om op de gevaarlijkste punten post te vatten, als de mannen van de glazenwasscherij, beklom deze het bovenste sportje van de hcmelliooge toonladder, om kalm on bedaard, als bevond hij zich op den beganen grond, de kroon lijst -\an het zanggedicht uit te borstelen, terwijl daarenboven orkest on koren omlaag zoo hard als zij maar konden aan het gevaarte stonden te wiegelen. Wat den Brusselschen gast betreft, deze bemoeide zich heeloniaal niet met hoogte of laagte. Als een geest zoo gemakkelijk en licht daalde hij vroolijk in de diepste ingewanden der aarde of zweefde hij naar verkiezing in de ijle lucht om rnet een meesterhand, die do school van Bayreuth verried, hier eene geduchte versterking aan eene fundeering, daar eene versiering aan de keizershal te Aken of den Keulschen Dom aan te brengen. Toen ten slotte luid handgeklap en fanfares van het orkest den lof van allen uitbazuinden, kwam onze Nicolaï, geheel op de wijze van zijn heiligen naamgenoot, met eene surprise, een krans voor den componist, tevoorschijn, en liet de Brabam;onne" spelen, welk opwekkend lied wederom met daverende toejuichingen begroet werd. Maar vlug als bij het stuivertje verwisselen" stond Benoit weer op de plaats die Nicolaïpas verlaten had, en commandeerde het Wicn Neêrlandsch bloed". Het volkslied door een paar honderd zangers en zangeressen aangeheven, werd door alle aanwezigen staande aangehoord. liet was een indrukwekkend oogenblik volgens sommigen het meest imposante van den geheelon avond dat aan eene Belgische betooging deed denken, zeer geschikt om anarchisten en socialisten kippenvel te bezorgen. Z. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Salon des Variétés: Marmeren beelden. Grand Théatre: Ilasemmirfs TöcïUer. Grand Théatre: Een gelukskiutl. Voor een buitengewoon talrijk en dankbaar pu bliek had Zaterdag, lb' dezer, in den (Salon des Variétés een wederopvoering plaats van Marme ren beelden" (Les flllcs de rnurbre) van Jiarrière en Thiboust. Het drama, dat hier 30 jaar ge leden met Bouwmeester in de hoofdrol furore maakte, dat sedert met langere of kortere tusschenpoozen telkens en telkens weder ten tooneele is gebracht, schijnt nog altijd groote aantrek kingskracht te bezitten. Te Parijs gaf men er gedurende den afgeloopen zomer een reprise van, die bijna evenveel succes behaalde als die van twee andere stukken van Barrière, Les Jocrisses de l'amour en Les faux Uonshommes. Toch zijn, volgens onze meening, de drie werken niet op n lijn te stellen. Les Jocrisses en Les faux Somhommes (Uarrière's meesterstuk, dat velen en misschien niet ten onrechte op het repertoire van het 'Ihé-itre Francais wensebten te zien) zijn fraaie blijspelen, die uitmunten door fijne karakterteekening en groote komische kracht; Les filles de marbre is een roerend, met groote kennis van het tooneel geschreven drama, dat echter nu en dan maar al te duidelijk verraadt, dat het op een bepaald tijdstip, met een bepaald doel ontworpen is. Dumas had zijn Dume aux caméliax eindelijk zien opvoeren; liet stuk behaalde steeds grooter en luider bijval, tot ergernis en verontwaardiging van velen, die aan de zielegrootheid en zelfop offering van een Mm-gucrite Gaulhicr niet kon den en wilden gelooven. Voor deze schreven nu Jjurrièrèen Thiboust, als een soort tegengif tegen do verderfelijke apotheose van Dumas, hun Fit las de murbre, de treurige geschiedenis van den beeldhouwer Raphael, die door Marco, de schoone en gevierde demi-mondaine meent bemind te worden, bemind voor eeuwig, die voor hair alles ten offer brengt, zijn roem en zijn toekomst, doch die zich te jammerlijk in 't endt bedrogen viruit" en dan aan een gebroken hart sterft. Het gebrek van het stu'j is, dat het wel iets, doch slechts zeer weinig biwijst; de schrijvers hebben zich zelf hun taak te gemakkelijk gemaakt en daardoor bun doel niet ten voll:) bereikt. Raphael, het slachtoffer, is een onnoozele sukkel, die veel praat en niets dost, die geon oogenblik eenige wilskracht toont, die er niet aan denkt te strijden of' zich te verweien, die tevreden is. zoolang Marco hem zoete woordjes toefluistert, | doch opvliegt en zich verontwaardigd toont, als zij tiet waagt hem vervelend en kinderachtig te vinden, die tot overmaat va'i ramp sterft, sterft als een Monsieur aux Camélias, zooals men bij de laatste reprise te Parijs zeide. M*rco daarente gen, la rille de marbre, de verpersoonlijking van alles wat slecht en laag is, is lang niet zwart en. afschrikwekkend genoeg geteckend. Haar geheele misdaad bestaat eigenlijk hierin, dat zij Raphael op den duur te lastig eu te vceleischend vindt en hem daarom voorstelt maar liever in der minne te scheiden. Indien Raphael eens niet Marco, doch een ander meisje, een, dat men wel trouwt, had liefgehad en dit hem na eenige weken eveneens zijn congéhad gegeven, zou hij dan ook gestorven zijn 'i Doch al aanmerkingen genoeg. Het publiek, dat avond aan avond den schouwburg tot den nok toe vult, juicht het stuk toe Eu waarom ook niet? Voor een deel zal het hier ook wel zijn : En rekent d'uitslag niet, maar telt het doel alleen", on daar kan men zich slechts over verheugen, al vindt men, strekking er buiten gelaten, La dame aux cainéitas ook een vrij vrat fraaier drama en indrukwekkender kunstwerk. Van de vertooning in don Salon kunnen wij tot onze spijt slechts weinig goeds zeggen. Dat van den proloog, het fraaiste en meest typische gedeelte van het stuk, slechts weinig terecht kwam, is voor het grootste gedeelte te wijten aan het minder volmaakte van tooneel en decoratief, waarom wij er dan ook geen al te grooten nadruk op willen leggen. Wel had men er echter voor moeten zor gen, dat wij in het atelier van Phidias en in dat van Raphael, meer dan 2000 jaar later, niet het zelfde houten tuintafelije te zien kregen. Dit is een kleinigheid, die met geringe moeite te ver helpen ware geweest, doch die een zeer onaangenamen indruk maakt. Ook had men de Griekscho namen op wat minder barbaarsche wijze moeten mishandelen. Van de vertolkers voldeed ons eigenlijk alleen de heer Poolman. Zoowel in den proloog als Diogenes, als in het stuk als de journalist osgenais gaf' hij weer veel genoegen, al had hij als de eerste ook nog wat pittiger, als de laatste, vooral iu de dramatische gedeelten, nog wat ern stiger kunnen zijn. Noch juffrouw Roelofsen noch juffrouw Spoor slaagden er in ons ecu dragelijke voorstelling van Marco en Marie te geven. De eerste was nog het best in het eerste bedrijf; in het derde schoten haar krachten aanmerkelijk te kort en was de te zware rol haar geheel ds baas. De laatste kan, vooral van stem en uitspraak, niet genoeg studie maken. Do hoofdrol was in handen van den heer Royaards. Ook in zijn vertolking valt slechts weinig te prij zen. Onze voornaamste aanmerking geldt zijn standen en gebaren, die, vooral voor een beeld houwer, buitengewoon onaesthotisch waren. Zoo heeft de heer Rooyaards b. v. de gewoonte zich bijna altijd met gebogen lichaam en hoofd te be wegen. Aan gevoel en hartstocht ontbreekt het hem, zoo wij ons niet bedriegen, niet; in het vierde bedrijf had hij enkele gelukkige oogcnblikken even als in het laatste gedeelte van het derde. Hij studeere echter nog zooveel mogelijk ea meene niet, dat het genoeg is, wanneer men voelt en begrijpt, wat men moet doen. De dames Poolman-IIuyzers en de Boer-van Rijk on de hoer Sprinkhuijzen waren voldoende, doch noch hun rollen, noch hun spel geven aanleiding tot uitvoeriger bespreking. De hoer Junkermann stelde ons Zondagavond in de gelegenheid, zijn groote talenten ook eens onder een ander licht te zien. Al zijn de ko mische figuren uit Reuters werken ook niet on waarschijnlijk de meest geliefde rollen van dezen acteur, in Hasemann's Töchtcr" heeft hij ons bewezen, dat hij zich ook in andere stukken tot een aanzienlijke hoogte weet te verheffen. liet Urigiiwl Lushjiiel van L'Arrongo, zoo wij ons niet bedriegen iu het Hollandsen en dan niet geheel ten onrechte in volksstuk herdoopt, mogen wij bekend veronderstellen. Zonder buitengewone verdiensten te bezitten, houdt het aangenaam bezig, boeit het niet zelden en bezit het eene gezonde strekking. Als Anton Ilasemann was de Duitsche gast weer even natuurlijk en vrij van alle gemaaktheid, even innemend en gemoedelijk, even boeiend en onweerstaanbaar als in zijn vroe gere rollen. Ons oordeel moet zich, ouder ge woonte, dan, ook vrij wel weer in n loftuitin»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl