De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 1 december pagina 1

1 december 1889 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N*. 649 DE AMSTERDAMMEE A°. 1889. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 1 December. Abonnement per 3 maanden Voor Indiëper jaar .... ?1.125, fr. p. post ? 1.275 rnail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10 Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I N H O V Di VAN VERRE EN VAN NABIJ. _ FEUILLE TON : 't Verhaal van de St. Nicolaasbrug, oor spronkelijke vertelling, door L. C. Steenhuizen. In een straatje, door J. C. Peereboom. (Slot). KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Am sterdam. Oscar Blumenthal's Zaungast. Aanteekeningen Schilderkunst, door V. Een boek uit den voortijd, door F. J. v. U. Modern, door Henriëtte v. d. M. ? Anna's liefde, door Th. van Meerendonck-. Lars Dilling, schetsen nit het Noorsch, door Una. St. Nicolaas, door Fiore della Neve. VARIA. SCHAAKSPEL. Novemberlicht, door Jo van Vloten. Een heilige tegen wil en dank. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIËN. Van verre en van naby. Binnen weinige weken zullen Henry Stanley en Emin-Pacha (Dr. Eduard Schnitzler) in Europa zijn en hunne bevindingen in het zwarte werelddeel aan duizenden belangstel lenden mededeelen. De koene reiziger heeft reeds van de uiterste grens der beschaafde wereld lange brieven gezonden, waarin van zijne avonturen een overzicht wordt gegeven, dat wel geschikt is om het hart van zijn uit gever te verheugen. Wat Stanley ons zal nebben te vertellen, is de beschrijving eener werkelijkheid, die de phantasie van een Jules Verne achter zich laat. Ondoordringbare wil dernissen, dood en verderf verspreidende moe rassen, listige en boosaardige dwergen, hon gersnood en pestilentie, en bij dat alles de kalme vastberadenheid van n man, die met een paar blanken en een paar honderd negers al deze verschrikkingen trotseert ziedaar de ingrediënten van het verhaal, waarnaar oud en jong met evenveel belangstelling zal grijpen. Maar Stanley]s reis had nog een ander doel dan onze kennis van het Afrikaansche bin nenland te vermeerderen. Hij was uitgezonden en uitgerust door het Engelsche Emin-rdiefcommittce, dat wil zeggen, door de commissie, die zich ten doel had gesteld Emin Pacha hulp te brengen. Als praktische menschen hadden deze Engelschen niet aan Stanley den last gegeven een man te bevrijden, van wien men niet wist_ of hij bevrijd behoefde te worden en of hij bevriid wilde worden. Stanley's opdracht was, Emin te voorzien van hetgeen voor dezen noodig was om zich in de Aequatoriaal-provincie te handhaven: in de eerste plaats van ammunitie, in de tweede plaats van goederen die als ruilmiddel konden dienen, in de derde plaats van die producten der Europeesche beschaving, die een Europeaan ook in het hartje van Afrika niet _ kan missen. Aan Emin zelf zou de be slissing worden overgelaten, of hii, nadat hem deze hulp was verschaft, wilde blïfven ofwel van Stanley's geleide wilde gebruik maken om, met achterlating van alles wat hij gedu Feuilleton. 't Verhaal van de St. Nicolaasbrug. Oorspronkelijke vertelling door L. C. STEENHUIZEN. L Reeds dikwijls had ik die wandeling gemaakt, maar nu toch sedert jaren niet meer en, als ik mij goed herinnerde altijd in den zomer, nimmer nog op zulk een neveligen, wit bestoven ?wintermorgen als thans. Was het daarom dat mij de omtrek zoo ver anderd scheen? 'Of was het door de aanplemping en verbreeding van den weg, dévoor de komst van de stoomtram noodzakelijk geworden verlaging van de vele bruggetjes en de rails aan mijn linkerzijde, dat de gansche streek zulk een ander aanzien bekomen had? Ik geloofde het laatste en was over die verandering maar half gesticht. In de verte blonk mijn oude kennis, het torenhaantje op zijn kleine staalblauwe spits. Het vonkte als goud, trotsch en vroolijk boven het wit beijzelde kerkdak. 't Was mij als riep het me toe: Ik kan wel blinken al is het mijn weertje niet ik kan wel blinken al kwijnt alles om my henen in de ijzig grauwe winterlucht. Daar kwam Huibertbaas" zjjnerf afgeloopen, den weg op, óók naar het dorp. Mergen, meneer!" klonk het achter mij. Morgen Huibert! Wel man, hoe maak jij het, leef je nog?" rende dertien lange jaren had tot stand ge bracht, naar de oostkust van Afrika te trekken. Leest men Stanley's brieven aan den heer Mackinnon, den voorzitter van het _Eminrclief-r,ommittee, dan verkrijgt men den indruk, dat Emin's positie ten eenenmale onhoudbaar was geworden, dat iedereen dat inzag behalve Emin zelf, dat hij door een onnoodig en on verklaarbaar dralen Stanley meer dan een jaar heeft oogehouden, en dat Stanley hem eindelijk half met geweld moest ontvoeren. Bij eene eenigszins nadere beschouwing blijkt deze opvatting niet geheel juist te zijn. Er is ongetwijfeld in de Aequatoriaal-provincie, in den tijd, die tusschen Stanley's eerste en tweede samenkomst met Emin verliep, eene oproerige beweging geweest, bij welke Emin's eigen soldaten zich tegen hem keerden en hem gevangen namen. Maar het is hoogst waarschijnlijk, dat juist het naderen van Stan ley's expeditie tot deze muiterij aanleiding heeft gegeven. En toen de Madhisten, meenende dat nu de gelegenheid schoon was om de lang begeerde Aequatoriaal-provincie in hun bezit te krijgen, een aanval waagden op dit laatste bolwerk der beschaving in het vroeger Egyptische grondgebied, was het eerste werk van Emin's soldaten, hun aan voerder weder te bevrijden en in zijn gezag te herstellen, waarop Emin den Madhisten een geweldigen slag toebracht. Er was dus, naar het schijnt, geen reden om Emin's po sitie onhoudbaar te noemen, vooral niet als Stanley hem had kunnen helpen aan hetgeen hij noodig had om zich te handhaven. Was Stanley bij machte om dit laatste te doen? Dit blijkt uit zijne brieven niet. Alleen bemerkt men, dat Stanley's expeditie op de onderhoorigen van Emin geenszins een overweldigenden indruk maakte, en dat zij gedu rende den langen en moeielijken tocht groote verliezen had geleden. Dat dus aan Stanley het oponthoud van ettelijke maanden aan den oever van de Victoria Nyanza hoogst onwelkom was, laat zich begrijpen. Maar niet minder begrijpelijk is het, dat Emin niet aan de eerste de beste aanmaning wilde gehoor geven om den voorpost te verlaten, waarop hij zich dertien jaren lang, en zelfs nog vijf jaren na den val van Khartoem, met eere had gehandhaafd en waar hij den toestand beter dan iemand anders kon beoordeelen. Want hij wist, dat zijn heengaan voor het land gelijk stond met een reddeloozen onder gang, en dat de laatste sporen der beschaving weldra door den vloed der dweepzieke volge lingen van den Mahdi zouden zijn uitgewischt. Toch mag men het niet betreuren, dat Emin heeft toegegeven aan den drang, om de Ae quatoriaal-provincie te verlaten. Sedert En geland de Egyptische regeering heeft gedwon gen om haar gebied beneden Wady-Half'a prijs te geven, \vas het werk van vele tien tallen jaren, het werk waaraan Gordon zijne beste krachten had gewijd en dat hij tot zijn laatsten ademtocht heeft verdedigd, aan den ondergang gewijd, en vroeger of later zou ook de Aequatoriaal-provincie gevallen zijn, al ware het slechs geweest omdat Emin, wiens gezondheid veel geleden heeft, de Dat mag ik meneer wel vraegen, meneer is in lang niet hier Veest." Ja man, wat zal ik je zeggen, 'k woon ver der uit den koers tegenwoordig, maar ik ben de streek hier nog niet vergeten al zie ik wel dat het hier deerlijk veranderd is." Zoo pratend voortgaande kwamen wij, den tol voorbij, langs Boschoord, een gesloopte heerlijk heid, tot aan het punt wat ik vroeger uit den ganschen omtrek het mooiste noemde, de brug, de hoogste van allen daar langs den weg, de, door stalhouders en voerlui, om zijn hooge kruin zoo gevreesde en verwenscltte St. Nicolaasbrug". Hé, wat is dat? Och! dat is jammer, Hui bert ! die mooie St. Nicolaasbrug van welks hoogte men het dorpje zoo lief kon zien liggen óók al verlaagd. Wel! Wel! heeft die óók al, natuurlijk voor de stoomtram, zijn rug moeten krommen ?" Nou meneer", antwoordde Huibert, ik beken, veur het möie 'zicht naer beneden is het jam mer maer anders ... ik en mijn langstaeii zijn er niet rouwig om, 't was een rakker, die eigenste brug." Apropos, Huibert", hernam ik, jij. hier ge wonnen en geboren, kunt mij misschien voor de aardigheid wel eens op de hoogte helpen. Aan die St. Nicolaasbrug moet nog eene ge schiedenis verbonden zijn, 'k hel) vroeger mijn moeder daar wel eens van booren reppen, maar die wist toch óók het rechte niet". Nou meneer", hernam Huibert, als ik je daermeëplezieren kan ? 't Is me dukkels gcnfig verhaeld en ik wil het je nou óók wel erais vertellen, we zijn toch nog lang niet an 't derp, Joister dan maer." En de goedhartige, niet onontwikkelde boer, begon zijn verhaal, dat ik zal trachten, zij het ook in wat meer steedsche" bewoordingen, na te vertelleB. krachten ontzonken. Soedan is nu verloren voor den Europeeschen invloed, maar daar mede is tevens een einde gemaakt aan expeditiën, die schatten gelds en stroomen bloeds kosten en welker wetenschappelijke resultaten niet opwegen tegen zooveel opofferingen. De beschavende arbeid, door de Europeanen toegepast op de bevolking van Afrika, is ge woonlijk, zoo niet altijd het voorwendsel voor het streven naar plotseling overwicht of naar voordeelige handelsbetrekkingen. Of de inlanders hiervan gediend zijn, wordt niet ge vraagd ; het»You must save, hint from himself', dat Stanley's reisgenoot Jephson van Emin zeide, is ook het wachtwoord van de politieke en mercantiele philanthropie, waar het de inlandsche bevolkingen geldt, die wij van ons verheven standpunt voor on toereken baar en onmondig houden. De Engelschen (die er alles van weten) plegen te zeggen, dat de beschaving in Afrika drie artikelen invoert: rcligion, rifles and rliitm. Over het nut, dat deze artikelen voor den Afrikaan hebben, valt pro en contra nog al het een en ander te zeggen. Maar het is on tegenzeggelijk, dat de beschavende invloed, van welken aard hij dan ook zijn moge, niet kan uitgaan van eene van alle verkeer met de buitenwereld afgesloten streek, zooals de Aequatoriaal-provincie langzamerhand was geworden tengevolge van de kortzichtige en weifelende politiek van de Engelsche regee ring. _ Dat zal ongetwijfeld ook Stanley heb ben ingezien, toen hij Emin's post een ver loren post noemde Dat de beide wakkere mannen thans behouden terugkeeren, is een feit, waarover men zich slechts verheugen kan, al zou men bij Stanley wat meer sym pathie hebben gewenscht voor het gevoel, door hem verachtelijk als sentiment aange duid, dat Emin tot blijven drong. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Salon des Variëtés: Het onweer. Frascati: Robinson Crusoë. Maandag, 25 dezer, had in den Salon des Vari tés do eerste der zes, onder leiding van eenige be kende letterkundigen bier ter stede aldaar te geven abonnementsvoorstellingen plaats. Vertoond werd Het onweer, drama in f> bedrijven van Ostrovski, uit het Fransch vertaald, en zeer geluk kig vertaald door C. F. v. d. Horst. Aan de voor stelling was veel zorg besteed ; het geheel zat flink in elkaar; de misc-en-seène getuigde van smaak en overleg; het dekoratief en de costumes waren goed; de spelers deden hun uiterste best; en toch ... en toch (waartoe het nog langer verzwe gen ?) hebben wij slechts matig genoten, waren wij niet voldaan, heeft het drama, dat ons bij de lezing zooveel genoegen had verschaft, hij de vertooning geen grooten indruk op ons kunnen maken. Wij hebben vaak en door velen hooren beweren. dat over de waarde van een tooneelstuk als zoo danig niet eer te oordeelen valt, dan nadat men het op de planken heeft gezien; hoe juist en waar dit in het algemeen ook moge zijn, in II. Boschpqrd", eertijds een lustslot, waarvan thans weinig meer over is dan de half uitgesle ten letters op het verweerde hek aan den straat weg, had vele jaren geleden tot eenige bewoon ster eene dame een wees, jong, rijk en be vallig. Hoc eerbiedig namen de boeren hun petten af, als in haar licht, doch sierlijk manden-wa gentje door twee schimmels getrokken, die wolk van gaas en kant hen voorbij stoof. 't Was een grillig, moedig, en vurig karaktertjc maar goed was ze ook. Zij durfde zoo van alles, zij mende zelve, zij jaagde en zij reed te paard, doch dat zij by die oogenschijnlijk nog al on vrouwelijke eigenschappen ook liefderijk en zacht kon zijn, daarvan wisten de armen en zieken van het dorp te vertellen. Was zij schijnbaar ook luchthartig en vroo lijk, toch kwelde sedert hare komst op het slot haar iets. Zij kon soms uren lang zitten voor een der hooge vensters van het kasteel, het mijmerend hoofdje rustend op do kleine blanke hand. Zij, de schoone, de rijke, de door zoo velen begeerde, was verliefd, en wel ... op den zoon van haar rentmeester. Hij was een (linke jonge man, die Frederik Hillcr", krachtig en schoon van ges'altc, talent vol, en werkzaam van aard. Zijn geest was rijk aan illusiën, maar de gedachte aan de moge lijkheid door de freule bemind te worden, neen! zóó stout waren die illusiën niet. Intusschen, wenschen en bezitten moest voor iemand als freule Van Wellenberg n zijn. Wat gaf zij om traditie, rang of stand. Het uige moeilijke was om voor een voorstel of aanzoek harerzijds eene inkleeding te bedenken, waardoor dit voorstel een poëtisch tintje kreeg het onderhavige geval bevredigt het ons niet ge heel, schijnt het ons de minder gelukkige keuze van Het onweer' niet voldoelde te billijken of te verontschuldigen. Hoe meer men het drama van Ostrovski leest en bestudeert, hoe meer men noodzakelijkerwijze tot de overtuiging moet ko men, dat het hoedanigheden (gebreken kan men het moeielijk noemen) bezit, die de opvoering ervan voor een niet-Russisch publiek minder ge schikt, om niet te zeggen gewaagd maken. Het onweer" is, evenals De macht der duisternis". van Tolstoi en in nog sterkere mate dan dit sombere melodrama misschien, omdat het met zoo veel meer kunst in elkaar is gezet, zooveel fijner ontleedt en zooveel dieper gaat. vóór alles en in de eerste plaats een Russisch drama, door een Russisch dichter voor een Russisch publiek ge schreven. Hot schildert ons aan den eenen kant het leven en drijven, de ruwe zeden en gebruiken, de on deugden en gebreken van den rijken koopmans stand in een klein Russisch stadje, aan den anderen het lijden, den val en den vrijwilligen dood van een diep gevoelende, droomerig en mystisch gestemde, hysterische jonge vrouw te midden van en door deze omgeving. Katcrina, de schuldige vrouw, doet ons onmiddelijk aan Froufrou van Meilhac en Halévy en aan Madame B-ovary, uit don gclijknamigen roman van Flaubert, denken. Zij is de hoofdpersoon van het drama; aan haar zijn alle overigen, zoo niet opgeofferd, dan toch ondergeschikt gemaakt. Zij is de eenige, die den toeschouwer werkelijk groote belangstelling inboezemt, omdat zij zoo geheel verschilt van haar omgeving, omdat zij in de eerste plaats vrouw en eerst in de tweede Russin, omdat zij vóór alles mensch is. Het ongeluk is echter dat, evenals en nog veel meer dan in Froufrou, de omgeving op de lotgevallen van de hoofdper soon evenveel, zoo niet meer invloed heeft dan zij zelve. Katerina valt niet in de eerste plaats, omdat zij Katerina, maar omdat zij de vrouw van Tikhon, de schoondochter van Kabanova, de schoon zuster van Varvara is. Deze drie personen zijn het, die als een noodlot op haar geheele leven inwerken, die het werkelijk tragisch voor ons moeten maken, die ons met medelijden voor haar moeten vervullen en in haar vrijwiltigen dood de vergiftenis voor hare zonden moeten doen zien. Doch deze drie personen zijn Russen, zijn Rus sen in merg en been. En hier beginnen onze bedenkingen Hoe Russisch waar misschien en, waarschijnlijk ook, voor ons zijn het onbegrijpe lijke wezens, die niet onzo belangstelling, hoog stens onze nieuwsgierigheid wekken. Herhaal delijk werd er Maandagavond gelachen om din gen, die de schrijver hoogst ernstig heeft bedoeld. Wie het publiek hiervan een verwijt zou willen ma ken, wij in de laatste plaats. De Russische siukken kenmerken zich vóór alles door céne bijzonder heid, die ons al buitengewoon vreemd en bespot telijk moet voorkomen. Terwijl bij ons do strijd hoofdzakelijk vóór de misdaad plaats heeft, schijnt dat daar ginds geheel anders te zijn. De Russen laten zich zonder al te groote gewetenskwelling door hunne hartstochten en zinnen meeslepen en beginnen eerst na te deuken, als zij het kwaad of de misdaad gedaan hebbon, gevoelen dan hevige wroeging, en snakken er naar, hun zonden te bekennen. (Men dcuke aan Xikita" in De en alzoo wat van zijn vreemde hoekigheid verloor. Maar zij vond er iets op! III. 't Is winter, een lieve heldere wintermorgcn. Frederik Hiller verlaat zijn woning en slaat'den weg naar het dorpje in. Zijn voetsnap knerpt op de verscli gevallen sneeuw. Hij verkeert m opgewekte stemming. Morgen is 't het groote feest, het feest voor groote zoowel als voor kleine menschen, het van ouds bekende St. Nicolaasfeest. Gisteren heeft hij in stad voor zijn Klaartje als geschenk iets gekocht wat haar wel naar den zin zal wezen. Hij is naar zijne mecning daarmede goed geslaagd en verheugt zich reeds bij de gedachte hoe dit haar verrassen zal. Daar passeert hij Boschoord". Meneer Hiller!" klinkt het van achter het hek en opziende, neemt hij den hoed af: Freule!"' Meneer Hiller! U moet evenals allen die ook maar eenigszins met mijn buis in betrekking staan, heden avond bij mij uw schoen brengen en dien morgen ochtend zelf komen terug halen: neen, ge moogt u daaraan niet onttrekken. Be derf mij nu asjeblief de aardigheid van dit feest niet- Ge zult het doen niet waai?" Ik zal hel doen, freule", en na een buigingvervolgt Frederik Hiller zijn weg. Een vreemd meisje, die freule van Wellen berg", mompelt hij onder bel voortgaan, maar toch heel goed, ja waarlijk! een zegen voor de plaats." Verder denkt hij meer aan zijn geschenk voor Klaartje dan aan den schoen, dien hij heden avond op Boschooi-d brengen zal. Niettemin wordt de schoi n 's avonds op den behoorlijken tijd door hem gebracht; dan spoedt hij zich naar zijn meisjeHoe klopte Klaartje» hartje van liefde en dank baarheid bij de ontvangst van het zoo lang be

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl