Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.C49
macht der duisternis', aan Bodion" in Schuld
en boete" van Dostojewski). Dikoi, een rijk koop
man, ranselt een boer eerst af en valt dan voor
hem op de knieën en vraagt hem vergiffenis. Nog
dwazer schijnt ons dit bij Kabanova. Zij is door
den schrijver volstrekt niet komisch bedoeld, nog
minder als caricatuur; wat zij denkt en zegt, is
haar heilige ernst; hoe zal men echter zijn
lachlust bedwingen als zij, wanneer zij zich driftig
heeft gemaakt, plotseling de handen vouwt en
zegt: daar heb ik weer gezondigd", te moor daar
het iemand onmogelijk is, zijn herinneringen het
zwijgen op te leggen en men onmiddelijk denkt
aan dan Tartuffa en de woorden van Dorine tot
Orgon:
Ah! vous tes dévot, et vous vous cmportez!"
De onbegrijpelijkste persoon in het geheele stuk
is voor ons echter de vijftienjarige Varvara Zij be
driegt en beliegt hare moeder op alle mogelijke
manieren, houdt nachtelijke samenkomsten met
een minnaar, spoort haar schoonzuster aan, dit
voofbeeld te volgen, haar moed insprekende door
te zeggen, dat zoo iets geen zonde is als niemand
het merkt, (al weder Tartufl'e: Kt ce riest pas
péchei, gue péc'ier en silence) en is toch, uit een
?Russisch oogpunt beschouwd, volstrekt niet zoo
schuldig als wij wel moeten denken. Dit blijkt
wel ten duidelijkste uit het volgende, ontleend
aan een onderhoud, dat ChincholJe van den
Figaro" met de dochter van Ostrovski had: deze
zeide o. a. Van-ara ne s'est jamais donnée a
son amant. iLlle l'épouscra. Elle est familière
avec lui parce qu'elle n'aura p'us Ie droit de
l'être, guand etle sera sa femme... Maïs
co m m en t vous e x pliquer des choscs
qui n e son t pas dans vos moeurs?..
Les róles de Koudriache (l'amoureux) et de
Vanara, sont les deux seuls qui soient yris, mais
d'tine gaictépwement gracieuse. Les fiancés ne
s'embrassent pas; s chantent en dansent toni
Ie temps.
Blijkt uit dit alles misschien reeds voldoende,
?waarom Het onweer" geen grooten indruk kon
maken, het beste bewijs meer voor deze, onze
mecriing, ligt, zoo wij ons niet bedriegen, opgesloten in
de reeds aangehaalde woorden van de dochter van
den dichter zelve: Mais comment vous expliquer
des choses, qui ne sont pas dans ros ntoews?
Bovendien droegen bij de voorstelling, die wij
bespreken, nog andere omstandigheden hiertoe liij.
Het stuk speelt voor een groot gedeelte op den
openbaren weg. liet tooneel in den Salon is te
klein om ons daarvan een illusie te geven Wan
neer meer dan 4 of 5 personen zich en scène be
vonden, bemerkte inen te spoedig, dat zij zich alleen
op de vooraf vastgestelde wijze mochten bewegen,
om elkander niet in den weg te loopen. Het ge
heel kreeg hierdoor iets gekunstelds en bestudeerds,
dat zeker in de laatste plaats gewenscht is en dat
nog te sterker uitkwam, omdat het spel vrijwel
aan hetzelfde euvel mank ging. Waartoe hot te
ontveinzen? Op een paar uitzonderingen na waren
de rollen voor alle vertolkers te zwaar; hun per
soonlijkheid ging te loor onder de voorgespeelde
gebaren en voorgestamelde stembuigingeri; wij
kregen poppen, geen menschcn te zien.
De rol van Katerina was in handen van Mej.
Beukers; zij doet ons in andere stukken veel
goeds van haar verwachten, in dit kon zij zich
niet boven het middelmatige verheffen. Wanneer
de rol op zu'.k eene wijze wordt gespeeld, wordt
het stuk voor den toeschouwer n lange marte
ling; het is op zicli zelf reeds verru van vrooüjk, wat
moet het echter wor.Jcn, wanneer men een jonge
vrouw zich ziet kwellen en afsloven, om naar
waarheid voor te stellen, wat boven hare krach
ten gaat? liet poëtische, diep aandoenlijke kwam
niet genoeg uit, het tragische maakte te weinig
indruk. Het best voldeden ons de lieer Poolman
(Dikoï), mevrouw Poolman (Fekloucha) en mej.
Poolman (Varvara), al hadden wij de komische
toontjes in de stem van den eerste ook gaarne
gemist, al was de laatste ook niet geheel, wat zij
wezen moest. Mevrouw De Boer?van iüjk, toonde
ons opnieuw, dat zij het ernstig rnet de kunst
meent en met de haar geschonken gaven weet
te woekeren; wij betreuren liet daarom te meer,
dat zij voor deze rol niet de aangewezen persoon
was. De heer Rooijaards kon ons in de door den
schrijver trouwens vrij misdeelde mir.naarsrol, niet
zeer boeien, evenmin als de heer v. Spvinkimijsen
in de veel dankbaarder van den
philosopheeren
geerde gouden remonloir. Die goede Sint!
die goede Frederik meent zij. O! wat heeft zij
hem toch lief. Hoe innig was de kus, dien zij
hem dien avond bij het afscheid nemen
medegaf
Waarom huiverde Klaartje? Voelde zij mis
schien onbewust, dat die kus de laatste was
geweest? Wie zal het zeggen? Misschien was
het slechts de_ koude wind die binnen kwam,
toen zij hem uilliet.
Vreemd klonk de schel op Boschoord, voor
Frederik, dien morgen van den zesden
Deceniber; nog jaren lang heeft hem de klank dier
schel in het oor geklonken.
Toen Hiller in eene der kamers van het kasteel
werd binnengelaten stond naast zijn schoen ?
liet satijnen muiltje van de freule, en
was dat een gezichtsbedrog ? Neen!
Daar stond de freule met haar fijn rechtervoetje
in zijn ja, waarlijk in zijn groote schoen.
Hij keek haar versuft en wezenloos aan; zijn
gevoel begreep, doch zijn verstand wilde niet be
grijpen. Toen hoorde hij maar wat klonk die
stem veel hooger, veel scheller dan anders! . . . .
^Frederik Hiller! daar dit St. Nicolaas-cadeaiitje
wel wat woslig en ook wat te volumineus is om
bijv.: in den jaszak te worden meegenomen, zoo
kan net ook later, desverkiezende per rijtuig,
morden afgehaald. Freule Van Wellenberg vil
allén maar weien of het geschenk aanvaard
wordt. Je hebt drie uren bedenktijd. Ga daar
zitten en bedenk. Als straks, wanneer ik weer
binnen kom, die schoen is meegenomen dan is
freule Van Wellenberg met al wat haar toebe
hoort het eigendom van Frederik Hiller en alles
op Boschoord zal buigen voor den nieuwen
eigenaar; staat de schoen er nog, dan beschouwt
zij het aanbod als afgeslagen."
Een ligt getrippel van twee blauw satijnen
voetjes op het tapijt, een open- en toeschuiven
den werktuigkundige, Kouliguine, en do heer Mul
der in de zeer zware van Kabanov. Mej.
Roelofsen (de oude dame) en de heer v. Biene (Kou
driache) begrepen wat zij doen moesten en waren
er in geslaagd, daarvan ook in hun spe! blijk te
geven. De eerste had echter in de laatste plaats
voor deze rol in aanmerking moeten komen.
Nog een enkel woord over Bobinson Crusoö",
de opera-comique van Offenbach. die sedert
Zaterdag in Frascati over de planken gaat.
Het is geen echte operette in het Offen
bach-genre, doch een meer ernstige en ge
matigde opcra-'comique. De muziek is dan ook
niet zoo dol en onstuimig' als wij dat van den
componist van La belle Helene" gewoon zijn;
toch vindt men ook in dit werk verschillende
melodieën, die u terstond aan den echten
Offenl>ach doen ('enken. Do hoofdrollen waren in han
den van de dames Persoons en Heilbron, en de
hoeren Willcmsen, Kiehl en Kelly. Van deze
onderscheidden zich vooral mej Persoons en de
heercp. Kiehl en Kelly, do eerste door aangenamer!
zang en opgewekt spel, de laatsten door groote
grappigheid en komiekheid. Vooral de heer Kiehl
was als kanibalon-kok eenig. Dat de heer
Willemsen, die de titelrol vervulde, een goed zanger
is, is genoegzaam bekend; zijn spel lijdt echter
nog steeds te veel aan stijfheid en onbeholpenheid.
De decors, vooral die van het 1ste bedrijf (een
balconkamer met uitzicht op de haven en de stad)
en van het 4de tafereel (een tropisch woud) wa
ren zooals wij die hier allocn in Frascati te zien
krijgen.
OSCAR BLU.MENÏIIAL'S ZAUNGAST.
Wanneer ik de pointe van BUimenthal's nieuw
blijspel, dat juist in het Lossing-theater zijn
tweede opvoering beloofde, goed in het oog vat,
dan moet het eene (zeker niet weinig merkwaar
dige) proef zijn, om Ibsep.s beginselen in het
Duitsche blijspel in te voeren. Wel is waar doet
Blumenthal het slechts op céne plaats volkomen
duidelijk, maar die plaats is juist het beslissend
slot en dit juist, wordt er door bedorven".
liet is de Berlijnsche corresp>ndent der K
lnische, die aldus zijn artikel begint. De bena
ming Der Zr.iu»gast slaat op een der hoofdper- j
soncn, die over de haag" hei: geluk van anderen ;
aanziet, en zich daarmede tevreden stelt.
Het stuk heeft een held en een heldenpaar;
de eerste heet Johannes, do Zaungast", het an
dere vormen Agnes en KohnsdoriF. Mevrouw Agnes
von Godeck heelt in haar jeugd een hartstochte
lijke liefde gekoesterd voor don zoo intcressanten
baron von lohnsdorff. Haar vader dwong haar
met een ander te trouwen; in haar angst hoeft
zij aan den baron een brief geschreven, waarin
de bekentenis van al hare liefde was uitgespro
ken; maar de baron is den volgenden dag naar
Parijs vertrokken en heeft nooit meer iets van
zich laten hooren. Agnes heelt hem dat nooit
vergeven; zij wist niet, dat de baron den brief
niet ontvangen heeft. Haar kamermeisjc hoeft
dien brief onderschept en dezen rnet eene verza
meling dergelijke souvenirs uit verschillende dien
sten, bewaard, om er zich eenige pensioenen voor
den ouden da;; mee te verzekeren. De baron toch
had bij Agnes' vader aanzoek gedaan om hare
hand, maar was ruw afgewezen; acht dagen later
las hij in de courant de aankondiging van Agnes'
engagement. Hij heeft zich daarom in den beken
den maalstroom van vermaken" gestort en de zoo
intelligente, fatsoenlijke man werd een Don Jaan
van beroep.
In de eerste acte is Agnes, die intusschen
weduwe geworden is. in gesprek met haar mooie
jonge zuster, en een vriend harer jeugd, doctor
.lohannes. Deze is het moede Zaungast" te zijn;
hij wil ook zelf wel eigen geluk genieten, en doet
aanzoek om de hand der weduwe. Zij aarzelt;
onder hot praten en deliberceren blijkt het, dat
het jonge meisje, Hildegard, wel op den goeden
Johannes vcrlieven wil. Zij worden terstond ver
loofd; de goede Johannes kan moeiclijk iemand
iets weigeren. In dezelfde acte nog intussclien
komt de ware Jozef om Hildegard; en het ge
sprek tusschen de twee mededingers, waarbij de
dokter, tot groote verwondering van den ander,
gaarne zijn meisje afstaat, is zeer komisch. De
jonge Weudclin zegt tot den doktor: Watzoudt
ge doen als gij en de verloofde van een ander
elkaar liefhadt?"
Ik zou naar den ander gaan," antwoordt
de dokter, en zeggen: tusschen uwe verloofde
en mij is dit en dat gepasseerd, wees verstandig
en schik er u in l" Nu dan, dokter, tusschen
uwe verloofde en mij is dit en dat gepasseerd,
wees verstandig en schik er u in !"
Dit is de eerste acte, een geheel op zich zelf.
In de tweede komt baron Uohudoi ff op het tooneel,
die eeno amourette heeft met eene andere dame.
Agncs, die reeds bezig was dokter Joh.innes hoop
te geven, mengt zich in het avontuur, komt tot
eene verklaring met do slechtbefaainden Kohndorff,
en hot heldert zich op, dat hun vroegere scheiding
op een misverstand berust. Dit tooneel wordt
heftig, en Agnes verlooft zich, in hevige ont
roering-, uit dépit. met dokter Johannes.
In het vierde bedrijf zijn zij nog verloofd, maar
zij kan niet verliefd zijn. Johannes bemerkt hot
wel. Nu is het zeer schoon, hoe hij zelf haar do
bekentenis van haar liefde voor Rohsdorff ontlokt,
eu ofschoon het hem veel kost, alles in orde
brengt. Hij toont zich hierin fijn van gevoel, eer
biedwaardig in zijn smart en zelfopoffering, zeer
sympathiek.
Nu komt do Ibsen-toon. Op hot oogenblik dat
de dokter het offer gebracht beeft, komt
Wendelin op het tooueel en roept woordelijk : Dok
ter, tusschen uwe verloofde en baron Rohnsdorft'is
dit en dat gepasseerd, wees verstandig en schik
er u in!"
Dit ruwe woord verstoorde geheel den indruk; de
gordijn viel en men was zoo door het sloteffect
afgekoeld,dat er nauwelijks g ;applaudisseerd werd
even als na de woorden van den dronken
commcnsaal in de Wilde jKend. Wanneer dat het
'oppunt der kunst moet zijn", zegt de verslaggever,
dat een onhandige jongen met houterige domheid
in de versche wond van een braaf man gaat
rondkrabben, dan mag een autodaféeen feestgebraad
bceten."
Overigens heeft Blumenthal een zeer smaakvollon
en geestigen dialoog; al zijne personen spreken
Blumcntlialseli, maar dat is eene zeer aangenaame,
geestige en gekruide taal, die gemakkelijk den
avond vult.
der portières en ... Frederik Hiller is alleen.
. . . . Ga daar zitten en bedenk!
Frederik gaat zitten.
De mensch kan dronken zijn, niet slechts
dronken door drankgebruik, die roes is dikwijls
nog zóó erg niet, neen ! dronken door de zucht
naar eer of weelde, dronken, door een nieuw
plan, dronken, door den droom van een nieuwe
toekomst. In zulk een roes nu verkeerde plot
seling Frederik Hiller.
Alles op Boschoord zal buigen rooi' den
nieuwen eiyenaac! Klonk dat niet zoo
even uit een schoonen vrouwemnond, hier! in
deze zelfde kamer."
Hij eigenaar van Boschoord, 't was om te gieren,
meende hij maar eigenlijk waarom ook
nietHad hij in zijn jeugd niet eens gelezen
hoe heette dat boek ook weer enfin 't was
óók van een jonge man, die zulk een promotie
m.takte.
Maar Klaartje neen! hij (lacht er niet
aan; en toch, 't was een onschuldig genol, die
vyoorden van de freule zooeven n<>g eens voor l
zichzelf te herhalen Alles op Haschoord^
zal "
Men heeft wel eens beweerd, dat, voor het
brekend oog van een drenkeling, alle voorvallen
uit zijn leven in nauwkeurige volgorde, doch
met bliksemsnelheid voorbijgaan. Zóó iets on
dervond Frederik 't was of hij droomde.
Hij zag zich eensklaps weer als kind aan den ,
schoot zijner moeder. Hij zag zich als knaap l
op school, als jongeling op het gymnasium en
al die visioenen eindigden bij Klaartje! Hij
genoot dien eersten avond weer, toen dat hoofdje
snikkend van vreugde tegen zijn breede borst
rustte, maar hij zag alles hoe langer hoe (lauwer
't warrelde dooreen, hij had 't benauwd; de
betere mensch in hem was bezig te verdrin
ken?
AANTEEKENIXGEN. SCHILDERKUNST.
Het is nu al heel wat keeren dat Kate
Greenaway tegen het einde van het jaar haar
Almauakje liet verschijnen, en het is een wonder hoe
deze origineele kunstenares daarvan, bij behoud
van denzelfden hoofdvorm, telken keer wat nieuws
weet te maken. Men schaft zich altijd gaarne1
het gave boekje aan, het moest smaakvolle snufje
dat men in den boekhandel vindt. Kate
Greenaway die de decoratieve luchtigheid van hare
vroegere fijiigetinte prentjes, zoo juist als begrip
van vlakgekleurde druk, waarschijnlijk omdat
zij wat nieuws zoekt te geven in haai' meer
bruine, geschaduwde, zwaar gekleurde prentjes
van den laatsten tijd, wat verliest, heeft ditmaal
haar charmante poppetjes tegen een effen zwarten
grond gezet, en met ecu kneuterig vernuft weet
zij van dat gegeven weer partij te trekken. Het
mooist in haar Almanak voor iS'JO zijn het bandje
en de miniatuurtjes der jaargetijden.
Al zijn ze op nog zooveel zakdoeken,
juiiersboezelaars en correspondentie-kaarten afgezaagd,de
echte Greenawaytjes met hun pittige distinctie
vervelen niet. Die stereotiepe glaasoogigo houte
rig aauvallige kindertjes niet grappige mutsjes of
groote valhoedon toegetakeld, en met de vignctjes
en omlijstingen van sierlijke t uiltjes en kransjes,
gezellige en stijve tierlantijntjos, kwikjcs en strik
jes, hebben een geur die blijtt. Ik heb wel eens
gedacht dat de fameuze printer Edmond Evans
in het cquipeercn van het werk der beroemde
Miss een belangrijke rol kon spelen, maar nu ik
onlangs te Parijs eenige lijsten niet origineele
teekeningen van Kato Cfrecnaway gezien heb,
meen ik dat deze zelfs nog boven de bekende
reproducties staan.
Men herinnert zich op groote Tentoonstellingen,
een jongen gezien te hebben met blinkende
knoopcn aan zijn pakje en een rooien band om zijn
pet, die de voorbijgangers dringend uitnoodigt
hun naam te zotten in een heel groot boek. Twee
in een bekend spreekwoord nader aangeduide
Daar herinnert hij zich eensklaps dal voorval
van dezen zomer, toen de paarden van de freule
bij de hoogüSint Nicolaasbrug op hol waren
geslagen en hij haar, licht gekwetst, in zijns
vaders woning gedragen heeft.
Nog voelt hij die ambergeurige adem spelen
tegen zijn wang. Wat zag zij hem aan, toen zij
de oogen opsloeg. O! nu begrijpt hij alles, zij
beminde hem toen reeds Wal stond zij
daar zooeven uitlokkend, met liet fraai gevormde,
mei zijde overtrokken kleine voetje in zijn grooten
maniienschocn Hoe sprak zij daar, met
zwoegende borst en trillende lippen. Hoog van
gestuite, slank, blond en rijzig ..., mooier ....
ja veel mooier dan Klaartje.
Maar .... Klaarlje .... zijn woord .... nu hij
kon dat immers altijd nog terugnemen, ze waren
toch nog niet getrouwd .... In ieder geval....
hel was zijn schoen en .... hij zou hem dns
meenemen.
IV.
De bogen on vensters van de kleine dorpskerk
hebben het ja" ontvangen en weerkaatst. Wal
een prachtig paar!'' klinkt het bewonderend van
alle kanten, als de plechtigheid in het kerkje
is afgeloopen en de twee appelgrauwc schim
mels (dezelfde met wie de freule eens gehold
heeft) trolsch op hun vracht, in lieren draf de
nieuwe eigenaar" met zijn dapper vrouwtje
(zijn St. Nicolaas-geschenk) naar hel rijk ver
sierde Boschoord" voeren.
Hél het dorpje viert feest. Mot liet ,plotse
linge" en wel wat vreemde" van de gehceie
geschiedenis heeft de publieke opinie zich al
lang verzoend- De freule is algemeen bemind;
dat zij wat zonderling is, nu ja, zonderlinge
inenscheu zijn juist de beste, en wat betreft
usances eener klasse van menschen, die gaarne
op deuren en glazen benevens op alle andere
plaatsen, dus ook in groote boeken hun
naamteekening schrijven, plegen in den val te loopen,
en nadat de gewichtige daad volbracht is, wordt
den volbrenger medegedeeld dat hij voor do me
dewerking van dit blijvend Gedenkboek der Ten
toonstelling zooveel schuldig is, De moesten be
talen om hun figuur te redden.
In Parijs, ofschoon ik het daar niet opgemerkt
heb, schijnt, ook zulk een gedenkboek geëxploi
teerd te zijn, althans een Meneer noemt zich
Directeur du Livre d'Or de lExposition, en heeft
nu na de sluiting der Tentoonstelling ook nog
een andere waardige speculatie bedacht. Hij heeft
aan exposanten franco thuis gezonden een att'reuze
gekleurde plaat, dragende den weidschen titel van
Diplome C'omiiiéittoratif, ingevuld met naam. Ver
moedelijk werd dit document alleen aangeboden
aan dengenen die elke oificieele onderscheiding
moesten derven en speculeerde de ondernemer er
op, dat de geadresseerde dit diploma wel gaarne
als bedriegelijk surrogaat voor de toch ook maar
papieren medaille-diploma's zullen accepteeron.
In het postscriptum van een vleienden begelei
den brief wordt beleefd gemold, dat per
poslkwitantie over de kleine onkosten van vijf francs zal
worden gedisponeerd.
Of nog iemand zoo onnoozel zal zijn dit voor
het drakerige ding te betalen V
In het Oude Museum te Brussel is een serie
schilderstukken en teekeningen geëxposeerd door
den deiiBelgischen schilder Krans Hens, genomen
waar nog geen kunstenaar een voet had gezet,
in het rijk van den Congo. Deze schetsen, die
bovendien niet onverdienstelijk gedain moeten
zijn, hebben dus in ieder geval als ethnogratische
en typografische documenten hun belangrijkheid.
To Parijs is een schilder van reputatie, vooral
handig als aquarellist: Ferdinand tleilbuth, drie
en zestig jaar oud, gestorven. Moderne sujetten
behandelde hij met een zekere inode-gratie en
een Salon-plein-air. Als bewijs van Gambetta's
juist oordeel over schilderijen werd indertijd aan
gehaald, dat hij voor een schilderij van UeilbutU.
zeide: C'est Cytl.ère et Watteau a Büiigival.
Hcilbuth was geboren te Hamburg, van zijn ge
boortestad kreeg hij een studiebeurs, omtrent 1857
kwam hij naar Parijs, waar hij spoedig succes had
en de noodige onderscheidingen verwierf, iiij het
uitbreken van den oorlog week hij naar Londen,
vandaar trok hij naar Konie en later kwam hij
naar Parijs terug, waar hij zich liet
naturaliseeren. Zijn talent was reeds lang genaturaliseerd
Fransch. Heilbuth heelt zijn belangrijk fortuin
aan de Sociétédes artistes francais vermaakt.
l Zijn portret door Ricard komt aan het Louvrre.
Men merkt op, dat Meissonier en de beeldhou
wer Dnbois de eerste artiesten zijn dio het
GrootI kruis en het Groot-Ollicierschap van liet Legioen
j van Eer verwierven. Tot lieden werden deze on
derscheidingen gereserveerd voor generaals, die
zich in den oorlog hadden onderscheiden en voor
llooge diplomaten.
In Weenen schijnt geld te zijn voor artistieke
overdaad. Men is daar een kutisthistori-'seh Mu
seum aan het bouwen dat, naar de beschrijvingen,
uitermate rijk moet worden. Wat echter in de
inrichting van dat Museum vooral opmerkelijk
schijnt, is, dat men met buitengewone zorg do
verschillende zalen geheel bouwt en inricht met
het oog op den aard der voorwerpen die er in
zullen komen. Daaraan mocht menige
Museumarchitckt een voorbeeld nemen. In de zalen
voor do Egyptiescho collectie b v. worden
de plafonds gedragen door oorspronkelijke uit
Alexandrie aangevoerde lotoszuilen, de wanden
worden er versierd met nauwkeurige kopieën van
de schilderingen in de rotsgraven van
Beiii-llassau. Voor een zaal met pronkrneubcls uit deu
Renaissaiic'C-tijd worden passende tapijten gemaakt.
Do wanden in de zaal voor Reiiau-sance-broiizen
wil men voor het harmonieus asjiekt der zaal
voordeelig maken, door ze van donkerbruin mar
mer op te trekken. De zaal voor goudsmidswerk
wordt met h'jngrijze marmeren muren, die voor
antieke beelden met lichtgele, die van de gesne
den antieke stecnen met lichtviolettc muren.
de jonge Mijnheer Hiller". Kijk! hij is juist
zoo iemand om i u de wereld vooruit te komen.
Had men dat niet altijd van hem gezegd 'i
En Klaartje ?
Zij had Fjedcrik liefgehad zopals een vrouw
slechts nmaal in haar leven liefhebben kan ;
zij klaagde niet, zij weende niet, maar ze ont
week de menschen en dwaalde soms geheel
alleen uren, ja, halve dagen lang in den om
trek rond.
Een halfjaar later vond men haar lijk voor
over in 't water bij de Si. Nicolaasbrug. Ze was
al lang malende geweest, zeiden de menschen
uil hel dorp, en niemand wisl of zij door de
duisternis misleid in 'l waler gevallen, dan wel
er i u gesprongen was.
Men bracht haar in een vergelen hoekje
achler de kerk onder de aarde en de rneiregen
weende op het graf der verlatene.
Toen Frederik Klaartjes dood vernam bleef
hij lang, als versuft en zwijgend, vóór zich
staren, maar eindelijk hief hij het hoofd weder
op en schudde mei kracht de herinnering van
zich af. Hij was immers niet aansprakelijk voor
'lgeen zij de malende had gedaan.
Toch meed hij sedert dien dag de Sint
Xicolaasbrug en wanneer dal geheel onmogelijk was, sloot
hij "de oogen als hij de plek naderde ,\vaar
Klaarlje had gelegen, met 't hoofd voorover in
't koude groene water.
01' hij gelukkig was met zijn vrouw'?
Erheerschle altijd vrede lusschen de
echlgenooten op Boschoord, een. aristocratisch koele vrede
die tot den bon-Ion" behoort, als de man zijn
eigen weg gaal en de vrouw den haren volgt