De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 1 december pagina 2

1 december 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.C49 macht der duisternis', aan Bodion" in Schuld en boete" van Dostojewski). Dikoi, een rijk koop man, ranselt een boer eerst af en valt dan voor hem op de knieën en vraagt hem vergiffenis. Nog dwazer schijnt ons dit bij Kabanova. Zij is door den schrijver volstrekt niet komisch bedoeld, nog minder als caricatuur; wat zij denkt en zegt, is haar heilige ernst; hoe zal men echter zijn lachlust bedwingen als zij, wanneer zij zich driftig heeft gemaakt, plotseling de handen vouwt en zegt: daar heb ik weer gezondigd", te moor daar het iemand onmogelijk is, zijn herinneringen het zwijgen op te leggen en men onmiddelijk denkt aan dan Tartuffa en de woorden van Dorine tot Orgon: Ah! vous tes dévot, et vous vous cmportez!" De onbegrijpelijkste persoon in het geheele stuk is voor ons echter de vijftienjarige Varvara Zij be driegt en beliegt hare moeder op alle mogelijke manieren, houdt nachtelijke samenkomsten met een minnaar, spoort haar schoonzuster aan, dit voofbeeld te volgen, haar moed insprekende door te zeggen, dat zoo iets geen zonde is als niemand het merkt, (al weder Tartufl'e: Kt ce riest pas péchei, gue péc'ier en silence) en is toch, uit een ?Russisch oogpunt beschouwd, volstrekt niet zoo schuldig als wij wel moeten denken. Dit blijkt wel ten duidelijkste uit het volgende, ontleend aan een onderhoud, dat ChincholJe van den Figaro" met de dochter van Ostrovski had: deze zeide o. a. Van-ara ne s'est jamais donnée a son amant. iLlle l'épouscra. Elle est familière avec lui parce qu'elle n'aura p'us Ie droit de l'être, guand etle sera sa femme... Maïs co m m en t vous e x pliquer des choscs qui n e son t pas dans vos moeurs?.. Les róles de Koudriache (l'amoureux) et de Vanara, sont les deux seuls qui soient yris, mais d'tine gaictépwement gracieuse. Les fiancés ne s'embrassent pas; s chantent en dansent toni Ie temps. Blijkt uit dit alles misschien reeds voldoende, ?waarom Het onweer" geen grooten indruk kon maken, het beste bewijs meer voor deze, onze mecriing, ligt, zoo wij ons niet bedriegen, opgesloten in de reeds aangehaalde woorden van de dochter van den dichter zelve: Mais comment vous expliquer des choses, qui ne sont pas dans ros ntoews? Bovendien droegen bij de voorstelling, die wij bespreken, nog andere omstandigheden hiertoe liij. Het stuk speelt voor een groot gedeelte op den openbaren weg. liet tooneel in den Salon is te klein om ons daarvan een illusie te geven Wan neer meer dan 4 of 5 personen zich en scène be vonden, bemerkte inen te spoedig, dat zij zich alleen op de vooraf vastgestelde wijze mochten bewegen, om elkander niet in den weg te loopen. Het ge heel kreeg hierdoor iets gekunstelds en bestudeerds, dat zeker in de laatste plaats gewenscht is en dat nog te sterker uitkwam, omdat het spel vrijwel aan hetzelfde euvel mank ging. Waartoe hot te ontveinzen? Op een paar uitzonderingen na waren de rollen voor alle vertolkers te zwaar; hun per soonlijkheid ging te loor onder de voorgespeelde gebaren en voorgestamelde stembuigingeri; wij kregen poppen, geen menschcn te zien. De rol van Katerina was in handen van Mej. Beukers; zij doet ons in andere stukken veel goeds van haar verwachten, in dit kon zij zich niet boven het middelmatige verheffen. Wanneer de rol op zu'.k eene wijze wordt gespeeld, wordt het stuk voor den toeschouwer n lange marte ling; het is op zicli zelf reeds verru van vrooüjk, wat moet het echter wor.Jcn, wanneer men een jonge vrouw zich ziet kwellen en afsloven, om naar waarheid voor te stellen, wat boven hare krach ten gaat? liet poëtische, diep aandoenlijke kwam niet genoeg uit, het tragische maakte te weinig indruk. Het best voldeden ons de lieer Poolman (Dikoï), mevrouw Poolman (Fekloucha) en mej. Poolman (Varvara), al hadden wij de komische toontjes in de stem van den eerste ook gaarne gemist, al was de laatste ook niet geheel, wat zij wezen moest. Mevrouw De Boer?van iüjk, toonde ons opnieuw, dat zij het ernstig rnet de kunst meent en met de haar geschonken gaven weet te woekeren; wij betreuren liet daarom te meer, dat zij voor deze rol niet de aangewezen persoon was. De heer Rooijaards kon ons in de door den schrijver trouwens vrij misdeelde mir.naarsrol, niet zeer boeien, evenmin als de heer v. Spvinkimijsen in de veel dankbaarder van den philosopheeren geerde gouden remonloir. Die goede Sint! die goede Frederik meent zij. O! wat heeft zij hem toch lief. Hoe innig was de kus, dien zij hem dien avond bij het afscheid nemen medegaf Waarom huiverde Klaartje? Voelde zij mis schien onbewust, dat die kus de laatste was geweest? Wie zal het zeggen? Misschien was het slechts de_ koude wind die binnen kwam, toen zij hem uilliet. Vreemd klonk de schel op Boschoord, voor Frederik, dien morgen van den zesden Deceniber; nog jaren lang heeft hem de klank dier schel in het oor geklonken. Toen Hiller in eene der kamers van het kasteel werd binnengelaten stond naast zijn schoen ? liet satijnen muiltje van de freule, en was dat een gezichtsbedrog ? Neen! Daar stond de freule met haar fijn rechtervoetje in zijn ja, waarlijk in zijn groote schoen. Hij keek haar versuft en wezenloos aan; zijn gevoel begreep, doch zijn verstand wilde niet be grijpen. Toen hoorde hij maar wat klonk die stem veel hooger, veel scheller dan anders! . . . . ^Frederik Hiller! daar dit St. Nicolaas-cadeaiitje wel wat woslig en ook wat te volumineus is om bijv.: in den jaszak te worden meegenomen, zoo kan net ook later, desverkiezende per rijtuig, morden afgehaald. Freule Van Wellenberg vil allén maar weien of het geschenk aanvaard wordt. Je hebt drie uren bedenktijd. Ga daar zitten en bedenk. Als straks, wanneer ik weer binnen kom, die schoen is meegenomen dan is freule Van Wellenberg met al wat haar toebe hoort het eigendom van Frederik Hiller en alles op Boschoord zal buigen voor den nieuwen eigenaar; staat de schoen er nog, dan beschouwt zij het aanbod als afgeslagen." Een ligt getrippel van twee blauw satijnen voetjes op het tapijt, een open- en toeschuiven den werktuigkundige, Kouliguine, en do heer Mul der in de zeer zware van Kabanov. Mej. Roelofsen (de oude dame) en de heer v. Biene (Kou driache) begrepen wat zij doen moesten en waren er in geslaagd, daarvan ook in hun spe! blijk te geven. De eerste had echter in de laatste plaats voor deze rol in aanmerking moeten komen. Nog een enkel woord over Bobinson Crusoö", de opera-comique van Offenbach. die sedert Zaterdag in Frascati over de planken gaat. Het is geen echte operette in het Offen bach-genre, doch een meer ernstige en ge matigde opcra-'comique. De muziek is dan ook niet zoo dol en onstuimig' als wij dat van den componist van La belle Helene" gewoon zijn; toch vindt men ook in dit werk verschillende melodieën, die u terstond aan den echten Offenl>ach doen ('enken. Do hoofdrollen waren in han den van de dames Persoons en Heilbron, en de hoeren Willcmsen, Kiehl en Kelly. Van deze onderscheidden zich vooral mej Persoons en de heercp. Kiehl en Kelly, do eerste door aangenamer! zang en opgewekt spel, de laatsten door groote grappigheid en komiekheid. Vooral de heer Kiehl was als kanibalon-kok eenig. Dat de heer Willemsen, die de titelrol vervulde, een goed zanger is, is genoegzaam bekend; zijn spel lijdt echter nog steeds te veel aan stijfheid en onbeholpenheid. De decors, vooral die van het 1ste bedrijf (een balconkamer met uitzicht op de haven en de stad) en van het 4de tafereel (een tropisch woud) wa ren zooals wij die hier allocn in Frascati te zien krijgen. OSCAR BLU.MENÏIIAL'S ZAUNGAST. Wanneer ik de pointe van BUimenthal's nieuw blijspel, dat juist in het Lossing-theater zijn tweede opvoering beloofde, goed in het oog vat, dan moet het eene (zeker niet weinig merkwaar dige) proef zijn, om Ibsep.s beginselen in het Duitsche blijspel in te voeren. Wel is waar doet Blumenthal het slechts op céne plaats volkomen duidelijk, maar die plaats is juist het beslissend slot en dit juist, wordt er door bedorven". liet is de Berlijnsche corresp>ndent der K lnische, die aldus zijn artikel begint. De bena ming Der Zr.iu»gast slaat op een der hoofdper- j soncn, die over de haag" hei: geluk van anderen ; aanziet, en zich daarmede tevreden stelt. Het stuk heeft een held en een heldenpaar; de eerste heet Johannes, do Zaungast", het an dere vormen Agnes en KohnsdoriF. Mevrouw Agnes von Godeck heelt in haar jeugd een hartstochte lijke liefde gekoesterd voor don zoo intcressanten baron von lohnsdorff. Haar vader dwong haar met een ander te trouwen; in haar angst hoeft zij aan den baron een brief geschreven, waarin de bekentenis van al hare liefde was uitgespro ken; maar de baron is den volgenden dag naar Parijs vertrokken en heeft nooit meer iets van zich laten hooren. Agnes heelt hem dat nooit vergeven; zij wist niet, dat de baron den brief niet ontvangen heeft. Haar kamermeisjc hoeft dien brief onderschept en dezen rnet eene verza meling dergelijke souvenirs uit verschillende dien sten, bewaard, om er zich eenige pensioenen voor den ouden da;; mee te verzekeren. De baron toch had bij Agnes' vader aanzoek gedaan om hare hand, maar was ruw afgewezen; acht dagen later las hij in de courant de aankondiging van Agnes' engagement. Hij heeft zich daarom in den beken den maalstroom van vermaken" gestort en de zoo intelligente, fatsoenlijke man werd een Don Jaan van beroep. In de eerste acte is Agnes, die intusschen weduwe geworden is. in gesprek met haar mooie jonge zuster, en een vriend harer jeugd, doctor .lohannes. Deze is het moede Zaungast" te zijn; hij wil ook zelf wel eigen geluk genieten, en doet aanzoek om de hand der weduwe. Zij aarzelt; onder hot praten en deliberceren blijkt het, dat het jonge meisje, Hildegard, wel op den goeden Johannes vcrlieven wil. Zij worden terstond ver loofd; de goede Johannes kan moeiclijk iemand iets weigeren. In dezelfde acte nog intussclien komt de ware Jozef om Hildegard; en het ge sprek tusschen de twee mededingers, waarbij de dokter, tot groote verwondering van den ander, gaarne zijn meisje afstaat, is zeer komisch. De jonge Weudclin zegt tot den doktor: Watzoudt ge doen als gij en de verloofde van een ander elkaar liefhadt?" Ik zou naar den ander gaan," antwoordt de dokter, en zeggen: tusschen uwe verloofde en mij is dit en dat gepasseerd, wees verstandig en schik er u in l" Nu dan, dokter, tusschen uwe verloofde en mij is dit en dat gepasseerd, wees verstandig en schik er u in !" Dit is de eerste acte, een geheel op zich zelf. In de tweede komt baron Uohudoi ff op het tooneel, die eeno amourette heeft met eene andere dame. Agncs, die reeds bezig was dokter Joh.innes hoop te geven, mengt zich in het avontuur, komt tot eene verklaring met do slechtbefaainden Kohndorff, en hot heldert zich op, dat hun vroegere scheiding op een misverstand berust. Dit tooneel wordt heftig, en Agnes verlooft zich, in hevige ont roering-, uit dépit. met dokter Johannes. In het vierde bedrijf zijn zij nog verloofd, maar zij kan niet verliefd zijn. Johannes bemerkt hot wel. Nu is het zeer schoon, hoe hij zelf haar do bekentenis van haar liefde voor Rohsdorff ontlokt, eu ofschoon het hem veel kost, alles in orde brengt. Hij toont zich hierin fijn van gevoel, eer biedwaardig in zijn smart en zelfopoffering, zeer sympathiek. Nu komt do Ibsen-toon. Op hot oogenblik dat de dokter het offer gebracht beeft, komt Wendelin op het tooueel en roept woordelijk : Dok ter, tusschen uwe verloofde en baron Rohnsdorft'is dit en dat gepasseerd, wees verstandig en schik er u in!" Dit ruwe woord verstoorde geheel den indruk; de gordijn viel en men was zoo door het sloteffect afgekoeld,dat er nauwelijks g ;applaudisseerd werd even als na de woorden van den dronken commcnsaal in de Wilde jKend. Wanneer dat het 'oppunt der kunst moet zijn", zegt de verslaggever, dat een onhandige jongen met houterige domheid in de versche wond van een braaf man gaat rondkrabben, dan mag een autodaféeen feestgebraad bceten." Overigens heeft Blumenthal een zeer smaakvollon en geestigen dialoog; al zijne personen spreken Blumcntlialseli, maar dat is eene zeer aangenaame, geestige en gekruide taal, die gemakkelijk den avond vult. der portières en ... Frederik Hiller is alleen. . . . . Ga daar zitten en bedenk! Frederik gaat zitten. De mensch kan dronken zijn, niet slechts dronken door drankgebruik, die roes is dikwijls nog zóó erg niet, neen ! dronken door de zucht naar eer of weelde, dronken, door een nieuw plan, dronken, door den droom van een nieuwe toekomst. In zulk een roes nu verkeerde plot seling Frederik Hiller. Alles op Boschoord zal buigen rooi' den nieuwen eiyenaac! Klonk dat niet zoo even uit een schoonen vrouwemnond, hier! in deze zelfde kamer." Hij eigenaar van Boschoord, 't was om te gieren, meende hij maar eigenlijk waarom ook nietHad hij in zijn jeugd niet eens gelezen hoe heette dat boek ook weer enfin 't was óók van een jonge man, die zulk een promotie m.takte. Maar Klaartje neen! hij (lacht er niet aan; en toch, 't was een onschuldig genol, die vyoorden van de freule zooeven n<>g eens voor l zichzelf te herhalen Alles op Haschoord^ zal " Men heeft wel eens beweerd, dat, voor het brekend oog van een drenkeling, alle voorvallen uit zijn leven in nauwkeurige volgorde, doch met bliksemsnelheid voorbijgaan. Zóó iets on dervond Frederik 't was of hij droomde. Hij zag zich eensklaps weer als kind aan den , schoot zijner moeder. Hij zag zich als knaap l op school, als jongeling op het gymnasium en al die visioenen eindigden bij Klaartje! Hij genoot dien eersten avond weer, toen dat hoofdje snikkend van vreugde tegen zijn breede borst rustte, maar hij zag alles hoe langer hoe (lauwer 't warrelde dooreen, hij had 't benauwd; de betere mensch in hem was bezig te verdrin ken? AANTEEKENIXGEN. SCHILDERKUNST. Het is nu al heel wat keeren dat Kate Greenaway tegen het einde van het jaar haar Almauakje liet verschijnen, en het is een wonder hoe deze origineele kunstenares daarvan, bij behoud van denzelfden hoofdvorm, telken keer wat nieuws weet te maken. Men schaft zich altijd gaarne1 het gave boekje aan, het moest smaakvolle snufje dat men in den boekhandel vindt. Kate Greenaway die de decoratieve luchtigheid van hare vroegere fijiigetinte prentjes, zoo juist als begrip van vlakgekleurde druk, waarschijnlijk omdat zij wat nieuws zoekt te geven in haai' meer bruine, geschaduwde, zwaar gekleurde prentjes van den laatsten tijd, wat verliest, heeft ditmaal haar charmante poppetjes tegen een effen zwarten grond gezet, en met ecu kneuterig vernuft weet zij van dat gegeven weer partij te trekken. Het mooist in haar Almanak voor iS'JO zijn het bandje en de miniatuurtjes der jaargetijden. Al zijn ze op nog zooveel zakdoeken, juiiersboezelaars en correspondentie-kaarten afgezaagd,de echte Greenawaytjes met hun pittige distinctie vervelen niet. Die stereotiepe glaasoogigo houte rig aauvallige kindertjes niet grappige mutsjes of groote valhoedon toegetakeld, en met de vignctjes en omlijstingen van sierlijke t uiltjes en kransjes, gezellige en stijve tierlantijntjos, kwikjcs en strik jes, hebben een geur die blijtt. Ik heb wel eens gedacht dat de fameuze printer Edmond Evans in het cquipeercn van het werk der beroemde Miss een belangrijke rol kon spelen, maar nu ik onlangs te Parijs eenige lijsten niet origineele teekeningen van Kato Cfrecnaway gezien heb, meen ik dat deze zelfs nog boven de bekende reproducties staan. Men herinnert zich op groote Tentoonstellingen, een jongen gezien te hebben met blinkende knoopcn aan zijn pakje en een rooien band om zijn pet, die de voorbijgangers dringend uitnoodigt hun naam te zotten in een heel groot boek. Twee in een bekend spreekwoord nader aangeduide Daar herinnert hij zich eensklaps dal voorval van dezen zomer, toen de paarden van de freule bij de hoogüSint Nicolaasbrug op hol waren geslagen en hij haar, licht gekwetst, in zijns vaders woning gedragen heeft. Nog voelt hij die ambergeurige adem spelen tegen zijn wang. Wat zag zij hem aan, toen zij de oogen opsloeg. O! nu begrijpt hij alles, zij beminde hem toen reeds Wal stond zij daar zooeven uitlokkend, met liet fraai gevormde, mei zijde overtrokken kleine voetje in zijn grooten maniienschocn Hoe sprak zij daar, met zwoegende borst en trillende lippen. Hoog van gestuite, slank, blond en rijzig ..., mooier .... ja veel mooier dan Klaartje. Maar .... Klaarlje .... zijn woord .... nu hij kon dat immers altijd nog terugnemen, ze waren toch nog niet getrouwd .... In ieder geval.... hel was zijn schoen en .... hij zou hem dns meenemen. IV. De bogen on vensters van de kleine dorpskerk hebben het ja" ontvangen en weerkaatst. Wal een prachtig paar!'' klinkt het bewonderend van alle kanten, als de plechtigheid in het kerkje is afgeloopen en de twee appelgrauwc schim mels (dezelfde met wie de freule eens gehold heeft) trolsch op hun vracht, in lieren draf de nieuwe eigenaar" met zijn dapper vrouwtje (zijn St. Nicolaas-geschenk) naar hel rijk ver sierde Boschoord" voeren. Hél het dorpje viert feest. Mot liet ,plotse linge" en wel wat vreemde" van de gehceie geschiedenis heeft de publieke opinie zich al lang verzoend- De freule is algemeen bemind; dat zij wat zonderling is, nu ja, zonderlinge inenscheu zijn juist de beste, en wat betreft usances eener klasse van menschen, die gaarne op deuren en glazen benevens op alle andere plaatsen, dus ook in groote boeken hun naamteekening schrijven, plegen in den val te loopen, en nadat de gewichtige daad volbracht is, wordt den volbrenger medegedeeld dat hij voor do me dewerking van dit blijvend Gedenkboek der Ten toonstelling zooveel schuldig is, De moesten be talen om hun figuur te redden. In Parijs, ofschoon ik het daar niet opgemerkt heb, schijnt, ook zulk een gedenkboek geëxploi teerd te zijn, althans een Meneer noemt zich Directeur du Livre d'Or de lExposition, en heeft nu na de sluiting der Tentoonstelling ook nog een andere waardige speculatie bedacht. Hij heeft aan exposanten franco thuis gezonden een att'reuze gekleurde plaat, dragende den weidschen titel van Diplome C'omiiiéittoratif, ingevuld met naam. Ver moedelijk werd dit document alleen aangeboden aan dengenen die elke oificieele onderscheiding moesten derven en speculeerde de ondernemer er op, dat de geadresseerde dit diploma wel gaarne als bedriegelijk surrogaat voor de toch ook maar papieren medaille-diploma's zullen accepteeron. In het postscriptum van een vleienden begelei den brief wordt beleefd gemold, dat per poslkwitantie over de kleine onkosten van vijf francs zal worden gedisponeerd. Of nog iemand zoo onnoozel zal zijn dit voor het drakerige ding te betalen V In het Oude Museum te Brussel is een serie schilderstukken en teekeningen geëxposeerd door den deiiBelgischen schilder Krans Hens, genomen waar nog geen kunstenaar een voet had gezet, in het rijk van den Congo. Deze schetsen, die bovendien niet onverdienstelijk gedain moeten zijn, hebben dus in ieder geval als ethnogratische en typografische documenten hun belangrijkheid. To Parijs is een schilder van reputatie, vooral handig als aquarellist: Ferdinand tleilbuth, drie en zestig jaar oud, gestorven. Moderne sujetten behandelde hij met een zekere inode-gratie en een Salon-plein-air. Als bewijs van Gambetta's juist oordeel over schilderijen werd indertijd aan gehaald, dat hij voor een schilderij van UeilbutU. zeide: C'est Cytl.ère et Watteau a Büiigival. Hcilbuth was geboren te Hamburg, van zijn ge boortestad kreeg hij een studiebeurs, omtrent 1857 kwam hij naar Parijs, waar hij spoedig succes had en de noodige onderscheidingen verwierf, iiij het uitbreken van den oorlog week hij naar Londen, vandaar trok hij naar Konie en later kwam hij naar Parijs terug, waar hij zich liet naturaliseeren. Zijn talent was reeds lang genaturaliseerd Fransch. Heilbuth heelt zijn belangrijk fortuin aan de Sociétédes artistes francais vermaakt. l Zijn portret door Ricard komt aan het Louvrre. Men merkt op, dat Meissonier en de beeldhou wer Dnbois de eerste artiesten zijn dio het GrootI kruis en het Groot-Ollicierschap van liet Legioen j van Eer verwierven. Tot lieden werden deze on derscheidingen gereserveerd voor generaals, die zich in den oorlog hadden onderscheiden en voor llooge diplomaten. In Weenen schijnt geld te zijn voor artistieke overdaad. Men is daar een kutisthistori-'seh Mu seum aan het bouwen dat, naar de beschrijvingen, uitermate rijk moet worden. Wat echter in de inrichting van dat Museum vooral opmerkelijk schijnt, is, dat men met buitengewone zorg do verschillende zalen geheel bouwt en inricht met het oog op den aard der voorwerpen die er in zullen komen. Daaraan mocht menige Museumarchitckt een voorbeeld nemen. In de zalen voor do Egyptiescho collectie b v. worden de plafonds gedragen door oorspronkelijke uit Alexandrie aangevoerde lotoszuilen, de wanden worden er versierd met nauwkeurige kopieën van de schilderingen in de rotsgraven van Beiii-llassau. Voor een zaal met pronkrneubcls uit deu Renaissaiic'C-tijd worden passende tapijten gemaakt. Do wanden in de zaal voor Reiiau-sance-broiizen wil men voor het harmonieus asjiekt der zaal voordeelig maken, door ze van donkerbruin mar mer op te trekken. De zaal voor goudsmidswerk wordt met h'jngrijze marmeren muren, die voor antieke beelden met lichtgele, die van de gesne den antieke stecnen met lichtviolettc muren. de jonge Mijnheer Hiller". Kijk! hij is juist zoo iemand om i u de wereld vooruit te komen. Had men dat niet altijd van hem gezegd 'i En Klaartje ? Zij had Fjedcrik liefgehad zopals een vrouw slechts nmaal in haar leven liefhebben kan ; zij klaagde niet, zij weende niet, maar ze ont week de menschen en dwaalde soms geheel alleen uren, ja, halve dagen lang in den om trek rond. Een halfjaar later vond men haar lijk voor over in 't water bij de Si. Nicolaasbrug. Ze was al lang malende geweest, zeiden de menschen uil hel dorp, en niemand wisl of zij door de duisternis misleid in 'l waler gevallen, dan wel er i u gesprongen was. Men bracht haar in een vergelen hoekje achler de kerk onder de aarde en de rneiregen weende op het graf der verlatene. Toen Frederik Klaartjes dood vernam bleef hij lang, als versuft en zwijgend, vóór zich staren, maar eindelijk hief hij het hoofd weder op en schudde mei kracht de herinnering van zich af. Hij was immers niet aansprakelijk voor 'lgeen zij de malende had gedaan. Toch meed hij sedert dien dag de Sint Xicolaasbrug en wanneer dal geheel onmogelijk was, sloot hij "de oogen als hij de plek naderde ,\vaar Klaarlje had gelegen, met 't hoofd voorover in 't koude groene water. 01' hij gelukkig was met zijn vrouw'? Erheerschle altijd vrede lusschen de echlgenooten op Boschoord, een. aristocratisch koele vrede die tot den bon-Ion" behoort, als de man zijn eigen weg gaal en de vrouw den haren volgt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl