De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 1 december pagina 3

1 december 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 619 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Misschien zijp. tegen enkele dezer opvattingen bedenkingen te maken, doch in elk geval geven zjj het bewijs van een in zulke zaken al te zeld zame artistieke preoccupatie. 28 Nov. '89. V. EEN BOEK UIT DEN VOORTIJD. De schrijfster van Jong-Hollandsch binnen huisje" en andere schetsen, die met menige goed geschreven bladzijde onze letterkunde en met menige gelukkige gedachte hare- lezers heeft ver rijkt, heeft zich noodlottigerwijze laten overhalen tot de bewerking van het boek, dat een onge noemde Engclsche sclirijver zoo vrij is geweest openbaar te maken, en dat zij, op verzoek, voor de Hollandsche vrouwen en meisjes heeft pasklaar gemaakt. De schoonste gaven der wouw" is de aantrekkelijke titel van 'het boek. dat zij door wijzigingen, toevoegingen en weglatingen, van een Hollandsche kleur heeft voorzien en dat zoo juist by de Erven Bohn te Haarlem is verschenen. Een boek uit den voortijd, een geschrift uit voor-historischen tijd, kan interessant zijn. wie zal het tegenspreken? maar als het verouderde denkbeelden en dwalingen, die nog hier en daar voortleven en die de meerderheid van het levende geslacht te boven is. weer opdiseht als nieuwen kost en hun zoo gevaarlijke kracht en frischheid geeft, dan is het zaak, tegen zulk een werk te waar schuwen. Dit nu komt mij voor, hier het geval te zijn. Wat Cats over de vrouwen dacht, vindt een negen tiende- eeuwscben tolk in dezen Engelschman en de typen van lieve, bescheiden jongemeisjes of degelijke huisvrouwen van Wolft' en Deken zijn tienmaal actueeler en duizendmaal minder saai-volmaakt dan de wondertjes van deugd en zelfverloochening, orde, spaarzaamheid, godsdienstigheid, nederigheid en lieftalligheid, die hier ten voorbeeld worden gesteld. Die laatste eigenschap vooral, die lieve bekoorlijkheid en lieftalligheid, speelt een hoofdrol. Vooraan, bij de op de eerste bladzijde genoemde vijf plichten, die in de levenstaak van Eva's dochteren liggen opgesloten, staat: Hare medemenschen te lieliagen". dan volgt als tweede hun voedsel aangenaam toe te bereiden", als derde hen goed te kleeden", als vierde orde en rein heid te doen heersen-" en eindelijk als vijfde hen te onderrichten.'-1 't Is nog al zoo iets, vindt ge niet? en ik zou de vrouw wel eens willen zien, die dat alles handig klaar speelde, zonder van diezelfde medemenschen, mannelijke en vrouwelijke, toch heel wat hulp in te roepen. Maar er is nog meer; enkele bladzijden verder wordt haar ook buiten 's huis eene plaats toege wezen. De man moet zijne krachten veil hebben voor het behoud, den vooruitgang en de verdediging des lands De vrouw brenge hot hare bij tot bevor dering der algemeene rust, welvaart en verfraaiing. Dat, wat de vrouw in haar eigen huis behoort te zijn, een toonbeeld van orde. troostende liefelijkheid en bevalligheid, moet zij te meer zijn buitenshuis, waar zooveel meer wanorde, ellende en ruwheid heerschen". Dus binnen- en buitenshuis een toonbeeld van lieftalligheid zijn; hoort ge, meisjes en vrouwen, dat is nog eens een levenstaak! Daar hebt ge niets op tegen, niet waar? zoo'n heel klein beetje lust hebt ge in die taak altijd wel gehad en de schrijver zal u ook wel meer nauwkeurig zeggen, waar het dan op aankomt. Het was de bedoe ling der natuur, dat lichamelijke schoonheid be wondering zou wekken, zij maakt haar tot een gids bij het begeeren" (die aanhalingsteekens staan er; is dat 'wel in den haak?) Een ranke leest, een welgevormde gestalte, een fraaie buste, een ronde arm en hals, een frissche kleur, een lief gelaat zijn over het algemeen kenteekenen, die een krachtige en gezonde vrouw en moeder voorspellen'1. Behalve het lichaam komt bij dat behagen ook wel een ziertje invloed toe aan den geest. Och ja, als een vrouw beminnelijk is, iunt ge er zeker van zijn dat zij zich reeds jong leerde oefenen in de kunst om te be hagen", (hensch, het staat er') en daarom zouden wij wel ieder jong meisje willen toeroepen: Wees altijd natuurlijk en vriendelijk en stel u niet op den voorgrond. Vraagt men u te spelen of te zingen, doe het terstond, als gij het kunt. Wees angstvallig en netjes op uwe kleeding. Neem In een straatje, DOOR J. G. PEEREBOOM. (Slot.) Het was op een herfstavond, dat ik voor het geopende venster in een gemakkelijker! stoel zat, en een sigaar rookte. Dicht daarbij in het straatje stonden twee vrouwen te praten en ik had al menigmaal den wensch geslaakt, dat ze heen mochten gaan, toen een hunner den naam van vrouw Jansen noemde. Ik luisterde nu wat nauwkeuriger. Is me dat een prqnkmadam!" zei de eene. Net zoo'n pauw! as je wat zegt dat de juffrouw niet aanstaat, blaast ze d'r eige op.4 Net zoolang ze d'r res stikt! Nou, ik mag 't laien !" Dat mag je zeggen," hernam de andere. Zoo'n verbeelding as dat mensch het, dat h je nooit gezien. Ik zeg zoo tegen 'r, nou buur vrouw komt jou kerel niet 'eres met 'n stuk in z'n raap thuis? Nou je mag raaien wat ze zcit. Ze zette 'n krop als 'n kalkoensche haan. Mijn man gebruikt nooit drank, zeit ze. Ja, werachtig as God, buurvrouw, dat zei ze. Nou maar, zeg ik, 'lan hèje een lammeling van 'n kerel, dat i niet cres een spat neemt. Toe zei ze niks meer en ze ging in d'r huis wat zeg je nou? Een vent die niks as water zuipt zeker." Nou ja," kreeg de spreekster ten antwoord, dat motje nou zoo niet allemaal gelooven. Je zal 't nog beleven, dat i met 'n brom in, bij der komt, net zoo as de andere. Ze mot, als ik goed ver teld ben, gediend hobbe bij 'n rijke mevrouw en daarom is ze nou zoo'n blegeurmaakster. Nou maar, we zelle 't nog wel beleve, buur!" Op dit oogenblik kwam de man, over wien het tweetal sprak, het straatje uit, en zei vriengeen hinderlijke gewoonten aan. Val niemand in de rede, omdat hij u verveelt. Doe nooit, of ge een kennis niet ziet, die uwe achting waardig is, waar hij zich ook bevindt en hoe kaal hij er ook uitziet. Het jonge meisje, dat voor ieder een groot, een glimlach en een £oed woord over heeft, zal zich vele vrienden verwerven. Bovenal wees oprecht." Deze tirade eindigt als spottend met de woor den : Wees oprecht!" Het is alsof de schrijver zich zelven heeft willen beetnemen. Moet niet dat lieve lief-zijn, dat voortdurend zich oefenen inde kunst van behagen, op 't laatst alle oprechtheid dooden? In plaats van zijn boek hier bekend to maken, had onzo uitgever den schrijver liever Nordau's Lagen der Geselhchaft of als dat te zwaar voor hem bleek, een editie van Thackeray cadeau moeten zenden, dan kon hij eens leeren wat van dat opzettelijk aankweeken der behaag zucht komt, wat er wordt van die luidjes, die niemand in de rede vallen, als hij hen verveelt. Zie, in deze zelfde tirade lees ik er een antwoord op, wat die allerliefste personen misken. Hun moet immers worden geleerd, en vooryepraat en aangeraden, om de kennis, die er kaal uitziet" wel te willen zien Ja juist, dat moeien zij als daad van zelfverloochening dan doen, dat, wat spontaan moet geschieden en waf ook onmiddellijk uit het hart opwellend tot daad wordt, als in dat hart niet zooveel onkruid tiert, dat het goede er wordt onder gehouden. Maar wo zijn nog lang niet aan het einde, jong zich oefenen in do kunst van behagen, ja maar ook in die van het koken, het zich kleeden en in die van het huis ordelijk en netjes te hou den behoort al mede tot den plicht der vrouw! Over het voordeelig snijden van het vleesch en 't wonderen doen met kliekjes, worden geen practische wenken gegeven, dat zou nog zoo kwaad niet zijn, neen, enkel als plicht wordt het der huisvrouw voorgehouden, alsof do beurs van velen niet de wenschelijkheid van die kennis meer dan voldoende bepleitte. Zoo is het met alles, wat wordt aangeroerd, waarheden als olifanten staan er niet juist in slecht Hollandsch, dat kan Johanna van Wonde niet schrijven, maar dan toch in een vorm. die aan hun aliedaagschheid niets hoegenaamd verzacht. Het zou er in vele huisgezinnen heel wat gelukkiger uitzien, als er minder wandeljaponnen waren en meer eenvou dige netto huisjaponnen". Manchetten en kraagjes behooren altijd vlekkeloos te zijn; geen ware dame zal zelfs in den schoot van haar gezin, gezien worden met een vuile ruchc of een geha vend galon, zoolang zeep en water, naald en draad binnen haar bereik zijn". In het huis eener morsige vrouw heerscht wanorde en dien tengevolge ongezelligheid en kwado luim." Ook al is een meisje niet bestemd om te trouwen en een eigen huis te besturen, zoo zijn orde en regel haar toch onontbeerlijk" Bijzonder kostbaar zijn de uren tusschen negen en twaalf. Gebruik ze voor studie, muziek (als ge er aanleg voor hebt) of' tot het aaulccreu van de eene of' andere nuttige kunst, waarmede gij uw brood zoudt kunnen verdienen, als go daartoe eens gedwongen wordt". ' Een bestendig goed humeur is een hoedanig heid die door geen verstandig man geringgeschat zal worden, als hij eene vrouw kiest". Neen, wezenlijk, ik geloof, dat ik een uitgever ga vragen of ik een jonge-damosscheurkalender uit dit boek mag bewerken, om boven de waschtafel van alle lieve"'kostschoolmeisjes te hangen ; de aanhalingen van den aard als de hier afgeschrevene zijn te verleidelijk talrijk! Misschien ben ik door teleurstelling wat bitter, maar men bedenke, dat ik vol verlangen naar den inhoud van De schoonste garen der vrouw" mij aan de lectuur zetto. Geen tien bladzijden ver, of ik tast, helaas, niet door bewondering gedreven, naar een potlood, orn mij al die treffende citaten te merken, maar jawel, er is geen bijhouden aan en nu bespeur ik. dat ik u hier zelfs tracteer op niet eens aangestreepte bladzijden. De overvloed is verbijsterend. Gevaarlijker en niet geschikt voor de jongejuffrouwenscheurl alender acht ik eene uitdrukking als deze: Toch moet het ons van het hart, dat een meisje zedelijk verplicht is een man af' te wijzen, als zij hem niet liefheeft, want het is delijk: goeieu avond." Geen van beide anlwoordde, maar toen hij even verder was, barst ten beide in een sarrenden schaterlach uit. De man scheen eerst te willen blijven staan, maar liep daarop wijselijk door en ik wierp met een slag mijn raam dicht, om het gesprek der twee vrouwen niet verder te moeien aanhooren. De winter die daarop volgde, was bizonder streng. Eiken dag vroor _het dat hel kraakte en lelkens kwamen er hevige sneeuwbuien, die zelfs den besl geklee len voorbijganger met groote stappen deden voortschieten. Ik had de familie Jansen in langen lijd nietgezien, behalve den man, die geregeld des morgens met schaat sen uiltoog, om die te verkoopen en die des avonds vaak terugkeerde, zonder iels te heb ben verdiend. Op een avond, toen het bizon der koud was, kwam ik Ihuis, en wilde juist den huissleutel uit mijn zak halen, toen ik een paar zwaaiende en zingende mannen zag aan komen. Bij hel flauwe, dansende licht van de lantaarn, zag ik dat de een Jansen was. Ik kon mijn oogen niet geloovcn, en keek nog eens Er viel niel aan te twijfelen, hij was het wer kelijk ; dronken in den hoogsten graad. Zijn glazige, doffe blik, de hangende onderlip en de geelbleeke kleur, dat alles zeidc mij, dat hij een zwaren roes in had. Samen met zijn mak ker zeilde hij het straatje in, zingende en pra tend mei een slappe long. Hier mol je wezen. Jansen," zei de ander, die niet zoo diouken scheen te zijn, als de tim merman, maar toch moeilijk uit zijn woorden kon komen. Men groete .. . hik ... au je wijl! D'r zal een standje opzitlo!" Jansen bromde iets, dat ik niet duidelijk kon verstaan, maar dat klonk als: 't ken me niit dondore." Daarop probeerde hij de klink der deur op te lichten, maar tevergeefs. Plotse ling werd de deur van binnen geopend, en in hel flauwe schijnsel van de lantaarn zag ik de ge daante zijner vrouw, die den beschonkcnc hij den arm nam, en de deur introk. Daarop wierp zij deze voor den neus van zijn kame raad dicht. Hou je goed, Jansen!" riep deze nog, hou je goed", en onder het schreeuwen van hou je goed, hou je goed"! stommelde hij verder. Ik ging mijn deur binnen, met een gevoel van teleurstelling, hoewel ik den man nog nooit ge sproken had. Onwillekeurig dacht ik weer aan dat gesprek van die twee vrouwen, waarvan ik de onwillige toehoorder was geweest. Na dien tijd zag ik hem ripg dikwijls, en ik bemerkte duidelijk, dat hij niet meer de oude was. Soms liep hij geheele dagen, met een pijp in den mond, in de buurt te wandelen met andere dagdieven, en het was een zeldzaam heid, hem met zijn timmerbak te zien voorbij gaan. Zijn kinderen wachtten hem niet meer op aan den lantaarnpaal, en zijn vrouw zag ik zeer zelden, en alleen als ze water ging halen uit de pomp. Ik kende nu zijn stem al, als hij des avonds laat met zijn kornuiten, dronken en schreeu wend, thuis kwam. Zonderling genoeg scheen hel aantal zijner kinderen voortdurend af te nemen. Van de vijf zag ik er eerst maar vier, toen drie, een paar dagen later twee, en eindelijk alleen den oud ste nog maar. Op een goeden, of liever op een kwaden dag, was er veel drukte in het straatje. De vrouwen stonden in groepjes bij elkaar, en overschreeuw den elkander in de hitte van het gesprek, de mannen, voor zoover ze niet aan liet werk waren, stonden mei de handen in de zakken bij den lantaarnpaal en wisselden enkele woor den tusschen de tanden door, langs hun onaf scheidelijk pijpje heen. Uit nieuwsgierigheid ging ik een oogenblik kijken. toch beter een oudo-jongcjuffrouw te worden, dan levenslang ongelukkig gehuwd te zijn " Ocli kom, moet u dat van het kuit, ongenoemde Engclsche schrijver? Ja, ja, het Jaatzich begrijpen, nog maar liever oude-jongejuffrouw dan levenslang ongelukkig gehuwd! Ba, wat een redeneering! O, hoo benijd| baar moet het zijn, den gcesel der satire te kunnen zwaaien, om zulke vergiftige banaliteiten den nekslag toe te dienen. Die aller-allerhoogste zedewPt voor do vrouw, den man at te wijzen, dien zij niet liefheeft, die wordt hier, als 't ware met moeite geuit en komt schroomvallig uit do pen, omdat.. . ja, om welke andere reden, dan omdat de prijs, die op de huwelijksmarkt moet ?«orden bedongen, wel eens kon tegenvallen, als naar die hoogste hartewet werd gehandeld? O. God, bewaar mij voor mijne vrienden !" moesten onze jonge meisjes uitroepen, ais deze man zich voor een welwillend goedgezind raadsman uitgeeft. En dat een opvatting a!s uit het bovenstaande blijkt, diep bij hem is geworteld, bewijst een woord in een ander hoofdstuk van het boek: Ofschoon wij vinden, dat de tegenwoordige jeugd hare naaste bloedverwanten wel wat heel weinig raadpleegt in hare lief'dezaken, gelooven wij toch niet, dat het ooit de plicht eener dochter kan zijn, zich uit vcrgedrcven gehoorzaamheid te verbinden aan een man, die haar niet gelukkig zal maken." Hoort ge, o jeugd, do naaste bloedverwanten dienen wat meer geraadpleegd in uwe liefdezaken"! Maar gij, lievo twintigjarige, behoeft, als ge papa hebt verteld, dat ge dien lafl'en rijken hoftnaker, wien wederkeerig door papa en mama het hof wordt gemaakt, niet leunt uitstaan, nu niet juist te denken, dat go hem per se tot mem zult moeten nemen. Neen, onze ongenoemde gif menger zou het in zekeren zin niet zoo verkeerd vinden, als go dat wel dcedt; ziet gehoorzaam heid is toch ook zulk een schoone zaak en geeft het mcnschdoni veel vermaak", maar de plicht eener dochter wil hij het toch niet noemen, zich uit vergedreven gehoorzaamheid to verbinden aan een man, die haar niet gelukkig zal maken." O, hemel, ik wed, dat dit boek vijf uitgaven beleeft, op leesmusea stuk gelezen wordt, in lees bibliotheken elke maand op nieuw moet worden ingenaaid en dat de knecht van den Sint ver pletterd wordt onder den last exemplaren, die bij krijgt te torschen. Dat zou jammer zijn van het zwarte knechtjo, maar nog voel grooter jammer is de dood van al het levende en frissche on kloeke en onafhankelijke en oorspronkelijke, dien dat boek op zijn geweten zal hebben. F. J. v. U. MODERN. Onder de weinigen van de talloozo novellen en romans onzer dagen oorspronkelijke en ver taalde welke in staat zijn een machtige im pressie weer te geven en te niakcn, moet men zonder twijfel de werken der Zweo.dscue schrijfster Ernst Ahlgren rekenen. Bij het lezen van haar romans en schetsen zal zich zelden iemand kun nen onttrekken aau den indruk van haar levendig temperament, omdat men gevoelt, dat de strijd j welke haar boekmenschen geen boekmcnsch i dus in de slechte beteekcnis van het woord is opgelegd, slechts het beeld is van de worsteling en het lijden, dat Ahlgren zelve het leven tot zulk een zwaren last maakte. Deze indruk wordt in gecnen decle verzwakt door het bewustzijn, dat, terwijl de schrijfster voor anderen het be.sto ge- j neesmi'.ldel tegen de kwalen dezer eeuw weet aan j do hand te doen, zij zelve heiaas te vroeg aan de steeds voortwoekerende ziekte is bezweken. Naast Mevrouw KLtrianne acht ik het nieuwito door Una vertaalde werk Van Ernst Ahlgren, 3/oder 11, tot hot beste te behooren, wet de nieuwere letterkunde opleverde. Zooals uit de Voorrede blijkt, is Modern slechts ten deolo Ahlgren's werk. Toen zij het einde harer levensdagen voelde na deren en inzag dat het haar niet geschonken zou zijn de laatste hand aan haar arbeid te leggen, haastte zij zich het beeld, dat in haar kunste naarsziel leefde, in schets te ontwerpen het aan Axel Lundgard, met wien zij reeds vroeger saamgewerkt had, overlatend, aan dit beeld een pas sendon vorm to geven. Hoe plichtgetrouw deze opdracht ook vervuld zij, zoo beeft het boek toch iets fragmentarisch, iets niet af, de vorm is hier en daar niet genoeg gemodelleerd. Maar is de studie van een ernslig meester niet tienduizendmaal meer waard dan het fraaiste meest gelikte prentje vari een middelmatigheid? Modern geeft een groot stuk waarachtig menschenleven. Men ziet hier het ontkiemen en groeien van de beste gewaarwordingen in twee rnenschenzielen onder heftig lijden en strijden, schitterende oorspronkelijke gedachten vindt men er in. ja alles getuigt van groote 'nd.vidueele begaafdheid. Hoe veel kunnen vooral onze Nederlandsche schrijfsters met allen eerbied voor haar talent, leeren van haar Zwcedse'uc zuster. Bij Ahlgren niets onwaars, niets middelmatig, niets coiivcntioneels. niets flauws, bij haar integendeel waarheid, natuur en kracht. Zij behoeft niet haar toevlucht tot het romantische te nemen om den lezer te boeien. Als in al haar werken is ook het gegeven in Modern hoogst eenvoudig. Een moeder beproeft haar zoon, een kind van zijn tijd, die door zijn scepticisme do geest- en hartdoodcndc overtuiging heeft opgevat dat hij intoendiy lum is, aan het leven terug te schenken, nieuw leven in hem wak ker te schudden. Tegen deze troosteloozo leegheid in het levensboek van haar zoon voert zij met zelfverloochening en de kracht der wanhoop en der liefde, een strijd op leven en dood. Haar zoon te winnen, hem tot werken te brengen, is het doel waarvoor zij leeft. Een minder oorspronkelijk auteur had hoogstwaarschijnlijk van dezo liefhebbende moeder ecu zachte beminnelijke vrouw geteekend, wie het niet moeilijk moest vallen de ijskorst van het hart van den sarcastischcii William te doen smelten. Ahlgren schetst ons mevrouw Zimmermaii ais een flinke vrouw uit n stuk, die slechts noode haar cholerische natuur tot zwijgen kan brengen en haar wil onderdrukken, daar niets baar zooveel kost als berusten. Naast deze krachtige trekken doemen ook zachtere lijnen op; do innige- liefile voor haar zoon en de onuitsprekelijke angst, dat zij nim mer haar doel zal bereiken, dat hij onder zal gaan door lumhtiJ, van den wil. terwijl zij zelf in zoo ruime mate bezit, wat hem ontbreekt: het geloof aan den mncltt van den wil, gtloof aan het nut van inspanning, geloot' aan geluk, geloof aan ontwikkeling." Natuurlijk en vrouwelijk is haar bijna onbewuste gewaarwording van jaloezie bij de kennismaking met do koude, onverschillige Alma, dadelijk onderdrukt zoodra zij zelve be grijpt, wat zij gevoelt. Liever dan met een leugen op de lippen gaat zij haar eenzamen weg door het leven, maar ten slotte moet zelfs zij berusten. Zij behoorde tot een generatie die moest afireden van bet tooneel, om plaats te maken voor het sceptische, bloodlooze geslacht, dat toch door zijne jeugd het recht heeft van te leven en te bestaan. De strijd was geëindigd.'' Met deze mistroostige woorden sluit het boek. Ook voor Ernst Ahlgren is do strijd geëindigd. Verhoogt het bekend zijn met f.et tragisch lot der schrijfster den intensen indruk van Modern ? Misschien, doch in ieder geval is het doel van het kunstwerk bereikt. HHNUIKTTK v. D. M. Annrt'g liefde, door Tit. VAX MEEHEXDOXCK:, uitgave van Tj. van llolkerna, te Amsterdam. De naam Van Mecrendonck" ziet er uit als een pseudoniem; waarschijnlijk is de novelle Anna'1 s liefde do eerste pennevrucht van een jeugdig schrijver, of veeleer van eene niet geheel jeugdige schrijfster. Er ligt toch in het boek zoo veel rustig geanalyseerd gevoel, zooveel ondervin ding van genieten en lijden, zulk ceno keus van wat te zeggen en wat te zwijgen, dat de schrijf ster. alles duidt eene vrouwenhand aan, wel niet zoo heel jeugdig kan zijn. Iets jongs daarentegen gt er in de onevcnrcdiuheid van compositie; het boek loopt niet met een climax naar het einde; het heeft zijn glanspuut op twee derden, dan volgt een lange episode vol hors d'oeurre, en het slot is eer eene teleurstelling dan eene bevrediging. Anna is eene hulponderwijzeres van goede familie, die to Arnhem secondante op een kost school wordt, niet het duel, later de zaak te kun nen overnemen. De behandeling door de directrice Het was bijna avond. Een grauwe winterscliemering hulde alles in een naargeestig half duister. Treurig en somber was ook het tooneeltje. dat ik in het straatje aanschouwde. Vrouw Jansen, bleek ea uitgeteerd, zat op een ellendigen matten stoel midden op liet .straatje, om haar heen een koffer, waarin ccnige klee deren schenen Ie zijn en een paar stukken allernoodigst huisraad. Naast haar stond haar zoontje, schreiend van kou en wellicht ook van vrees. Twee mannen brachten nog enkele voor werpen uil de geopende huisdeur naar buiten. Ik begreep dadelijk, dat de deurwaarder bezig was, de arme vrouw op straat te zetten. Zij zat daar, slil en strak, zonder een traan Ie laten, en de hand werktuiglijk op het. hoofd van den knaap, die voortdurend schreide Ik sprak haar aan, zij luisterde niet; ik raakte haar schouder aan, en vroeg haar of ze al een ander onderkomen had, maar zij gaf gjon enkel teeken van leven ; zij staarde maar strak voor zich uit, als hadden alle zintuigen haar verlaten. Toevallig kwam juist een tirnmermansknechl voorbij, mei wien haar man vroeger had gewerkl, en hij deelde mij mede, wat ik nog niet van de historie wist. Jansen was een goed werkman, meneer," zeide hij, een best werkman, en als ze hem mei rust gelalen hadden, zou zijn boeltje nou niet op straal staan. Maar de buren waren jaloersch, dal vervloekte tuig. Neem me niel kwalijk, maar m'n hart loopt over als ik er aan denk. Ze waren jaloersch de vrouwen vooral omdat de menschen spaarzaam waren en goed in hun spulletjes zaten. Waarom woon den ze niel in een andere buurt, dan hier, tus schen dat schorem, zul je denken? Ja meneer, dat zit zóó. Jansen z'n vader was eigen baasje, maar hij kreeg klappen en ging over de boenen. Kort daarna ging i dood en nou waren die menschen hier, van gedachte, dat ze z'n schuld

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl