Historisch Archief 1877-1940
No. 619
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Misschien zijp. tegen enkele dezer opvattingen
bedenkingen te maken, doch in elk geval geven
zjj het bewijs van een in zulke zaken al te zeld
zame artistieke preoccupatie.
28 Nov. '89. V.
EEN BOEK UIT DEN VOORTIJD.
De schrijfster van Jong-Hollandsch binnen
huisje" en andere schetsen, die met menige goed
geschreven bladzijde onze letterkunde en met
menige gelukkige gedachte hare- lezers heeft ver
rijkt, heeft zich noodlottigerwijze laten overhalen
tot de bewerking van het boek, dat een onge
noemde Engclsche sclirijver zoo vrij is geweest
openbaar te maken, en dat zij, op verzoek, voor
de Hollandsche vrouwen en meisjes heeft pasklaar
gemaakt. De schoonste gaven der wouw" is de
aantrekkelijke titel van 'het boek. dat zij door
wijzigingen, toevoegingen en weglatingen, van een
Hollandsche kleur heeft voorzien en dat zoo juist
by de Erven Bohn te Haarlem is verschenen.
Een boek uit den voortijd, een geschrift uit
voor-historischen tijd, kan interessant zijn. wie
zal het tegenspreken? maar als het verouderde
denkbeelden en dwalingen, die nog hier en daar
voortleven en die de meerderheid van het levende
geslacht te boven is. weer opdiseht als nieuwen
kost en hun zoo gevaarlijke kracht en frischheid
geeft, dan is het zaak, tegen zulk een werk te waar
schuwen. Dit nu komt mij voor, hier het geval te zijn.
Wat Cats over de vrouwen dacht, vindt een negen
tiende- eeuwscben tolk in dezen Engelschman en de
typen van lieve, bescheiden jongemeisjes of degelijke
huisvrouwen van Wolft' en Deken zijn tienmaal
actueeler en duizendmaal minder saai-volmaakt
dan de wondertjes van deugd en zelfverloochening,
orde, spaarzaamheid, godsdienstigheid, nederigheid
en lieftalligheid, die hier ten voorbeeld worden
gesteld. Die laatste eigenschap vooral, die lieve
bekoorlijkheid en lieftalligheid, speelt een hoofdrol.
Vooraan, bij de op de eerste bladzijde genoemde
vijf plichten, die in de levenstaak van Eva's
dochteren liggen opgesloten, staat: Hare
medemenschen te lieliagen". dan volgt als tweede hun
voedsel aangenaam toe te bereiden", als derde
hen goed te kleeden", als vierde orde en rein
heid te doen heersen-" en eindelijk als vijfde
hen te onderrichten.'-1 't Is nog al zoo iets,
vindt ge niet? en ik zou de vrouw wel eens willen
zien, die dat alles handig klaar speelde, zonder
van diezelfde medemenschen, mannelijke en
vrouwelijke, toch heel wat hulp in te roepen.
Maar er is nog meer; enkele bladzijden verder
wordt haar ook buiten 's huis eene plaats toege
wezen. De man moet zijne krachten veil hebben
voor het behoud, den vooruitgang en de verdediging
des lands De vrouw brenge hot hare bij tot bevor
dering der algemeene rust, welvaart en verfraaiing.
Dat, wat de vrouw in haar eigen huis behoort te zijn,
een toonbeeld van orde. troostende liefelijkheid en
bevalligheid, moet zij te meer zijn buitenshuis, waar
zooveel meer wanorde, ellende en ruwheid
heerschen".
Dus binnen- en buitenshuis een toonbeeld van
lieftalligheid zijn; hoort ge, meisjes en vrouwen,
dat is nog eens een levenstaak! Daar hebt ge
niets op tegen, niet waar? zoo'n heel klein beetje
lust hebt ge in die taak altijd wel gehad en de
schrijver zal u ook wel meer nauwkeurig zeggen,
waar het dan op aankomt. Het was de bedoe
ling der natuur, dat lichamelijke schoonheid be
wondering zou wekken, zij maakt haar tot een
gids bij het begeeren" (die aanhalingsteekens
staan er; is dat 'wel in den haak?) Een ranke
leest, een welgevormde gestalte, een fraaie buste,
een ronde arm en hals, een frissche kleur, een
lief gelaat zijn over het algemeen kenteekenen,
die een krachtige en gezonde vrouw en moeder
voorspellen'1. Behalve het lichaam komt bij dat
behagen ook wel een ziertje invloed toe aan den
geest. Och ja, als een vrouw beminnelijk is,
iunt ge er zeker van zijn dat zij zich reeds
jong leerde oefenen in de kunst om te be
hagen", (hensch, het staat er') en daarom
zouden wij wel ieder jong meisje willen toeroepen:
Wees altijd natuurlijk en vriendelijk en stel u
niet op den voorgrond. Vraagt men u te spelen
of te zingen, doe het terstond, als gij het kunt.
Wees angstvallig en netjes op uwe kleeding. Neem
In een straatje,
DOOR
J. G. PEEREBOOM.
(Slot.)
Het was op een herfstavond, dat ik voor het
geopende venster in een gemakkelijker! stoel
zat, en een sigaar rookte. Dicht daarbij in het
straatje stonden twee vrouwen te praten en ik
had al menigmaal den wensch geslaakt, dat ze
heen mochten gaan, toen een hunner den naam
van vrouw Jansen noemde. Ik luisterde nu wat
nauwkeuriger.
Is me dat een prqnkmadam!" zei de eene.
Net zoo'n pauw! as je wat zegt dat de juffrouw
niet aanstaat, blaast ze d'r eige op.4 Net zoolang
ze d'r res stikt! Nou, ik mag 't laien !"
Dat mag je zeggen," hernam de andere.
Zoo'n verbeelding as dat mensch het, dat h
je nooit gezien. Ik zeg zoo tegen 'r, nou buur
vrouw komt jou kerel niet 'eres met 'n stuk in
z'n raap thuis? Nou je mag raaien wat ze zcit.
Ze zette 'n krop als 'n kalkoensche haan. Mijn
man gebruikt nooit drank, zeit ze. Ja,
werachtig as God, buurvrouw, dat zei ze. Nou maar,
zeg ik, 'lan hèje een lammeling van 'n kerel,
dat i niet cres een spat neemt. Toe zei ze niks
meer en ze ging in d'r huis wat zeg je nou?
Een vent die niks as water zuipt zeker."
Nou ja," kreeg de spreekster ten antwoord,
dat motje nou zoo niet allemaal gelooven. Je zal
't nog beleven, dat i met 'n brom in, bij der komt,
net zoo as de andere. Ze mot, als ik goed ver
teld ben, gediend hobbe bij 'n rijke mevrouw
en daarom is ze nou zoo'n blegeurmaakster.
Nou maar, we zelle 't nog wel beleve, buur!"
Op dit oogenblik kwam de man, over wien
het tweetal sprak, het straatje uit, en zei
vriengeen hinderlijke gewoonten aan. Val niemand in
de rede, omdat hij u verveelt. Doe nooit, of ge
een kennis niet ziet, die uwe achting waardig is,
waar hij zich ook bevindt en hoe kaal hij er ook
uitziet. Het jonge meisje, dat voor ieder een groot,
een glimlach en een £oed woord over heeft, zal
zich vele vrienden verwerven. Bovenal wees
oprecht."
Deze tirade eindigt als spottend met de woor
den : Wees oprecht!" Het is alsof de schrijver
zich zelven heeft willen beetnemen. Moet niet dat
lieve lief-zijn, dat voortdurend zich oefenen inde
kunst van behagen, op 't laatst alle oprechtheid
dooden? In plaats van zijn boek hier bekend to
maken, had onzo uitgever den schrijver liever
Nordau's Lagen der Geselhchaft of als dat te
zwaar voor hem bleek, een editie van Thackeray
cadeau moeten zenden, dan kon hij eens leeren
wat van dat opzettelijk aankweeken der behaag
zucht komt, wat er wordt van die luidjes, die
niemand in de rede vallen, als hij hen verveelt.
Zie, in deze zelfde tirade lees ik er een antwoord
op, wat die allerliefste personen misken. Hun
moet immers worden geleerd, en vooryepraat en
aangeraden, om de kennis, die er kaal uitziet"
wel te willen zien Ja juist, dat moeien zij als
daad van zelfverloochening dan doen, dat, wat
spontaan moet geschieden en waf ook onmiddellijk
uit het hart opwellend tot daad wordt, als in dat
hart niet zooveel onkruid tiert, dat het goede er
wordt onder gehouden.
Maar wo zijn nog lang niet aan het einde,
jong zich oefenen in do kunst van behagen, ja
maar ook in die van het koken, het zich kleeden
en in die van het huis ordelijk en netjes te hou
den behoort al mede tot den plicht der vrouw!
Over het voordeelig snijden van het vleesch en 't
wonderen doen met kliekjes, worden geen
practische wenken gegeven, dat zou nog zoo
kwaad niet zijn, neen, enkel als plicht wordt het
der huisvrouw voorgehouden, alsof do beurs van
velen niet de wenschelijkheid van die kennis meer
dan voldoende bepleitte. Zoo is het met alles,
wat wordt aangeroerd, waarheden als olifanten
staan er niet juist in slecht Hollandsch, dat kan
Johanna van Wonde niet schrijven, maar dan
toch in een vorm. die aan hun aliedaagschheid
niets hoegenaamd verzacht. Het zou er in vele
huisgezinnen heel wat gelukkiger uitzien, als er
minder wandeljaponnen waren en meer eenvou
dige netto huisjaponnen". Manchetten en kraagjes
behooren altijd vlekkeloos te zijn; geen ware
dame zal zelfs in den schoot van haar gezin,
gezien worden met een vuile ruchc of een geha
vend galon, zoolang zeep en water, naald en
draad binnen haar bereik zijn". In het huis
eener morsige vrouw heerscht wanorde en dien
tengevolge ongezelligheid en kwado luim." Ook
al is een meisje niet bestemd om te trouwen en
een eigen huis te besturen, zoo zijn orde en regel
haar toch onontbeerlijk"
Bijzonder kostbaar zijn de uren tusschen negen
en twaalf. Gebruik ze voor studie, muziek (als
ge er aanleg voor hebt) of' tot het aaulccreu van
de eene of' andere nuttige kunst, waarmede gij
uw brood zoudt kunnen verdienen, als go daartoe
eens gedwongen wordt". '
Een bestendig goed humeur is een hoedanig
heid die door geen verstandig man geringgeschat
zal worden, als hij eene vrouw kiest".
Neen, wezenlijk, ik geloof, dat ik een uitgever
ga vragen of ik een jonge-damosscheurkalender
uit dit boek mag bewerken, om boven de
waschtafel van alle lieve"'kostschoolmeisjes te hangen ;
de aanhalingen van den aard als de hier
afgeschrevene zijn te verleidelijk talrijk! Misschien
ben ik door teleurstelling wat bitter, maar men
bedenke, dat ik vol verlangen naar den inhoud
van De schoonste garen der vrouw" mij aan de
lectuur zetto. Geen tien bladzijden ver, of ik
tast, helaas, niet door bewondering gedreven, naar
een potlood, orn mij al die treffende citaten te
merken, maar jawel, er is geen bijhouden aan en
nu bespeur ik. dat ik u hier zelfs tracteer op
niet eens aangestreepte bladzijden. De overvloed
is verbijsterend.
Gevaarlijker en niet geschikt voor de
jongejuffrouwenscheurl alender acht ik eene uitdrukking
als deze: Toch moet het ons van het hart, dat
een meisje zedelijk verplicht is een man af' te
wijzen, als zij hem niet liefheeft, want het is
delijk: goeieu avond." Geen van beide
anlwoordde, maar toen hij even verder was, barst
ten beide in een sarrenden schaterlach uit. De
man scheen eerst te willen blijven staan, maar
liep daarop wijselijk door en ik wierp met een
slag mijn raam dicht, om het gesprek der twee
vrouwen niet verder te moeien aanhooren.
De winter die daarop volgde, was bizonder
streng. Eiken dag vroor _het dat hel kraakte
en lelkens kwamen er hevige sneeuwbuien, die
zelfs den besl geklee len voorbijganger met
groote stappen deden voortschieten. Ik had de
familie Jansen in langen lijd nietgezien, behalve
den man, die geregeld des morgens met schaat
sen uiltoog, om die te verkoopen en die des
avonds vaak terugkeerde, zonder iels te heb
ben verdiend. Op een avond, toen het bizon
der koud was, kwam ik Ihuis, en wilde juist
den huissleutel uit mijn zak halen, toen ik een
paar zwaaiende en zingende mannen zag aan
komen. Bij hel flauwe, dansende licht van de
lantaarn, zag ik dat de een Jansen was. Ik
kon mijn oogen niet geloovcn, en keek nog eens
Er viel niel aan te twijfelen, hij was het wer
kelijk ; dronken in den hoogsten graad. Zijn
glazige, doffe blik, de hangende onderlip en de
geelbleeke kleur, dat alles zeidc mij, dat hij
een zwaren roes in had. Samen met zijn mak
ker zeilde hij het straatje in, zingende en pra
tend mei een slappe long.
Hier mol je wezen. Jansen," zei de ander,
die niet zoo diouken scheen te zijn, als de tim
merman, maar toch moeilijk uit zijn woorden
kon komen. Men groete .. . hik ... au je wijl!
D'r zal een standje opzitlo!"
Jansen bromde iets, dat ik niet duidelijk kon
verstaan, maar dat klonk als: 't ken me niit
dondore." Daarop probeerde hij de klink der
deur op te lichten, maar tevergeefs. Plotse
ling werd de deur van binnen geopend, en in hel
flauwe schijnsel van de lantaarn zag ik de ge
daante zijner vrouw, die den beschonkcnc hij
den arm nam, en de deur introk. Daarop
wierp zij deze voor den neus van zijn kame
raad dicht.
Hou je goed, Jansen!" riep deze nog, hou je
goed", en onder het schreeuwen van hou je
goed, hou je goed"! stommelde hij verder.
Ik ging mijn deur binnen, met een gevoel van
teleurstelling, hoewel ik den man nog nooit ge
sproken had. Onwillekeurig dacht ik weer aan
dat gesprek van die twee vrouwen, waarvan ik
de onwillige toehoorder was geweest.
Na dien tijd zag ik hem ripg dikwijls, en ik
bemerkte duidelijk, dat hij niet meer de oude
was. Soms liep hij geheele dagen, met een pijp
in den mond, in de buurt te wandelen met
andere dagdieven, en het was een zeldzaam
heid, hem met zijn timmerbak te zien voorbij
gaan. Zijn kinderen wachtten hem niet meer
op aan den lantaarnpaal, en zijn vrouw zag ik
zeer zelden, en alleen als ze water ging halen
uit de pomp.
Ik kende nu zijn stem al, als hij des avonds
laat met zijn kornuiten, dronken en schreeu
wend, thuis kwam.
Zonderling genoeg scheen hel aantal zijner
kinderen voortdurend af te nemen. Van de vijf
zag ik er eerst maar vier, toen drie, een paar
dagen later twee, en eindelijk alleen den oud
ste nog maar.
Op een goeden, of liever op een kwaden dag,
was er veel drukte in het straatje. De vrouwen
stonden in groepjes bij elkaar, en overschreeuw
den elkander in de hitte van het gesprek, de
mannen, voor zoover ze niet aan liet werk
waren, stonden mei de handen in de zakken
bij den lantaarnpaal en wisselden enkele woor
den tusschen de tanden door, langs hun onaf
scheidelijk pijpje heen. Uit nieuwsgierigheid
ging ik een oogenblik kijken.
toch beter een oudo-jongcjuffrouw te worden, dan
levenslang ongelukkig gehuwd te zijn " Ocli kom,
moet u dat van het kuit, ongenoemde Engclsche
schrijver? Ja, ja, het Jaatzich begrijpen, nog maar
liever oude-jongejuffrouw dan levenslang ongelukkig
gehuwd! Ba, wat een redeneering! O, hoo
benijd| baar moet het zijn, den gcesel der satire te
kunnen zwaaien, om zulke vergiftige banaliteiten
den nekslag toe te dienen. Die aller-allerhoogste
zedewPt voor do vrouw, den man at te wijzen,
dien zij niet liefheeft, die wordt hier, als 't ware
met moeite geuit en komt schroomvallig uit do
pen, omdat.. . ja, om welke andere reden, dan
omdat de prijs, die op de huwelijksmarkt moet
?«orden bedongen, wel eens kon tegenvallen, als
naar die hoogste hartewet werd gehandeld? O.
God, bewaar mij voor mijne vrienden !" moesten
onze jonge meisjes uitroepen, ais deze man zich
voor een welwillend goedgezind raadsman uitgeeft.
En dat een opvatting a!s uit het bovenstaande
blijkt, diep bij hem is geworteld, bewijst een
woord in een ander hoofdstuk van het boek:
Ofschoon wij vinden, dat de tegenwoordige jeugd
hare naaste bloedverwanten wel wat heel weinig
raadpleegt in hare lief'dezaken, gelooven wij toch
niet, dat het ooit de plicht eener dochter kan
zijn, zich uit vcrgedrcven gehoorzaamheid te
verbinden aan een man, die haar niet gelukkig
zal maken."
Hoort ge, o jeugd, do naaste bloedverwanten
dienen wat meer geraadpleegd in uwe
liefdezaken"! Maar gij, lievo twintigjarige, behoeft, als
ge papa hebt verteld, dat ge dien lafl'en rijken
hoftnaker, wien wederkeerig door papa en mama
het hof wordt gemaakt, niet leunt uitstaan, nu
niet juist te denken, dat go hem per se tot mem
zult moeten nemen. Neen, onze ongenoemde gif
menger zou het in zekeren zin niet zoo verkeerd
vinden, als go dat wel dcedt; ziet gehoorzaam
heid is toch ook zulk een schoone zaak en geeft
het mcnschdoni veel vermaak", maar de plicht
eener dochter wil hij het toch niet noemen, zich
uit vergedreven gehoorzaamheid to verbinden aan
een man, die haar niet gelukkig zal maken."
O, hemel, ik wed, dat dit boek vijf uitgaven
beleeft, op leesmusea stuk gelezen wordt, in lees
bibliotheken elke maand op nieuw moet worden
ingenaaid en dat de knecht van den Sint ver
pletterd wordt onder den last exemplaren, die bij
krijgt te torschen. Dat zou jammer zijn van het
zwarte knechtjo, maar nog voel grooter jammer
is de dood van al het levende en frissche on
kloeke en onafhankelijke en oorspronkelijke, dien
dat boek op zijn geweten zal hebben.
F. J. v. U.
MODERN.
Onder de weinigen van de talloozo novellen en
romans onzer dagen oorspronkelijke en ver
taalde welke in staat zijn een machtige im
pressie weer te geven en te niakcn, moet men
zonder twijfel de werken der Zweo.dscue schrijfster
Ernst Ahlgren rekenen. Bij het lezen van haar
romans en schetsen zal zich zelden iemand kun
nen onttrekken aau den indruk van haar levendig
temperament, omdat men gevoelt, dat de strijd j
welke haar boekmenschen geen boekmcnsch i
dus in de slechte beteekcnis van het woord is
opgelegd, slechts het beeld is van de worsteling
en het lijden, dat Ahlgren zelve het leven tot
zulk een zwaren last maakte. Deze indruk wordt
in gecnen decle verzwakt door het bewustzijn, dat,
terwijl de schrijfster voor anderen het be.sto ge- j
neesmi'.ldel tegen de kwalen dezer eeuw weet aan j
do hand te doen, zij zelve heiaas te vroeg aan
de steeds voortwoekerende ziekte is bezweken.
Naast Mevrouw KLtrianne acht ik het nieuwito
door Una vertaalde werk Van Ernst Ahlgren,
3/oder 11, tot hot beste te behooren, wet de nieuwere
letterkunde opleverde. Zooals uit de Voorrede
blijkt, is Modern slechts ten deolo Ahlgren's werk.
Toen zij het einde harer levensdagen voelde na
deren en inzag dat het haar niet geschonken zou
zijn de laatste hand aan haar arbeid te leggen,
haastte zij zich het beeld, dat in haar kunste
naarsziel leefde, in schets te ontwerpen het aan
Axel Lundgard, met wien zij reeds vroeger
saamgewerkt had, overlatend, aan dit beeld een pas
sendon vorm to geven. Hoe plichtgetrouw deze
opdracht ook vervuld zij, zoo beeft het boek toch
iets fragmentarisch, iets niet af, de vorm is hier
en daar niet genoeg gemodelleerd. Maar is de
studie van een ernslig meester niet
tienduizendmaal meer waard dan het fraaiste meest gelikte
prentje vari een middelmatigheid?
Modern geeft een groot stuk waarachtig
menschenleven. Men ziet hier het ontkiemen en groeien
van de beste gewaarwordingen in twee
rnenschenzielen onder heftig lijden en strijden, schitterende
oorspronkelijke gedachten vindt men er in. ja alles
getuigt van groote 'nd.vidueele begaafdheid. Hoe
veel kunnen vooral onze Nederlandsche schrijfsters
met allen eerbied voor haar talent, leeren van
haar Zwcedse'uc zuster. Bij Ahlgren niets onwaars,
niets middelmatig, niets coiivcntioneels. niets
flauws, bij haar integendeel waarheid, natuur en
kracht. Zij behoeft niet haar toevlucht tot het
romantische te nemen om den lezer te boeien.
Als in al haar werken is ook het gegeven in
Modern hoogst eenvoudig. Een moeder beproeft
haar zoon, een kind van zijn tijd, die door zijn
scepticisme do geest- en hartdoodcndc overtuiging
heeft opgevat dat hij intoendiy lum is, aan het
leven terug te schenken, nieuw leven in hem wak
ker te schudden. Tegen deze troosteloozo leegheid
in het levensboek van haar zoon voert zij met
zelfverloochening en de kracht der wanhoop en
der liefde, een strijd op leven en dood. Haar zoon
te winnen, hem tot werken te brengen, is het doel
waarvoor zij leeft. Een minder oorspronkelijk auteur
had hoogstwaarschijnlijk van dezo liefhebbende
moeder ecu zachte beminnelijke vrouw geteekend,
wie het niet moeilijk moest vallen de ijskorst van
het hart van den sarcastischcii William te doen
smelten. Ahlgren schetst ons mevrouw Zimmermaii
ais een flinke vrouw uit n stuk, die slechts noode
haar cholerische natuur tot zwijgen kan brengen en
haar wil onderdrukken, daar niets baar zooveel kost
als berusten. Naast deze krachtige trekken doemen
ook zachtere lijnen op; do innige- liefile voor haar
zoon en de onuitsprekelijke angst, dat zij nim
mer haar doel zal bereiken, dat hij onder zal
gaan door lumhtiJ, van den wil. terwijl zij zelf
in zoo ruime mate bezit, wat hem ontbreekt: het
geloof aan den mncltt van den wil, gtloof aan
het nut van inspanning, geloot' aan geluk, geloof
aan ontwikkeling." Natuurlijk en vrouwelijk is
haar bijna onbewuste gewaarwording van jaloezie
bij de kennismaking met do koude, onverschillige
Alma, dadelijk onderdrukt zoodra zij zelve be
grijpt, wat zij gevoelt. Liever dan met een leugen
op de lippen gaat zij haar eenzamen weg door
het leven, maar ten slotte moet zelfs zij berusten.
Zij behoorde tot een generatie die moest
afireden van bet tooneel, om plaats te maken voor
het sceptische, bloodlooze geslacht, dat toch door
zijne jeugd het recht heeft van te leven en te
bestaan. De strijd was geëindigd.''
Met deze mistroostige woorden sluit het boek.
Ook voor Ernst Ahlgren is do strijd geëindigd.
Verhoogt het bekend zijn met f.et tragisch lot
der schrijfster den intensen indruk van Modern ?
Misschien, doch in ieder geval is het doel van
het kunstwerk bereikt.
HHNUIKTTK v. D. M.
Annrt'g liefde, door Tit. VAX
MEEHEXDOXCK:, uitgave van Tj. van
llolkerna, te Amsterdam.
De naam Van Mecrendonck" ziet er uit als
een pseudoniem; waarschijnlijk is de novelle
Anna'1 s liefde do eerste pennevrucht van een
jeugdig schrijver, of veeleer van eene niet geheel
jeugdige schrijfster. Er ligt toch in het boek zoo
veel rustig geanalyseerd gevoel, zooveel ondervin
ding van genieten en lijden, zulk ceno keus van
wat te zeggen en wat te zwijgen, dat de schrijf
ster. alles duidt eene vrouwenhand aan,
wel niet zoo heel jeugdig kan zijn. Iets jongs
daarentegen gt er in de onevcnrcdiuheid van
compositie; het boek loopt niet met een climax
naar het einde; het heeft zijn glanspuut op twee
derden, dan volgt een lange episode vol hors
d'oeurre, en het slot is eer eene teleurstelling
dan eene bevrediging.
Anna is eene hulponderwijzeres van goede
familie, die to Arnhem secondante op een kost
school wordt, niet het duel, later de zaak te kun
nen overnemen. De behandeling door de directrice
Het was bijna avond. Een grauwe
winterscliemering hulde alles in een naargeestig half
duister. Treurig en somber was ook het
tooneeltje. dat ik in het straatje aanschouwde.
Vrouw Jansen, bleek ea uitgeteerd, zat op een
ellendigen matten stoel midden op liet .straatje,
om haar heen een koffer, waarin ccnige klee
deren schenen Ie zijn en een paar stukken
allernoodigst huisraad. Naast haar stond haar
zoontje, schreiend van kou en wellicht ook van
vrees. Twee mannen brachten nog enkele voor
werpen uil de geopende huisdeur naar buiten.
Ik begreep dadelijk, dat de deurwaarder bezig
was, de arme vrouw op straat te zetten.
Zij zat daar, slil en strak, zonder een traan
Ie laten, en de hand werktuiglijk op het. hoofd
van den knaap, die voortdurend schreide Ik
sprak haar aan, zij luisterde niet; ik raakte haar
schouder aan, en vroeg haar of ze al een ander
onderkomen had, maar zij gaf gjon enkel teeken
van leven ; zij staarde maar strak voor zich
uit, als hadden alle zintuigen haar verlaten.
Toevallig kwam juist een tirnmermansknechl
voorbij, mei wien haar man vroeger had
gewerkl, en hij deelde mij mede, wat ik nog niet
van de historie wist.
Jansen was een goed werkman, meneer,"
zeide hij, een best werkman, en als ze hem
mei rust gelalen hadden, zou zijn boeltje nou
niet op straal staan. Maar de buren waren
jaloersch, dal vervloekte tuig. Neem me niel
kwalijk, maar m'n hart loopt over als ik er aan
denk. Ze waren jaloersch de vrouwen vooral
omdat de menschen spaarzaam waren en
goed in hun spulletjes zaten. Waarom woon
den ze niel in een andere buurt, dan hier, tus
schen dat schorem, zul je denken? Ja meneer,
dat zit zóó. Jansen z'n vader was eigen baasje,
maar hij kreeg klappen en ging over de boenen.
Kort daarna ging i dood en nou waren die
menschen hier, van gedachte, dat ze z'n schuld