De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 1 december pagina 5

1 december 1889 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 649 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. hij dreef mij vooruit : het kan niet anders ; het moet! Zoo werd ik zij» gevangene, zoo ontstond boek voor boek .... Intusschen drukte de jaren lang voortgesleepte last op my'n talent; ik had iemand door het leven te dragen, dat drukte my neder. Nooit een hartelijk vroolijk uur, zelfs vrouw en kinderen zag ik ten laatste als door een «luier. En ik moest liegen, om het vermogen van m\jne kinderen ongeschonden te bewaren . . . ." Aan de treurige waarheid schijnt nu wel geen iwyfel meer mogelijk te zijn. De bekende en geliefde fabelboekjes van Gou verneur zijn weder verschenen in het oude kleine formaat, dat wij ons allen uit onze kinderjaren ?herinneren ; elk der vier deeltjes is echter thans -versierd met 24 prentjes, naar de teekeningen, ?door Otto Eerelman voor de groote uitgave ge maakt. De uitgever Hugo Suringar heeft door iet bezorgen van deze kleine en goedkoope uit gave een dienst bewezen aan alle ouders, die voor den grooteu Gouverneur" te diep in de ?beurs moesten tasten. Willem van Zuylen's Voordrachten vinden steeds ?een belangstellend publiek. Daarop heeft de heer Warendorf zeker gerekend, toen hij die voor? drachten in boektbrmaat uitgaf, versierd met aardige teekeningen van J. Linse. Bij de lezing -zal men van niet weinige dezer stukjes moeten getuigen, dat het magere beestjes zijn; maar des te grootcr zal de bewondering worden voor het talent van dea populairen acteur, die van zulke kleinigheden zooveel weet te maken. De pseudo van Zuylens, ondernemende rederijkors enz. zul len zich zeker vlijtig gaan oefenen, en allicht be merken. dat er in zoo'n voordracht meer kunst en studie steekt dan zij wel dachten. Onze landgenoot J. T. Grein en mr. Jarvis te Lon den, redacteuren van Weckly Comedy, licbben het plan opgevat om aldaar een Theatre Libre te stich ten; zij hebben de medewerking ingeroepen van do voornaamste tooneelschrijvers en critici van Groot Brittaniëen verheugen zich in een ongemeenen bijval, zoodat zonder twijfel hun onderneming ge lukken zal. Het is hun voornamelijk daarom te doen de producten der jongere litteratuur ten tooneele te heipon en te breken met de oude iraditiën, die over het algemeen het Engclsche Tooneel op een lagen trap houden. Sedert cenige dagen bevinden zich, Kalverstraat 21, over Hotel Suisse, twee schilderijen van Prof. Leonhardt Sturm, uit Dresden, Amor en Venus, en Liefdcbode. Wij hopen er nader 'op terng te komen. Men verzoekt ons, opmerkzaam te maken op «len pas verschenen 3en druk van den Gids voor inleggers bij de Rijkspostspaarbank en voor hen, die het wenschen te worden". Het boekje kan zeker op het St. Nicolaasfeest veel nut stichten in handen van de velen, die als naar gewoonte dan geldelijk bedacht worden; het wijst hun den weg, om de ontvangen giften veilig te bewaren, en op gemakkelijke wijze vruchtdragend temaken. Het boekje van 10 centen bij het cadeau in geld gevoegd, verdubbelt er wellicht de waarde van. Uit de werken van Mej. Catharina Alberdingk Thijm, als wij ons goed herinneren vooral uit de jaargangen van Lelie- en EozcnJcnoppen en de HollandacUe Lelie, is door een der jeugdige vriendinnen van de schrijfster, Mej. Bertha Sibmacker Zijnen, eeno bloemlezing gemaakt.Onder de titel van Lief' en leed van jonge harten is deze bundel te Zutphen bij W. J. Tliieme & Co. uitgegeven; hij bevat honderd kleine hoofdarti kelen, huiselijke praatjes over Eenvoud, Misbrwilcmaken, Tegenvallers, enz., waarvan zeer vele de moeite waard zijn, dat men ze ter harte neemt, of, wat wel zoo amusant is, ze kritisch beschouwt en beproeft of men niet juist het om gekeerde zou kunnen verdedigen. Met Mej. Thijm, die enkele malen zelf van paradoxen houdt, is dit een dankbaar werk. De Nederl. Almanak voor 1800, uitgegeven door jeenk Willink te Haarlem, bevat een groot aantal illustraties en merkwaardige mededeelingen; voorts een overzicht van de voornaamste gebeur tenissen van l Oct. 1888 tot 30 Sept. 1889, en een novelle getiteld Eene heldin, (naar het Engelsen). Het geeft de portretten van princes Sophia der Nederlanden, van eenige gesneuvelde Atjehofficieren, van de leden van den Raad van Voogdij, van Jan van Beers, Rauwenhoff, Alberdingk Thijm, J. J. A. Gouverneur, Donders en Theod. Jorissen. De prijs van deze zeer practische en nette uit gave is 75 cents. De heer Groesbeek (firma Scheltema & Holkema) heeft een geïllustreerden catalogus van prachtwerken, dichtbundels, prozawerken en kinderboe ken verzonden, welk* getuigt van de moeite, die deze boekhandelaar zich geeft om het nuttige aan het aangename te verbinden. Er komen reproductiën in voor van platen: A la Fontaine, n. C. de Lort; Jephtha, n. N. Sichel; Livia, n. A. Seifert; Wintergezicht, n. L Apol; At The Shrine of Venus, n L Alma Tadema; Manuela, n. C. Kiesel; Am Mnrgsee, n. C. Steffan; The Cobblers Shop, n. C. van Haanen; Crossing Place, n. Halfnight, vervaardigd in het atelier van de heeren Roeloffzen & Hübner. Sedert vier jaren bestaat te Amsterdam eene Verceniijing van Doofstommen, onder de zinspreuk Door liefde saamgebracht. De misdeelden trach ten hierdoor een gezellig verkeer te verkrijgen en eenigen steun bij ziekte en ouderdom ; voor dit laatste bevelen zij hunne kas, den vorigen winter zoo goed als uitgeput, in de belangstelling van meer gegoeden aan. Voorzitter is de heer J. Stuhr (Marnixstraat l, huis), bij wien ook 's Zaterdagsavonds de vergadering gehouden wordt, secretaris de heer H. Landsaat. Voor 1890 is de Almanak De Liefde sticht ver schenen, onder redactie van Dr. H. P. Berlage. ledere datum heeft weder zijn spreuk, iu modern Cbristelijken zin; in het mengelwerk komen bij dragen voor van de HH. J. L. J. Hallo, E. Laurillard, Leo, J. W. Lieftinck, H. Vrendenberg, Js. de Vries, E. J. W. Koch, C. Maritz, Justus van Maurik, Fiore della Neve. en de dames Marianne, Margaretha, een moeder", Helene Swarth, Herfrieda, A. Peaux en Erncstine. Van de school in het lenen, eenige bladzijden uit Anna's geschiedenis", door Agatha (uitgave van E. J. Brill te Leiden), is een van die boeken, zooals de gezellige kinderschrijfster er steeds slag van had, ze te maken. Anna komt met een vrij goed hart, maar met heel veel onhandigheid en waanwijsheid, haar zieke vriendin, een jong ge trouwd vrouwtje, oppassen; alles loopt verkeerd, alles bederft zij, maar, na al het verdriet doet zij ook genoeg ondervinding op, om zelf voor het leven" ongeveer in orde te zijn. Het boek is meer voor meisjes van 15 tot 17, dan voor jongere, niaar het is in elk geval aardige lectuur. NOVEMBERLICHT. 't Is Zondag; van den namiddag zijn reeds twee uren verstreken. Over de stad hangt een waas van landerighcid en verveling. De hemel ziet er uit als een reusachtig blad papier dat in een vergeten lade grauw en goor geworden is; niets staat er op, dan de dunne lijnen der tclefoonrtraden hier en daar. Het weer doet niets; regen of mist is er niet, maar zonneschijn evenmin. Bleeko lichtstralen vloeien van alle kanten saam, alsof ze door mat glas hce-ngedrongcn naar beneden kwamen en doen alles kouder schijnen dan het is De natuur is nog niet volkomen dood, maar heeft al het doffige en bangerige van een oud ziek mcnsch dat sterven moet, maar nog niet wil, slechts halfbewust van zijn inslapend leven. De groenbeplekte boomstammen strekken hun zwarte takken en rossig bruine twijgen zoo oube wegelijk uit, alsof geen windvlaag ooit door de lang verstoven groene bladeren had gedwarreld. Het kleurloos donkere water iu de grachten is zonder eenigen rimpel, hoornen en huizen zoo spiegelend onduidelijk weergevend, als een ouderwetsche daguerrotype. Nu en dan vloeit de gansene teckcning ineen, als een enkele boot of schuit, tallooze rimpels en golvende elkaar snij dende lijnen in de gladde oppervlakte nalaat. Twee of drie zeemeeuwen vliegen met breede en geruischlooze vleugelslagen gestadig heen en weer boven het kalme water, zonder n van hun krassende schreeuwen te doen hooren. In een schuit die aan den kant ligt vol vuil. nattig stroo dat uit een stal is gekomen, houdt een talrijke schaar zwijgend pikkende musschon een feest maaltijd. Op den blauwsteenen walkant loopt vlak langs het water een bulhond met nijdigen snoet, den gebogen kop dcor een ijzeren traliekorf omgeven. Van den anderen kant nadert ook een houd, oen arme sluikharige schooier, en als hij, uit gewoonte steeds langs den grond snuffelend, zijn weidoorvoeden broeder voorbij gaat, heft deze den kop op en ziet den zwerver, met wangunstige blikken na, niet begrijpend waarom hij we! zoo'n ding voor zijn. snoet moet dragen, hij, <lie oiigemuilband oer iedor agent den strot zou afbijten dan zich te laten vangen. Zoo'n hondenkar! 't Is goed voor de lummels! En 't is of hij verach telijk lacht, als zijn bovenlip zich nog verder dan anders optrekt boven de sterke, witte tanden. 't Blijft zoo bladstil in de lucht dat zelfs de zwarte en blauwe rookwolken die uit sommige schoorsteenen opstijgen, niet weten welke kant ze uit moeten, maar op n plek blijven ronddrijven tot ze langzaam verzwinden. De lange huizenreeksen met hun onverschillig starende vensters zien er stijf en onbarmhartig uit in het kille Noveruberlicht. Hier en daar zit ten de bewoners voor de glazen met starre, beweginglooze gezichten, als veroordeelden die met koele dofhfid in hun lot berusten; slechts kin derkopjes van iedere kleur, zien met vroolijken glimlach naar buiten, onbesmet gebleven, door de sluipend rondgaande saaiheid. Op straat loopen mannen en vrouwen voorbij, afzonderlijk, of puarsgewijze; oude juffrouwen met een witte zakdoek stijf saamgeknepen in de rechterhand en troepjes kinderen, elkaar voor de voeten tredend, die naar Zondagschool of kinderkerk gaan. Hier en daar treft men op de stille grachten als doelmatige versiering een eenzamen politieagent aan, stil op post staande, even onbewegelijk als een kraanvogel, of zich voortbewegend met de passen van een automaat Meer naar het midden der stad, in Kalverstraat en Nieuwendijk is het drukker, maar niet leven diger. De hooge huizen, door geen water gescheiden, hebben hier iets nog meer neerdrukkends dan op de grachten. Onafgebroken vervolgt de menschenstroom waarin het zwart den boventoon voert van iedere zijde zijn weg, hier en daar samen vloeiend of tegen elkander inbotsend en het schui felend, slepend geruisch van die honderde voeten over asphalt of trottoir heeft een akeligen, som ber-doffen klank voor hem, die er ondanks zich zelf naar luisteren moet. Voor de gesloten glazendeuren der koffiehuizen zitten bezoekers van allerbei slag, den elleboog onder het hoofd op tafel leunend of' lui uitge strekt, achterover gewipt in hun stoelen, de han den ia de zakken, met doellooze blikken naar de voorbijgangers turend, waarvan de meesten met gemelijke gezichten, vergetend dat ze voor hun pleizier daar loopen, moe en mat, langzaam en onverschillig voortloopen. Spichtige vaders en corpulente mama's gaan met hun dochterschat, vóór of achter zich, in plechtige processie, hun Zondagsplichten vervullen in Artis. Park of Paleis. * Modieuse Zondags-dametjes spannen zich gedu rende hun ganschen wandeltocht, van de Munt naar de Dam en vice-versa te vergeefs in om den zesden of achtsten knoop van hun glaceetjes" dicht te krijgen, onderwijl niet verzuimend doorborende blikken te werpen in de talrijke caf'é's, blikken die, al naar de oogen waaruit ze voortkomen, meer of minder doel treffen. Allen praten op gedempton toon, slechts hier en daar klinkt een geaffecteerde, stem wat luider en al die geluiden smelten ineen tot n einde loos brommend gegons, waarin niets minder dan vroolijke opgewektheid klinkt. Over alles en allen ligt de grauwe eentonigheid van een saaien herfstdag en de werkeloosheid van den Zondag doet die des te drukkender gevoelen. Nu en dan gaat tusschen de menigte een flauw gilletje op, dat door de dompige stilte dadelijk wordt gesmoord, of hot gegichel van eenigeop ge schoten meisjes, die door eenige dito jongcheeren worden nageJoopen, plant zich in onregclmatigen zig-zag door den menschenstroom voort. Dienstmeisjes mot glimmende aangezichten en haren, wuiven hier en ginds met een vroegtijdig roode winterhand een adjuus" toe aan een col lega, die haar thuisJag" heeft en niet een paar kinderen achter de deur van een gesloten winkel troont. Langzaam aan begint de schuifelende massa ijler en dunner te worden, veelvuldige, breede gapingen komen voor, waarin men de voorbijgan gers kan tellen. Vele wandelaars zijn doodmoe van het genoten plcizier, naar huis gegaan, het ellendig gevoel van eenzaamheid en verveling dat hen te midden der volte is overvallen, nog altijd met zich meedragend. Van den zwaarmoediger! hemel is de geel achtige kleur nu geheel verdwenen en het vuil witte grijs dat de overhand behield neemt don kerder tinten aan. Door de smalle stegen, dringen grauwe nevels de straat binnen, de voorgevels der huizen dom melen langzaam weg in een gelijkvormigcn, blauwachtigon schemer, de verte vult zich aan met wist en tusschen de aangezichten der voorbij? gaanden schijnt een gazen gordijn neer te vallen dat het herkennen raoeielijker maakt. Meer en meer verbleekt het flauwe licht dat nog van de grijze lucht afstraalt, tot het onmerk baar iu mistige schemering is overgegaan ; don kere avondschaduwen spreiden zich uit over het lste Jaargang. Schaakspel. l December 1889. Probleem van den heer C. Pradignat. ZWABT Jt '7//,t7/// t'//^'/// \ 'J abcdefgh WIT Wit geeft in 2 zetten mat. Nog iets uit het Morphyboek gespoeld te New-Vork: P. M. W. Schuiten. Spaansche partij. Wit. Zwart. der partij na den 18den zet van zwart. ZWAKT l 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 e2 c4 gl f fl bf> c2 co X o d2 c.' d4 df> cl bl b") c4 f4 X dl X al dfi f o d4 d4 df) a dG Hb cS c.4 b3 X dt> X d(5 dl f4 e5 ei bS f8 go o e") c5 c(5 c7 b(i a7 b7 cS c7 h7 e7 c8 c (j c') e 7 o X d4 b x (16 c 7 ab' b5 - b7 X d (5 hij c8 bG l i (Zie diagram). abcdefgh WIT vochtig, glibberig plaveisel; de trage herfst» middag is sluipend voorbijgegaan. Jc^ VAN SLOTEN. EEN HEILIGE TEGEN WIL EN DANK. (Vil de bekentenissen van een ex-inbreker). Ik moet veronderstellen dat de Sint Nicolaas voor sommige menschen een heel e aar digheid is, omdat ei zooveel werk van ge maakt wordt, ofschoon ik er zelf de pret niet van inzie. Al die drukte over Sinterklaas hindert me, vooral sedert verleden jaar heb ik er een hekel aan gekregen. Dat komt, omdat ik mij toen heb laten overhalen om ook eens voor Sinterklaas te spelen en 't is me niet meegevallen. Sedert dien avond kan ik niet goed velen, dat er in mijn bijzijn over Sinterklaas gesproken wordt. Maar in weer wil van mijn wellicht al te groote gevoeligheid in sommige dingen, heb ik in mijn vak toch altijd een redelijk goed figuur geslagen en durf met gepaste bescheidenheid verzekeren, dat er geen beter of knapper inbreker in de geheele stad te vinden was dan ik, toen mij verleden Sint-Nikolaasavond dat pijnlijk avon tuur overkwam. Ik had een poosje te voren de zaken nogal kalm opgenomen en alleen van tijd tot tijd een paneeltje gezaagd' of een stuk uit een winkelruit gesneden, om op de hoogte te blij ven, en zoo gebeurde het toevallig, dat ik een paar dagen voor het feest bijna platzak was. Hoewel het tegen mijn principe strijdt om op Zon- of feestdagen te werken, werd ik door die ontdekking wel gedwongen van de nood een deugd te maken en besloot derhalve een klein inbraak.je te plegen, om voor de eerst volgende weken althans weer een zakduitje te krijgen, anders had ik misschien op de kerstdagen weer in het touw moeten zijn. Wie ncoit van zijn leven aan inbraak heeft gedaan, kan zich ook nooit een helder begrip vormen van het onschuldig genot, dat hij daardoor is misgcloopen. Er is iets onweer staanbaar aantrekkelijks in den aanblik van het woonhuis eens gegoeden burgermans, zoo als dat zich, van binnen bekeken, 's morgens voor dag en dauw, zoowat tusschen twee en drie uren ongeveer, aan het oog voordoet. Zoodra men door het paneel van de achter deur is binnengekropcn of zich door hot dak venster op don zolder hoeft laten zakken, krijgt men een zeker gevoel van eigenaar schap over alles wat men aanschouwt. Als men die keurige vertrekken doorwandelt, met de diovenlantaarn in de hand, stuit men tel kens op aangename verrassingen in den vorm van gouden bekers, diamanten ringen en an dere bcgeereussvaardige voorwerpen, die daar verspreid liggen, alsof ze willen vragen : och! we slingeren hier zoo rond, berg ons asje blieft op". Menschen van ons vak zijn in den regel geen bluf hanzen, maar als enkele on/er kranigste vakmannen hun aan geboren bescheidenheid konden overwinnen, zouden zij aandoenlijke verhalen kunnen opdisschon van zalige oogenblikken, onder het gastvrije dak der aanzienlijkste familiün in den lande beleefd. Verscheidene dier heeren zijn bovendien echte kunstliefhebbers. Zoo heeft bijvoorbeeld oen mijner vrienden met onnavolgbaar geduld en voorbeeldeloozo in spanning een verzameling bijeengebracht van massief gouden en zilveren eorebokers, die vroeger aan beroemde staatslieden of andere uitstekende mannen behoord hebben. Zyn naam wil ik verzwijgen, omdat hij mij meer malen in vertrouwen verzekerd heeft, dat hij zijn unieke collectie voorloopig liever niet al gemeen bekend zag worden. Op den bowuston Sint-Nicolaasavond dan, had ik uit het keukenraam van een mooi huis op een der voornaamste grachten, een glasruit gesneden on was door de opening in do gang gekropen, zonder de moeite te nomen, mij vooraf te laten aandienen of mijn kaartje naar boven te zenden. In het donker bond ik mijn halfmasker voor en ontstak mijn lantaarn: daarna wandelde ik eens rond om poolshoogte te nomen. Het duurde niet lang of ik vond oen massa nuttige en f'ra,.ie zaken, die do moeite van het opbergen ruimschoots waard schenen en ik begon ecu on ander, wat mij bruikbaar voorkwam, bijeen te bren gen om het later in t'ér>e vracht tovervoeien Terwijl ik op mijn teenen stond om oen punchbowl van do bovenste plank uit de zilverkast te krijgen, gebeurde er plotseling iets opmerkelijks. Achter mijn rug begon iemand te sproken. Het was een man, on hij xoicle: Hé! Frans, kijk eens daar is Sint Niklaas!" Ik draaide mij om en dood een greep naar mijn revolver, la het volgende oogenblik word mij de leolijke tromp van een buks onder den nous geduwd. Ik liet van schrik mijn lantarontje vallen en sloeg mijn handen omhoog. dooien avond, Sint Niklaas!" zei do .jonge heer, die met het geweor op mijn hoofd mikte, aangenaam je hier l o zien. Mag ik zoo vrij zijn, jo to vragen, wat je in die kast uit voert ?" ..Het hot is een ongeluk '' stamelde ik." Ziet u ... ik bun bij vergissing . . ." ,.Koni! kom! geen verontschuldigingen Sint Niklaas. Je hindert ons volstrekt niet in tegendeel! Doo gerust of je t'huis bent, hoor!'' vervolgde hot jonge mensen met de buks. Verzoek je vriend hierheen te komen Goorgo", zeide een tweede jonge hoor, die tot nu toe, achteloos op een zware ijzeren pook geleund, dicht bij ons had gestaan Met deze woorden liep hij naar de deur van het aan grenzend vertrek. Met genoegen Frans. Waarde Sint Ni klaas, wilt u zoo vriendelijk zijn ons te ver gezellen ?'' De tromp van Georgo's geweer herhaalde die beleefde uitnoodiging zwijgend maar drin gend en ik weifelde dan ook niet er gevolg aan te geven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl