Historisch Archief 1877-1940
No. 650
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Slandsliefde de drijfveer waardoor ieder, die daar
toe in staat is, alles doet wat hij kan, alles op
offert om de onafhankelijkheid, de vrijheid van
het vaderland te bewaren of te helpen herkrijgen.
En onze eigen voorvaderen, hebben ze niet
per.soonlyk tachtig jaren een' in den beginne zelfs
wanhopig schijnenden strijd gevoerd om het
Spaansche juk af te werpen ; hebben daaraan
.zelfs geen Nederlandsche vrouwen deelgenomen
en heeft het geen stroomen bloeds gekost vóór
dat eindelijk de volhardende geest van opoffering
-en vrijheid zegevierde ? ! Is het dan niet om
schaamrood te worden, als men moet gelooven,
dat er Nederlanders gevonden worden, die van
'meeniiig zijn, dat persoonlijke vervulling van den
dienstplicht een ramp voor het vaderland of zelfs
maar eeue onnoodige en door niets gewettigde
verzwaring van den druk der conscriptie is, dat
persoonlijke dienstplicht een gevaar voor ons on
afhankelijk volksbestaan en eene verkrachting
der vrijheden van den Nederlandschen staatsburger
zou zijn ? ! Wij nemen dan ook aan, dat deze
en dergelijke stellingen en gevoelens de uitdrukking
zijn van opgewonden partijgeest, waardoor de
vaderlandsliefde gesmoord was geworden, en
?waarbij het helaas alleen te doen was om iets
.kras aan de tegenpartij te zeggen. Wij twijfelen
er niet aan, dat zelfs zij die dergelijke denkbeel
den of 'liever groote woorden uiten of ge
uit hebben, als er het op aan komt, niet achter
.zouden blijven, en medegesleept door een natuur
lijk gevoel van vaderlandsliefde, die bij het
gegemeenschappelijk gevaar waarin allen verkeeren,
iederen partijgeest doet zwijgen, tot de eersten
zullen behooren die medewerken om het vader
land zoo mogelijk voor ondergang of voor het
verlies zijner onafhankelijkheid te behoeden.
Er zijn evenwel ook kundige en bezadigde
mannen' die tegen den persoonlijken dienstplicht
zijn, die de plaats (dienst) vervanging wenschen
te behouden en die daarvoor naar hunne mee
ning goede gronden opgeven. Zelfs de beste be
ginselen hebben bij toepassing eene schaduwzijde,
?en gaarne eriemen wij, dat het voor velen lang
niet aangenaam zal zijn om hun dienstplicht
persoonlijk te vervullen en dat ze daardoor in de
ontwikkeling voor hunne maatschappelijke be
trekking eenig oponthoud zullen ondervinden.
Door eene doelmatige opleiding en vorming in
de jeugd evenwel, waartoe geschikte gymnastiek,
?en bij de volksklasse ook lezen, schrijven en een
weinig rekenen behooren door vrijwillige oefenin
gen in den wapenhandel op verderen leeftijd en
<loor vrijgevige bepalingen omtrent het tijdstip
waarop de dienstplicht vervuld kan worden, zal
dit oponthoud tot een minimum teruggebracht
worden en zoo weinig mogelijk storend werken.
Wij gelooven het hier eene geschikte plaats
om met lof te spreken over de » Vereeniging tot
?ontivikkeling van militie-pliclitinjen den 7den
Mei 1888 te Amsterdam opgericht, en wenschen
?dat lichaam geluk met den aanvankelijk verkre
gen gunstigen uitslag over het afgeloopen jaar.
Half Juni 1888 begon het schooïonderwijs, en
van de jongelingen die aan het examen voldeden,
zijn 30 pCt. afkomstig van de scholen der
Vereeniging en 23 pCt. (m. a. w. 77 pCt. van die
30 pCt.) behooren tot de arbeidende, klasse.
Moge daarom deze Vereeniging van allen en in
de eerste plaats van de Regeering den noodigen
steun en in vele andere plaatsen eene prijzens
waardige navolging vinden.
Dat de persoonlijke dienstplicht niet op ieder
een denzelfden druk legt, is ook een argument
van de tegenstanders ; maar eerstens is dit bij
het behouden van dienstvervanging ook niet het
geval en dan, waar ter wereld treft men het
volmaakte aan ? Twee ambtenaren bijv. van den
zelfden rang verrichten gelijksoortige werkzaam
heden en hebben een even groot inkomen, maar
verschil in maatschappelijken toestand is oor
zaak, dat de eene op een geheel anderen
voet leeft dan de andere. Ja, dergelijke ongelijk
heden zullen overal en altijd bestaan en kunnen
bij den persoonlijken dienstplicht wél zooveel
mogelijk verminderd, maar nimmer en door gesn
enkel stelsel geheel weggenomen worden. Doel
treffende vrijstellingen (o. a. ook van den kost
winner van het huisgezin), eene krijgsbelasting
naar vermogen voor vrijgestelden, enz. komen
ons voor maatregelen te zijn, die doelmatig en
billijk toegepast, eene goede uitwerking zouden
hebben.
In het «Verslag der Staatscommissie enz."
treffen wij op bldz. 131 ia eene afzonderlijke me
morie van drie leden, die tegen de afschaffing
der dienstvervanging zijn, het argument aan:
»Het dragen der wapenen tot de verdediging des
lands en de militaire dienst bij het leger in tijd
van vrede zijn twee verplichtingen, die zeer be
paaldelijk van elkander moeten worden onder
scheiden'', m. a. w. ieder ingezetene kan zeer
goed aan de desbetreffende verplichtingen der
grondwet voldoen, zonder bij het leger geoefend
te worden.
Onzes inziens is dit eene onjuiste of op zijn
zachtst genomen zeer optimistische beschouwing;
want geweerdragende mannen, die nimmer bij
het leger de militaire krijgstucht, de diensten die
in den oorlog van hen gevergd zullen worden, de
ontberingen welke zich daarbij voordoen, de
kleine en groote oefeningen van het leger, de
kameraadschap die daar heerscht en als vanzelve
wordt aangekweekt enz., hebben geleerd, bezitten
niet de militaire waarde welke in oorlogstijd al
dadelijk van hen zal worden gevorderd.
Het leger is de natuurlijke oefenschool van
allen; die bestemd zijn om in tijden van gevaar
met de wapenen in de hand de onafhankelijk
heid van het vaderland te helpen handhaven.
Zooals schrijver van het in den aanvang van
dit opstel aangehaald geschrift o. a. zegt, »schafte
Frankrijk na den oorlog vau 1870 71 onmiddel
lijk en onvoorwaardelijk het remplacauten-stelsel
af en toch was het remplacanten-stelsel in Frank
rijk veel beter dan bij ons enz." Voor toen wel
te laat, maar toch nog met de treurige ondervin
ding van die jaren voor oogen, heeft Frankrijk
en terecht ingezien, dat ook bij het leger, bij den
soldaat, kennis en ontwikkeling machtig zijn, en
wilde de regeering niet meer gedoogen, dat in
den regel de meest ontwikkelden zich door
afkooping aan den militairen dienst onttrokken.
In den oorlog, in het gevecht, bij de verdedi
ging van den vaderlandschen grond staan armen
en rijken, jongen en ouderen, eenvoudigen en
begaafden allen als kameraden in het ge
lid en deelen de daaraan verbonden vermoeie
nissen, ontberingen en gevaren broederlijk met
elkander. Een gewonde rijke wordt door een
arme geholpen, verbonden en het leven gered,
en een stervende arme beveelt en niet te
vergeefs den meer bemiddelden kameraad
zijne achterblijvende vrouw en kinderen aan. Eu
wat is nu natuurlijker dan dat diezelfde mannen,
met zoo geheel verschillende eigenschappen, ook
reeds in vredestijd door gezamenlijke oefening
?'elkander hebben leeren kennen en waardeeren.
En waarom zou de omgang van beschaafden en
ontwikkelden met onbeschaafden of minder be
schaafden en eenvoudigen per se een nadeel/yen
invloed op eerstgenoemdeu moeten uitoefenen,
en waarom zal niet liet omgekeerde plaats heb
ben d. i. door eerstgenoemden op laatstgenoem
den een invloed ten goede worden uitgeoefend ;
zulks is immers veel natuurlijker, vooral naar
mate de hoeveelheid van het goede in de gele
deren toeneemt Niet het minst is hetgeen om
trent het kazerneleven door S. van het reeds aan
gehaalde geschrift wordt gezegd,
behartingswnardig en waar. Zelfs nu is de minst ontwikkelde,
de domste rekruut na een jaar diensttijd bij het
leger een geheel ander mensch geworden. «
Toen hij kwam, kon hij lezen noch schrijven,
begreep de eenvoudigste gedachte niet of zeer
moeilijk of eerst na lang spreken daar over, om
dat hij niet geleerd had te denken; hij was stijf.
kon zich niet behoorlijk bewegen enz., in n
woord hij was oliedom.
Bij vertrek met groot verlof of reeds eerder is
alles geheel anders; hij kan lezen en schrijven
(dat ieder hoe eenvoudig ook eigenlijk moest ken
nen vóór dat de dienstplichtige leeftijd bereikt
is), heeft geleerd te marcheeren en eenvoudige
militaire zaken te begrijpen, geeft op gedane
vragen een goed antwoord, kan tamelijk goed
schieten, is ordelijk en zindelijk en aan Ja mili
taire krijgstucht gewoon geworden, kortom hij
word gedurende zijn diensttijd tot een bruikbaar
soldaat gevormd.
En zeg ons hoe en icaar anders dan door oefe
ning bij het leger had dit resultaat verkregen
kunnen worden ?! Daarom, en in verband met
alles wat hier boven besproken werd is het onze
innige overtuiging, dat persoonlijke, dienstplicht
en oefening van de dienstplichtigen bij het leger
noodzakelijk zijn. Onlangs lazen wij in een der
dagbladen, dat van de militie van dit jaar te
Amsterdam bij het 7e regement infanterie per
soonlijk hun dienstplicht vervullen 3 onderwijzers,
2 studenten in de letteren, l candidaat arts en
2 studenten in de geneeskunde, die allen tot
korporaal zijn bevorderd; en dit is een belang
rijk, goed verschijnsel.
Wij hopen en vleien ons, dat deze regelen er
toe zullen bijdragen om ook anderen onze ge
voelens te doen deelen, en besluiten niet den
wensch, dat als binnen korten tijd door deze
Regeering in de voor te stellen wettelijke rege
ling van den militairen dienstplicht ook het be
ginsel van den persoonlijken dienstplicht wordt
gehuldigd, deze door alle partijen zal worden
aangenomen.
Dan zal eene eerste maar vaste en groote
schrede gedaan zijn op den weg om onze levende
strijdkrachten te brengen op eene hoogte, waarop
zij tegenwoordig behooren te staan. Dan zal
ons vaderland, zal Nederland zelfs tegenover
machtige Rijken zijne vrijheid en onafhankelijk
heid, die het zoo lief heeft, zoo noodig ook met
kracht kunnen verdedigen.
DE SCHAT VAN DEN ZEEROOVER.
In het eind van September is vau Southampton
het kleine jacht de Alert uitgevaren, om den schat
j van den zooroover" te gaan lichten. Het geheele
l feit met het verhaal van de aanleiding ertoe klinkt
j sprookjesachtig, maar het is de zuivere waarheid
] en wacht alleen op de oiitknooping, die wellicht
j over eenige maanden bekend zal worden.
De Alert behoort den heer Knight; het is een
j fraai, gemakkelijk vaartuig van 156 ton,en werd voor
eenige jaren gebouwd als zeilschip op Australië;
de tegenwoordige eigenaar heeft het van een
kotter in een jol veranderd, omdat de takelage
daarvan beter aan zijn doel zou beantwoorden.
De manschap bestaat slechts uit vier gehuurde
raatrozen, op wier trouw hij volkomen kan rekenen.
Het overige reisgezelschap vormen enkel gentlemen
die in do edele kunst van het vachten geoefend
zijn en een avontuurlijk leven wenschen; avonturen
en zelfs zeer ernstige gevaren zijn de onmisbare
voorwaarden van den tocht.
Negen jaar geleden reeds zeilde de heer Kuight
uit, op een voorbereidenden tocht. Hij was toen
een jong advocaat, maar reeds een onverschrokken
zeeman. Van zijn drie vrienden waren er twee
ook jonge advocaten, die van zeilen geen onder
vinding hadden ; men «eilde op een jol van 18
ton inhoud, met een onervaren kajuitsjongen tot
hulp, naar Buenos-Ayres. Men had voorraad voor
negen maanden meegenomen; de onderneming
word met goed succes volvoerd en zelfs uitgebreid
met een uitstapje naar de binnenlanden van
Zuid-Amerika.
De heer Knight heeft van deze reis zelf een
verslag geschreven, The cruise of the Fulcon,
rijk aan avonturen ; do terugreis was echter het
avontuurlijkste. Drie matrozen van do jol bleven
in Paraguay terug, aangelokt door do schoonheid
des lands en het weelderig leven daar. Knight
verving hen door drie Italianen ; do scheeps
jongen was gebleven. Onderweg besloot hij, een
klein eiland, midden in den oceaan, op duizend
zeemijlen van de route van de Falcon, to gaan
bezoeken en doorvorschen. Hot vaartuig had
juist in een storm bijna schipbreuk geleden, de
manschap was muitziek en had aan een sterken
arm behoefte. Tocli nam de kapitein den kok
en den scheepsjongen mede en de landing ge
lukte hun met voortdurend levensgevaar. Zij
hadden eerst mot reusachtige vogels to strijden,
die bon achtervolgden, godureudo den nacht
hielden zij om beurten wacht. (Jm do groote
landkrabben af te weren, die non wildon verslinden,
moesten zij op den rug do steile rotswanden
atglijdoa, duim bij duim, en do kwellingen van den
dorst verduren. Zij verdwaalden in het gebergte,
welks verweerde vulkanische rotsen onder hunne
voeten weken, en luisterden angstig, of het ge
dreun der branding hun de plaats zou aanwijzen,
waar zij te voren geland waren.
Op het strand bemerkten dit drie avonturiers de
onmiskenbare sporen van begraven schatten; aller
lei stukken van schepen lagen in bot rond, ra's,
kisten, vaten; ook was do romp van een schip
half in het zand begraven zichtbaar. Wanneer
naar dezen oever een schip word heengedreven,
werd hot steeds tusschon do rotsen verpletterd.
Kn dat vele schepen hier schipbreuk geleden had
den, zag men aan den rijken buit, die schijnbaar
voor het grijpen lag Maar de avonturiers hadden
geen spaden bij zich, de eenige bron die zij ont
dekt hadden, lag veraf; do rumflesch werd ledig;
er bleef hun niets anders over, dan in zee te
duiken, naar de boot to zwemmen en terug te
rooien naar do Fulcon.
*
* *
Korten tijd na Tlie Cruise of the falcon ver
schoon er oen ander boek, vol interessante bijzon
derheden omtrent een eiland in diezelfde streken,
dat Kuight's aandacht trok. Hot boek was van een
Amerikaan, James Eimciman, on heette Skippers
and Shellbucki. Dit bevatte oen reeks van avon
turen on taforeelen uit hot matrozenleven, meest
aan verbalen van ooggetuigen ontleend. In het
achtste hoofdstuk werd gesproken van een eenzaam
eiland, van kratervorm, omringd door spitse rot
sen, en de heer Knight herkende zijn eiland. Het
lste Jaargang.
Schaakspel.
8 December 1889.
M.
Lange.
Wit.
l e2 e4
2 f2 f4
3 gl - f3
4 c2 c3
5 fl b5
6 d2 d4
7 c3 X d4
8 0 0
9 bl c3
10 gl hl
11 cl e3
12 b.2 h3
13 b5 d3
14 e4 e5
15 hl h2
16 g2 g4
17 dl?el
18 el?g3e)
19 g4 x h
20 g3 go
21 fl gld)
22 g5 h4
23 e5 - e6 e)
24 f3 e5
25 gl-gö/)
26 al gl
27 h4 g3
Afgeslagen Gambiet.
Zie diagram.
B. Suhle.
Zwart.
e7 e5
f8 c5
d7 d6
b8 c6
c8 d7
e5 X d4
c5 h6
g8 - f6
0 0
d7-g4
c6 e 7
g4-d7
d6 d5
f6 höa)
'g7?g6Z»)
h5 - g7
h7 h
{?7 £5
g7 X h5
g8 - h7
f8-g8
g8 h8
d7 e8
d8?d6
h7?g7
höf6
h.8
Stand der partij na don 14den zet van zwart. | Stand der partij na den 27sten zet van zwart.
?Sjpf :ï£3%?*f %
m W^&i
~
e
f
28 eöX g6
29 go X g4
30 d3 X K
31 f5XgG
32 g3 X h3
33 h2 X h3
34 f4 f5
d
WIT
Zio diagram.
lJu t.
d
f
e8 X g« J)
a8 h8
liöX h3f
h8x
hS-jg7 -18
opgegeven.
WIT
«. Tn deze positie wilde wit den looper op h7 offeren,
maar }]{] zag in dat weliswaar bij g8Xh7 10 13?gf>t M?hij
17 14?1'5 enz. hom voordeel aan zon brengen, maar bij k
h7?g(> Is g'2?g4 /wart tenslotte in voordeel kwam. Het ver
volg zou zoowat als vol^t kunnen zijn IS g'2 g4 h5?g3l 19
hl?gl g't/y'l 20 dl?(13tÏ7?15 nu zon 21 E5?ff»t gfiXf' eiken
aanvat alsnijden, moeilijker zou de berekening zijn (Ier inge
wikkelde combinatie door 21 al?i'l enz. maar la:ere
napluizini." n, tegen dat looper oft'er bij den loden zet gaven de
volgende uitkomsten 21 al?t'l 18?ii8 (om den h pion terug
opschrift van het hoofdstuk luidde: een oud
zeeroover''; James Runciman kende dien ouden
zeeroover persoonlijk HU heette of heet nog,
want waarschijnlijk leeft hij nog Torn Sinnett
en is heel oud, maar heel kras.
Torn Sinnett is een breedgeschouderd, mager
man, als van staaldraad gebouwd, wiens handdruk,
ondanks zijn negentig jaren, nog krachtig is. Z\jn
uiterlijk was niet innemend, zegt James Runciman ;
het lage voorhoofd, de gemeene, diepliggende *
oogen, de boosaardig dichtgeknepen mond had
niets gunstigs; en van tyd tot tijd fonkelde in
de gluiperige oogen iets van zoo bodemlooze
slechtheid en wreedheid, dat de toeschouwer,
schoon veilig tegenover hem aan wal, huiverde.
Soms vertelde hij ook, met een uitdrukking, die
den hoorders het bloed in de aderen deed stollen.
Toen in 1878 de boot Pnnccss -4fóce op de
Theems verging, werd de tong van den oude na
hot derde glas rum wat losser en hij zeide:
Vijfhonderd verdronken ? Dat moet een dol
gezicht geweest zijn! Ik ken dat. Voor den dui
vel ! Ik heb ze gezien, hoe ze zich wrongen en
draaiden en de handen omhoog staken, de
eenvoor, de ander na,' en schreeuwden als bezetenen
als de haaien ze pakten ! Dan werd het water
rood, twintig yards in het rond; maar dat was
geen botsing. Bij ons ging het anders ; we hadden
ze zelf' over boord geworpen!"
Dit sloeg op een verhaal van eene vaart met
zwart ivoor"; eene lading slaven, die men een
dronken negerkoning had afgekocht. Toen er eea
koorts aan boord uitbrak, liet de kapitein, door
de matrozen Old liellfire genoemd, de
aangetasten allen over boord werpen. Daarna echter werd
hij onrustig en minder goed te spreken. Hy
oefende zich in het pistoolschieten op het dek,
met de matrozen als mikpunten, en de matrozen
maakten oproer en knoopten hem op. Het hoofd
dor muitelingen, een zekere Lips, werd kapitein,
heesch de zeeroovervlag, de Jolly Roger", en
ging nu het schip voor werkelijke rooftochten
bestemmen. Bij de Kaap de Goede Hoop maakte
men een koopvaardijschip buit, dat voor eenige
millioenen aan diamanten en robijnen aan boord
had, en, in plaats van den buit te verdeelen, ging
Lips hem op een eenzaam eiland begraven om
hom te vermeerderen en na cenigen tijd voor zich
en ieder zijner manschappen een aardig fortuin
bijeen te hebben. Men zou dan van het ver
diende geld rustig in kleine Spaansche of
Amerikaansche stadjes gaan leven.
Dat alles vertelde Torn Sinnett met glorie aan.
den schrijver van het avonturenboek. Hij zelfhait
tot do einiipage van Lips behoord. Hij had den
muiter-kapitein geholpen om den schat te begra
ven. De juweelen waren in twee vaten gepakt
op het onbewoonde eiland; men vulde de vaten
verder met kurk, opdat ze desnoods zouden kun
nen drijven. Torn binnett beschreef uitvoerig en
duidelijk het punt aan het strand tusschen de rots
wanden, waar ze begraven waren. Hij sprak van
de reusachtige vogels, die op het eiland nestel
den en hot onveilig maakten, van de landkrabben,
die met hun glazige oogen in den manenschijn
tegen do rots opkropen, en van de branding, die
tegen deze klippen woelde.
Kort na dezon rooftocht echter werd het
muiterschip op zijn beurt door een welgowapenden
koopvaarder, dien het aangevallen had, onscha
delijk gemaakt. De kanonnen werden tot zwijgen
gebracht, do masten neergeschoten, de bemanning
gedood, en van de twintig overgeblevenen op het
schip werden er negentien op het eiland Cuba
opgehangen. De twintigste ontkwam, het was
Torn Sinnett. Hij vertelde aan James Runciman,
dat hij er zijn geheele loven spijt van gehad had,
geen scheepje te kunnen uitrusten om den schatte
gaan lichten, dien hij zoo goed wist te vinden. Hij
had allerlei aanteekeningon gemaakt, de eenige
toegankelijke zijde van het eiland beschreven, en
de plaats aangeduid waar de vaten lagen.
Deze beschrijving had tegelijk de aandacht ge
trokken van don heer Knight en van een ander
ondernemend particulier. De laatste was er het
eerst bij, stcldo zich in betrekking tot den ouden
zeeroover, kocht hem zijn papieren af, en rustte
eene bark, de Aurora, uit, om het eiland op te
sporen. Hij zeilde van Sunderland uit en vond
inderdaad het eiland.
Toen men echter beproefde te landen, waren
de moeielijkhcdcn zoo groot, dat de manschap
aan het muiten sloeg, en haren kapitein tot de
terugreis dwong. De Aurora keerde dus onver
richter zake naar Engeland terug.
Knight is overtuigd, dat hij de onderneming tot
een goed einde zal brengen. De waarde var> den
schat, twee vaten halfvol diamanten en robijnen,
wordt door Torn Sinnctt op minstens een millioen
pond sterling geschat; de heer Knight houdt het
er voor, naar de aanduidingen, dat zij juist op de
plaats moeten liggen, waar hij een nacht geslapen
hoeft, door den romp van een oud schip beschermd.
Wat hom trof, on juist in het verbaal van den
ouden zeeman eene verklaring vindt, was eene
groote ijzeren stang te zien, tusschen twee rotsen
ingeklemd, ver van uit de zee zichtbaar, en die
aan de zeeroovors als kenteoken en als leidster
door do branding meet gediend hebben.
Als dat zoo is, dan kan hij recht op het be
wuste punt aansturen; hij heeft al wat noodig is,
draagbare booten, allerlei instrumenten, in de
grootste volmaaktheid, bij zich.
Het is nu maar de vraag, of de Alert er do
begraven schatten, als ze er geweest zijn, nog
vindon zal Zos jaar is een lange tijd; er kun
nen meer kapers op de kust zijn geweest; Tora
Sinnett kan, na verschillende glaasjes rum, aan
meer ondernemende vrienden zijn verhaal gedaan
hebben. Zelfs moet hij hetzelfde op eenigszins
andere wijs verteld 'nebben, althans in oene no
velle van Robert Stevenson, Treasure Islund, kan
men dezelfde bron herkennen. De koopvaardijor
uit Oost-Indië, die bij do Kaap het zcerooverschip
i heeft onschadelijk gemaakt, neemt dan niet de
negentien zeeroovers mee om ze ergens aan land
te laten opknoopen, maar het laat ze aan hun
lot over, en als de piraten, op het punt den
hongerdood te sterven, reeds aan het loten zijn
wie hot eerst zal worden opgegeten door zijne
kameradon, ontdekken zij een Amerikaansch schip,
dat hen opneemt, en door hen tot belooning, naar
het eiland der schatten" wordt gewezen.