De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 15 december pagina 2

15 december 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.651 van raadsheer bekleedde, werd het voor hem een belangrijk deel van zijne levenstaak om naar de mate zijner niet geringe gaven te doen al wat zijne band vond om te doen, ten einde aan het Christelijk onderwijs de vrijheid en de er kenning te bezorgen, waarop het recht en aan spraak bad. Talrijk waren de brochures van grooteren of kleineren omvang, waarin Loliman met waarach tige overtuiging, nu eens in satirischen, dan in betoogenclen trant, maar altijd scherpzinnig en logisch het goed recht der Christelijke vrijheid tegenover den onrechtvaardigen drang van het gezag voor school en kerk beide bepleitte. Het scherpziend oog van Groen von Prinsterer bespeurde weldra, dat naast Kuyper Lohman op zijne wijze de eerste zou zijn om op het geJieele gobied van het staatsrecht en staatsleven de anü-revolutionaire beginselen practisch en the oretisch te handhaven en te propagceren.In 1875 verscheen Gezag en Vrijheid" een werk, waar door de schrijver toonde, dat het niet de schoolquaestie in haren actueelen en, zoo te zeg gen, toevalligen vorm was7 waaraan hij zijne studie wijdde, maar dat hij, met wijsgeerigen blik, de beginselen die liberalen en antirevolutionairen op het gebied van het staatsrecht scheiden, tot op hunnen diepsten grond peilde. Intusschen werd de druk der schoolwet door de wijzigingen, in 1878 aangebracht, nog verzwaard,het onrecht nog vermeerderd. Het volkspetitionnement miste wel zijn naaste doel, in zooverre als de nieuwe wet toch door den koning geteekend word, maar be reikte wat van zeer groote waarde was, meer eenheid en offervaardigheid van de voorstanders van Christelijk onderwijs De Unie en de Uniecollecte waren de vrucht van het petitionnement. En nog meer: reeds het volgende jaar 1879 bracht Lohman in het parlement; 't district Goos koos hem tot zijnen volksvertegenwoordiger en bleef hem sinds getrouw. De verdiensten van Lohman als kamerlid en leider in de Kamer van de groep der antirevolutionairen zijn bekend bij zijne medestanders en meer misschien nog bij zijno tegenstanders. Ofschoon de onderwijsquaestie voor hem steeds eene der hoofdquaesties bloef, naar wier verzoe nende oplossing hij streefde, was liet er toch verre van af, dat hij voor andere groote belangen de oogen zou sluiten. We willen hier slechts wijzen op zijn werkzaamheid in de Commissie voor het Nieuwe Strafwetboek en in die ter voorbereiding der Grondwetsherziening en op hot belangrijke deel door Lohman aan de debatten genomen, toen het Strafwetboek en la'er e Grondwets herziening aan de orde kwamen in de 2e Kamer. Ofschoon vast in zijn beginselen en trouw voort gaande in 't spoor door Groen gewezen, is Loh man toch g-enocg staatsman om zich in zaken, die het beginsel niet rechtstreeks betreffen, te schik ken naar de omstandigheden; op een punt zich blind te staren of als een hollend paard blindelings voert te rennen is een wijsheid, die hij aan de dii minores overlaat. Practisch in den edelen en schoonen zin van dit dikwijls misbruikte woord is het streven en werken van Lohman, in de practische politiek, maar niet, minder op het gebied der wetenschap. "Waar hij sedert Iö8t nan de Vrije Universiteit op Gerof. grondslag als hooglooraar voor het staats recht en het strafrecht werkzaam is. daar heeft hij het getoond, dat bij steeds bereid is om zijne be lijdenis in eeno daad om te zetten. Dat er stu denten zijn, die, hoewel niet aan do Vrije Univer siteit stndeerende, het toch wenschelijk achten de colleges van Lohman te hooren, is zeker in meer dan n opzicht verblijdend; dat het er zoo weinig zijn, pleit niet voor don ernst van het onpartijdig onder zoek^ waarop men boogt; maar dat er nog zoovele jongelieden zijn van anti-revolutionairen huize, die, hunne afkomst verloochenende, liever den grooten stroom volgen, dan in eenvoud en met moed den smaad der Vrije Universiteit te dragen ter wille van het beginsel, dat is bedroevend, dat zou den moed van minder sterke naturen, dan Lohman kunnen breken. De rechte verhouding van gezag en vrijheid, vroeger reeds het onderwerp van eene ernstige studie, bleef, daar zij den grondslag uitmaakt voor het staatsrecht, dat gegrond is op Gods woord en wil, het thema van de twee academische redevoeringen, waarmede Lohman onze litteratuur verrijkte. Ook hier weer dezelfde algemeene, wijsgeerige blik : Over het hoogste gezag" haneelt de eerste, over de hoogste vrijheid" de tweede. Ook maar de resnmptie van het betoog aan het slot dezer redevoeringen over te nemen, verbiedt het bestek van dit bijschrift. Ten slotte nog een enkel woord over Loliman en den kerkelijken strijd. Dat de schrijver van Gezag en vrijheid" geen vrede kon hclilien met het Staatscreatuur" ter kwader ure door een in dezen onbevoegd gezag in 't leven geroepen, moest voor ieder, die dit werk ooit las, wel dui delijk zijn, en everzeer, dat de strijd voor de vrije Christelijke school gepaard moest gaan met den strijd voor de vrije Christelijke kerk. in verschillende brochures zoowel als in het grooter werk over de Itechtsbevoegdheid onzer plaatselijke kerken", door Lohman, onder mede werking van Dr. Rutgers in 't licht gegeven en, toen het voor de tweede maal verscheen, verrijkt met eene volledige repliek aan de tegenstanders, voor zooverre zij hunne meeningen hadden publiek gemaakt, toont Lohman dezelfde mate van scherp zinnigheid, dezelfde kennis van het historisch beloop dezer quaestie, hetzelfde gevoel voor recht, die in do zaak van don schoolstrijd hadden uitgeblonken. Dat bier de verguizing, die hera ten deel viel voor zijn mannelijk optreden, nog veel grooter zou zijn, was te voorzien ; dat het recht ook hier aan zijne zijde is, beweren waarlijk niet, alleen zijne raedébelijders. We hopen niet alleen, maar verwachten ook, dat zij het al najaren, ook in de zen het recht, het ware gezag en de ware vrijheid zullen zegevieren en dan niet om weer over te slaan in misbruikt gezag en schijnvrijheid, maar om de ware eenheid en eendrachtige samenwerking tot heil van geheel het volk onder de zonen van hetzelfde vaderland te verzekeren. Intusschen blijft Lohman. zoolang God het geeft, een sieraad onder hen, die in een woord wel tweemaal door hem zelven geciteerd, een woord van Malthias Pfarrcr. gedelegeerde van Straatsburg op den Rijksdag, te Spiers aldus beschreven worden, die, so Gottes Parthie sind und bei seiricm hei ligen Worte bleiben wollen, sind das kleine Iliuiflein, ist aber nnerschroekon." 14 Dec. '89. J. WOT.TJER. EENE OPHELDERING. Gaarne voldoen wij aan hot tot ons gerichte verzoek om, naar aanleiding van de plaat in ons vorig nummer, eone kleine opheldering te geven. Het schijnt de persoon, die ons de mededceling deed, kan het beter dan iemand anders weten ! dat het publiek de heugelijke hand reiking, waarvan onze teekenaar eene voorstel ling gaf, reeds a!s c«n historisch feit beschouwt, eu meent, dat het Witte Kruis zijne schatten reeds tor beschikking heeft gesteld van het Burgerzif-kenhnis, om do voltooiing van deze zoo bij uitstek nuttige inrichting mogelijk te maken. Met voldoening constateeren wij, dat ons denk beeld zooveel instemming heett gevonden, maar fot ons leedwezen moeten wij óók eonstaieeren, dat de werkelijkheid onze phantasie nog niet heeft achterhaald, en dat onze wensch nog ecu wensch is gebleven. En daar wij zelf een weinig twijfelen, of die wensch zal worden wrvuld, hopen wij van ganscher harte, dat het Amsterdamscho publiek, dat gaarne en diep in don zu,k tast, waar bet de. be vordering van een zoo uitnemend werk geldt, niet zal wachten tot de kruier den overvloed van het Witte Kruis naar de kas van het Burgerziekenhuis heeft overgebracht dat zou misschien nog lang kunnen duren! maar zich haasten zal, om de stichting van onzen voortreft'elijken stadgenoot, Dr. Berns, te helpen voltooien. Neen. het moest een droom zijn, zooals hij er gehad had, toen hij ziek lag. Hij wilde eerst overtuigen of hij een kus van haar kon krijgen want dan zou het loch werkelijk waar zijn Hij keek om zich heen. Niemand die hem zien kon. En ja, het was waar! Hij kreeg niet alleen n kus, hij kreeg er verscheidene. Ik ben benieuwd wat moeder er van zeggen zal," zeide hij,^ toen de eerste verrassing voorbij was. Ze zai wel boos worden en mij slaan." Maar dat moet je niet toelaten." Och, het doet niet zeer; ze mag het met liefde doen, als ze er behoefte aan heeft." Van dien dag af' was het alsof Mads een an der mensch geworden was. Hij ging weldra weer aan het werk en werkte met lust en ijver maar hvj gaf niet meer, zooals vroeger, al wat hij verdiende aan zijn moeder. Ze mocht op hem schelden en hem slaan, zooveel ze wilde; het hielp nicts; Hij hield zijn j|eld bij zich. De winter ging voorbij. De menschen in het dorp fluisterden elkaar toe dat Mads en Stine verloofd waren, maar niemand durfde _ er Sidse naar vragen en zij j sprak er tegen niemand een woord over. Vroeg in het voorjaar begon Mads liet rieten dak zijner woning geheel ie vernieuwen. Het huisje werd schoongemaakt en gewit, en de tuin in orde gebracht. Hij bracht nieuwe aarde op de bloembedden, plantte eenige vrucht boompjes en legde een wilden wingerd langs den muur aan. Het is verschrikkelijk, zoo als je het hier opknapt!" zeide Sidse eens op spijtigen toon, terwijl Mads op de slagbank zjjn avondeten zat te verorberen. We zullen het mooi krijgen!" ,.Ta, ik denk er over mij te veranderen." Waar denk je over?" vroeg zij, opstuivende. Ik ga trouwen," antwoordde hij met den mond vol brij. Ik zal je leeren trouwen, jou ellendige jon gen!" schreeuwde zij, op hem toesnellend, en met al haar macht op hem losbeukend. Mads bleef als gewoonlijk geheel lijdzaam, en trok het hoofd tusschen de schouders, terwijl zij sloeg. . Toen zij ophield omdat haar krachten uitge put waren, zeide hij heel bedaard: Ge kunt me slaan zooveel ge wilt. maar trouwen doe ik toch. Morgen ga ik er met dominee over spreken." Sidse liep ntiar haar eigen kamer en wierp de deur hard achter zich dicht. Den volgenden dag ging zij als gewoonlijk uit werken, eri over de geheele zaak werd geen woord verder tusschen moeder en zoon ge wisseld. ->:? *? Een maand later stond Sidse op een Zater dag gereed om de deur uit te gaan. Van avond komt ge t och thuis?" vroeg Mads, want morgen trouwen wij". Zoo, morgen?" zeide zij met een lichte beving in haar stem. Neen, ik blijf een paar dagen weg, want ik moet bij den molenaar hel pen; zijn vrouw is ziek." Dat spijt me. Ik dacht dal u hij de bruiloft zoudt zijn." Och, je zult wel bruiloft kunnen houden zonder mij," zeide zij, haar kruiwagen opne mende: en zoo ging zij heen. Zoodra zij vertrokken was, ging Mads Stine waarschuwen, en nu begonnen zij hun woning in gereedheid brengen; want Si me was een verstandig meisje, en had gezorgd in den tijd, dien zij gediend had, haar eigen beddegoed en eenig huisraad bij elkaar te krijgen. Den volgenden dag na kerktijd werd hun hu welijk ingezegend. Sline zag er bekoorlijk uit in haar nieuw zwart kleedje, en met den krans van veelkleurige bloemen in het haar. Eerst had zij er wel overgedacht met een sluier en een mirtekrans te gaan, zooals de bruid jes in de stad; maar hij nader inzien had zij toch maar de oude dorpsgebruiken gevolgd, liever dan dat de menschen zouden kunnen zeggen, dat zij hoven haar stand gekleed was geweestMads had zich een nieuw pak hij den kleercnmaker in de naburige stad besteld, en zag er bepaald deftig uit met zijn staanden boord en witte das. Uit zijn achterzak kwam zelfs heel even een zakdoek te voorschijn. de eerste, dien hij ooit bezeten had. De plechtigheid was zeer aandoenlijk. (Slot rolgt). BRIEVEN VAN AUGUST DE DOMME. Meneer de Redacteur, Diep getroffen was ik bij het lezen der dagbladversla.gen van de jongste gemeenteraadszitting. Diep getroffen, en schaamrood tot zelfs in mijne ingewanden ja, vooral daar. Wat heb ik die goeie menschlievende overheid verleden week miskent), wegens dien hondenmoord! Deze week heeft zij zich schitterend gewroken. Ik ben er van ontroerd! Het is mij alsof ik den burgemeester daar zie zitten, half verborgen achter die tafel vol veror deningen en reglementen, waarhoven zijn typisch fraaie kop uitsteakt, ditmaal nog schoener, omdat de bleekheid van zijn gelaat in volmaakte over eenstemming is met den ernst van het oogenblik en met den zwaren klank van zijn vaderlijke stem. Mij dunkt, aan ieder haartje van dien dichten, zwarten haardos, die dat gezicht omzoomt moet een droppeltjo humaniteit gepareld hebben, en van de toppesféijner vingeren straalde de philanthropie, die, te zamen met die schitterende druppeltjes, de oogcn verblindde van allen, die hem aanschouwden. Eerst werd de indruk weggenomen, die door het verhaal omtrent het gebeurde in het Binnen gasthuis, scheen" opgewekt, als zoude men daar 5e Israëlieten in het algemeen minder goed beje genen. Nu, na die ernstige woorden van den burgemeester zal die indruk wel weggenomen zijn als hij ooit bestaan heeft. Want wie had nu eigenlijk van dien indruk blijk gegeven? De Israëlieten zelven? Maar die houd ik voor te verstandig, om in onzen tijd nog langer eene rol te willen spelen, als dat weinig gcfortumeerde echtpaar in NOS intimes, dat zoozeer den lachlust opwekt door elke onwillekeurige kleinigheid als eene opzettelijke beleediging van do overige familieleden op te vatten. En de overigen, wij Christenen en heidenen, wij weten toch waarlijk ook wel beter, en als we 't niet beter wisten, kunnen we het dagelijks zien, dat er van a.chteruitzetting onzer Israëlitische medeburgers allerminst sprake is. Maar enfin, die veronderstelde indruk is het heelal uit gepraat' Toen kwam de hoofdzaak, de werkelijkheid' Arm meisje! En ik voeg er in al mijn domheid bij: arme dokter Ham. Moest gij nu, jongen, daar zoo worden uitgekleed, omdat dit de gemakke lijkste manier was, om de opgewonden gemoederen tot bedaren te brengen? Twintig mimiten hebt ge het meisje laten wach ten op n w hulp! Er zijn wel getuigen, die bewe ren dat het maar zeven minuten geduurd heeft; maar de burgemeester geeft u al die minuten cadeau het had zoovele seconden niet mogen duren! Ge hebt u hoogst afkeurenswaardig gedragen, o, assistent geneesheer! Ge hadt eene zekere stroef heid over u de burgemeester wist niet hoe hij 't anders noemen zou ge waart niet spraak zaam genoeg tegen het meisje- en haren geleider. Dat zijt ge nooit geweest tegen uwe patiënten, zelfs niet op klaarlichtcn dag, maar dezen nacht hadt ge het hehooren te zijn, en dat ge het niet waart, moet gelegen hebbeu daaraan, dat ge uit uwen slaap zoo plotseling werd gewekt. Ge hebt dat arme meisje geene dekens gege ven; ge hebt haar slechts een volkomen" verband aangelegd, maar dat had volkomcncr" moeten zijn; ge zijt gaan slapen zooals alle dokters sedert jaren gewoon zijn te doen; ge hebt, ick en weet niet wat op uwen kerfstok. En nu is later wel gebleken dat dit alles onwaar is, of althans aan grooten twijfel onderhevig maar dat doet er niets toe: uit een oflicieelen mond vernamen we het gij hebt afkeurenswaardig, betreurenswaar dig, laakbaar gehandeld. Met dat al is het meisje er door uwe schande lijke behandeling wel niet slechter aan toe, maar dat doet niet ter zake, gij zijt de oorzaak van het tumult dat overigens do aandacht nog al van do brandweer afleidt een tumult dat gij hadt kunnen voorkomen door een enkel deelne mend woord misschien door een traantje. Eu wij, wij burgemeester en wethouders, zijn gedekt. Aanschouwt dezen stapel reglementen eu verordeningen. Hier is wet en recht te huur of te koop. Als ik ze opsla, dan komt een adem van humaniteit u er uit tegen. Er is wel een ' beetje stoilucht bij, maar dat komt omdat we zo niet dikwijls opslaan, tengevolge waarvan we dan ' nu ook in den zoeten waan verkeerden, dat de dokters den ganschen nacht in de wachtkamers heen en weer wandelden, terwijl we thans tot onze j ontzetting hooren, dat ze sinds jaar en dag na Polizeistunde, als de ongelukkrijgers van de straat zijn, in de veeren kruipen. i Maar de verordeningen zelf zijn van eerste kwaliteit. We hebben zo nog gauw door een : Enpelsche firma laten extraheeren en heden mor| gen reeds ontvingen we. een wel is waar klein, stukje . pliilantropic sort,j>. 't Was precies voldoende voor het geheole dagolijksch bestuur. We hebben er ons straks hiernaast" allen mede gewasschen '? en hoe zien we er uit, vraag ik u V Schoon of niet schoon? Wat zeg jo, August: de hoekjes i van de ooren niet bijzonder? Houd u domheden j voor u of ik laat uw spul sluiten! Het is te ver wachten dat, als onze ondernemende land- en stad genoot, liohloot, onze verordeningen in den neus krijgt, de papieren-humaniteitsgcur, de dekkingsi geur en de zondeboksgeur spoedig alle andere geuren zullen verdrongen hebben. Op het stad huis, bij de stadsreiniging en andere gemeentelijke instellingen zal het gebruik althans verplichtent gesteld worden, ook tot aanmoediging van onze nationale nijverheid. Wat bcteekendo na dien beerlijken speech, a1 wat er nog verder gezegd werd. Zelfs het ap plaus waarmede de woorden van Armand Sassen werden begroet: zulk een dokter mag niet in zijn positie gehandhaafd worden! lijken er maar markt' drukte bij. Toch is er onder al dit aangetoonde afkeurens waardige in het gedrag van dr. Ham, nog n lichtpuntje voor dezen jongen man. Waarvar men hem ook beschuldigt dat hij verkeerd za hebben gedaan n ding heeft hij ten minste niet gedaan: hij heeft de kachel in de wachtka mer niet uit laten gaan. Dat heeft hij niet ge daan; als een paal staat het boven water: dat heeft de knecht gedaan. Daarvan beschuldigt elfs de oom van het meisje, hem niet. A la bonne lieurc, dokter, houd jo daar maar an vast en als het je soms te koud wordt in iet gasthuis of te warm, kom dan maar bij Carré, k zal een goed woord voor je doen. Daar hebben f& juist zoo'n dokter noodig, die zijn tijd niet met praten verbeuzelt en zich niet langer aan ns lichaam Jierumtreibt dan noodig is. Het is al ervelend genoeg dat iederen morgen de barbier en mensch te lijf gaat. Meneer de Redacteur, ik stel u voor, u en illcn die ge dezen zult laten lezen, om niet mij ntestemmen in den weigemeenden juichkrest: leve e verordeningen, adcienne que pourra! En om u te bewijzen, dat ook ik, in haast alle alen mijne gedachten \veet te verbergen, teeken k mij Yuurs TriiJy, AÜJUST. Uit het Haag-je. Heeft men in St. Petersburg op verschillende Hinten der stad publieke vuren, waaraan de irmsten der armen zich vrijelijk kunnen koesteren n verkwikken, zoo bezigen de Hagenaars in den Darren wintertijd, heel practisch, de publieke triunes der Eerste en Tweede Kamer tot dat doel jinde. Ongeveer dezelfde figuren, die in de heete omerdagen met een Italiaansch dolce f ar niente, de wijze van een natte wasch over de brugeuningen onzer stad hangen, onverschillig inliet roebele water starende, versieren 's winters do lalustrades der genoemde publieke tribunes. In lat opzicht kunnen zij gerust het sieraad der faagsche balie genoemd worden, daar zij evenals Ie abonnés in de opera, trots de meest mislukte en saaiste voorstellingen, steeds trouw op hun jost zijn. Hot smakelijke woord baliekluiver", lat wel eens op hen wordt toegepast, kan alleen litgedacht zijn door ontevreden, totaal geblaseerde» ieden, die hun benijden dat zij in hun rustige rust met een niet* aangenaam den tijd weten loor te brengen. Het is in zekere mate eere her laling van de aloude geschiedenis van den rijken man. die een zekeren armen mandenmaker niet (on luchten of zien, alleen omdat deze de kunst verstond om op zijn harde rietmatten veel lekserder te slapen, dan de ander op zijn donzen ,ied. liet is niet zoo onwaarschijnlijk dat op ?iommige oogenhlikken zelfs menig minister, schijn!aar gemakkelijk in zijn leunstoel gedoken, do nannen op de tribune benijdt, wanneer dezen zoo echt Diogciiesachtig en zorgeloos rond kijken. Mogelijk denken zij dan wel eons aan het ge vleugelde woord van Alexamler de Groote : zoo geen koning was, zou ik wcnschen Diogenes te zijn." Men moet hieruit echter niet, opmaken dat het wijsgcerig geduld van onze baliekluivers dit woord gebruikt in don verheven zin, waarin du Geuzen hun schirnpnaam tot een eeretitel maak;cn nooit beloond wordt. Daarvoor is de we reld veel te rond en te rijk aan afwisseling. Zoo wel 's zomers als 's winters doen zich ook in hun iandziekig en eentonig bestaan kleine verrassingen, miniatuur gewaarwordingen voor, die nu en dan zelfs een zweem van aandoening en enthousiasme bij hen te weeg brengen. Is het 's zomers meestal een zware schuit, dic/ onder een brug gekneld mot de grootste inspan- ? ning weer vlot gemaakt moet worden, die de ge moederen in beweging brengt, zoo begrijpt mcu lichtelijk dat 's winters als in hei Parlement het logge schip van Staat pisseeren moet, dit schouw spel nog menigvuldiger en veel meer gevarieerd voorkomt. Maar indien er zoo iets met een schuit of wel ruzie tusschen schippers gaande is iets wat, gelijk de ondervinding leert, nog meer iu den smaak schijnt te vallen dan heb ben de abonnés te zorgen tijdig hunne vastu plaatsen in beslag te nemen. Even moeilijk toch als het is om, het publiek n n ar eene merk waardige vertooniug te lokken, waarop het nu eenmaal geen idee heelt, zoo ondoenlijk is het om datzelfde publiek te weren van plaatsen, waar eigenlijk niets te zien is, maar waar het absoluut tegenwoordig wil zijn. Vooral als men verneemt dat er iets te doen is, waar eigenlijk geen bijkomen aan is en men dus best handelt van thuis te blijven, haast een ieder zich vrouwen en meisjes niet uitgezonderd de opstopping en het gedrang te komen vermeer deren. Zij, die altijd den mond vol hebben van het flegma van ons Nederlanders, mogen het raad sel oplossen : hoe het komt dat hij de onbcteekencndste gebeurtenissen, het te water raken van een hoed of het struikelen van een paard, op eens bij iedereen zooveel ontembare geestdrift en warrno belangstelling ontstaat, die zich in hard duwen en onhebbelijk vooruittiringcn duidelijk openbaren De Spanjaarden kunnen ter bekoming van eene goede plaats bij eon stierengevecht waarlijk niet woester opdringen, dan de Hagenaars, w.innecr zij de publieke tribune der Tweede Kamer be stormen om van het stellen van eene duffe ], ortefeuillequacstie of het houden van eene netelige interpellatie getuige te wezen. Zijn de Spaansche stieren in den regel zoo mak en uiterst vrede lievend van aard, dat de Picadors en Espadas alle moeite hebhen ze tot den strijd te prikkelen en net zoo lang te sarren tot zij met de horens vooruit er op los gaan, onze vertegenwoordigers die natuurlijk niet te vergelijken zijn met die redelooze dieren, zijn zoo wijs zich in het geheel niet voor een anders genoegen te laten opzetten. Zij hebben de lijfspreuk van Willem l tot de hunne gemaakt: bedaard te midden van do woeste golven". Alleen als er door een erg vermetelen Toreador zoo nu en dan een rood lapje vertoond wordt, willen onze afgevaardigden wel eens geducht boos worden en laten zij de tanden zien. Maar nauwelijks wordt de gehate kleur weggestopt of vriendelijk lachend kijken zij weer uit hunne oogen. Zooals bekend is, bereikt het tribune-leven iu dezen tijd des jaars zijn hoogsten bloei. De Tweede kamer zit zoo aanhoudend en druk, dat de woorden, die Shakespere Marcellus in den mond legt, op haar toepasselijk schijnen: haar zware

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl