Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.651
van raadsheer bekleedde, werd het voor hem
een belangrijk deel van zijne levenstaak om
naar de mate zijner niet geringe gaven te doen al
wat zijne band vond om te doen, ten einde aan
het Christelijk onderwijs de vrijheid en de er
kenning te bezorgen, waarop het recht en aan
spraak bad.
Talrijk waren de brochures van grooteren of
kleineren omvang, waarin Loliman met waarach
tige overtuiging, nu eens in satirischen, dan in
betoogenclen trant, maar altijd scherpzinnig en
logisch het goed recht der Christelijke vrijheid
tegenover den onrechtvaardigen drang van het
gezag voor school en kerk beide bepleitte.
Het scherpziend oog van Groen von Prinsterer
bespeurde weldra, dat naast Kuyper Lohman
op zijne wijze de eerste zou zijn om op het
geJieele gobied van het staatsrecht en staatsleven
de anü-revolutionaire beginselen practisch en the
oretisch te handhaven en te propagceren.In 1875
verscheen Gezag en Vrijheid" een werk, waar
door de schrijver toonde, dat het niet de
schoolquaestie in haren actueelen en, zoo te zeg
gen, toevalligen vorm was7 waaraan hij zijne
studie wijdde, maar dat hij, met wijsgeerigen
blik, de beginselen die liberalen en
antirevolutionairen op het gebied van het staatsrecht scheiden,
tot op hunnen diepsten grond peilde. Intusschen
werd de druk der schoolwet door de wijzigingen,
in 1878 aangebracht, nog verzwaard,het onrecht nog
vermeerderd. Het volkspetitionnement miste wel
zijn naaste doel, in zooverre als de nieuwe wet
toch door den koning geteekend word, maar be
reikte wat van zeer groote waarde was, meer
eenheid en offervaardigheid van de voorstanders
van Christelijk onderwijs De Unie en de
Uniecollecte waren de vrucht van het petitionnement.
En nog meer: reeds het volgende jaar 1879
bracht Lohman in het parlement; 't district Goos
koos hem tot zijnen volksvertegenwoordiger en
bleef hem sinds getrouw.
De verdiensten van Lohman als kamerlid en
leider in de Kamer van de groep der
antirevolutionairen zijn bekend bij zijne medestanders en
meer misschien nog bij zijno tegenstanders.
Ofschoon de onderwijsquaestie voor hem steeds
eene der hoofdquaesties bloef, naar wier verzoe
nende oplossing hij streefde, was liet er toch verre
van af, dat hij voor andere groote belangen de
oogen zou sluiten. We willen hier slechts wijzen
op zijn werkzaamheid in de Commissie voor het
Nieuwe Strafwetboek en in die ter voorbereiding
der Grondwetsherziening en op hot belangrijke
deel door Lohman aan de debatten genomen,
toen het Strafwetboek en la'er e Grondwets
herziening aan de orde kwamen in de 2e Kamer.
Ofschoon vast in zijn beginselen en trouw voort
gaande in 't spoor door Groen gewezen, is Loh
man toch g-enocg staatsman om zich in zaken, die
het beginsel niet rechtstreeks betreffen, te schik
ken naar de omstandigheden; op een punt zich
blind te staren of als een hollend paard blindelings
voert te rennen is een wijsheid, die hij aan de
dii minores overlaat.
Practisch in den edelen en schoonen zin van
dit dikwijls misbruikte woord is het streven en
werken van Lohman, in de practische politiek,
maar niet, minder op het gebied der wetenschap.
"Waar hij sedert Iö8t nan de Vrije Universiteit
op Gerof. grondslag als hooglooraar voor het staats
recht en het strafrecht werkzaam is. daar heeft hij
het getoond, dat bij steeds bereid is om zijne be
lijdenis in eeno daad om te zetten. Dat er stu
denten zijn, die, hoewel niet aan do Vrije Univer
siteit stndeerende, het toch wenschelijk achten de
colleges van Lohman te hooren, is zeker in meer dan
n opzicht verblijdend; dat het er zoo weinig zijn,
pleit niet voor don ernst van het onpartijdig onder
zoek^ waarop men boogt; maar dat er nog zoovele
jongelieden zijn van anti-revolutionairen huize,
die, hunne afkomst verloochenende, liever den
grooten stroom volgen, dan in eenvoud en met
moed den smaad der Vrije Universiteit te dragen
ter wille van het beginsel, dat is bedroevend, dat
zou den moed van minder sterke naturen, dan
Lohman kunnen breken.
De rechte verhouding van gezag en vrijheid,
vroeger reeds het onderwerp van eene ernstige
studie, bleef, daar zij den grondslag uitmaakt
voor het staatsrecht, dat gegrond is op Gods
woord en wil, het thema van de twee academische
redevoeringen, waarmede Lohman onze litteratuur
verrijkte. Ook hier weer dezelfde algemeene,
wijsgeerige blik : Over het hoogste gezag"
haneelt de eerste, over de hoogste vrijheid" de
tweede. Ook maar de resnmptie van het betoog
aan het slot dezer redevoeringen over te nemen,
verbiedt het bestek van dit bijschrift.
Ten slotte nog een enkel woord over Loliman
en den kerkelijken strijd. Dat de schrijver van
Gezag en vrijheid" geen vrede kon hclilien met
het Staatscreatuur" ter kwader ure door een in
dezen onbevoegd gezag in 't leven geroepen,
moest voor ieder, die dit werk ooit las, wel dui
delijk zijn, en everzeer, dat de strijd voor de
vrije Christelijke school gepaard moest gaan met
den strijd voor de vrije Christelijke kerk.
in verschillende brochures zoowel als in het
grooter werk over de Itechtsbevoegdheid onzer
plaatselijke kerken", door Lohman, onder mede
werking van Dr. Rutgers in 't licht gegeven en,
toen het voor de tweede maal verscheen, verrijkt
met eene volledige repliek aan de tegenstanders,
voor zooverre zij hunne meeningen hadden publiek
gemaakt, toont Lohman dezelfde mate van scherp
zinnigheid, dezelfde kennis van het historisch beloop
dezer quaestie, hetzelfde gevoel voor recht, die in
do zaak van don schoolstrijd hadden uitgeblonken.
Dat bier de verguizing, die hera ten deel viel
voor zijn mannelijk optreden, nog veel grooter
zou zijn, was te voorzien ; dat het recht ook hier
aan zijne zijde is, beweren waarlijk niet, alleen
zijne raedébelijders. We hopen niet alleen, maar
verwachten ook, dat zij het al najaren, ook in de
zen het recht, het ware gezag en de ware vrijheid
zullen zegevieren en dan niet om weer over te
slaan in misbruikt gezag en schijnvrijheid, maar
om de ware eenheid en eendrachtige samenwerking
tot heil van geheel het volk onder de zonen van
hetzelfde vaderland te verzekeren.
Intusschen blijft Lohman. zoolang God het geeft,
een sieraad onder hen, die in een woord wel
tweemaal door hem zelven geciteerd, een woord van
Malthias Pfarrcr. gedelegeerde van Straatsburg op
den Rijksdag, te Spiers aldus beschreven worden,
die, so Gottes Parthie sind und bei seiricm hei
ligen Worte bleiben wollen, sind das kleine
Iliuiflein, ist aber nnerschroekon."
14 Dec. '89. J. WOT.TJER.
EENE OPHELDERING.
Gaarne voldoen wij aan hot tot ons gerichte
verzoek om, naar aanleiding van de plaat in ons
vorig nummer, eone kleine opheldering te geven.
Het schijnt de persoon, die ons de
mededceling deed, kan het beter dan iemand anders
weten ! dat het publiek de heugelijke hand
reiking, waarvan onze teekenaar eene voorstel
ling gaf, reeds a!s c«n historisch feit beschouwt,
eu meent, dat het Witte Kruis zijne schatten
reeds tor beschikking heeft gesteld van het
Burgerzif-kenhnis, om do voltooiing van deze zoo
bij uitstek nuttige inrichting mogelijk te maken.
Met voldoening constateeren wij, dat ons denk
beeld zooveel instemming heett gevonden, maar
fot ons leedwezen moeten wij óók eonstaieeren,
dat de werkelijkheid onze phantasie nog niet heeft
achterhaald, en dat onze wensch nog ecu wensch
is gebleven.
En daar wij zelf een weinig twijfelen, of die
wensch zal worden wrvuld, hopen wij van
ganscher harte, dat het Amsterdamscho publiek, dat
gaarne en diep in don zu,k tast, waar bet de. be
vordering van een zoo uitnemend werk geldt,
niet zal wachten tot de kruier den overvloed van
het Witte Kruis naar de kas van het
Burgerziekenhuis heeft overgebracht dat zou misschien
nog lang kunnen duren! maar zich haasten
zal, om de stichting van onzen voortreft'elijken
stadgenoot, Dr. Berns, te helpen voltooien.
Neen. het moest een droom zijn, zooals hij
er gehad had, toen hij ziek lag. Hij wilde eerst
overtuigen of hij een kus van haar kon krijgen
want dan zou het loch werkelijk waar zijn
Hij keek om zich heen. Niemand die hem
zien kon.
En ja, het was waar! Hij kreeg niet alleen
n kus, hij kreeg er verscheidene.
Ik ben benieuwd wat moeder er van zeggen
zal," zeide hij,^ toen de eerste verrassing
voorbij was. Ze zai wel boos worden en
mij slaan."
Maar dat moet je niet toelaten."
Och, het doet niet zeer; ze mag het met
liefde doen, als ze er behoefte aan heeft."
Van dien dag af' was het alsof Mads een an
der mensch geworden was. Hij ging weldra
weer aan het werk en werkte met lust en ijver
maar hvj gaf niet meer, zooals vroeger, al wat
hij verdiende aan zijn moeder. Ze mocht op
hem schelden en hem slaan, zooveel ze wilde;
het hielp nicts; Hij hield zijn j|eld bij zich.
De winter ging voorbij.
De menschen in het dorp fluisterden elkaar
toe dat Mads en Stine verloofd waren, maar
niemand durfde _ er Sidse naar vragen en zij j
sprak er tegen niemand een woord over.
Vroeg in het voorjaar begon Mads liet rieten
dak zijner woning geheel ie vernieuwen. Het
huisje werd schoongemaakt en gewit, en de
tuin in orde gebracht. Hij bracht nieuwe aarde
op de bloembedden, plantte eenige vrucht
boompjes en legde een wilden wingerd langs den
muur aan.
Het is verschrikkelijk, zoo als je het hier
opknapt!" zeide Sidse eens op spijtigen toon,
terwijl Mads op de slagbank zjjn avondeten zat
te verorberen. We zullen het mooi krijgen!"
,.Ta, ik denk er over mij te veranderen."
Waar denk je over?" vroeg zij, opstuivende.
Ik ga trouwen," antwoordde hij met den
mond vol brij.
Ik zal je leeren trouwen, jou ellendige jon
gen!" schreeuwde zij, op hem toesnellend, en
met al haar macht op hem losbeukend.
Mads bleef als gewoonlijk geheel lijdzaam, en
trok het hoofd tusschen de schouders, terwijl
zij sloeg.
. Toen zij ophield omdat haar krachten uitge
put waren, zeide hij heel bedaard:
Ge kunt me slaan zooveel ge wilt. maar
trouwen doe ik toch. Morgen ga ik er met
dominee over spreken."
Sidse liep ntiar haar eigen kamer en wierp
de deur hard achter zich dicht.
Den volgenden dag ging zij als gewoonlijk
uit werken, eri over de geheele zaak werd geen
woord verder tusschen moeder en zoon ge
wisseld.
->:? *?
Een maand later stond Sidse op een Zater
dag gereed om de deur uit te gaan.
Van avond komt ge t och thuis?" vroeg Mads,
want morgen trouwen wij".
Zoo, morgen?" zeide zij met een lichte
beving in haar stem. Neen, ik blijf een paar
dagen weg, want ik moet bij den molenaar hel
pen; zijn vrouw is ziek."
Dat spijt me. Ik dacht dal u hij de bruiloft
zoudt zijn."
Och, je zult wel bruiloft kunnen houden
zonder mij," zeide zij, haar kruiwagen opne
mende: en zoo ging zij heen.
Zoodra zij vertrokken was, ging Mads Stine
waarschuwen, en nu begonnen zij hun woning
in gereedheid brengen; want Si me was een
verstandig meisje, en had gezorgd in den tijd,
dien zij gediend had, haar eigen beddegoed en
eenig huisraad bij elkaar te krijgen.
Den volgenden dag na kerktijd werd hun hu
welijk ingezegend.
Sline zag er bekoorlijk uit in haar nieuw zwart
kleedje, en met den krans van veelkleurige
bloemen in het haar. Eerst had zij er wel
overgedacht met een sluier en een mirtekrans te
gaan, zooals de bruid jes in de stad; maar hij
nader inzien had zij toch maar de oude
dorpsgebruiken gevolgd, liever dan dat de menschen
zouden kunnen zeggen, dat zij hoven haar stand
gekleed was
geweestMads had zich een nieuw pak hij den
kleercnmaker in de naburige stad besteld, en zag
er bepaald deftig uit met zijn staanden boord
en witte das. Uit zijn achterzak kwam zelfs
heel even een zakdoek te voorschijn. de
eerste, dien hij ooit bezeten had.
De plechtigheid was zeer aandoenlijk.
(Slot rolgt).
BRIEVEN VAN AUGUST DE DOMME.
Meneer de Redacteur,
Diep getroffen was ik bij het lezen der
dagbladversla.gen van de jongste gemeenteraadszitting.
Diep getroffen, en schaamrood tot zelfs in mijne
ingewanden ja, vooral daar.
Wat heb ik die goeie menschlievende overheid
verleden week miskent), wegens dien hondenmoord!
Deze week heeft zij zich schitterend gewroken.
Ik ben er van ontroerd!
Het is mij alsof ik den burgemeester daar zie
zitten, half verborgen achter die tafel vol veror
deningen en reglementen, waarhoven zijn typisch
fraaie kop uitsteakt, ditmaal nog schoener, omdat
de bleekheid van zijn gelaat in volmaakte over
eenstemming is met den ernst van het oogenblik
en met den zwaren klank van zijn vaderlijke stem.
Mij dunkt, aan ieder haartje van dien dichten,
zwarten haardos, die dat gezicht omzoomt moet
een droppeltjo humaniteit gepareld hebben, en van
de toppesféijner vingeren straalde de philanthropie,
die, te zamen met die schitterende druppeltjes, de
oogcn verblindde van allen, die hem aanschouwden.
Eerst werd de indruk weggenomen, die door
het verhaal omtrent het gebeurde in het Binnen
gasthuis, scheen" opgewekt, als zoude men daar
5e Israëlieten in het algemeen minder goed beje
genen. Nu, na die ernstige woorden van den
burgemeester zal die indruk wel weggenomen zijn
als hij ooit bestaan heeft. Want wie had
nu eigenlijk van dien indruk blijk gegeven? De
Israëlieten zelven? Maar die houd ik voor te
verstandig, om in onzen tijd nog langer eene rol
te willen spelen, als dat weinig gcfortumeerde
echtpaar in NOS intimes, dat zoozeer den lachlust
opwekt door elke onwillekeurige kleinigheid als
eene opzettelijke beleediging van do overige
familieleden op te vatten.
En de overigen, wij Christenen en heidenen,
wij weten toch waarlijk ook wel beter, en als we
't niet beter wisten, kunnen we het dagelijks
zien, dat er van a.chteruitzetting onzer Israëlitische
medeburgers allerminst sprake is.
Maar enfin, die veronderstelde indruk is het
heelal uit gepraat'
Toen kwam de hoofdzaak, de werkelijkheid'
Arm meisje! En ik voeg er in al mijn domheid
bij: arme dokter Ham. Moest gij nu, jongen, daar
zoo worden uitgekleed, omdat dit de gemakke
lijkste manier was, om de opgewonden gemoederen
tot bedaren te brengen?
Twintig mimiten hebt ge het meisje laten wach
ten op n w hulp! Er zijn wel getuigen, die bewe
ren dat het maar zeven minuten geduurd heeft;
maar de burgemeester geeft u al die minuten
cadeau het had zoovele seconden niet mogen
duren!
Ge hebt u hoogst afkeurenswaardig gedragen,
o, assistent geneesheer! Ge hadt eene zekere stroef
heid over u de burgemeester wist niet hoe hij
't anders noemen zou ge waart niet spraak
zaam genoeg tegen het meisje- en haren geleider.
Dat zijt ge nooit geweest tegen uwe patiënten,
zelfs niet op klaarlichtcn dag, maar dezen nacht
hadt ge het hehooren te zijn, en dat ge het niet
waart, moet gelegen hebbeu daaraan, dat ge uit
uwen slaap zoo plotseling werd gewekt.
Ge hebt dat arme meisje geene dekens gege
ven; ge hebt haar slechts een volkomen" verband
aangelegd, maar dat had volkomcncr" moeten zijn;
ge zijt gaan slapen zooals alle dokters sedert
jaren gewoon zijn te doen; ge hebt, ick en weet
niet wat op uwen kerfstok. En nu is later wel
gebleken dat dit alles onwaar is, of althans aan
grooten twijfel onderhevig maar dat doet er
niets toe: uit een oflicieelen mond vernamen we
het gij hebt afkeurenswaardig, betreurenswaar
dig, laakbaar gehandeld.
Met dat al is het meisje er door uwe schande
lijke behandeling wel niet slechter aan toe, maar
dat doet niet ter zake, gij zijt de oorzaak van
het tumult dat overigens do aandacht nog al
van do brandweer afleidt een tumult dat gij
hadt kunnen voorkomen door een enkel deelne
mend woord misschien door een traantje.
Eu wij, wij burgemeester en wethouders, zijn
gedekt. Aanschouwt dezen stapel reglementen eu
verordeningen. Hier is wet en recht te huur of
te koop. Als ik ze opsla, dan komt een adem
van humaniteit u er uit tegen. Er is wel een
' beetje stoilucht bij, maar dat komt omdat we zo
niet dikwijls opslaan, tengevolge waarvan we dan
' nu ook in den zoeten waan verkeerden, dat de
dokters den ganschen nacht in de wachtkamers
heen en weer wandelden, terwijl we thans tot onze
j ontzetting hooren, dat ze sinds jaar en dag na
Polizeistunde, als de ongelukkrijgers van de straat
zijn, in de veeren kruipen.
i Maar de verordeningen zelf zijn van eerste
kwaliteit. We hebben zo nog gauw door een
: Enpelsche firma laten extraheeren en heden
mor| gen reeds ontvingen we. een wel is waar klein, stukje
. pliilantropic sort,j>. 't Was precies voldoende voor
het geheole dagolijksch bestuur. We hebben er
ons straks hiernaast" allen mede gewasschen
'? en hoe zien we er uit, vraag ik u V Schoon of
niet schoon? Wat zeg jo, August: de hoekjes
i van de ooren niet bijzonder? Houd u domheden
j voor u of ik laat uw spul sluiten! Het is te ver
wachten dat, als onze ondernemende land- en stad
genoot, liohloot, onze verordeningen in den neus
krijgt, de papieren-humaniteitsgcur, de
dekkingsi geur en de zondeboksgeur spoedig alle andere
geuren zullen verdrongen hebben. Op het stad
huis, bij de stadsreiniging en andere gemeentelijke
instellingen zal het gebruik althans verplichtent
gesteld worden, ook tot aanmoediging van onze
nationale nijverheid.
Wat bcteekendo na dien beerlijken speech, a1
wat er nog verder gezegd werd. Zelfs het ap
plaus waarmede de woorden van Armand Sassen
werden begroet: zulk een dokter mag niet in zijn
positie gehandhaafd worden! lijken er maar markt'
drukte bij.
Toch is er onder al dit aangetoonde afkeurens
waardige in het gedrag van dr. Ham, nog n
lichtpuntje voor dezen jongen man. Waarvar
men hem ook beschuldigt dat hij verkeerd za
hebben gedaan n ding heeft hij ten minste
niet gedaan: hij heeft de kachel in de wachtka
mer niet uit laten gaan. Dat heeft hij niet ge
daan; als een paal staat het boven water: dat
heeft de knecht gedaan. Daarvan beschuldigt
elfs de oom van het meisje, hem niet.
A la bonne lieurc, dokter, houd jo daar maar
an vast en als het je soms te koud wordt in
iet gasthuis of te warm, kom dan maar bij Carré,
k zal een goed woord voor je doen. Daar hebben
f& juist zoo'n dokter noodig, die zijn tijd niet
met praten verbeuzelt en zich niet langer aan
ns lichaam Jierumtreibt dan noodig is. Het is al
ervelend genoeg dat iederen morgen de barbier
en mensch te lijf gaat.
Meneer de Redacteur, ik stel u voor, u en
illcn die ge dezen zult laten lezen, om niet mij
ntestemmen in den weigemeenden juichkrest: leve
e verordeningen, adcienne que pourra!
En om u te bewijzen, dat ook ik, in haast alle
alen mijne gedachten \veet te verbergen, teeken
k mij
Yuurs TriiJy,
AÜJUST.
Uit het Haag-je.
Heeft men in St. Petersburg op verschillende
Hinten der stad publieke vuren, waaraan de
irmsten der armen zich vrijelijk kunnen koesteren
n verkwikken, zoo bezigen de Hagenaars in den
Darren wintertijd, heel practisch, de publieke
triunes der Eerste en Tweede Kamer tot dat doel
jinde. Ongeveer dezelfde figuren, die in de heete
omerdagen met een Italiaansch dolce f ar niente,
de wijze van een natte wasch over de
brugeuningen onzer stad hangen, onverschillig inliet
roebele water starende, versieren 's winters do
lalustrades der genoemde publieke tribunes. In
lat opzicht kunnen zij gerust het sieraad der
faagsche balie genoemd worden, daar zij evenals
Ie abonnés in de opera, trots de meest mislukte
en saaiste voorstellingen, steeds trouw op hun
jost zijn. Hot smakelijke woord baliekluiver",
lat wel eens op hen wordt toegepast, kan alleen
litgedacht zijn door ontevreden, totaal geblaseerde»
ieden, die hun benijden dat zij in hun rustige
rust met een niet* aangenaam den tijd weten
loor te brengen. Het is in zekere mate eere her
laling van de aloude geschiedenis van den rijken
man. die een zekeren armen mandenmaker niet
(on luchten of zien, alleen omdat deze de kunst
verstond om op zijn harde rietmatten veel
lekserder te slapen, dan de ander op zijn donzen
,ied. liet is niet zoo onwaarschijnlijk dat op
?iommige oogenhlikken zelfs menig minister,
schijn!aar gemakkelijk in zijn leunstoel gedoken, do
nannen op de tribune benijdt, wanneer dezen zoo
echt Diogciiesachtig en zorgeloos rond kijken.
Mogelijk denken zij dan wel eons aan het ge
vleugelde woord van Alexamler de Groote : zoo
geen koning was, zou ik wcnschen Diogenes
te zijn."
Men moet hieruit echter niet, opmaken dat het
wijsgcerig geduld van onze baliekluivers dit
woord gebruikt in don verheven zin, waarin du
Geuzen hun schirnpnaam tot een eeretitel
maak;cn nooit beloond wordt. Daarvoor is de we
reld veel te rond en te rijk aan afwisseling. Zoo
wel 's zomers als 's winters doen zich ook in hun
iandziekig en eentonig bestaan kleine verrassingen,
miniatuur gewaarwordingen voor, die nu en dan
zelfs een zweem van aandoening en enthousiasme
bij hen te weeg brengen.
Is het 's zomers meestal een zware schuit, dic/
onder een brug gekneld mot de grootste inspan- ?
ning weer vlot gemaakt moet worden, die de ge
moederen in beweging brengt, zoo begrijpt mcu
lichtelijk dat 's winters als in hei Parlement het
logge schip van Staat pisseeren moet, dit schouw
spel nog menigvuldiger en veel meer gevarieerd
voorkomt. Maar indien er zoo iets met een
schuit of wel ruzie tusschen schippers gaande is
iets wat, gelijk de ondervinding leert, nog
meer iu den smaak schijnt te vallen dan heb
ben de abonnés te zorgen tijdig hunne vastu
plaatsen in beslag te nemen. Even moeilijk toch
als het is om, het publiek n n ar eene merk
waardige vertooniug te lokken, waarop het
nu eenmaal geen idee heelt, zoo ondoenlijk
is het om datzelfde publiek te weren van
plaatsen, waar eigenlijk niets te zien is, maar
waar het absoluut tegenwoordig wil zijn.
Vooral als men verneemt dat er iets te doen is,
waar eigenlijk geen bijkomen aan is en men dus
best handelt van thuis te blijven, haast een ieder
zich vrouwen en meisjes niet uitgezonderd
de opstopping en het gedrang te komen vermeer
deren. Zij, die altijd den mond vol hebben van
het flegma van ons Nederlanders, mogen het raad
sel oplossen : hoe het komt dat hij de
onbcteekencndste gebeurtenissen, het te water raken van
een hoed of het struikelen van een paard, op eens
bij iedereen zooveel ontembare geestdrift en warrno
belangstelling ontstaat, die zich in hard duwen en
onhebbelijk vooruittiringcn duidelijk openbaren
De Spanjaarden kunnen ter bekoming van eene
goede plaats bij eon stierengevecht waarlijk niet
woester opdringen, dan de Hagenaars, w.innecr
zij de publieke tribune der Tweede Kamer be
stormen om van het stellen van eene duffe ],
ortefeuillequacstie of het houden van eene netelige
interpellatie getuige te wezen. Zijn de Spaansche
stieren in den regel zoo mak en uiterst vrede
lievend van aard, dat de Picadors en Espadas alle
moeite hebhen ze tot den strijd te prikkelen en
net zoo lang te sarren tot zij met de horens
vooruit er op los gaan, onze vertegenwoordigers
die natuurlijk niet te vergelijken zijn met die
redelooze dieren, zijn zoo wijs zich in het geheel
niet voor een anders genoegen te laten opzetten.
Zij hebben de lijfspreuk van Willem l tot de
hunne gemaakt: bedaard te midden van do
woeste golven". Alleen als er door een erg
vermetelen Toreador zoo nu en dan een rood lapje
vertoond wordt, willen onze afgevaardigden wel
eens geducht boos worden en laten zij de tanden
zien. Maar nauwelijks wordt de gehate kleur
weggestopt of vriendelijk lachend kijken zij weer
uit hunne oogen.
Zooals bekend is, bereikt het tribune-leven iu
dezen tijd des jaars zijn hoogsten bloei. De
Tweede kamer zit zoo aanhoudend en druk, dat
de woorden, die Shakespere Marcellus in den mond
legt, op haar toepasselijk schijnen: haar zware