Historisch Archief 1877-1940
No. 651
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
taak laat niet toe den Zondag van de week te
scheiden, en maakt den nacht tot modewerker
van den'das". Maar, bovendien is ook de Eerste
Kamer mobiel, zoodat ook hare breede tribune,
die het grootste ge'deelte van het jaar voor
touristen is gesloten, zeer dikwijls te bestijgen is.
Vóór verleden week ging het daar warm toe. De
onderwijs-wet, die aan de orde was, had gewoon
lijk tamelijk onbevolkte tribunes, eenigszins
geIjkende op leege zandschuiten, in
bateaux-monehes" herschapen, zooals die stoombootjes tijdens
de tentoonstelling te Parijs, overladen met passa
giers, de Seine kliefden. Zij die op een heftige
woordenwisseling gehoopt hadden, zijn erg teleur
gesteld, want na een ernstig, maar uiterst kalm
en bezsrligd debat, hebben onze senaatsleden de
veel besproken schoolwet goedgekeurd. Z
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Stadsschouwburg:
Grand Théatre:
l De strijd om liet bestaan.
Onder de velen, die met den tegonwoordigen
stand van zaken op tooneelgebied niet tevreden
zyn en zich zelf beschouwen als den Messias van
het tooneel der toekomst, behoort ook Daudet. Daar
hy zyn theorieën en meeningen over dit onderwerp
nooit onder stoelen en banken heeft gestoken, kan
het in de laatste plaats onrechtvaardig zijn, eenige
hoofdpunten daarnit in herinnering te brengen en
daaraan zijn jongste werk La lutie pour la vie
te toetsen. Evenals bijna alle hervormers of
wouldbe hervormers van den laatsten tijd, koestert hij
een diepe minachting voor alles wat naar rege
len of wetten zweemt; hij eischt volkomen vrij
heid voor den tooneelschry'ver: Sitöt que vous
avez des lois, vous avez des gardiens de la loi,
des commentateurs de la loi, un institut pour
consereer la loi. autant de metteurs d'entraves
qui savent tres bien défendre de ftiire, meiis qui
riant jamais enseiyné, a personne comment il faut
faire", en verheft zijn stom vóór alles en in de
eerste plaats in het belang der waarheid: Ah!
si Ie gout den situatwns inoraisemblables et des
personnarjes de convention passnit un peu, et si,
en chanc/e, on prenait plaisir a la vie vraie, Ie
thédtre deviendrait réellement amusant, mémepour
un artiste, et les artistes y remendraient." Boven
dien schaart hij zich geheel aan de zijde van
diegenen, die, in onzen tijd het tooneel wel eens
wat al te zeer met den kansel verwarren. Ge
wichtige vraagstukken behandelen en oplossen,
der menschheid van nut zijn, haar verheffen en
veredelen is in zijn oog een dor schoonste zijden
van do roeping van den tooneelschrijver.
Al deze theoretische wijs- en wijsgeerigheden
(en wij hebben hier niet alleen Daudet op het
oog) hebben op ons altijd wel een eenigszins
dwazen indruk gemaakt, te meer wanneer wij
bedachten, dat Molière in zijn onnoozelheid zijn
kunst als niet meer beschouwde dan l'arf deplaire.
Doch daar moet men maar over heen stappen en
dat zou men waarschijnlijk ook 'wel doen, indien
de praktijk ten minste, zij het ook maar uit
de verte, aan al deze fraaie theorieën beant
woordde en daardoor het bewijs leverde, dat, zij
meer dan dat kunnen zijn. Ten allen tijde zijn
er ontevredenen geweest; door minachting voor
al het bestaande reikt men zich zelf zeer gemak
kelijk eon brevet van volmaaktheid uit; beschei
denheid schijnt de laatste deugd van hervormers
te zijn; wat te denken van een schrijver, die al
het bestaande afbreekt, doch voor dit alles niets
beters weet op te bouwen ? Wat te denken van
Dandet, die ons op prachtige theorieën, doch op
een zear middelmatig tooneelspel vergast?
De strijd om liet bestaan toch is een zeer middel
matig tooneelspel. Het beantwoordt immers alleen in
zooverre aan Daudet's theorieën als deze onjuist on
onhoudbaar zijn. Zooals wij zeiden, Daudet wil niets
weten van wetten en regelen ; waarom is ons door
zijn stuk maar al te duidelijk geworden ; hij is een
geboren romanschrijver en voelt zich in de enge
kluisters van het toonoelspel niet thuis; roman
ciers et auteurs dramatiques riont pas Ie crdne
fait de méine", zeide Musset zeer terecht. Daudet's
minachting voor de wetten is een gevolg van zijn
onmacht om er zich naar te schikken. De strijd
om het bestaan" is als tooneelstuk zeer gebrekkig.
De handeling is onduidelijk, onlogisch en verward;
zy bereikt met horten en stooton, na tallooze af
dwalingen en omwegen een onverwacht en door
geen noodzakelijkheid voorgeschreven einde ; het
derde bedrijf is geheel, het vierde tafereel bijna
geheel overbodig; het zesde is een concessie aan
den smaak van het publiek, dat een bevredigend
einde eischt en het kwaad gestraft wil zien.
Wat de strekking en de waarheid betreft, ook
daarop is nog al het een en ander af te dingen.
Paul Astier, in wien wij do pest der moderne
maatschappij moeten zien, den jongen man, die
tot eiken prijs vooruit wil komen en zich een
positie verwerven, die ons schrik moet inboezemen
en met afschuw vervullen, is als zoodanig geheel
mislukt. De Balzac heeft in Le père Gorioc zulk
een persoon (Rastignae) reeds vrij wat scherper en
met vrij wat meer levenswaarheid geteekead. Paul
Astier is slechts oen zwakke copie van dezen; eigen
lijk niet meer dan een inelodraraaheld, waaraan
Da.iidet met niat te miskennen slimheid eu han
digheid een modern tintje heeft weten te geven, !
door hem met wat groote woorden, o. a. de theorie
van Danvin over den strijd om het bestaan, te
laten schermen, een levende illustratie van de
bekende maxime van la Rochefoucauld: Le trui
moyen d'étie trompés, c'est de nous croire plas
fins que les autres" een zwetser en pocher, die
volstrekt niet gevaarlijk, alleen belachelijk is,
die door zijn vrouw en zijn secretaris geheel
doorgrond wordt, die veel plannen maakt,
doch op stuk van zaken den moed mist ze uit
te voeren (Wolk een geheel andere
sti-u;/gle-for-lifeur is do held van Schuld en boete"
van Dostojewski!) en die alleen door de natuur met
een aangenaam uiterlijk is begunstigd en een beetje
slag heeft om met vrouwen oni te gaan. En de
waarheid nu, waarvoor Daudet met zooveel ophef
ten strijde trekt? De waarheid! Dit is ook een
van die onzalige woorden, die veel gebruikt wor
den, doch en vooral op het tooneel zoo weinig
boteekenen. Wat is de waarheid op het tooneel?
Is zij daar zelfs wel bestaanbaar ? Hebben do
tooneelschrijvors sedert Racine ons zoo heel veel
meer waarheid geschonken ? Van de beide laatste
vragen zoudon wij ons maar niet zoo dadelijk
met een beslist ja" durven afmaken. Op de eerste
heeft men vaak geantwoord: De grootst mo
gelijke waarschijnlijkheid", en dit komt ons nog
niet zoo geheel absurd en ouderwetsch voor.
Zooveel is echter zeker, dat, zoo dit het
juiste antwoord is, Daudet in De strijd om het
bestaan" alles behalve een meesterstuk van waar
heid heeft geleverd. Enkele der personen
(Chemineau, Mevr. de Sélény, graaf Adriani) schijnen
rechtstreeks uit de operette of' de klucht
weggeloopen, anderen (Lydie, Esthcr, Caussade en zeifs
Vaillant) hebbon een sterk Ohnotiaansch
bijsmaakje. Het best geslaagde karakter is dat van
Maria Antonia; hierin toonde Daudet zich nog
eenigszins in- zijn ware kracht; had hij van zijn
onderwerp een roman gemaakt, haar persoonlijk
heid zou ons nog duidelijker en begrijpelijker zijn
geworden; nu was bijv. de overgang van de
sensueele liefde tot. de moederlijke genegenheid, hoe
handig ook weer voorbereid door de versregels
uit Les Malheureux van Hugo :
lis pleuraient tous les deux, aïeux du genre
humain,
Le père sur Abel, la mère sur Caïn.
te plotseling en te weinig gemotiveerd om ge
heel naar waarde geschat te kunnen worden. Tot
de werkelijk fraaie gedeelten van het stuk
rekenen wij eigenlijk allden bet onderhoud van
Vaillant met de hertogin in het tweede bedrijf
en haar eerste gesprek met Paul Astier. Hier
bemerkte men ton minste duidelijk, dat, de schrij
ver niet de eerste de boste is. Al het overige
verheft zich in niets boven zooveel Fransche
stukken, die vóór alles, doch ook niet veelmeer
dan boeiend en onderhoudend zijn.
De strijd om liet bestaan is zoowel in het
Grand-Théatre als in den Stadsschouwburg ten
tooneele gebracht. Onze beoordeeling van het
spel moet dus noodzakelijk tot vergelijkingen aan
leiding geven.. Reeds terstond kan verklaard
worden, dat de vertooning in beide schouwburgen
aan billijke cischen voldoet. Vóór allen wenschen
wij den heer Bouwmeester te noemen. In de rol
van Vaillant. de eerste nieuwe, die bij na zijn
ziekte vervulde, heeft hij zich terstond weer op
zijn volle hoogte geplaatst; Kouder overdrijving
of ziekelijke sentimentaliteit wist hij den toeschou
wer in zijn niet al te belangrijke rol tot tranon
te roeren; zijn gesprok met de hertogin was in
alle opzichten een juweel. De heer Verhagen
(Gebrs. v. Lier) kan, hoezeer hij ook zijn best deed,
niet met hem vergeleken worden. Hij knn zich
echter troosten met de woorden van Lydio tot
Esther : Tegen iemand als u strijdt men niet."
De hoofdrol (Paul Astier) was in handen van de
heeren Tartaud (v. LJ en Clous (Xed. tooneel)
De eerste voldeed ons uitstekend, de tweede niet
minder en toch was hun opvatting verre van
dezelfde. De heer Tartaud, die aan een gunstig
uiterlijk een zeer aangename stem paart, speelde
zijn rol bijna geheel en dchors; hij plaatste zich
vrijwel boven de handeling, liet zich door niets
eenigszins aangrijpen of' ontroeren ; hij was boven
alles de charmeur, die op zijn uiterlijk vertrouwt.
De heer Clous liet liet slechte en ontaarde van
de persoonlijkheid meer uitkomen, legde meer
nadruk op de gemoedsbewegingen en innerlijkcn
strijd. De vertolking van den heer Tartaud was
sympathieker, die van den heer Cious misschien
juister; de eerste maakte de liefde van do hertogin
en Lydie, de laatste die van Esther begrijpelijker.
Als de hertogin konden noch mevrouw do Vries
(N. T.) noch mevrouw van Westerhoven (v. L.)
ons geheel voldoen. De eerste was te weinig, de
laatste te sober; do eerste gaf ons meer
de hartstochtelijke vrouw, de laafsie do
belecdigde hertogin te aanschouwen. Tot een geheel
harmonische vereeniging van de/e beide eigen
schappen had geen van beiden het weten te
brengen. Mevrouw de Vries had. zoo wij ons
niet bedriegen, in hare toiletten Mad. Pasca. die
de rol te Parijs creëerde, nagevolgd. Zij waren
eon toonbeeld van pracht en goeden smaak.
De buitengewoon zware rol van Lydio was in
handen van de dames lloltrop (N. T.) en de
Leur (v. Ij.) De laatste redde er zich met smaak
en overleg uit, zij gaf \vat zij geven kon, doch de
rol ging boven hare krachten. De eerste daaren
tegen viel ons tegen, schonk ons niet zooveel als
wij verwacht hadden; in het korlo tooneclfje, met
haar vader was zij werkelijk voortreffelijk, al het
overige had meer uitgewerkt kunnen wor
den, hoe voldoende het ook steeds was. Als me
vrouw de Sélény on Cheinineau hadden mevrouw
Albregt en do heer Lageman zich geheel aan
do Parijsche opvatting gehouden, terwijl mevrouw
Poolman en de heer Schulzo, o. i. geheel terecht,
deze eenigszins hadden gewijzigd. De eersten
overdreven, maakten do personen nog operette
achtiger dan zij reeds zijn, de laatsten trachten
meer in den toon van het stuk te blijven. Me
vrouw Rössing (v. L) en juffrouw Lorjé(N. T.)
gaven ons beiden eon zeer gelukkige Esther; de
eerste was trotscher en vinniger, de laatste
cbiquer en eleganter; oen keus tusschen beiden^
valt, moeiclijk te maken. Voor den hooi' Smith
(v. L.) was de rol van Caussade een welverdiende
zegepraal, al overdreef' hij in bonding en gang;
de heer de Jong (N. T.) was gematigder doch
maakte minder indruk. Van de bijpcrsonen ver
dienen nog vermelding de heeren Wonsma
(Henrtebise), van Zuylen en Vorenct, (soldaten) allen
van het Ned. Tooneol, die aan hun kleine rolle
tjes een groot relief wisten te geven.
Decoratief on mise en-scï-ne waren in den Stads
schouwburg, zooals trouwens te verwachten was,
fraaier on schitterender; in het Grand Théatro
echter ook zeer voldoende; alleen do historische
zaal iu het de bedrijf kon ons .laar niet bevallen;
z;j was te vol en te bont.
DE GONDELIERS 01' DE KONING VAN
BARATARIA.
De librettist en componist die van den Mikci'lo
zoo buitengewoon veel voldoening hebben genoten,
behalve in Japan toch, is de operette door de
beide halfronden der wereld met gejuich ontvan
gen, hebben zich weder vereenigd, en in het
Savoy-Théatre te Londen deze week de première
doen plaats hebben van de nieuwe operette The
gondeliers or the King of Barataria, tekst van
Gilbert, muziek van Sir Arthur Sullivan. Het is
hun tiende gemeenschappelijk product; twaalf
jaar geleden begon de reeks met The Soreerer;
de incest succesvolh' in dien tijd zijn, behalve de
Mikado, geweest II. M. Pinnfbre en Patience.
Voegen wij er terstond bij, dat het nieuwe stuk
weer even amusant is; de humor van hel libretto
is onuitputtelijk, de muziek van Sir Arthur
Sullivan is beurtelings bekoorlijk en verrassend,
en er is gelegenheid voor schilderachtig decoratie!
en costuuin.
Mll. GlLBBÜT,
de librettist.
De intrige is de volgende: Als de gordijn op
gaat, ziet men de PiazzettaH te, Venetië, ekior de
zon beschenen, waar vroolijk uitgedoste groepen
gondeliers en boerinnen babbalon, ziugen, dansen,
vrijen en rozenslingers vlechten. Uit de aardige
liedjes blijkt, dat het lot van een gondelier, enkel
mandoline, mooie dames, lagunen, enz. al heel
benijdenswaardig is. De twee voornaamste gonde
liers, de helden van het stuk, zijn Marco on
Giuseppe Palmieri. Tot den koning van Barataria
staan zij in betrekking, doordien een van hen
beiden erfprins van dit beroemde Spaansche eiland
moet zijn.
Deze erfprins toch werd nog in de wieg uitge
huwelijkt aan de dochter van den hertog van
Plaza-Toro, oen verarmd Spaansch edelman ; ook
deze jonge hertogin was toen nog een baby. Kort
na het huwelijk verliet, de koning van Barataria
zijne .^taten en het geloof zijner vaderen om
Methodist te worden, en wel van de meest
doleeremle soort. De Spaansche inquisitie, het ver
breiden van het methodisme in IJaratarïa,
vreezende, liet den kleinen bruidegom uit de wieg
stelen en naar Venetiëbrengen, opdat, wanneer
de koning van liarataria mocht komen te sterven,
de opvolger Katholiek zon zijn. De kleine prins
werd toevertrouwd aan ecu gondelier, dio zelf
ook oen zoontje had, van denzelfden leeftijd, en
do kinderen groeiden samen op De oude gonde
lier echter stierf, zonder eenige aanwijzing to
hebben achtergelaten, wie de kroonprins was. en
de beide knapen wisten niet eens dat een van
hen koninklijk bloed in de aderen had.
Bij het opgaan der gordijn zijn de beide jonge
gondeliers juist getrouwd uiet twee contudiiie en
nu hooren zij dat een van hen beiden koning van
Barataria moet v/orden. Ook vernemen zij, zeer
tot hun spijt, en niet minder tot spijt van hun
bruiden, dat die jonge koning in de wieg getrouwd
is. Het verloop van het stuk werkt nu al de ver
wikkelingen uit, die uit dezen knoop ontstaan;
en eerst op het laatste oognnblik wordt do op
lossing gcjjeven, door een oude voedster. Deze
deelt mede, dat geen van beide gondeliers do
koningszoon is, want zij heeft voor dü/.en haar
eigen kind in de plaats «olegd, en het prinsje
zelf, LiüX is al dien tijd in Carataria gebleven.
liet gegeven is met Gilbert's gewone gave voor
humor en verrassingen uitgewerkt. Een van do
aardigste incidenten in de eerste acte, is het
blindemanuet.jo spe!, waarin de twee gondeliers, geblind
doekt, hun brnidjes zoeken uit een heel koor
lachende meisjes. Dan komt de hertog de
PJazaToro, met zijn dochter, de hertogin, een trommel
solo en een alleraardigst tooueeltjo volgt. De
grootinquisiteur komt dan do gondeliers vertellen, dat
een van hen beiden koning is, en dat zij, tot het
bekend is wie, samen zullen regecren. Hoewel zij
woeste republikeinen zijn, nemen zij toch het
koningschap aan, en weten iu hun coupletten
republiek en monarchie te verzoenen. Zij geven
vrijheid, gelijkheid en broederschap aan kanseliers,
hertogen on koks.
De aristocraat die bekers loogt,
De aristocraat dio koffie weegt.
De aristocraat die straten veegt,
Zijn allen dan gelijk!
Do gondeliers nemen dus afscheid van hun jonge
vrouwen, deze geven hun snikkend een liedje mee,
een der liefste van de operette.
SIK AUTIIUU SUI.LIVAX,
de cun>i>onist.
De gondeliers zeilen dan uit naar Barataria, in
een tai'taan niet een schitterend Italiaansch zeil.
Het tweede bedrijf opent op een prachtig Moorsch
i paviljoen, bij het paleis van Barataria behoorend.
! De twee gondeliers zitten er op twee tronen; in
j luisterrijke gewaden gehuld, poetsen zij ijverig hun
kroon en scepter. Zij hebben hun woord gehouden
en hun oude vrienden meegebracht. Spoedig wor
den de tweelingkoningen opgezocht door hun vrou
wen, en het gezelschap gaat over tot een der
fraaiste gedeelten der opera, de veelbesproken
| cachncha, die het publiek meesleepte. De
vroolijkheid wordt verhoogd door de komst van den hertog
j en zijne dochter, en het verhaal van de wijze
j waarop deze tegenwoordig op fatsoenlijke wijze aan
den kost komen. Den afloop vermeldden wij.
Wat de muziek betreft, zij telt niet minder
i populaire nummers dan de jïhkado er had. De
meeste zijn, evenals daarin, dansrythuien, maar
met veel talent en smaak heeft de componist aan
j de zeer triviale iets oorspronkelijks en eigcnaardigs
weten te geven. Het meest in den smaak vielen;
bet openingskoor door de meisjes, een barcarolle,
door de gondeliers gezongen en een paar hunner
duetten, het blindomannetjespcl, de entree van den
hertog bij trommelslag, een duet van Casilda en
Liiiz, en vooral een fraai quartet, gevolgd door de
tarentella on de barcarolle van het afscheid. Het
tweede bedrijf heeft een koor van hovelingen, een
paar solo's van de gondeliers, vervolgens do ver
maarde cachncha, nog een fraai quartet en eindelijk
do gavotte en de finale, die weer hut thema der
cachucha doet hooren.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
In de laatste dagen hadden er o.m. plaats: een
uitvoering van Toonkunst'1 met den Messias"
van Handel; een matinee in het concertgebouw,
waarop o.a. het Vorspiel'1 van de Opera van
Goldmark Meiiin", de ;ie symphonie van t. Saëns
voor orkest, orgel en piano a 4 mains, be
nevens het D mol Violoncel-Concert van
Goltermann, gespeeld door den heer Meerloo, voorkwa
men; vervolgens door den impresario Schünnanu
georganiseerde Noches de tlspana" (Spaansche
Nachten,/ in het Pal. v. Volksvlijt, waarin, be
halve een corps de ballet, dat Spaansche dansen
uitvoerde, ookijde muziek een rol speelde ; voorts
eon concert van do Zangvereeniging Thalia"',
directeur de iieer Fggclio; eon avondconcert in
het concertgebouw, met modewerking van het
echtpaar llalir-Zerbst (viool en zang); de eerste
soiree musikale" van den heer van Lconen, met
medewerking van de bh. 'i'iuuuuei- en Bonman uit
Utrecht (vioiuncd), benevens ditmaal die van Mej.
Christine Veltmun (alt); een Fidolio"-opvocring
door do Duitsche Opera van Rotterdam; een
concert ...... doch er is nu voorlopig ge
noeg stof te behandelen en ik bond dus maar
met verdere vermelding op. Het aantal concerten
was ditmaal zoo gruuf, dat ik, niet alles zelf
kunnende bijwonen, rechts en links adjudanten'
moest uitzenden, om den toestand voor mij op te
nemen en mij daarna koiulschap van hun weder
varen te doen. ik lasch hunne berichten zonder
nadere aanduiding eenvoudig in dit verslag in.
Het concert van Toonkunst" beteokende eeinstap
in de goede richting. De koren waren in 't alge
meen veel beter dan op vorige uitvoeringen. Nog
kon echter meer pra'..:cisiu in acht worden geno
men, hot rbytmisch gevoel sterker aanwezig"zijn,
de nuances juister weergegeven worden, maar
vooral: de directeur, de hoer J ui. UöiiJyeii, moest
vaster in zijne tempo's zijn en iii 't bijzonder zekere
neiging tot trekken bedwingen, die LU don fikschen
gang van hoi koor dikwijls belemmert Van de
holuti'ii beüef ons Musschaurt \vedvr bet meest.
Ook Rogmans echter was dezon avond zeer goed
op drcui', sluchis kon zijn voordracht nu.: rustiger
zijn. De dames Fides Keiler (alt) en Wally Schau
suil (Mipiaan) koiiden niet in alie opzichten be
vredigen. Miste men bij Fides Keiler alic, warmte
van uitdrukking, V,'ally Schausuil zong hare partij
in 't algemeen niet rein, niet eenvoudig genoeg.
In 't bijzonder ontsierde liaiei; zang op meni<re
plaats een zeker poriamcr.to", dat op den duur
hinderlijk wordt. Hare klankvoile, sopraan maakte
anders op zich zeil een zeur gooden indruk.
Ditmaal niet uitvoerig kunnende zijn. moet ik
hier slechts kortelings van de andere uitvoeringen
gewaden. Do symplioi.ie van t. Saens schijnt mij
na deze eerste auditie ecu tamelijk vormeloos,
weinig doorwrocht, overmatig lang werk, waarbij
men zich te vergeefs afvraagt waarom hut eigen
lijk gecomponeerd zou kunnen zijn. Van een
drang om zich te uiten bespeurt men in deze
geheel ..gemaakte'1 compositie niets eenige
gedeelten, als liet begin van het Ie Allegro, uit
gezonderd, liet Me-rJin-Vorspiel" is een aan
klankkleur rijk nummer in WaLvneriaansciien stijl,
dat echter als geheel ook niet bevredigen kan.
Het violoncel-concert werd door don heer Moerlo
muzikaal en in 'c algemeen mut fraaion toon en
knap gespoeld. Wat hut muzikale gedeelte van
de Noches de Espana" betrott, dit berustte
voornamelijk in handen van mad. lona Sanz en
mr. Lauwers. Eerstgenoemde heeft een niet zeer
sterk, doch mooi altgehud; de ilabanera'1 uit
Carnien" zong zij zeer fraai; terwijl Lauwers
een zeer mooi barytongeluid heelt, dat echter
eenigszins koud laat. Het ensemble van dit ge
zelschap is hooi aardig.
De Zangvereeniging Thalia" zong in 't alge
meen verdienstelijk, ook bezat zij iu'Mejulïr. de
Boer, sopraan, dezen avond ecu zeer to waar
deoren steun.
Wat het avondconcert in het Concertgebouw
aangaat, miste men ditmaal, zooal niet allen
klassieken geest, toch haast alle klassiek schoon.
De overture van d'Albert is oen zeer degelijk
stuk, min of' meer in Brahm'schen stijl gecompo
neerd, doch dat weinig samenhang vertoont, of
waardoor althans geen krachtige stroom gaat.
Het is een knap en zeer beschaafd werk, rnaar
toch eenigszins eentonig. Mevr. lialir deed zich
meer in hare liederen dan in de aria uit ,.Figaro"
kennen als een lieve zangeres, die evenwel over
geen bijzonder ontwikkelde stemmiddelen of diepte
van uitdrukking beschikt. Het moet toch aan
de zaal liggen, dat ook deze zangeres weder her
haalde malen te hoog zong. De violist Halir is
een groot technicus, ik heb haast geen noot van
hem gehoord, waarmcile het niet precies in den
haak was, maar toch heeft hij meer vingers dan