De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 15 december pagina 4

15 december 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 651 hart. Het diepe gevoel ontbrak voor mij in zijn spel; hel kwam in de door hem gespeelde wer ken : de sinfonie Espagnole" van Lalo en een i Romance" en Perpetuum Mobile" van llies alt hans niet uit. De Sinfonie Espagnole" vind ik daaren boven geen zeer goed geslaagd werk. Aan een syrnphonisch werk in 4 deelen een bijzonder natio naal type te willen verleenen, moet noodzakelijk tot gezochtheid en stukwerk aanleiding geven. Een werk van dien omvang vereis :ht waarlijk wel eigen gedachten, en de allerpikantste nationale motiefjes kunnen in het gemis daarvan niet voor zien. Het aardigste en meest aansprekende deel van de symphonie is het laatste. De Romance" van Ries munt uit door een groote afgerondbeid van vorm en groote welluidondheid. Gedachten bevat ook dit werk weinige. Het Perpetuum" is oen nastukje, dat uitsluitend en allén vingers vereischt. Het is een tude in den engsten zin van het woord. Dat een publiek evenwel derge lijke vingeroefeningen altijd het mooist van alles vindt, is een treurig feit, dat een componist soms den moed zou doen verliezen. 13 Dec. F. EEN NIEUWE NEDERLANDSCIIE ROMAN. vl'oreclein door Mr. W. G. F. A. van Sorgen, Utrecht. Gebr. Van der Post 1890." 2 dln. 300, en 273 bladz. Toen Louis Couperus zijn Eline Vere uitgaf, noemde hij zijn kunstwerk een Haagsehen roman. Van Sorgen heeft zijner schepping geen plaatse lijke aanwijzing toegevoegd, maar misschien zou het geoorloofd zijn Poreelein een Stichtsch Parijschen roman te noemen. Stichtsch nog het minst, maar stichtelijk in elk geval. Want de geschie denis, die in dit boek wordt verhaald, schijnt in de schaduw van Utrecht's Dom te zijn voorge vallen, en, ondanks het schijnbaar gewaagde der tooneelen, die te Parijs worden afgespeeld, heeft de auteur met haast al te kiesche zorg gewaakt, dat er niets onstichtelijks in zijn roman voor komt. Wat dit punt betreft, heeft Van Sorgen geene zorgen te koesteren. 2oo er naar aanleiding van Poreelein aan Eline Vere herinnerd werd, het is, omdat er tusschen beide boeken zekere punten van overeen komst bestaan. Men verplaatst ons in adellijke of aristocratische kringen, waarvan de leden, buiten alle bekommering om het stoffelijk bestaan, zich ruimschoots met hunne eigene liefhebberijen en persoonlijke grootere of kleinere gemoedsbewegin gen kunnen bezighouden. Bij Van Sorgen tre den ook personen uit den middenstand en het eigenlijke volk op. Eene zijner hoofdpersonen,Greta Harders is de dochter van een machinist der Nedèrlandsche Rhijn-Spoorweg-Maatschappij. Haar omgang met voorname jongelui is oorzaak, dat ze al zeer spoedig de manieren van eene voorname dame vertoont De overeenkomst van Elme Vere en Porcclem is hiermee hoofdzakelijk omschreven. Wij verkeeren in eene maatschappij van fatsoenlijke, ver mogende menschen. die zich op dezelfde wijze gedragen, op dezelfde wijze vrijen en trouwen, zich op dezelfde wijze vermaken en uitspannen. Maar het verschil tusschen beide genoemde ro mans is nog grooter. In Eline Vere is het schil derend en dramatisch element uitstekend behan deld, in Porndein treedt het verhaal meer op den voorgrond. Daarenboven is de psychologische op vatting; der karakters bij beide auteurs zeer ver schillend. Couperus heeft in zijne heldin eene zeer buitengemeene, schoon zeer moderne hoofdfiguur geschilderd. Van Sorgen heeft zeer gewone, alle daags-menschen gekozen, maar gezorgd, dat de lezer, ondanks hunne geringe distinctie, toch be lang in hen kan stellen. De eigenlijke geschiedenis in Porcelei.n is zeer eenvoudig. Een jonkman van aanzienlijken stand, Frank van Arichem, woon t op kamers boven een voornamen modewinkeLtoebehoorendeaan madame Dupuy. Deze eerwaarde dame onderscheidt zich door zeer strenge kerkschheH en zeer onvrien delijke denkbeelden over de zedeloosheid harer stadgenooten In haar atelier van modes zijn verschillende burgermeisjes als leerlingen ge plaatst. Eene van deze, Greta Harders, onder scheidt zich door den gloed van hare zwarte oogen en hare fijne, bijna aristocratische trekken. Zij is de dochter van een machinist, die met zijne vrouw onder de bevelen staat van dominee Stinstra, een soort van doleerenden wmiwelaar. Frank leert Greta kennen, Frank schrijft haar een briefje, Frank omhelst haar tegen haar wil, als zij bij toeval zijne kamer betreedt. Deze feiten worden aan madame Dupuy en Greta's ouders bekend. Het onschuldige jonge meisje wordt op de onhandigste wijze gestraft. De dominee dreigt met een gesticht voor gevallen vrouwen. Greta ontvlucht de ouderlijke woning, dwaalt in een hevig onweer en regen rond, zoekt eene schuilplaats in het station, en ontmoet van Arichem, die naar Parijs vertrekt. Een oogenblik later zit zij naast hem in den trein, die door haar vader over de grenzen wordt gebracht. Aanvan kelijk zoekt Greta te Parijs arbeid in het mode vak, en blijft, trots de hoffelijkheden van haar ridder, op de boorden van den Rubico ronddolen. Het kwade voorbeeld harer gezellinnen brengt haar tot den stap, den arbeid te laten varen, ea Van Arichem's aanbod, om samen fraaie gemeu belde vertrekken, te gaan bewonen Ie cottage en régie aau te nemen. Na eenige maanden van harmonisch samenleven komt misverstand tusschen den edelman en het burgermeisje. Frank keert naar Nederland terug. Een oom van Van Arichem, een oud eereburger van Cythera, be wijst Greta een menigte belangelooze beleefdheden gedurende de afwezigheid van zijn neef. Maar Frank komt te Parijs terug. De collage wordt voortgezet. Daar zijne Hollandsche fa milie den zomer te Trouville doorbrengt, wordt de jonkman daarheen geroepen. Een vriend der familie, een schatrijk bankier, de heer Reynbergh, wordt te Trouville ernstig gewond door een sprong uit een hollend rijtuig. Frank toont zich een geduldig ziekenoppasser en wordt half en half verliefd op de mooie en edele dochter van den bankier. Te Parijs wordt Greta lastig gevallen dooreen gommeux van de Nederlandsche ambassade, den Graaf van Zuylenburgh. Als Frank terugkomt in Parijs vindt hij zijn magereu, holoogigen land genoot aan Greta's voeten. Alles is uit. Greta vlucht met den afgeleefden gommeux naar Weenen. Frank huwt met Eva Reynbergh en leeft een kleine twee jaren in de Elyzeesche velden van het meest hemelsblauwe huwelijksgeluk. Dan wordt de oude en dikke oom te Parijs ernstig ziek, en begint er een tijdvak van heenen-weer reizen naar Parijs, daar Frank een lieve ling is van oom, en oom een groot fortuin zal nalaten. Te Parijs ontmoet Frank de dochter van den machinist, die nu madame d'Aubigny heet. Eerst deinst hij terug en snelt zoo spoedig mogelijk naar Holland heen. Later bij het heen en weer vliegen naar Parijs komt de prikkel der jalouzie. De Hollandsche burgerjuftrouw is eene befaamde en bekoorlijke demi-mondaine geworden Zij ver toont zich aan den arm van een vicomte de Buissière. Frank waagt zich i i het tooverpaleis vau deze moderne Armida, en wordt naar be hooren getuchtigd. Madame d'Aubigny speelt met hem het oude kinderspelletje van hangen en verlangen, en zoodra Frank besloten is een scheur in zijn huwelijkscontract te dulden, wijst ze hem onder hevige verwijtingen de deur. Frank komt met zijn stervenden oom naar Holland terug. Na velerlei zelfkwelling uit wroe ging over zijn mislukte poging verzoent hij zich met zijne vrouw, die met engelachtige heldhaf tigheid deze oogeublikkelijke verblinding van haar echtgenoot door de vingers ziet. Aan het slot toont de auteur beide echtgenooten, jaren later. Frank zit bij den haard in diepe zwaarmoedige gedachten: »Zijn blik rustte op eene der beide kostbare porceleiuen vazen, die den rijken schoorsteen mantel versieren. Eene van haar is gekramd. Een zeer kunstvaardige hand heeftde breuk bijna onzichtbaar gemaakt, maar toch, zij is daar .... Het beeld van zijn huwelijk !..,. Die teedere band is als het porcelein, n misstap, n af dwaling fcn de bres blijft. Jammer toch, zulk een kostbare vaas, en gekramd ! ... . »Hij had hardop gesproken en niet gemerkt, dat Eva de kamer binnengetreden was en die woorden had gehoord. De gedachte, die hij daar uitgesproken had, was niet nieuw: Eva wist wat hij er mee bedoelde. »Man" zei ze niet haar zachte, lieve stem, »vindt je dat zóó erg? Mij hindert het nu niet meer .,.. »De hand die de breuk heelde" sprak hij ernstig, en hij nam Eva's hand en kuste die innig »was kunstvaardig. Goddank ! Maar zij kan me toch nooit doen vergeten, dat ik het was, die de vaas bijna gebroken had". Inderdaad, de auteur had recht te zeggen, dat deze gedachte niet nieuw is, maar hij heeft ze op voortreffelijke wijze voor zijn doel gebruikt. Men kent het fraaie gedicht van Sully-Prudhomme: L e vase b r i s , »Le vase ou meurt cette verveine D'un coup d'écentail fut fêlé; Le coup dut effleurer a peine. Aucuii bruit ue l'a revele. »Mais la légere meurtrissure, Mordant Ie cristal chaque jour, D'une marche invisible et snre En a fait lentement Ie tour. Souvent aussi la main qu'on aime, Kffleurant Ie coeur, Ie meu trit! Puis Ie coeur se fend de lui-mêine, Le fleur de son arnour périt". De variatie op dat thema door Van Sorgen aangebracht, heeft haar goed recht van bestaan. Een roman heeft andere eischen dan een lied. Mocht men meenen, dat de geschiedenis van den kunstenaar in zijn Poroetein medegedeeld, op zich zelf geen machtigen indruk maakt, dan zou oogenblikkelijk moeten verwezen worden naar het boek zelf. De groote verdienste van dezen schrijver spreekt uit de wijze, waarop hij zijne eenvoudige motieven heeft uitgewerkt. Van Sor gen schittert niet in den dialoog, hij vertelt. Hij vertelt met het grootste geduld en de kalmste volharding. Hij merkt zorgvuldig de langzame wording van een feit of een toestand op, en wijst met nauwkeurigheid aan, hoe de eene toe stand in den anderen overgaat. Hij gebruikt geen enkel knaleffekt, hij volgt zijne helden en heldin nen in den langzamen gang van hun eenvoudig leven. Een bezwaar zou moeten gemaakt worden tegen den held zelven tegen Frank van Ari chem .. . Door een toeval schaakt hij een mooi burgermeisje en brengt haar naar Parijs. Door de macht der omstandigheden zinkt Greta daar ten plotte in zijn armen. Nu blijkt het niet, dat de adellijke Don Juan door de geweldige macht van Eroos wordt voortgezweept. Hij blijft kalm. Hij vergeet dit kleine avontuur en toout, dat hij de nobele Eva, dochter van een schatrijk bankier, inderdaad van harte liefheeft. Zulke jonge men schen behooren niet tot de uitzonderingen, maar leeuen zich niet gemakkelijk tot het emplooi van hoofdrol in een roman. Eva, de jonge vrouw, is voortreffelijk geslaagd. De grootheid van hart eu de edele zelfverlooche ning dezer jonge echtgenoote zij u met dichterlijke geestdrift geteekend. Eva zwijgt, bij het voort durend wegblijven van Frank, die te Parijs een zieken oom heet op te passen. De menschen fluisteren, Eva zwijgt, en laat niemand haar zor gen vermoeden. Alleen in de eenzaamheid, bij de wieg van haar lijdend jongste kind, vloeien in stilte hare tranen. Zij is alleen in het slaapver trek der kinderen, waar ook haar oudste doch tertje Lucy slaapt. Aan den wand hangt een groot portret van Van Arichem. Dan verhaalt de auteur het volgende: «Stil!.. .. het was of Eva beweging had ge hoord ; zij was opgeschrikt en had suel hare tranen gedroogd en omgezien .... Het was de kleine Lucy geweest, die wakker geworden was en overeind in haar bedje zat, en met engelach tige oogjes en een kleurtje op de wangen, terwijl | de mooie lokken schudden, zat te knikken uit al hare macht. «Kind, wat doe je daar?".... en Eva liep haastig naar het bedje .... »Lief kind, ben-je wakker?" Zij sloot het kin4 in de j arnifn. Mamaatje! Ik knik tegen Papa! Die arme Papa ... hij is heel alleen bij den zieken oom, en u bent nog bij ons". ... En de kleine sprekende oogen waren strak op het groote por tret van Frank gericht, terwijl Eva niet wist, wat zij zou antwoorden. Zij legde het kind terecht, dekte het toe en gaf het nog een kus op het mooie glanzende haar . .., Zij had zich aa» hare droefheid overgegeven, zij had gewanhoopt; en in kinderlijke taal wa-. het haar gezegd: «Moeder, wij zijn nog bij u !" Dit fraaie tooueel blijft niet alleen. Al wat met Eva in verband staat, al wat van Frank's zuster, Amy, verhaald wordt, toont het onbetwistbare talent van den schrijver, om lijden en blijdschap van nobele, welbeschaafde vrouwen harten te schilderen. Niet minder is het hem gelukt het zelfzuchtige, het koude la s cheresse de coeur te teekenen in mevrouw Van Duin, eeue vriendin van Frank's zuster Al de bladzijden aan deze griffiersvrouw gewijd, zijn uitstekend geslaagd. Van de muunen is de Parijsche oom Van Arichem qui tralne Ie bonlet de la jeunesse ternelle, als Augier zegt zeker het bast gelukt. Er zit leven en waarheid in dezen vivur met zilveren hairen. De andere heeren, vooral de jongeren schijnen wat eentonig en alledaagsch. De ingenieur Van Witsenburg be hoort evenwel met ouderscheiding te worden genoemd. Tot nog toe had Van Sorgen zich reeds enkele malen als kunstenaar onderscheiden. Zijn Eerste viertal novellen verscheen in 187(5, zijn Oom ffcorge in 1879, zijne Klaartje in 1883 (2e druk 1885). Met Poreelein overtreft hij thans al zijne vroegere geschriften en geeft hij hoop op eene schoone toekomst. DR. JAN TEN BRINK. ISPAHAN. Aan een zeer aantrekkelijk geschreven schets over »De overblijfselen van de middelpunten van beschaving tijdeus de vroegere tijdperken van glans van Perzië", van A. J. Ciiyp in AeAlgem. Ztg., ontleenen wij de volgende beschrijving van de stad Ispahan : In de provincie Irak (het oude Medië), ongeveer 45 Duitsche mijlen ten zuiden van Teheran, ligt Ispahan, dat nog in de 18de eeuw de hoofdstad vmi het Persische rijk was. Men houdt het voor het Aspadanavan Ptolemeus. Zoo groot als de omvang van hare muren is (ongeveer vijf Duitsche mijlen) zoo woest en ver laten is tegenwoordig het inwendige van de stad, van welke meer dan drie vierde gedeelte in puin ligt. Huizen, bazars, moskeeën, paleizen, geheele straten zijn verlaten en staan leeg. Ik heb uren lang te midden van die puinhoopen rond gereden, zonder een levend wezen te ontmoeten, behalve een jakhals, die over de muren keek of een vos, die in zijn hol sloop. Te midden vau een lange reeks bouwvallen, waaronder men hui zen in alle trappen van verval aantreft, ziet men hier en daar een bewoond hui-i, welks bewoner ,op den «verloren man" van Yob gelijkt. Hoe treurig de aanblik van deze ruïnen ook is, zij maken het toch mogelijk daar zij van uit de verte in het geheel overzien, vau de bewoonde huizen niet zijn te onderscheiden ons een begrip te vormen van de vroegere grootte der stad. Het gezicht op de stad,"dat de reiziger, die van het zuiden komt, geniet, is prachtig en grootsch. Men kan het den Pers dus wel ver geven, wanneer hij bij dien aanblik uitroept: Ispahan n-isfelt- Dshehdn \ Ispahan is de halve wereld ! De overdekte bazars zijn twee of drie Engelsche mijlen lang. Voor vreemdelingen zijn zii de aangenaamste plaats van uitspanning; want daar stroomt onophoudelijk het, volk van alle kanten te zanien, van eiken stand eu van elk beroep. Vele, ons uit de verhalen van »Duizend en een nacht" bekend geworden tooneelen, ziet men hier in werkelijkheid. De jonge christenkoopman, de voorname vrouw op haar katyr (muilezel), door een vrouwelijke dienstbode en een gesnedene vergezeld, de joodsche geneesheer, de i-alal of uitroeper, de barbier, die in een klein winkeltje met den rug tegen den wand zit, en bijna elk ander beroep is hier te zien. Ispahan ligt voor het grootste gedeelte aan den linker oever van de rivier den Zenderud (d. i. het Btroomende water) waarover verscheidene, door Shah Abbas I uit gebakken steenen gebouwde, helaas bouwvallig geworden, bruggen voeren. Een daarvan heet Alawer-el-Chan en heeft 34 bogen. De bruggen zijn alle volgens n plan gebouwd en zien er uit evenals de oud-Romeinsche waterleidingen. Naast den geplaveiden weg iu het midden, die voor ruiters en vee bestemd was, zijn aau weerskanten overdekte paden voor de voet gangers. In het droge jaargetijde bevat de rivier slechts weinig water, daar het meeste door besproei ingskanalen naar buiten de stad geleid wordt. Men kan zich een voorstelling van de vroegere grootte en pracht van Ispahan maken, wanneer men bedenkt, dat deze stad L'OO jaar geleden niet minder dan 137 koninklijke paleizen bevatte. Tegenwoordig verkeeren daarvan nog slechts drie in goeden staat. Het prachtigste vau al deze paleizen is het paleis Tshihil-Situn, d. w. z. van de veertig zuilen, dat aan schoonheid en pracht alles, wat men in Perziëkan zien, overtreft. Aan den voorkant bevindt zich een open galerij, die uit drie of vier rijen zuilen bestaat, ongeveer zes iu elke rij, die een plat dak ondersteunen. De kolommen en kapiteelen van deze zuilen zijn geheel bedekt niet platen van spiegelglas. Bij som migen loopen deze er spiraalsgewijze omheen, bij andere zijn ze in loodrechte richting aangebracht en weer bij andere met bloemen en figuren versierd. De onderkant vau het platte dak is in vierkante vakken verdeeld, waarop allerlei versierselen in hemelsblauw en goud zijn aangebracht. De ach terwand van deze portiek bestaat uit een enkelen, met goud en spiegels bedekten wand. De zaal, waartoe deze portiek toegang verleent, is zoo mogelijk nog prachtiger, zoodat laatstgenoemde slechts als de voorbereiding daartoe beschouwd kan worden. Het koepelvormige dak is onbe schrijflijk mooi, en de historische muurschilde ringen, die aan den in vakken verdeelden wand zijn aangebracht, zijn, hoe onvolkomen hun uit voering een Europeesch oog ook moge _toeschijnen, echter wegens de daarop voorkomende af beeldingen en de daardoor voorgestelde gebeur tenissen, van het hoogste belang. Schah Abbas de Groote, de merkwaardige stichter van dit koninklijke paleis, de hersteller van de macht van zijn rijk en de vader van zijn volk, is er in eigen persoon op voorgesteld, terwijl hij audiëntie ver leent aan een Indischen vorst. Op aanzienlijken afstand van het paleis der veertig zuilen staat het winterpaleis, dat den harem, het arsenaal en de stoeterij bevat. Dicht daarbij bevindt zich het paleis van den tegenwoordigeu gouverneur van Ispahan, prins Zill-es-Saltan, op twee na den oudsten zoon van den Schah. V A R I A. PLASTISCHE KUNST. Een echte Correggio. Uit Milaan wordt gemold: Eenige dagen geleden kocht de heer Cattini alhier van een zekeren Napoleon Bernizzi, een afstam meling van oen aanzienlijk, oud geslacht uit Cor reggio, voor enkele lire een schilderij, waarop Joliannes de Dooper was afgebeeld. Uit een door deskundigen ingesteld onderzoek, is gebleken, dat de schilderij zonder eenigon twijfel een echte Cor reggio is. Bernizzi verlangt nu, dat de koop voor niet geldig zal worden verklaard. Daar de kooper echter weigert, de schilderij, die in zijn bezit is overgegaan, terug te geven, heeft Be.rnizzi den heer Cattini een proces aangedaan, dat in den loop van deze maand voor de rechtbank te Heggio Etnilia in behandeling zal komen. De schilderij is inmiddels van rechtswege in beslag genomen. Het proces belooft zeer belangwekkend te zullen worden. Dinsdag 17 December en volgende dagen zal onder leiding van de Hit. G. Theod. Bom en Zoon en R. \V. P. de Vries in het Verkooplokaal Spuistraat 135 (naast het Postkantoor) eene zeer merkwaardige verkooping gehouden worden. Zij omvat de bibliotheek van werken over kunst door den heer M. W. E. van Pappelendam nagelaten. De overledene, een fijn kunstkenner en bibliograat, had eene zeldzame en kostbare bibliotheek bijeen gebracht; de catalogus, met de uiterste zorg bewerkt, is op zich zelf een boek dat bewaard moet blijven. De afdeelingen zijn: Schoone kunsten, dag-, week- en maandbladen, Geschiedenis, Aesthetica; Beeldende Kunsten, handboeken, bouw- en beeldhouwkunst, schil der- en. gravecrkunst; Goudsinidswerk, plattcelwerk, tapijtwerk ; Calligraphie, muziek ; galerijen en kabinetten, catalogi van musea, verkoopingen en tentoonstellingen. Plaatwerken. Littera tuur ; Spaansche, Italiaansche, Kransche, Engelsche, Duitsche en Nederlandsche letteren; Tooneel. Geschiedenis. Meubelen, enz. Onder de vele afdeelingen die de aandacht ver dienen, wijzen wij ook vooral op de verzameling oud-llollandsche schrijvers, alle merkwaardige drukken. TOONEEL EN MUZIEK. Lndwig Auzengruber, de dichter van den Mcineidbauer," is op vijttigjarigen leeftijd te Weenen overleden. Daarmede kwam een einde aan een aan zware beproevingen zoo rijke schrij versloopbaan ; in zijn jeugd toch heeft Anzengruber geenszins op rozen geslapen; wat hij geworden is, had hij aan eigen vlijt en eigen volharding te danken. Het talent voor hot drama, dat hij van zijn vader erfde, heeft hij zoodanig weten tu ontwikkelen, dat Auzengruber's naam in de eerstu plaats genoemd wordt, wanneer er van hedendaagsche Duitsche tooneelschrijvers sprake is. Maar dit talent was ook het eenige, wat zijn vader hun naliet. De op jeugdigen leeftijd wees geworden knaap, genoot slechts zeer middelmatig onderwijs, doch wist door eigen studie dac gebrek te verhelpen. Toen hij zestien jaar oud was, trad hij als bediende bij een boekhandelaar in dienst; maar zijn neiging voor het tooneel gunde hem achter de lessenaar geen rust en al spoedig begon hij zich aan het tooneel te wijden. Voor acteur had hij niet den minsten aanleg, en om niet tot het ellendige leven van een romend tooneelspeler te vervallen, greep hij naar de pen. Hij werd schrijver en werkte mede aau verschei den humoristische tijdschriften. Zijn eerste pogin gen op dramatisch gebied mislukten, maar de Pfarrer von Kirchfeld", die in 1870 voor hot eerst over de planken ging, stelde hem daarvoor ruimschoots schadeloos. Eensklaps werd Ludwig Anzengruber daardoor een bekend man en door den Meineidbauer en de Kreuz'hchreitiern vestigde hij voor goed zijn naam. Zijne drama's, die voor het grootste deel in Opper-Oostenrijkschen tongval zijn geschreven, zijn echte volksstukken en be vatten zeer vele, bepaald aangrijpende tooneelen. Zij spelen meestal in de Alpen en het zieleleven van de boersche bergbewoners. met hun geloof en bijgeloof, hunne vooroordeelen en zeden, geeft den dichter een rijkelijkon stof tot dramatische con flicten. Op de Kreuz'lschreibern volgden Jülfride en Die Tochter des Wucherers, maar deze beide stukken behooren tot zijn zwakste werken. Kort daarna gaf hij evenwel in zijn G\i)issenwurm op nieuw een bewijs van zijn groote talenten N'a Hand und llerz en Do^pelselbstmord verscheen er een tamelijk zwakke roman van zijn hand, Ver Schand/feck en daarop weer het volksstuk Der ledige Hof en anderen. Van zijn vertellingen, die vooral in Oostenrijk veel gelezen worden, is Allerhand Humore de beste. Sarah Jiernhardt en de Maagd van Orleans. Een der redacteuren van den Gaulois heeft Sarah Bernhardt geintervieuwd, naar aanleiding van het nieuwe stuk Jeanne d'Arc" van Barbier. De

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl