Historisch Archief 1877-1940
No. 651
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
.'beroemde tooneelspaelster interesseerde zich reeds
lang voor de Maagd van Orleans en heeft alle
historische zoowel als alle tooneelwerken, die
over haar handelen, gelezen, o a. ook Schiller's
drama, waaraan zy' zich echter op het Franscho
tooneel weinig succes voorstelde. Mijne Johanna"
. zoide zij,is een heilige.zooals men ze op oude glasschil
deringen ziet, geestdriftig, in verschijningen
zwel. pende en onder een soort van hypnose handelende.
Johanna's uiterlijk voorkomen toch mag niet dat
van een boerentneid, van een Gretchen" zijn,
zooals Schiller haar voorstelt, maar zij moet
,goed mager zijn, zooals ik dat ben!"
Bij Charpsntier te Parijs is in twee deelen het
Théatre complet van Henry Becque verschenen.
J let eerste deel bevat: Sardanapale, opera in
?drie bedrijven en vijf tafereelen naar Lord Byron,
voor de eerste maal den 8n Februai 1867 in het
Théatre lyriqne te Parijs opgevoerd; L'enfunt
prodigue, tooneelspel in vier bedrijven, voor het
eerst ten tooneele gebracht in den
Vaudevilleschouwburg te Parijs den 6den November 1868;
Michcl Pauper, drama in 5 bedrijven en 7 tafe
reelen. waarvan de première den 17den Juni 1870
in het Théatre de la Porte-Saint-Martin werd
gegeven en een reprise in December 1886 in het
?Odéon; La navette, blijspel in l bedrijf, voor het
?eerst vertoond in den Gymnase-schouwburg 15
October 1878. Het tweede deel bevat: Les honnêtes
femmes, blyspel in l bedrijf, première in het
Gymnase l Januari 1880, reprises in Februari
1885 in den Renaissance-schouwburg en in
Octo?ber 1886 in de Comédie fran<jaise; -Les corbeaux,
tooneelspel in 4 bedrijven, eerste opvoering in het
Théatre Francais pp 16 September 1882; La
Parisienne, blijspel in 3 bedryven, voor de eerste
maal gegeven in den Kenaissance-schouwburg 7
Februari 1881. De naam van Becque heeft sedert
ernige dagen in Parijs in ruimer kring een
beteekenis verworven, dien hij tot nu niet had; want
hoewel vele kunstenaars en minnaars van een ver
gedreven realistisch tooneel Becque reeds lang als
?een schryver van den eersten rang beschouwden,
200 was hij toch in het oog van de groote menigte
in de eerste plaats slechts de ongelukkige dichter,
wien bijna alles, wat hij ondernam, mislukte.
Slechts met La Parisienne had hij succes, terwijl
^zijn andere scheppingen zich met de bewondering
van weinige uitverkorenen moesten tevreden stel
len. Er bestaat een school, die de Curbeaux als
het werk van een genie vereert, en dezer dagen
kon men nog lezen dat dit werk voor Becque
was, wat Die Rduber voor Schiller geweest waren.
Deze school stelt nu alles in het werk, om voor
hem den zetel van Emile Augier in de Fransche
Académie te veroveren, die naar haar meening
noch aan een romanschrijver als Ferdinand Fabre,
)ioch aan een fijnvoclenden aestheticus als J. J.
AVeisz, doch slechts aan een schrijver van tooneel
werken mag ten deel vallen.
Met genoegen vernemen wij, dat in den Park
schouwburg de opera Otello van Verdi weder
?wordt opgevoerd, thans echter met de oorspron
kelijke orchestratie, die door den Directeur De
?Groot van de eigenaars, de firma Ricurdi te Mi
laan, is aangekocht.
Binnenkort zal eene geheel vergeten opera van
L. Spohr te München worden opgevoerd. De hoog
bejaarde weduwe van den componist heeft de oor
spronkelijke partituur daarvoor bereidwillig afge
staan. De titel van het werk, dat in 1827 voor
?de eerste maal ten gehoore werd gebracht, is
Pietro von Averno; het libretto is door Karl
Pfeiffer bewerkt naar eene novelle van Tieck De
?opera is, volgen? het getuigenis van tijdgenooten,
iu hoog ernstig dramatischen" stijl geschreven
?en werd door Meyerbeer zeer geroemd.
Uit de natuur", Vogelenzang" en lm Freien"
.zijn de titels van een verzameling geïllustreerde
- en 3 stemmige liederen met gemakkelijke bege
leiding, van een verzameling kinderliederen voor
2 stemmen, en van een bundeltje van 8 duetten
van sopraan en alt, waarvan de componisten heeten
R. v. Bruggen, S. van Milligen en Catherina van
Rennes. Vooral Uit de natuur" is een voortreffe
lijk gecomponeerd werkje, waaruit ons werkelijk
i ets van de natuur tegenwaait Het is zeer duidelijk,
en netjes uitgegeven bij de firma Noordhoff te
Groningen. Ook de duetjes van Cath. van Rennes
zijn frisch en netjes uitgegeven bij Steyl en Thomas
te Frankfort a/M. Niet geheel zoo natuurlijk en
vloeiend is de Vogelenzang"' van Van Milligen,
ofschoon ook hierin aardige nummertjes voorkomen.
Ook dit werkje is uitgegeven bij de firma
Noordlioff te Groningen.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Ontwerp van het Japansche Burgerlijk Wetboek.
Men meldt uit Parijs: In September 1873 ontving
de heer Boissonade, professor in de rechtsgeleerd- '
beid te Pary's een uitnoodiging van de Japansche j
regeering, om aldaar te komen en volgens mo
derne begrippen, een wetboek voor het Aziatische
rijk saam te stellen. In Japan had toen juist een
groote sociale hervorming plaats gegrepen, en er
moest, als het ware, een nieuwe maatschappij
geschapen worden. Boissoaade, van wiens
belangryk werk: Projet de code cicil pour l'Empire du
Japon, accompagnéd'un commentaire, dezer da
gen het 7de deel verschenen is, heeft een groot
deel van zijn leven daaraan gewijd, de
Europeesche rechtsbegrippen in Japan ingang te doen
vinden. Boissonade was 12 jaar lang professor in
de rechten te Tokio. De studie der rechten aan
de Hoogeschool van genoemde stad loopt over
drie cursussen, waarvan de eerste voornamelijk
aan het Engelsche recht (laws), de tweede aan
het Fransche (sciences polittques) en de derde
aan het Duitsche recht gewijd is. Het is natuur
lijk zeer begrijpelijk, dat Boi«sonade's Code eivil,
in hoofdzaak op bet Fransche burgerlijk recht
gebaseerd is. De samensteller, die sedert
eenigen tijd in zijn vaderland vertoeft, zal over
enkele maanden naar het Japansche keizerrijk
terugkeeren, om zelf een waakzaam oog te houden
op de invoering van het resultaat van zijn jaren
langen arbeid. Het is !iu maar te hopen, dat de
reactionaire partij, die onlangs haar stem tegen
het in het land roepen van vreemdelingen ver
hief, niet de overhand zal krijgen, want wanneer
eenmaal de 40 millioen Japaneezen en de
Tonkoneezen en Anamieten voor de Europeesche be
schaving gewonnen zijn, zal het ook niet lang
meer duren of het reusachtige China, dat even
veel bewoners telt als geheel Europa, zal gedwon
gen zijn zijn isolement op te geven. En dau
zal er zeker eeu nieuw tijdvak iu de ontwikke
lingsgeschiedenis der menscuheid beginnen.
Bij den uitgever Tjeenk Willink te Haarlem
is de tweede druk verschenen van de Gewijzigde
wet tot regeling van het Lager Onderwijs. Even
als vroeger zijn de artikelen van de wet van 17
Augustus 1878 ter vergelijking naast die der tegen
woordige wet gesteld, waardoor deze uitgave een
klein monument van den schoolstryd wordt.
De Sonnetten van Shakespeare zullen, naar de
Riforma meldt, voor het eerst in het Italiaansch
vertaald worden. De vertaling is van prof. Angelo
Olivieri te Palermo ; er zullen eene inleiding en
historische, philologische en andere noten aan
toegevoegd worden.
Militaire Zaken.
DE NEDERLANDSCHE
OORLOGSBEGROOTIJS'G OVER 1890.
Voor 1890 bedraagt deze de som van 20,673,200
gulden; voor 1889 was bet totaal 20.668,688 gul
den; zij is dus voor 1890 op 4512 gulden
mingeraamd. Daar evenwel voor 1889 iu werkelijk
heid de som van 20,772,947 guldon is toegestaan,
zoo is de begrooting voor 1890 de som van
99.747 gulden minder dan de toegestane uitga
ven voor 1889.
Voor de stelling van '< Hollandsch Diep en het
Volkerak, waarvan de bevelvoering in tijd van
oorlog nog niet behoorlijk geregeld was, is uitge
trokken een generaal-majoor en zijn aan hem toe
gevoegd een officier der marine en
zninigheidshalve om op dit oogenblik nieuwe uitbreiding
van den generalen staf te voorkomen een, (ge
detacheerd) officier der landmacht. Ons komt
dit niet rationeel voor Het is ook, volgens het
geen de Minister in de Memorie van toelichting
zegt, in beginsel wenschelijk dat zulks een officier
van den generaleu staf zij, en nu detacheert men
uit zuinigheid een officier der landmacht, wiens
diensten dus elders gemist kunnen worden. Kan
men dit in tijd van vrede nog schikken, in oor
logstijd zal weder in diens betrekking moeten
worden voorzien, en daarom ware het naar onze
meening beter geweest voor bovengenoemde be
trekking maar dadelijk een officier van den gene
ralen staf te bestemmen.
De uitgebreidheid van een wapen toch moet
zich, in zulke belangrijke punten als waarvan hier
sprake is, richten naar de billijke eischen van
hetgeen noodig of het ineest wenschelijk is, al
mocht zulks ook al tot eene betrekkelijk kleine
verhooging van uitgaven leiden. De minister
vermindert in verband met het bovenstaande de
uitgaven voor de provinciale en plaatselijke staren
met 4000 gulden door drie majoors in plaats van
drie luitenant-kolonels provinciale adjudanten te
nemen en een kolonel plaatselijke commandant te
Breda af te schaffen.
Met beide maatregelen kunnen wij ons niet
goed vereenigen; de eerste is une economie de
bouts de chandelle, die slechts 600 gulden be
zuiniging oplevert en de officieren, welke die
betrekkingen waarnemen, moet ontmoedigen, daar
zij nu geen hooger pensioen dan dat van majoor
kunnen verkrijgen. En om den commandant van
eene zoo belangrijke stelling als die van het
Hollandsen diep en Volkerak tevens te belasten
met de betrekking van bevelhebber in de 3e mili
taire afdeeling en met die van plaatselijken
commandant te Breda (vroeger een kolonel), komt
ons minder gewenstht voor, niettegenstaande de
minister die toestand meer gewenscht acht. Door
die opeenstapeling van werkzaamheden wordt het
hier alweer, qui trop embrasse mal treint.
Voor de gewone aanvulling van paarden bij de
cavalerie -en artillerie ('/lo der organieke sterkte)
wordt in artikel 20 uitgetrokken eene som van
239,000 gulden (als 100 paarden van 5 jaar ad
650 gulden per stuk en 300 jongere paarden ad
580 gulden per stuk) benevens 2000 gulden ter
bevordering vsn het fokken van voor den krijgs
dienst geschikte paarden in ons eigen land.
De uitbreiding van het remonte depot tot een
sterkte van 450 paarden wordt zeer doelmatig
geacht en de aanvraag eener som van 78,300
gulden onder artikel 82 (afdeeling 16 buitenge
wone uitgaven) voor 135 paarden ad 580 gulden
per stuk, benevens eene som van 60,000 gulden
onder art. 91 (afd. 16), voor het verbeteren en
uitbreiden van de inrichtingen voor het
remontedepöt te Milligen, houden hiermede natuurlijk
verband. Vooral in den tegenwoordigen tijd, waarin
het bezit eener uitmuntende cavalerie een eerste
vereischte is, kunnen maatregelen als de boven
staande slechts instemming vfnden.
Sedert 1885 werden aan elk der kompagniën
vestingartillerie slechts 10 geweren klein kaliber
uitgereikt waarmede de oefeningen plaats had
den terwijl het geheele aantal benoodigde ge
weren voor de bewapening der vestingartillerie
in oorlogstijd in de rijksmagazijnen wordt opge
legd. In dezen toestand is tengevolge van de on
dervinding opgedaan met bovengenoemde proef
(van 10 *gew. per komp.) verandering gekomen
en krijgt nu elke geweerdragende
vestingartillerist en torpedist zijn wapen in handen. Hierdoor
zijn geweermakers bij die korpsen noodzakelijk
geworden, en alhoewel later wellicht blijken zal,
('at er per regiment vestingartillerie twee geweer
makers noodig zijn, worden er aanvankelijk in
het geheel slechts 5 voorgesteld; als l voor elk
der vier regimenten vestingartillerie en l bij het
korps torpedisten.
Of ook de bewapening der pontonniers met een
geweer zooals de vestingartillerie of met
een karabijn zooal de genietroepen wenschelijk is,
zou naar onze meening door eene proef kunnen
worden uitgemaakt.
De voorgestelde uitbreiding van het korps ge
nietroepen met 15 onderofficieren en minderen
voor den telegraafdienst is zeer doelmatig.
Eene vaste regeling van de toelating der offi
cieren in verschillende speciale betrekkingen,
waarop reeds meermalen is gewezen, wordt in
deze begrooting nog niet gevonden.
Op artikel 38 (7e afd. materieel der artillerie)
wordt voor de aanschaffing of den aanmaak van
patroonhulzen tot draagbare wapenen en wat
daartoe behoort, eene som van 90.000 gu'den
(d. i. 40,000 gulden meer dan in 1889) aange
vraagd. De oorzaak hiervan is zeer natuurlijk,
daar om verschillende redenen (als de vermeer
derde vuursnelheid der repeteergewercn; de be
wapening der vesting art. met geweren; de om
standigheid dat bij de mitrailleurs, waarvan de
aanschaffing in de bedoeling ligt. ook de geweer
patroon gebezigd wordt; en de uitbreiding der
schietoefeningen bij infanterie eu schutterij) de
vorrraad patronen dient vermeerderd te worden.
In de 6e Afdeeling Studie en onderwij» wordt
onder art. -29 voor de Koninklijke Militaire
Akademie hetzelfde bedrag uitgetrokken als ten
vorigen jare. In verband met de nieuwe voorgestelde
wet op de regeling van het militair onderwijs bij
de landmacht, r oor zoover daarbij de opleiding
voor den officiersrang en de hoogere vorming
van den officier zijn betrokken, worden betreffende
dit onderwerp geone bijzondere beschouwingen
gehouden. Eeu enkel woord omtrent den inhoud
vau dat wetsontwerp zal daarom hier ter plaatse
wellicht niet onwelkom zijn. Volgens die wet zal
de opleiding voor den officiersraug plaatshebben:
Ie voor alle wapens, behalve voor de militaire
administratie, aan de Kun. Mil. Ak., gedurende
3 jaren, beginnende op den leeftijd van 17 tot
en met 20 jaren. 2e voor de militaire admini
stratie en ook voor de infanterie aan een
hoofdsitrais te Kampen.
Voorbereidend onderwijs wordt gegeven :
a. voor toelating aan de Kon Mil. Ak.; aan
eene Cadetten schooi, gedurende 2 jaren, begin
nende op een leeftijd van 15 tot en met 17 jaren,
Tot het afleggen van examen voor de Kon. Mil.
Ak. worden ook zij toegelaten, die den ouderdom
van 17 jaren bereikt en dien van 21 jaren niet
overschreden hebben, al waren ze geen leerlingen
eener cadettenschool.
Verder wordt er een naar het ons toeschijnt
alleszins billijk voorrecht geschonken, zoowel tot
plaatsing aan de Cadettenschool als aan de Kon.
Mil. A k., aan do zonen yan vaders die in den
lste Jaargang.
Schaakspel.
15 December 1889.
Probleem van den heer II. Mendes da Costa,
alhier.
ZWART
abcde fgh
WIT
Wit begint en geeft in 2 zetten mat.
Eindstellingen gespeeld tusschen C. Colmago (wit)
en S. Loyd (zwart) in het tournooi te Parijs 1867.
ZWAHT
abcde fgh
WIT
Zwart begint en geeft in 8 zetten mat.
Gespeeld tusschen II. (wit) en J. II. Zukertort
(zwart) te Berlijn in 1868.
ZWART
M
-»' fe.
bc d e f
WIT
Zwart begint en wint.
dienst van het vaderland gesneuveld of binnea
een jaar aan bekomen wonden overleden zy'n.
Bij het voldoen namelijk aan de vereischten vau
het examen, wordt aan hen eene beschikbare
plaats op een dier inrichtingen aangewezen.
(Slot volyt).
OUD-AMSTERDAMSCHE
VERSCHEIDENHEDEN.
Desinfectiemaatregelen van voorheen.
In vroegere eeuwen werden, als er eene be
smettelijke ziekte uitbrak, duizenden menscherv
ten grave gesleept door de betrekkelijk weinig*)
voorzorgen, die tegen het woeden van het euvel
werden genomen. De pest, die gedurende vele
eeuwen hoofdzakelijk de dicht bevolkte steden
teisterde, werd voor zoo ongeneeslijk geacht, dat
men haar in de middeleeuwen .,de gave Gods"
noemde: een bezoeking van de Voorzienigheid,
waaraan men zich te onderwerpen had, waarte
gen men niets kon uitrichten. Niet minder he
vig dan de pest, in haar telkens acuut optreden,
had de lazarye zich chronisch verbreid. Het af
zichtelijke lepra martelde de lijders lange jaren
en deed ze ten slotte reeds half verteerd naar
bet uur des doods als naar dat der redding verlan
gen. Besmettelijk als deze ziekte bij voortdurenden
omgang met de lüders was, had men al spoedig
ingezien, dat het noodig was de zieken af ta
zonderen van de samenleving, en in leprooshuizeu
werden ze meer ingekwartierd dan verpleegd.
Met de lijders aan pest en andere tijdelijk zich
vertoonende ziekten deed men niet alzoo; zij ble
ven in de gezinnen, waar zij thuis behoorden.
Wel ontmoeten wij in oude keuren eenige bepa
lingen, waarbij buune huisgenooten bevolen werden
een teeken te dragen, waarbij de huizen ook door
een teekeu moesten worden aaugewezen, waarbij
speciale geneeskundigen, pestdoctoren en pest.
meesters, soms ook pestdoctoressen, voor de be
handeling, speciale dragers voor de begraving
der lijken werden aangesteld, waarbij zelfs het
recht ten opzichte van verpeste huizen werd
opgeschort, en waaruit dus duidelijk blijkt, dat
men de overerfelijkheid inzag, en de uitbreiding
er van tegen wenschte te gaan, maar veel verder
ging men niet.
In tijden van coutagieuse of «heete sieckten'1
stierven de menschen dau ook als muizen, heele
gezinnen werden als het ware wegaemaaid, eu
de kerkhoven waarop voornamelijk de smalle ge
meente, die het talrijkst ten offer vau de gevreesde
ziekte viel, werd ter aarde besteld, werden zoo
overvol, dat de omwonenden in 1662 begonnen
te klagen over de ondragelijke lucht, die van de
Karthui/.er- en Westerkerkhoven, waar de kisten
nauwelijks met eeu hand breed aarde konden ge
dekt worden, zich in de buurt verspreidde,
zoodat het niet mogelijk was de vensters te openen.
Ontzettend was het sterftecijfer in verband met
het cijfer der bevolking. n het kwaad rukte
rijk eu arm weg.
Het was wel sedert lang niet ongebruikelijk, om
in zulke benauwde tijden pektonneu te branden,
maarmet zulke voorzorgsmaatregelen waren degenen
gediend, die iu de pest de slaande band des Hesrea
roeenden te zien, en met vast- en bededagen, door
boetedoening alzoo, de plaag dachten te stuiten.
Een verblijdend bewijs van verlichting gaven
nu in 1664 de Staten van Holland door de
benoeming eeuer commissie, bestaande uit de
professoren van de medische faculteit te Leiden
en eenige voorname doctoren uit de omliggende
plaatsen, waarbij ook Dr. Willem Piso, onze stad
genoot, gevoegd werd, die zou moeten adviseeren
omtrent eenige precautiën tegen de communicatie
en de voortzettinge van de pestilenüale ziekte
te nemen.
De maatregelen die zij voorsloegen kwamen
roornamelijk neder op afzondering, de armen i u de pest
huizen, de meer vermogenden opeigeu kosten in af
zonderlijke daartoe buiten de stedeu te plaatsen ba
rakkeu. Zoo zij zich daaraan niet wilden
ouderwerpen zouden hunne huizen rechterlijk gesloten
moeten worden. Wie gezond ivas gebleven zou
met den lijder het huis moeten verlaten, opdat
dit met een «specifycq perfum" zou kuuueu ge
desinfecteerd worden. Aangedrongen werd op
zindelijkheid en overvloed van water in <ie huizeu
en op straat. Wie de besmette huizeu bezocht
als schoonmaakster of zelfs als geneesheer zon
zicb niet onder bet volk mogen begeven <>p mark
ten of in kerken binnen zes weken tij«is. Alle dia
huizen geteekend met eeu P, moesten veertien
dagen na het overlijden of het herstel van een
patiënt beueden gesloten blijven, eu «arm het
winkelhuizen dan zou daar gedurende vier we
ken iedere nering verboden zij u. Alleen iu't holst
van den nacht zou men zulke huizeu mogen laten
luchten. Ja.de termijn werd nog met Uvcr wekeu
verlengd, waar winkel gehouden werd iu
vettewarij, pelterijen en wol. Niemand zou goederen
uit zulke huizen in den lombart mogen brengen,
dan nadat ze »geperfumeert" zoudeu zijn. Er
werd nog op aangedrongen, dat bet suoo uiec
weggeworpen maar in buudelkens verbrand zon
worden.
Was een patiënt gestorven, dan mocht bet
gewoue ceremonieel niet gevolgd worden. Alleen
de naaste betrekkingen mochten tegenwoordig
zijn, eu in de kerken zouden eerst na de predikatie
de graven mogen worden gedolven. Slecht^ twee
dagen zouden de overledenen mogen boven aard a
staan in met pek waterdichtgemaukte kisten.
Het slechtst kwamen de bonden of kattm van
de besmette huizen er af, die doodgeslagen zou
den moeten worden.
Vruchten, die spoedig bederven : pruimen, kom
kommers, meloenen, behoorden geweerd, Groote
vuren van pektonuen, buskruit enz. zoude.ij on
der de wind iu de besmette buurten gebrand
moeten worden.
Deze desinfectie-maatregelen komen viij wel
overeen met de nog in zoodanige geva.'len
pebruikelijke. Maar met de desinfectiemitlielen
was men niet even ver. Men beval het branden
aau vau zwavel, salpeter, barnsteen, JCIIH>,erhout,
bakelaer of' het verdampen op een test met vuur
van wijnaziju met goudsbloemen, wijniuit. kruid
nagels of kaneel. Intusschen noodigde imiri i-.tler
deskundige uit, om een nieuw middel te vinden.
De Staten waren blijkbaar ingenomen met dit
advies, maar zij erkenden de moeielijkheid vau