Historisch Archief 1877-1940
No. 652 .
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
3
men begrijpt gemakkelijk, dat zoodra door een
eventueel gunstig rapport der deskundigen de
Londensche corner bespeurt, dat zijne macht ge
broken zal worden, hij uit vrees van grootendeels
met zijn stapel artikelen te blijven zitten, den
prijs van het ruw zal verlager,. Daar nu zulk
een onderzoek niet tot de hoogst kostbare zaken
behoort, en bij gunstigen uitslag waaromtrent
ik natuurlijk niet het minste durf voorspellen
den deelnemers aan het syndicaat ruime winsten
zou opleveren, komt het mij voor, dat voor ge
vaarlijke en voor het algemeen minder nuttige
spectilatiën, dagelijks vrij wat grootere sommen
worden gewaagd.
Mr. H. Louis ISEAELS.
Parijs, 17 December 1889.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Salon des Variété-t: Soava. Dosia.
Grand Théatre: Les femmes iterveuses.
Bellemaman.
Maandag 16 dezer had in den Salon des
Variétés de tweede van de zes aldaar te geven
abonnementsvooi'stellingcn plaats. Zij heeft evenmin
al haar voorgangster op ons een onverdeeld gun
stigen indruk weten te maken.
Het is in den laatsten tijd gewoonte ge
worden met zulk een enthousiastisehen ophef
en bewondering over de voortbrengselen van het
Noorsche tooneel te spreken, dat men wel
cenigszins aan zich zo'f moet gaan twijfelen, wanneer
men het waagt, niet alles daarin even fraai of
nieuw te vinden. Toch schijnt ons dit geen vol
doende reden te zijn, om onzen bezwaren zonder
vorm van proces ieder recht van bestaan te
ontzeggen en ze als ongerijmd te laten rusten. Wij
hebben in het Noorsche tooneel nog niet dat der
toekomst kunnen zien. Zelfs de volkomen
nieuwheid en oorspronkelijkheid der Noorsche
tooneelvoorthrenpselen staat bij ons nog niet
als een paal boven water. Integendeel, zij
doen ons, hoe vreemd dit ook moge klinken,
telkens en telkens aan de treurspelen van Cornpïlle
denken. Ook deze zijn bijna altijd de behandeling
en oplossing van een vraagstuk; ook deze bestaan
bijna geheel uit pleidooien en redeneeringen; ook
daarin gaan de personen bijna geheel onder in
de denkbeelden en begrippen, die zij vertegen
woordigen. Bij Corneille echter doen ons het ver
hevene van de taal, de adel der gedachten, de
pracht en kracht der verzen, in n woord het
heroïsche, dat hij zijn personen heeft weten in te
blazen, steeds eenigszins over het gemis aan het
zuiver menschelijke daarin, heenstappen. Bij de
Noren is dit in veel mindere mate het geval. De
gevolgen laten niet op zich wachten. Bij do ver
tooning van hun stukken smaakt men zeer zeker
steeds een meerdere of mindere mate van genot,
doch dramatisch genot is dit niet. Onze nieuws
gierigheid wordt meer geprikkeld dan onze be
langstelling opgewekt. Wij wenschen hartstoch
ten en de botsing daarvan; ' zij geven ons
redeneeringen en do kruising daarvan.
Ook Svava" is weer een voortbrengsel van dit
Théa-tre-Sermon. Gelukkig echter is het dat niet
geheel en altijd. Het heeft op ons een gomengden
indruk gemaakt, waarschijnlijk omdat het van
nature tweeslachtig is. Aan den oenen kant
schildert het ons do verheven huwelijksopvatting
van een jong meisje, aan. den anderen de meer
alledaagsche van het gros der menschen. Waar
een dichter als Björnson zulk een onderwerp
bshandelt, is hot natuurlijk zijn streven ons
voor do verheven opvatting van zijn heldin te
winnen. Zoo hem dit niet gelukt, zou men dus
moeten zeggen, dat zijn stuk mislukt, is; zoo het
hem wel gelukt, heeft hij zijn proces gewonnen.
Doch is die overwinning wel zoo hcol groot?
Het tooneel leeft van uitzonderingen. Een
tooneelBchrijver laat in zijn proces de verschillende
parstreng en donker kijken als de dominee deed,
toen iiij er over sprak ?"
Kijk, als hij zijn oogen bijna toeknijpt en door
de haartjes tuurt, is het ot' ragfijne, zilveren
straaltjes hem inet de ster daarboven verbinden.
Dan koeren zijn gedachten weer terug naai
de bloem, die hij opgekweekt heeft. Allerlei
herinneringen, weemoedige en vroolijke, schijnen
uit de troostende heide rondom hem op te
rijzen. Hij heeft haar verwend en vertroeteld
zooals men doet met het liefste, wal men op
de wereld heeft; hij liet haar zooveel van den
zonneschijn genieten als hij slechts doen kon
en hoe heeft ze het hem vergolden?"
Weer slaat hij^ zijn oogen op, waarin nu
tranen blinken die hem de ster nog grooter
doen schijnen dan ze is.
Langzaam veegt hij ze weg en merkt met
verbazing op dat de ster hem ernstiger aanziet
dan te voren.
Er komt een licht, duizelig gevoel in zijn
hoofd, er gebeurt iets met ouden Jochem, iiij
weet zelf niet wat, maar 't is of hij plotseling
veel wijzer, veel rechtvaardiger is geworden, of
hij eensklaps alle dingen geheel anders inziet
dan een oude, domme boer gewoon is te doen.
Hij voelt dat de ster, die van haar hoog
standpunt zulk een ruimen blik heeft, tot hem
zegt: Jochem, Jochem, wiens schuld was mis
schien wel de grootste? Hebt ge ooit van uw
schoone bloem iets ernstigere verlangd dan dat
ze door kleur en geuren zou schitteren? Dank
baarheid en plicht, leerde haar bloemenhartje
die woorden ooit verstaan? Altijd deedt ge uw
best haar ijdelheid te strcclen, was het wonder
dat zij den eersten den besten vlinder geloofde
en vertrouwde ?"
Zóó pleit de reine, vriendelijke ster langen
tijd voor de verloren bloem en op al wat zij
zegt, moet Jochem bevestigend knikken.
Nog een poos loopt hij verder, terwijl in zijn
hoofd gedachten komen en gaan en als hij ein
delijk huiswaarts keert, is zijti onrustige geest
geheel onder den süUendeti invloed gekomen
van den zuchten vrede.die van den rein en sterren
hemel op de kalme heide is neergedaald.
tijen wel aan het woord komen, doch zorgt er
natuurlijk steeds voor dat de advocaat van de
zijne het handigst en het welbespraaktst is Wat
heeft men bewezen, wanneer men op het tooneel
iets heeft bewezen ?
In Svava" heeft Björnson zijn proces niet ge
wonnen, in ons oog althans niet. Wij achten er
hem noch zijn stuk te minder om. Een
tooneelschrijver kan ook nog door iets anders dan door
vraagstukken zijn toeschouwers boeien. Kunst is nog
niet geheel een ijdel woord geworden. Ook Björnson
blijkt dit begrepen te hebben. Ook in Svava"
valt er kunst, fraaie en ware kunst, te genieten,
doch en dit is opmerkelijk steeds het meest
daar, waar de theorieën zwijgen. Zoodra Svava
ten toonecle verschijnt, breidt zich plotseling een
ijzige kilte over alles en allen uit; zooeven kwam
ons nog alles natuurlijk en waar voor. hare theo
rieën verbreken plotseling de bekoring en herin
neren er ons op onbandigc wijze aan, dat ook de
andere personen, niet minder dan zij zelve, aan
de fantasie van den dichter zijn ontsproten.
Wat wij in hot stuk dan ook het meest
be! wonder i hebben, is niet de figuur yati Svava,
(deze is ons voel te vaag en onduidelijk
geteekend; haar grootsten strijd heeft zij waarschijn
lijk gestreden toon zij op hot punt stond, zich
voor do eerste maal to verloven, dus voor het
begin van het stuk; daarin tenminste valt van
strijd weinig te bespeuren on doet zij vrijwel niet
veel meer dan zichzelve op een hemelhoog voet
stuk plaatsen en vandaar een oordcel over alles
en iedereen uitspreken), doch de iraaie, juiste en
scherpe teekening van do echtparen Christensen
en Rios. Het eenige tooneel, waarin mevrouw
C'mistenscn optreedt, is een juweeltje vau het
zuiverste water. Hut karakter van Kies is met
bewonderenswaardige breedheid en uitvoerigheid
geschilderd; slechts in enkele tooneelen, vooral
in het tweede bedrijf', hadden do kleuren wat
zachter on stiller gemengd kunnen zijn. Ook
mevrouw Ries en de heer Christcnscn, hoewel oen
weinig moer op den achtergrond blijvend, getuigen
van de rij n e opmerkingsgave on den rijkdom van
middelen, die den schrijver ten dienste staan.
De vertolking door de arüsten vau deu Salon
kwam ons niet zeer gelukkig voor, al stemmen
wij volmondig toe, dat het stuk iu dit opzicht
buitengewone moeilijkheden oplevert. Men had
echter zorg moeten dragen, den bedoelingen van
den auteur zoowel mogelijk to hulp te komen.
had moeten trachten de minder goede hoedanig
heden zooveel mogelijk te verzwakken en te ont
zenuwen. Dit was niet geschied. Juffrouw
Roelofsen vervulde met ijver, toewijding en gooden
moed de titelrol. Do last was echter te zwaar
voor hare schouders. Het echt, vrouwelijke en
menschelijke, dat zij iu de rol had mooten
leggen, trachtte zij er integendeel zoover mogelijk
van verwijderd to houden. Haar gemis aan drama
tische kracht deed haar de toevlucht nemen
tot gchael verkeerde middelen; zij gat' aan het
karakter iets bits, scherps ou spijtig^, dat wij in
de laatste plaats op deu voorgrond wenschtoii
gosteld te zien Hieronder leden zoowel haar stem
als hare gebaren; de eerste klonk niet zeltlen on
fraai en onnatuurlijk, de laatsten werden er on
schoon en onvrouwelijk door. Haar gelukkigste
oogenulikken had zij in het tweede bedrijf in het
tooneel mei de jonge meisjes. De heer Poolman
toonde ons in de rol vau Ries opnieuw over welke
groote komische gaven hij te beschikken heeft;
ook hij echter was to weinig in de bedoelingen
vau den auteur doorgedrongen ; op sommige
oogenblikken waanden wij een I'(ilais-Jluyal-k\vn:\\t,
bij te wonen. liet publiek amuseerde zich
blijkbaar kostelijk zoo vaak hij Jeu mond
open deed, doch had zeker dan ook telkens vrij
w ut moeite, om in de minder grappige gedeelten
vau het stuk in de juiste stemming te komen. Mevr.
Poolman (Mevr. Riet) en de heer Sprinkhuisen
(Christensen) waren zwak ; wij hadden meer vau hen
verwacht. Juffrouw Brandt, oeu nieuwelinge, heeft
op ons een gunstigen indruk gemaakt; ecu zekere
zenuwachtigheid, die haar spel kenmerkte zal wel
aan den truc toegeschreven moeten worden; haar
Zijn hart, waarin wrok en bitterheid
brnischteri, is nu vervuld met een week gevoel van
zachtheid en weemoedig medelijden en als hij
eindelijk zijn hut bereikt heeft, is zijn besluit
genomen; binnen weinige dagen g.ial hij opnieuw
de woelige wereld in, om niet weder te koeren
voor hij zijn Bloempje, waar ook, heeft gevonden.
IV.
Oude Jochem ging niet op reis. Vóór het jaar
ten einde was, op een avond, toen de zwarte
wolken die langs den lagen, grijswitten hemel
joegen, storm voorspelden, werd zijn Bloempje
hem thuis gebracht verlept, stervend.
Voor de frissdie, krachtige bloem die men
hem ontstolen had, kreeg hij een gebroken
wille roos terug.
Hij verzorgde en verkwikte haar zoo goed
hij kon, maar de stekende pijn die hij in zijn
hart voelde, telkens als hij die verflenste bloem
aanzag, zei hem al te duidelijk dat alle hulp,
alle liefde vergeefs was.
Dien ganschen nacht bleef' hij, over haar
hecngebogen, onbewegelijk zitten, de tranen die
in zijn oogen kwamen, met geweld
tenigdrukkend, niets verlangend, niets hopend, dan dat
hij, die nu nieis meer op aarde te doen had,
ook spoedig weggenomen mocht worden.
Als iemand dien avond over de eenzame
heidewas gegaan, zou hij misschien naar het vreed
zaam wenkende licht gezien en niet geraden
hebbeu hoeveel onuitsprekelijke smart daarbij
huisde.
De wensch van den ouden man werd ver
hoord i toen de Kerstdag opnieuw aanbrak,
beladen met een schat van blanke, lijnwollig
vlokken, strooide hij die ook over de plek waar
oude Jochem rustte, dicht naast zijn Bioempje,
waarvan geen vreemde hand hem nu ooit meer
kon scheiden.
uiterlijke verschijning was gelukkig, haar gebaren
spel iets te weelderig. Do heeren Rooijaards en
Mulder waren in hun kleine rollen goed op hun
plaats, evenals de heer Pilger en de damesleer
lingen der tooneelschool. Regie en mise-en-scène ge
tuigden van smaak, overleg en goede leiding.
De avond werd besloten met Dosia," getrokken
uit den gelijknamigen roman van Gréville. Hoe
men zijn oog op zulk een product heeft kunnen
laten vallen, is ons vrijwel ecu raadsel. Deroman,
door de Academie bekroond, verschaft den lezer
een kalm doch bekoorlijk genot; de intrige is
eenvoudig en van weinig beteekenis; zijn waarde
ontleent hij bijna geheel aan de poëzie van taal
eu gedachten; een modern sprookje" zou mis
schien zijn juiste titel zijn. Een tooueelstuk heb
ben wij er in de laatste plaats in gezien en heeft
de bewerker er dan ook niet van kunnen maken.
Hij heeft eenige gesprekken uit den roman op
onhandige wijze aan elkaar geregen en de ge
beurtenissen, die in den roman ongeveer eenjaar
in beslag nemen, op het tooneel in twee dagen
laten afspelen. De personen zijn hierdoor in de
hoogste mate onnatuurlijk geworden, de toestan
den onlogisch, het geheel onduidelijk en
oudramatisch.
Het spel kon niet goedmaken, wat de bewerker
had bedorven. Juffrouw Poolman speelde aller
aardigst, de heer Mulder goed, juffrouw Beukers
en de heer v. Biene voldoende, doch zij konden
ons geen oogenblik aan hun werkelijk bestaan,
aan de waarachtigheid van de door hen uitge
sproken gevoelens doen gelooven.
Dinsdag- en Donderdagavond vergastte een
reizend Fransch tooneelgezclschap ons op twee
van de grappigste Frausche blijspelen van den
laatsten tijd: Lef femmes nen-eiisoi en liclle-maman.
Beide zijn kort geleden hier ter stede herhaalde
malen in een Hollandsen gewaad ten tooneele
gebracht. In hun oorspronkelijk kwamen zij ons
nog wel zoo bekoorlijk voor. Trouwens het gezel
schap van den heer Sitnon bezit in Mevrouw
Kolb en den heer 'SYorms een paar artisten,
die lederen schouwburg tot sieraad zouden
strekken, terwijl al do overigen, zonder juist
buitengewoon uit te blinken, bet bewijs leverden
te begrijpen, wat hun te doen stond en in staat
te zijn dat ook in hun spel te toonen. Zulke voor
stellingen zijn, vooral voor den beoordeclaar, zoo
buitengewoon gcnotrijk, omdat hij al spoedig be
merkt, dat hij niet met een spiedend oog naar
fouten en tekortkomingen behoeft te zoeken,
maar zich ongestoord kan overgeven aan de be
koring van het geheel, dat die fouten en tekort
komingen onder zijn vroolijk masker weet te
verbergen, door zijn toove.rmacht weet te doen
vergeven. Wat ons vóór alles trof, was dat deze
kunstenaars zelfs in de meest dwaze en equiroque
toestanden een zekeren ernst en natuurlijkheid
j weten te bewaren, die van buitengewoon komische
werking zijn. Vooral in stukken als de door hen
vertoonde, moet de acteur niet laten blijken,
dat hij zelf weet hoe grappig hij is.
(Slot min Itd feuillflon De Hoedrr ui i den
rietdekker" in 'hel volqi-itd nummer).
AANTEEKENINGEX. SCHILDERKUNST.
Met medewerking van dr. Lippmann,
denzelfde, die de merkwaardige verzameling van a!
Rcmbrandts teekeningen-m-reproductie bezorgt,
wordt tor Rijksdrukkerij in Berlijn de uitgave van
een kunsthistoriesch werk voorbereid, dat van veel
belang kan worden. Onder den titel Ku/ifertsliche
und IlolzschtiiUe aller Mm-ter in
Nachbildiingeri' namelijk zullen de mooiste, de zeldzaamste
en de kostbaarste gravures, etsen on houtsneden
van do 15e tot de 18e eeuw, naar de bu^te mo
derne procédés, ter grootte der oorspronkelijke
prenten gereproduceerd, in verscheidene afleve
ringen worden uitgegeven. In de eerste, binnen
kort te verschijnen aflevering zal men ongeveer
dertig gravures en twintig houtsneden, waaronder
prenten van Schongauer, Diirer. Marc-Antonio en
Ruisdacl, en gekleurde houtsnoden vau
oud-Duitscho meesters, afgebeeld vinden. De prijs per
aflevering is voor iiitcekenaren 7f> mark.
De heer J. Jcssurun de Mcsquita wil, naar ik
hoor, de uitgave beproeven van een verzameling
zoo volmaakt mogelijk fotogratïesch gereproduceerde
krabbels van Josef Israëls Wie ooit het voorrecht
heeft gehad, te mogen snuffelen in de portefeuilles
vol schetsen van den heer Israöls, dien is het
bekend wolk een scha1 van stmliouze en uitdruk
kingsvolle krijlteekeningen de meester gemaakt
heelt, en nog dagelijks maakt, waaruit zijn ecnig
intiem talent, zoo mogelijk nog sterker dan in zijn
schilderijen, uitgesproken ligt. Zulk een collectie
zou dus don waren bewonderaars van Israëls een
uitgezocht genot kunnen bereiden.
Een vorige maal sprekende van het
wandscb.ilderij dat de heer Derkinderen voor het Stadhuis
in den Bosch maakt, verzuimde ik te molden dat
deze beschildering een geschenk aan de stad is
van wego het Bossche Departement van 't Nut
van 't Algemeen, dat een jong artist heeft willen
steunen. De Ileeren van het Bossche Nut hebben
hierbij de zeer prijselijke liberaliteit gehad, den
schilder omtrent opvatting ot' uitvoering geen
enkele voorwaarde te stellen.
Men zendt mij uit Rotterdam een boekje, voor
het afschrijven van welks langadcmigcn titel ik
verschooning moet vragen: Hoe de belangen der
Nederlandsche inzenders op t'.o tentoonstelling te j
Parijs 1889 in allen deele waargenomen zijn" l
door do Vereeniging ter behartiging der Neder- [
landsche belangen op do tentoonstelling te Parijs l
1889, en waarom de haar aldaar toegekende
gouden medaille werd geweigerd door de h'rma
Becker's Sons'' " enz. |
Ik heb het boekje gelezen uit een soort van J
belangstelling in het aangekondigde algemeene i
onderwerp, waarover dacht mij wel wat mede te |
deelon viel, maar heb tot mijn spijt bevonden, l
dat de titel niet heel korrekt is, aangezien er in
dit zaakrijk betoog alleen op gewezen wordt, hoe
slecht de belangen van die ecite Firma behartigd
werden ; en dat kon mij nu, moet ik bekennen,
geen twee en twintig bladzijden lang interesseereii.
Het Nieuws heeft het al gezegd, hoe onbillijk
het is al de grieven die tegen de inrichting van
het nieuwe Centraal Station geopperd worden,
op schuld van de architekten te gooien. Als be
paald bewijs daarvan moge het volgende dienen.
De heer Cuypers, zoo vernemen wij, had in het
Centraal Station voor de minder bevoorrechten,
die toch ook wel eens niet tegen tabaksrook
kunnen, een Derde Klasse niet-rooken wachtkamer
ontworpen en uitgevoerd. Men mag vinden dat
dit ook vooral daarom niet meer dan billijk was,
omdat de derde-rangs-tabcthslucht nog heel wat
hinderlijker pleegt te zijn dan de walm van beter
betaalde sigaren. De Minister keurde het goed,
en bij de opening van het gebouw was de zaal
ook te bezichtigen. De Directie heeft nu evenwel
bedoelde wachtkamer eenvoudig gesloten, en het
opschrift uitgewischt, zonder zich verder te be
kommeren om den Minister, den architekt en de
derde-klasse-reizende oogxieken. Volgens een
beambte, wien ik om inlichting vroeg, staat die
localiteit op het oogenblik leeg.
Dr. Puckstein te Berlijn heeft de overtuiging
een belangrijke ontdekking gedaan te hebben be
treffende de aan Phidias toegeschreven beeld
houwwerken, die lord Elgin in het begin\ dezer
eeuw uit Griekenland meebracht. Volgens dezen
archaeoloog namelijk zijn de beroemde w:erken
niet van Phidias zelven, maar waarschijnlijk van
den later levenc'en Kallimachos. Zijn voornaamste
bewijsgrond is een technische: de draperieën name
lijk van de Elgin-bcelden zouden klaarblijkelijk
uitgevoerd zijn met behulp van een instrument,
waarvan hot gebruik in deu tijd van Phidias nog
niet bekend was. In de authentieke werken van
Phidias hebben dan ook do draperieën volgens
hem een veel meer archaïesch aanzien. Dr. Puck
stein zal hierover spoedig nader een geïllustreerde
verhandeling in het licht geven.
Af en toe werd in Nederland wel eens aange
haald welk een buitengewonen lof' deze of' gene
onzer jonge landgenooten op de expositie van den
Brussolschen kunstkring de Voorwaarts" mocht
inoogsteir. Zoo iets wil mij ten minste bijliggen.
Het is daarom wellicht zoo kwaad niet dat men
hier eenigszins weto hoe dio Cercle in Brussel
zelf staat aangeschreven. Het vernietigend oor
deel van l' Art Moderne over de jongste expositie
van de Voorwaarts wil ik nu achterwege laten
om alleen even aan te halen wat het bezadigde
Journal de Hnixelles in gelijken zin heel kort
schreef: Deze reunie van debutanten, waaronder
enkele talenten in den dop, al te zeer in den
dop, en niet genoeg in groei, deze reunie
zeggen wij, bestaat, uit exposanten, wier eenige
jeugd in hunne onredzaarnheid te zoeken is. Zij
tellen nog niet mee, en als de komende tentoon
stellingen op do voorgaande gelijken, zullen zij
nooit meetellen."
Een journalist heeft een werkman geïnterviewd
die bezig was een der Parijsche standbeelden schoon
te maken. Daardoor is liem gebleken dat elk
standi beeld in Parijs iedere zes jaar wordt schoongemaakt
en daaraan telkens honderd twintig francs kost.
Do Hollandsche couranten hebben in het laatste
| halfjaar heel wat getuigenissen van de Fransche
j pers over onze schilderkunst aan te halen gehad.
Maar wie nu eens en vooral het rechte over onze
school" wenscht te weten, heeft slechts te lezen
wat de heer Henry Havard in de Revue de
l'Exposition Universelle over do inzending der Neder
landsche schilders ton beste heeft willen geven.
De Hollandsche school." zoo schrijft, de grondige
kenner van ons land, is altijd krachtig en schitte
rend. Zij telt portretschilders van hoogo waarde
j zooais ue heer Martens en mej. Thercse Schwartzo.
Haar genreschüders zooais de heer Israëls zijn
altijd groote toovcnaars met het licht en bruin.
Men vindt er zeer opmerkelijke beostenschilders
in, zooa!s de hh Roeloi's, Wiilem Maris, de Haas
en Stortenheker, die, hoewel zij niet de
srnettelooze kennis van een Potter, noch de zon van
een Cuip hebhen, toch kunnen wedijveren met
hunne vakgeuooten vau alle scholen. De
zeestukkcn van Mesdag zijn terecht beroemd. De
landschappen, geteekend door de hh. van de Sande
Baklmyzen, Jo/.eph (sic) Maris en Bastert ver
dienen insgelijks onze achting Sedert Pieter de
lloogh heeft niemand zoo de zon op do muren
laten spelen als de heer Klinkenberg, de drama's
vau het zeeleven hebben geen meer bewogen ver
tolkers dan de heeren Neuhuys. Artz en Sadée, de
speciale schilders van Scheveningen.
Wij hebben echter slechts weinig van de
IIollandscho school te leeren. De oude Hollanders
hadden ons geleerd al wat hun naneven weten,
en misschien nog meer."
Uit!
In de Dulwich Gallery to Londen vindt men
een schilderijtje, een oud vrouwtje dat bij den
haard uit den pot proeft, waarvan men het over
den maker niet eens kan worden. Het is toege
schreven aan Gerard Don, aan Nicolaas Maes, aan
yuirijn Brekelenkamp, en nu wil de heer Walter
Armstrong, die er in de Portfolio een artikeltje
over schrijft, dat het van Gabriel Metzu zal zijn,
op grond daarvan, dat er in de Secrétan collectie
een Metzu voorkwam, waarop hetzelfde vrouwtje
in dierge.lijken trant geschilderd te zien was. Als
men naar de zeer verzorgde fotogravnre, dio aan
het artikel toegevoegd is, mag oordeelen, is het
in elk geval een heel mooi, romentora typiesch
oudHollandscb schilderijtje, in de reproductie waarvan
wij ongeleerde beoordeelaars werkelijk wat van
Brekelenkamp cu wat van Macs meenen te zien.
l!) Dec. '89. V.
ROBERT BROWNING.
Nog zijn de Engelsche bladen bezig, het nieuwe
boek Asolundo. oen bundel verzen op het
plaatsje Asolo in Italiëgeschreven, te be
spreken, nu uit Venetiëde tijding komt, dat de
dichter er in het palazzo Rezzonico overleden is.
Als Victor Hugo eu een aantal Duitsche dichteis
heeft Browning ook een verte rieillesse genoten;
wie hem de laatste jaren in Londen zag, alles
bijwonend, tentoonstellingen, soirees, concerten,
vergaderingen, zou niet gezegd hebben, dat reeds
in 1837 de destijds beroemde acteur Macready