De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 22 december pagina 3

22 december 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 652 . DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 3 men begrijpt gemakkelijk, dat zoodra door een eventueel gunstig rapport der deskundigen de Londensche corner bespeurt, dat zijne macht ge broken zal worden, hij uit vrees van grootendeels met zijn stapel artikelen te blijven zitten, den prijs van het ruw zal verlager,. Daar nu zulk een onderzoek niet tot de hoogst kostbare zaken behoort, en bij gunstigen uitslag waaromtrent ik natuurlijk niet het minste durf voorspellen den deelnemers aan het syndicaat ruime winsten zou opleveren, komt het mij voor, dat voor ge vaarlijke en voor het algemeen minder nuttige spectilatiën, dagelijks vrij wat grootere sommen worden gewaagd. Mr. H. Louis ISEAELS. Parijs, 17 December 1889. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Salon des Variété-t: Soava. Dosia. Grand Théatre: Les femmes iterveuses. Bellemaman. Maandag 16 dezer had in den Salon des Variétés de tweede van de zes aldaar te geven abonnementsvooi'stellingcn plaats. Zij heeft evenmin al haar voorgangster op ons een onverdeeld gun stigen indruk weten te maken. Het is in den laatsten tijd gewoonte ge worden met zulk een enthousiastisehen ophef en bewondering over de voortbrengselen van het Noorsche tooneel te spreken, dat men wel cenigszins aan zich zo'f moet gaan twijfelen, wanneer men het waagt, niet alles daarin even fraai of nieuw te vinden. Toch schijnt ons dit geen vol doende reden te zijn, om onzen bezwaren zonder vorm van proces ieder recht van bestaan te ontzeggen en ze als ongerijmd te laten rusten. Wij hebben in het Noorsche tooneel nog niet dat der toekomst kunnen zien. Zelfs de volkomen nieuwheid en oorspronkelijkheid der Noorsche tooneelvoorthrenpselen staat bij ons nog niet als een paal boven water. Integendeel, zij doen ons, hoe vreemd dit ook moge klinken, telkens en telkens aan de treurspelen van Cornpïlle denken. Ook deze zijn bijna altijd de behandeling en oplossing van een vraagstuk; ook deze bestaan bijna geheel uit pleidooien en redeneeringen; ook daarin gaan de personen bijna geheel onder in de denkbeelden en begrippen, die zij vertegen woordigen. Bij Corneille echter doen ons het ver hevene van de taal, de adel der gedachten, de pracht en kracht der verzen, in n woord het heroïsche, dat hij zijn personen heeft weten in te blazen, steeds eenigszins over het gemis aan het zuiver menschelijke daarin, heenstappen. Bij de Noren is dit in veel mindere mate het geval. De gevolgen laten niet op zich wachten. Bij do ver tooning van hun stukken smaakt men zeer zeker steeds een meerdere of mindere mate van genot, doch dramatisch genot is dit niet. Onze nieuws gierigheid wordt meer geprikkeld dan onze be langstelling opgewekt. Wij wenschen hartstoch ten en de botsing daarvan; ' zij geven ons redeneeringen en do kruising daarvan. Ook Svava" is weer een voortbrengsel van dit Théa-tre-Sermon. Gelukkig echter is het dat niet geheel en altijd. Het heeft op ons een gomengden indruk gemaakt, waarschijnlijk omdat het van nature tweeslachtig is. Aan den oenen kant schildert het ons do verheven huwelijksopvatting van een jong meisje, aan. den anderen de meer alledaagsche van het gros der menschen. Waar een dichter als Björnson zulk een onderwerp bshandelt, is hot natuurlijk zijn streven ons voor do verheven opvatting van zijn heldin te winnen. Zoo hem dit niet gelukt, zou men dus moeten zeggen, dat zijn stuk mislukt, is; zoo het hem wel gelukt, heeft hij zijn proces gewonnen. Doch is die overwinning wel zoo hcol groot? Het tooneel leeft van uitzonderingen. Een tooneelBchrijver laat in zijn proces de verschillende parstreng en donker kijken als de dominee deed, toen iiij er over sprak ?" Kijk, als hij zijn oogen bijna toeknijpt en door de haartjes tuurt, is het ot' ragfijne, zilveren straaltjes hem inet de ster daarboven verbinden. Dan koeren zijn gedachten weer terug naai de bloem, die hij opgekweekt heeft. Allerlei herinneringen, weemoedige en vroolijke, schijnen uit de troostende heide rondom hem op te rijzen. Hij heeft haar verwend en vertroeteld zooals men doet met het liefste, wal men op de wereld heeft; hij liet haar zooveel van den zonneschijn genieten als hij slechts doen kon en hoe heeft ze het hem vergolden?" Weer slaat hij^ zijn oogen op, waarin nu tranen blinken die hem de ster nog grooter doen schijnen dan ze is. Langzaam veegt hij ze weg en merkt met verbazing op dat de ster hem ernstiger aanziet dan te voren. Er komt een licht, duizelig gevoel in zijn hoofd, er gebeurt iets met ouden Jochem, iiij weet zelf niet wat, maar 't is of hij plotseling veel wijzer, veel rechtvaardiger is geworden, of hij eensklaps alle dingen geheel anders inziet dan een oude, domme boer gewoon is te doen. Hij voelt dat de ster, die van haar hoog standpunt zulk een ruimen blik heeft, tot hem zegt: Jochem, Jochem, wiens schuld was mis schien wel de grootste? Hebt ge ooit van uw schoone bloem iets ernstigere verlangd dan dat ze door kleur en geuren zou schitteren? Dank baarheid en plicht, leerde haar bloemenhartje die woorden ooit verstaan? Altijd deedt ge uw best haar ijdelheid te strcclen, was het wonder dat zij den eersten den besten vlinder geloofde en vertrouwde ?" Zóó pleit de reine, vriendelijke ster langen tijd voor de verloren bloem en op al wat zij zegt, moet Jochem bevestigend knikken. Nog een poos loopt hij verder, terwijl in zijn hoofd gedachten komen en gaan en als hij ein delijk huiswaarts keert, is zijti onrustige geest geheel onder den süUendeti invloed gekomen van den zuchten vrede.die van den rein en sterren hemel op de kalme heide is neergedaald. tijen wel aan het woord komen, doch zorgt er natuurlijk steeds voor dat de advocaat van de zijne het handigst en het welbespraaktst is Wat heeft men bewezen, wanneer men op het tooneel iets heeft bewezen ? In Svava" heeft Björnson zijn proces niet ge wonnen, in ons oog althans niet. Wij achten er hem noch zijn stuk te minder om. Een tooneelschrijver kan ook nog door iets anders dan door vraagstukken zijn toeschouwers boeien. Kunst is nog niet geheel een ijdel woord geworden. Ook Björnson blijkt dit begrepen te hebben. Ook in Svava" valt er kunst, fraaie en ware kunst, te genieten, doch en dit is opmerkelijk steeds het meest daar, waar de theorieën zwijgen. Zoodra Svava ten toonecle verschijnt, breidt zich plotseling een ijzige kilte over alles en allen uit; zooeven kwam ons nog alles natuurlijk en waar voor. hare theo rieën verbreken plotseling de bekoring en herin neren er ons op onbandigc wijze aan, dat ook de andere personen, niet minder dan zij zelve, aan de fantasie van den dichter zijn ontsproten. Wat wij in hot stuk dan ook het meest be! wonder i hebben, is niet de figuur yati Svava, (deze is ons voel te vaag en onduidelijk geteekend; haar grootsten strijd heeft zij waarschijn lijk gestreden toon zij op hot punt stond, zich voor do eerste maal to verloven, dus voor het begin van het stuk; daarin tenminste valt van strijd weinig te bespeuren on doet zij vrijwel niet veel meer dan zichzelve op een hemelhoog voet stuk plaatsen en vandaar een oordcel over alles en iedereen uitspreken), doch de iraaie, juiste en scherpe teekening van do echtparen Christensen en Rios. Het eenige tooneel, waarin mevrouw C'mistenscn optreedt, is een juweeltje vau het zuiverste water. Hut karakter van Kies is met bewonderenswaardige breedheid en uitvoerigheid geschilderd; slechts in enkele tooneelen, vooral in het tweede bedrijf', hadden do kleuren wat zachter on stiller gemengd kunnen zijn. Ook mevrouw Ries en de heer Christcnscn, hoewel oen weinig moer op den achtergrond blijvend, getuigen van de rij n e opmerkingsgave on den rijkdom van middelen, die den schrijver ten dienste staan. De vertolking door de arüsten vau deu Salon kwam ons niet zeer gelukkig voor, al stemmen wij volmondig toe, dat het stuk iu dit opzicht buitengewone moeilijkheden oplevert. Men had echter zorg moeten dragen, den bedoelingen van den auteur zoowel mogelijk to hulp te komen. had moeten trachten de minder goede hoedanig heden zooveel mogelijk te verzwakken en te ont zenuwen. Dit was niet geschied. Juffrouw Roelofsen vervulde met ijver, toewijding en gooden moed de titelrol. Do last was echter te zwaar voor hare schouders. Het echt, vrouwelijke en menschelijke, dat zij iu de rol had mooten leggen, trachtte zij er integendeel zoover mogelijk van verwijderd to houden. Haar gemis aan drama tische kracht deed haar de toevlucht nemen tot gchael verkeerde middelen; zij gat' aan het karakter iets bits, scherps ou spijtig^, dat wij in de laatste plaats op deu voorgrond wenschtoii gosteld te zien Hieronder leden zoowel haar stem als hare gebaren; de eerste klonk niet zeltlen on fraai en onnatuurlijk, de laatsten werden er on schoon en onvrouwelijk door. Haar gelukkigste oogenulikken had zij in het tweede bedrijf in het tooneel mei de jonge meisjes. De heer Poolman toonde ons in de rol vau Ries opnieuw over welke groote komische gaven hij te beschikken heeft; ook hij echter was to weinig in de bedoelingen vau den auteur doorgedrongen ; op sommige oogenblikken waanden wij een I'(ilais-Jluyal-k\vn:\\t, bij te wonen. liet publiek amuseerde zich blijkbaar kostelijk zoo vaak hij Jeu mond open deed, doch had zeker dan ook telkens vrij w ut moeite, om in de minder grappige gedeelten vau het stuk in de juiste stemming te komen. Mevr. Poolman (Mevr. Riet) en de heer Sprinkhuisen (Christensen) waren zwak ; wij hadden meer vau hen verwacht. Juffrouw Brandt, oeu nieuwelinge, heeft op ons een gunstigen indruk gemaakt; ecu zekere zenuwachtigheid, die haar spel kenmerkte zal wel aan den truc toegeschreven moeten worden; haar Zijn hart, waarin wrok en bitterheid brnischteri, is nu vervuld met een week gevoel van zachtheid en weemoedig medelijden en als hij eindelijk zijn hut bereikt heeft, is zijn besluit genomen; binnen weinige dagen g.ial hij opnieuw de woelige wereld in, om niet weder te koeren voor hij zijn Bloempje, waar ook, heeft gevonden. IV. Oude Jochem ging niet op reis. Vóór het jaar ten einde was, op een avond, toen de zwarte wolken die langs den lagen, grijswitten hemel joegen, storm voorspelden, werd zijn Bloempje hem thuis gebracht verlept, stervend. Voor de frissdie, krachtige bloem die men hem ontstolen had, kreeg hij een gebroken wille roos terug. Hij verzorgde en verkwikte haar zoo goed hij kon, maar de stekende pijn die hij in zijn hart voelde, telkens als hij die verflenste bloem aanzag, zei hem al te duidelijk dat alle hulp, alle liefde vergeefs was. Dien ganschen nacht bleef' hij, over haar hecngebogen, onbewegelijk zitten, de tranen die in zijn oogen kwamen, met geweld tenigdrukkend, niets verlangend, niets hopend, dan dat hij, die nu nieis meer op aarde te doen had, ook spoedig weggenomen mocht worden. Als iemand dien avond over de eenzame heidewas gegaan, zou hij misschien naar het vreed zaam wenkende licht gezien en niet geraden hebbeu hoeveel onuitsprekelijke smart daarbij huisde. De wensch van den ouden man werd ver hoord i toen de Kerstdag opnieuw aanbrak, beladen met een schat van blanke, lijnwollig vlokken, strooide hij die ook over de plek waar oude Jochem rustte, dicht naast zijn Bioempje, waarvan geen vreemde hand hem nu ooit meer kon scheiden. uiterlijke verschijning was gelukkig, haar gebaren spel iets te weelderig. Do heeren Rooijaards en Mulder waren in hun kleine rollen goed op hun plaats, evenals de heer Pilger en de damesleer lingen der tooneelschool. Regie en mise-en-scène ge tuigden van smaak, overleg en goede leiding. De avond werd besloten met Dosia," getrokken uit den gelijknamigen roman van Gréville. Hoe men zijn oog op zulk een product heeft kunnen laten vallen, is ons vrijwel ecu raadsel. Deroman, door de Academie bekroond, verschaft den lezer een kalm doch bekoorlijk genot; de intrige is eenvoudig en van weinig beteekenis; zijn waarde ontleent hij bijna geheel aan de poëzie van taal eu gedachten; een modern sprookje" zou mis schien zijn juiste titel zijn. Een tooueelstuk heb ben wij er in de laatste plaats in gezien en heeft de bewerker er dan ook niet van kunnen maken. Hij heeft eenige gesprekken uit den roman op onhandige wijze aan elkaar geregen en de ge beurtenissen, die in den roman ongeveer eenjaar in beslag nemen, op het tooneel in twee dagen laten afspelen. De personen zijn hierdoor in de hoogste mate onnatuurlijk geworden, de toestan den onlogisch, het geheel onduidelijk en oudramatisch. Het spel kon niet goedmaken, wat de bewerker had bedorven. Juffrouw Poolman speelde aller aardigst, de heer Mulder goed, juffrouw Beukers en de heer v. Biene voldoende, doch zij konden ons geen oogenblik aan hun werkelijk bestaan, aan de waarachtigheid van de door hen uitge sproken gevoelens doen gelooven. Dinsdag- en Donderdagavond vergastte een reizend Fransch tooneelgezclschap ons op twee van de grappigste Frausche blijspelen van den laatsten tijd: Lef femmes nen-eiisoi en liclle-maman. Beide zijn kort geleden hier ter stede herhaalde malen in een Hollandsen gewaad ten tooneele gebracht. In hun oorspronkelijk kwamen zij ons nog wel zoo bekoorlijk voor. Trouwens het gezel schap van den heer Sitnon bezit in Mevrouw Kolb en den heer 'SYorms een paar artisten, die lederen schouwburg tot sieraad zouden strekken, terwijl al do overigen, zonder juist buitengewoon uit te blinken, bet bewijs leverden te begrijpen, wat hun te doen stond en in staat te zijn dat ook in hun spel te toonen. Zulke voor stellingen zijn, vooral voor den beoordeclaar, zoo buitengewoon gcnotrijk, omdat hij al spoedig be merkt, dat hij niet met een spiedend oog naar fouten en tekortkomingen behoeft te zoeken, maar zich ongestoord kan overgeven aan de be koring van het geheel, dat die fouten en tekort komingen onder zijn vroolijk masker weet te verbergen, door zijn toove.rmacht weet te doen vergeven. Wat ons vóór alles trof, was dat deze kunstenaars zelfs in de meest dwaze en equiroque toestanden een zekeren ernst en natuurlijkheid j weten te bewaren, die van buitengewoon komische werking zijn. Vooral in stukken als de door hen vertoonde, moet de acteur niet laten blijken, dat hij zelf weet hoe grappig hij is. (Slot min Itd feuillflon De Hoedrr ui i den rietdekker" in 'hel volqi-itd nummer). AANTEEKENINGEX. SCHILDERKUNST. Met medewerking van dr. Lippmann, denzelfde, die de merkwaardige verzameling van a! Rcmbrandts teekeningen-m-reproductie bezorgt, wordt tor Rijksdrukkerij in Berlijn de uitgave van een kunsthistoriesch werk voorbereid, dat van veel belang kan worden. Onder den titel Ku/ifertsliche und IlolzschtiiUe aller Mm-ter in Nachbildiingeri' namelijk zullen de mooiste, de zeldzaamste en de kostbaarste gravures, etsen on houtsneden van do 15e tot de 18e eeuw, naar de bu^te mo derne procédés, ter grootte der oorspronkelijke prenten gereproduceerd, in verscheidene afleve ringen worden uitgegeven. In de eerste, binnen kort te verschijnen aflevering zal men ongeveer dertig gravures en twintig houtsneden, waaronder prenten van Schongauer, Diirer. Marc-Antonio en Ruisdacl, en gekleurde houtsnoden vau oud-Duitscho meesters, afgebeeld vinden. De prijs per aflevering is voor iiitcekenaren 7f> mark. De heer J. Jcssurun de Mcsquita wil, naar ik hoor, de uitgave beproeven van een verzameling zoo volmaakt mogelijk fotogratïesch gereproduceerde krabbels van Josef Israëls Wie ooit het voorrecht heeft gehad, te mogen snuffelen in de portefeuilles vol schetsen van den heer Israöls, dien is het bekend wolk een scha1 van stmliouze en uitdruk kingsvolle krijlteekeningen de meester gemaakt heelt, en nog dagelijks maakt, waaruit zijn ecnig intiem talent, zoo mogelijk nog sterker dan in zijn schilderijen, uitgesproken ligt. Zulk een collectie zou dus don waren bewonderaars van Israëls een uitgezocht genot kunnen bereiden. Een vorige maal sprekende van het wandscb.ilderij dat de heer Derkinderen voor het Stadhuis in den Bosch maakt, verzuimde ik te molden dat deze beschildering een geschenk aan de stad is van wego het Bossche Departement van 't Nut van 't Algemeen, dat een jong artist heeft willen steunen. De Ileeren van het Bossche Nut hebben hierbij de zeer prijselijke liberaliteit gehad, den schilder omtrent opvatting ot' uitvoering geen enkele voorwaarde te stellen. Men zendt mij uit Rotterdam een boekje, voor het afschrijven van welks langadcmigcn titel ik verschooning moet vragen: Hoe de belangen der Nederlandsche inzenders op t'.o tentoonstelling te j Parijs 1889 in allen deele waargenomen zijn" l door do Vereeniging ter behartiging der Neder- [ landsche belangen op do tentoonstelling te Parijs l 1889, en waarom de haar aldaar toegekende gouden medaille werd geweigerd door de h'rma Becker's Sons'' " enz. | Ik heb het boekje gelezen uit een soort van J belangstelling in het aangekondigde algemeene i onderwerp, waarover dacht mij wel wat mede te | deelon viel, maar heb tot mijn spijt bevonden, l dat de titel niet heel korrekt is, aangezien er in dit zaakrijk betoog alleen op gewezen wordt, hoe slecht de belangen van die ecite Firma behartigd werden ; en dat kon mij nu, moet ik bekennen, geen twee en twintig bladzijden lang interesseereii. Het Nieuws heeft het al gezegd, hoe onbillijk het is al de grieven die tegen de inrichting van het nieuwe Centraal Station geopperd worden, op schuld van de architekten te gooien. Als be paald bewijs daarvan moge het volgende dienen. De heer Cuypers, zoo vernemen wij, had in het Centraal Station voor de minder bevoorrechten, die toch ook wel eens niet tegen tabaksrook kunnen, een Derde Klasse niet-rooken wachtkamer ontworpen en uitgevoerd. Men mag vinden dat dit ook vooral daarom niet meer dan billijk was, omdat de derde-rangs-tabcthslucht nog heel wat hinderlijker pleegt te zijn dan de walm van beter betaalde sigaren. De Minister keurde het goed, en bij de opening van het gebouw was de zaal ook te bezichtigen. De Directie heeft nu evenwel bedoelde wachtkamer eenvoudig gesloten, en het opschrift uitgewischt, zonder zich verder te be kommeren om den Minister, den architekt en de derde-klasse-reizende oogxieken. Volgens een beambte, wien ik om inlichting vroeg, staat die localiteit op het oogenblik leeg. Dr. Puckstein te Berlijn heeft de overtuiging een belangrijke ontdekking gedaan te hebben be treffende de aan Phidias toegeschreven beeld houwwerken, die lord Elgin in het begin\ dezer eeuw uit Griekenland meebracht. Volgens dezen archaeoloog namelijk zijn de beroemde w:erken niet van Phidias zelven, maar waarschijnlijk van den later levenc'en Kallimachos. Zijn voornaamste bewijsgrond is een technische: de draperieën name lijk van de Elgin-bcelden zouden klaarblijkelijk uitgevoerd zijn met behulp van een instrument, waarvan hot gebruik in deu tijd van Phidias nog niet bekend was. In de authentieke werken van Phidias hebben dan ook do draperieën volgens hem een veel meer archaïesch aanzien. Dr. Puck stein zal hierover spoedig nader een geïllustreerde verhandeling in het licht geven. Af en toe werd in Nederland wel eens aange haald welk een buitengewonen lof' deze of' gene onzer jonge landgenooten op de expositie van den Brussolschen kunstkring de Voorwaarts" mocht inoogsteir. Zoo iets wil mij ten minste bijliggen. Het is daarom wellicht zoo kwaad niet dat men hier eenigszins weto hoe dio Cercle in Brussel zelf staat aangeschreven. Het vernietigend oor deel van l' Art Moderne over de jongste expositie van de Voorwaarts wil ik nu achterwege laten om alleen even aan te halen wat het bezadigde Journal de Hnixelles in gelijken zin heel kort schreef: Deze reunie van debutanten, waaronder enkele talenten in den dop, al te zeer in den dop, en niet genoeg in groei, deze reunie zeggen wij, bestaat, uit exposanten, wier eenige jeugd in hunne onredzaarnheid te zoeken is. Zij tellen nog niet mee, en als de komende tentoon stellingen op do voorgaande gelijken, zullen zij nooit meetellen." Een journalist heeft een werkman geïnterviewd die bezig was een der Parijsche standbeelden schoon te maken. Daardoor is liem gebleken dat elk standi beeld in Parijs iedere zes jaar wordt schoongemaakt en daaraan telkens honderd twintig francs kost. Do Hollandsche couranten hebben in het laatste | halfjaar heel wat getuigenissen van de Fransche j pers over onze schilderkunst aan te halen gehad. Maar wie nu eens en vooral het rechte over onze school" wenscht te weten, heeft slechts te lezen wat de heer Henry Havard in de Revue de l'Exposition Universelle over do inzending der Neder landsche schilders ton beste heeft willen geven. De Hollandsche school." zoo schrijft, de grondige kenner van ons land, is altijd krachtig en schitte rend. Zij telt portretschilders van hoogo waarde j zooais ue heer Martens en mej. Thercse Schwartzo. Haar genreschüders zooais de heer Israëls zijn altijd groote toovcnaars met het licht en bruin. Men vindt er zeer opmerkelijke beostenschilders in, zooa!s de hh Roeloi's, Wiilem Maris, de Haas en Stortenheker, die, hoewel zij niet de srnettelooze kennis van een Potter, noch de zon van een Cuip hebhen, toch kunnen wedijveren met hunne vakgeuooten vau alle scholen. De zeestukkcn van Mesdag zijn terecht beroemd. De landschappen, geteekend door de hh. van de Sande Baklmyzen, Jo/.eph (sic) Maris en Bastert ver dienen insgelijks onze achting Sedert Pieter de lloogh heeft niemand zoo de zon op do muren laten spelen als de heer Klinkenberg, de drama's vau het zeeleven hebben geen meer bewogen ver tolkers dan de heeren Neuhuys. Artz en Sadée, de speciale schilders van Scheveningen. Wij hebben echter slechts weinig van de IIollandscho school te leeren. De oude Hollanders hadden ons geleerd al wat hun naneven weten, en misschien nog meer." Uit! In de Dulwich Gallery to Londen vindt men een schilderijtje, een oud vrouwtje dat bij den haard uit den pot proeft, waarvan men het over den maker niet eens kan worden. Het is toege schreven aan Gerard Don, aan Nicolaas Maes, aan yuirijn Brekelenkamp, en nu wil de heer Walter Armstrong, die er in de Portfolio een artikeltje over schrijft, dat het van Gabriel Metzu zal zijn, op grond daarvan, dat er in de Secrétan collectie een Metzu voorkwam, waarop hetzelfde vrouwtje in dierge.lijken trant geschilderd te zien was. Als men naar de zeer verzorgde fotogravnre, dio aan het artikel toegevoegd is, mag oordeelen, is het in elk geval een heel mooi, romentora typiesch oudHollandscb schilderijtje, in de reproductie waarvan wij ongeleerde beoordeelaars werkelijk wat van Brekelenkamp cu wat van Macs meenen te zien. l!) Dec. '89. V. ROBERT BROWNING. Nog zijn de Engelsche bladen bezig, het nieuwe boek Asolundo. oen bundel verzen op het plaatsje Asolo in Italiëgeschreven, te be spreken, nu uit Venetiëde tijding komt, dat de dichter er in het palazzo Rezzonico overleden is. Als Victor Hugo eu een aantal Duitsche dichteis heeft Browning ook een verte rieillesse genoten; wie hem de laatste jaren in Londen zag, alles bijwonend, tentoonstellingen, soirees, concerten, vergaderingen, zou niet gezegd hebben, dat reeds in 1837 de destijds beroemde acteur Macready

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl