De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 29 december pagina 3

29 december 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 653 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ZEVENDE TOONEEL. JUFFROUW ROSE, JACQUES LEBOUX, ZÉLIE. Z.ÈLIE (snel door de tuindeur binnenkomend.) O juffrouw Rose, Daar komen de soldaten 't huis doorzoeken! (Zij bemerkt Jacques Leroiir.) Ah! JTJFFKOUW ROSE. Ga maar heen l (Zélie af, aan de linkerzijde.) De priester had gelijk. Mijn broeder zou vergeven. Ja, ik voel hot .... JACQUES LEROUX, 't Is uit. Mijn vrouw, mijn kinderen, vaarwel! Kom, 't is mijn lot. Dus moedig het gedragen! (Juffrouw Eose neemt de snutane en den hoed van den stoel en reikt ze met de eene hand aan Jacquea Leroux, terwijl ze met de andere wijst op de deur ter rechterzijde.) JUFFROUW ROSE. Ga binnen en trek daar die kleeren aan. JACQUES LEKOUX (verbaasd.) Ik? JUFFROUW ROSE (met een bevelend gebaar.) Snel! fjacques Leroux neemt de kleederen en verwijdert zich door de deur rechts ) ACHTSTE TOONEEL. JUFFROUW EOSE (alleen). Gij wilt het. broeder, priester, heiige! Gij wilt. het. 't Is misschien een van uw beulen, Maar zie, uw zuster is gehoorzaam! zie hoe Zij hem uw eigen kleed geeft, dierbre doode, Hem uw reliek, o vrome martlaar, afstaat. NEGENDE TOONEEL. JUFFROUW ROSE, EEN OFFICIER, SOLDATEN. (Een officie)-, door eenige soldaten gevolgd, komt snel de tuindenr binnen). DE OFFICIER (jong. zeer opgewonden, blijft op den drempel staan). Pardon, mevrouw. Een commnnard verbergt zich In deze straat. Een chef... Ik zeg u. 'k moet Hem hebben... Nu, wat zegt gij? antwoord! 't T nopt niet. goed af. zoo gii bom hier verbergt! Desnoods gaan wij aan 't zoeken... JUFFROUW ROSE. Uw vergissing Verbaast mij zeer, mijnheer, 'k Verberg bier niemand. Gii ziet toch waar gij zijt. (Do ofnVier laat een hlik gaan over de omgeving, het crucifix, de H. Maagd, de tilaten, en gaat, eenigszins verlegen, eene schrede achteruit.i. Wat mij betreft Ik zes u gaarne wat aij weten wilt. Geloof mij, voor de lieden der Commune Gevoel ik niet de minste sympathie. Men zal n dankbaar zijn, als eij hen vindt. (Op dit oogenblik verschijnt Jacqnes Leroux, met de sontano aan en den tiripsterh'-pd op het hoofd, bij de deur rechts, hnmerkt den officier en blijft als ver steend staan. Juffrouw Kose wijst op hem). Ik woon hier met mijn broeder daar alleen. DE OFFICIES (gijn Icfjti oplichtend, bij liet zien van liet c/eestelijk geivaad). Vergeef me, eerwaarde heer, mevrouw ! (Tot zijn manschappen). Vooruit! (De officier en de soldaten af.) TIENDE TOONEEL. JUFFROUW ROSE, JACQUES LEROUX. JACQUES LEROUX (strekt de handen uit naar Juffrouw Rose en zegt met eene zachte verlegen stem) Ik zal mijn leven lang u danken, ik .... JUFFROUW ROSE. Geen woord meer! Met het kleed, dat gij nu draagt Is u de weg vrij. Maar ga daad'lijk heen ! (Jacques Leroux, gaat, gevolgd door liet bevelend gebaar van Juffrouw Eose, langzaam naar de tuindeur en verwijdert zich). ELFDE TOONEEL. JUFFROUW ROSE (alleen, den rozeTtrans opnemend, dien zij op de tafel luid geworpen. Uw nederige erfgename, dat wil Uw arme zuster zijn. Geliefde doode, Uw zegen ruste op 't slut van mijn gebed ! (Zij knielt neder en vervolgt het Onze Vader.) Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij ver geven onzen schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den kwade. Amen." (Het scherm valt.) E. D. PIJZEL. BRIEVEN VAN AUGUST DK DOMME. Naar aanleiding van al het geschrijf en gedoei, meneer do Redacteur, heb ik mij verplicht ge acht dezer dagen den vader van Dr. Ham eens te gaan interviewen. Maar dat is me bijzonder tegengevallen, meneer. Die man was zoo gesloten als Willern de Zwijger. Het eenige wat ik uit hem krijgen kon en waarvan ik mij dan ook haast met ingenomenheid en algeheelc instemming medcdceUng te doen was de volgende alleen'Sspraak: Onldesch, August, verduiveld onkiesch van dien meneer Willeumier. Dat ik, als vader, bezorgd over den goeden naam en de toekomst van mijnen zoon, confidentieel een bezoek bij hem en andere raadsleden ben gaan brengen, om hen te verzoe ken dien zoon in zijne eer te herstellen op de zelfde plaats, waar men die onverdiend heeft aan getast, wie zal dat wraken. Maar wie geeft aan mr. Willeumier het recht om van dat bezoek openlijk melding te maken in het verband waarin dit raadslid het deed, waardoor zelfs mijne tusschenkomst nog werd aangewend als een middel om de verdenking op mijnen zoon te doen blijven rusten." Verder zei de heer Ham Sr. niets, maar ik vond dit, bij al wat er al over deze geruchtma kende zaak geschreven en gewreven is, een nieuw gezichtspunt, anders zou ik er ook geen woord meer over gezegd hebben; want ik ben het vol komen met dr. Berns eens. dat het allerbest is om tot deze affaire, waarbij eigenlijk alleen het geblesseerde meisje ongecompromitteerd gebleven is wat haast een wonder te noemen is in onze lasterlijke wereld het zwijgen maar te doen. Ze geeft dan ook gelukkig nog aanleiding om over een andere belangrijke vraag te spreken, namelijk de verantwoordelijkheid van onze Raads leden over hetgeen zij in do raadsvergaderingen gelieven te zesgen. Daarin heeft mr. Willeumier m. i. nu volko men gelijk. Het gaat niet aan. te vergen dat een raadslid zich in elke zitting zou gaan verdedigen over hetgeen bij in eene vorige gezegd hoeft. Het is wezenlijk al mooi genoeg dat de hoeren zoo vriendelijk zijn om in de dagen der verkie zingen met een mildheid, die het zwijgen van jaren vergoedt, hunne woorden, hunne houding, hun gedrag, hunne beginselen, in wat niet al te verdedigen. Dan, in die warme" dagen, ziet men dit zelfs mannen doen die anders overal koud" bij blijven, en ik herhaal het, dat is al mooi ge noeg. Voor de rest en hadde de heer Willeumier dit nu maar gedaan zwijgend als een mummie of wat nog iets" levendiger is wegblijven als de heer Armand Sassen. Dit laatste is inder daad de meest beleefde manier voor oen raads lid dan altijd om zijn excuus te maken voor eenige overijlde woorden die in het door de aanwezigheid van een groot aantal opgewonden kiezers misschien wat opgepookt vuur der rede aan een raadslid dat helaas ook een mensch is allicht ontsnappen kurnen. De heer mr. J. C. de Vries, een man zooals er geen tweede advocaat hier rondloopt, vond het heel begrijpelijk dat een ambtenaar ook al een mensch zijnde feilbaar is en ZEd. vertelde dat op zoo'n onfeilbare manier waarin hij hij slechts door zijn collega mr. Pijnappol wordt nabij gestreefd dat iedereen het direct ge loofde. Men zal dan ook erkennen dat bet een waarheid is als een ouderwetsche paaschos. SIGNALEMENTEN' UIT DEX UTRECHTSCIIEN GEMEENTERAAD, door JAN v AS 'T STICHT. Jhr. van Wee d o van D ij c k vol d.. Als er nog een Almanak voor Blijgeestigcn hier of daar in ons land wordt uitgegeven, dan behoort deze heer ongetwijfeld tot de redactie, liet zou ten minste, op zijn zachtst uitgedrukt, oen on verklaarbare fout van don uitgever zijn, indien hij zich van de medewerking van zulk een buiten eenigen twijfel blijgeestig mensch als de heer Van Weede niet had verzekerd. En zijne blijgeestigbeid is er eene van de ware soort ze is eene blijgeestigheid op Christelijk bistoriscben grondslag. En ofschoon men dat fundament in lat eren tijd wel cenigszins belache lijk, om niet te zeggen verdacht, heeft gemaakt, door er al een gekkenhuis op te willen bouwen ook, bij den beer Van Weede zijn die grondves ten klaarblijkelijk zwaar beheid en zitten onwrik baar vast in den bodem van 's mans hart. Bij zijn binnentreden staat zijn gelaat steeds hoog ernstig; ook als bij met eene lichte bui ging den voorzitter een groet brengt, verraadt niets op zijn gelaat den vroolijkon inborst van dezen vader vroom en vroed. Maar nauwelijks is hij ge zeten en heeft hij handdrukken en korte opmer kingen met zijne buren naast en achter bom ge wisseld, of «arisch zijn gelaat is n glimlach, welks plooien bij de slapen, bij den neus en om de lippen ontstaan en zich over geheel zijn wezen verspreiden, tot. zij zich verliezen in den zwarcn, bijna grijzen, baard, dio aan weerszijden van do kaken in lange trossen neerhangt, waartussrhen de zorgvuldig geschoren kin als het symbool der reinheid schijnt te prijken. Daarbij schitteren dan de donkere oogen van den heer Van Weede soms met een ietwat ondeugcnden glans en verbergen zich bij toene mende blijgeestigbeid dikwijls bijna geheel achter de oogwimpcrs, als wanneer men slechts, als door een kiertjo bet vervroolijkende licht van deze vroolijke kijkers ziet. Do kop van ons raadslid met dat hoog gewelfde voorhoofd, schijnt bij den eersten oppervlakkige)! blik. er op aangelegd om slechts plaats te vcrleencn aan hoogcn, diepen, heiligen of anderen ernst. Do zware wenkbrauwen, die do sprekende oogen overschaduwen, het jonkheerlijk bewustzijn, dat uit al zijne trekken straalt, laten zich slechts aarzelend die vroolijkheid welgevallen; maar do mensch is sterker dan de jonkheer, en de dam, dier de wenkbrauwen tegen don glimlach pogen op te werpen, wordt spoedig overstroomd, zoodat zelfs bet voorhoofd onderloopt. Edoch, welk een verandering ondergaat 's mans uiterlijk wanneer hij opstaat om het woord te voeren. Voor deze gelegenheden heeft hij zich, zooals schilders dat noemen, geïnspireerd op Nicolaas Beets en nog wel op dezen ais kanselredenuar en geenszins als den gecatigen spreker, die met zijne gemoedelijke scherts zijne hoorders op letter kundige congressen en elders vaak deed schateren van lachen. Het spreken in oen openbare vergadering is voor den beer Van Weede blijkbaar eene zeer ernstige aangelegenheid, waarbij alles tegelijk mede aan het woord is om den indruk te verhoogen : zijn houding, zijn gezicht, zijn handen, zijne borst, zelfs zijne achter de tafel verscholen beeneii. Als de heer Van Weede spreekt, dan komt er iets prcdikanterigs in zijnen toon. zoo iets alsof hij vol eerbied aan zijne vrome buisgcnooten een kapittel uit den bijbel voorleest of met en voor hen het avondgebed naar den hemel richt. En dit maakt bij de droge onderwerpen, die in een raad meestal ter behandeling komen, als het dempen van sloten, het opruimen van bouwvallige ?woningen met toebehooren, enz., dikwijls een eigenaardigen om niet te zeggen komischen indruk. De gefronste wenkbrauwen, de donkere blik, het nu eens voorovergebogen, dan weer achteruitgeworpen hoofd, de borst die zich dan welft, de ! toon van zijn stem. de kalme gesticulatiën met de ; weinig beweeglijke handen alles is in volkomen : harmonie met elkaar, alleen het behandelde onder werp en de woorden, die gesproken worden, zijn dikwijls in lijnrechten strijd met al dien ernst en die deftigheid. Maar niemand zal in den heer Van Weede hoe kort of hoe lang hij hem moge gadeslaan en welke eigenaardige manieren hij in hem ontdek ken moge niemand zal in hem miskennen den gcmoedelijken. vromen Christen, voor wien Gods woord de hoogste wet is en die een hekel bad aan de inkomstenbelasting, omdat hij vreesde dat de rijke lui Utrecht zouden verlaten. Maar hij evenmin als zijn medestander, Baron van Lynden, hebben het voorbeeld van zooveel ongodsdienstigheid gegeven misschien wel omdat zij hier nu eenmaal raadslid zijn. DE NIEUWE WILLEMSHAVEN TE I1ARLINGEN. De Nieuwe Willemshavcn te Harlingen, een werk dat, in 1877 tot stand gekomen, van den aanvang af voor het rijk en voor de gemeente Harlingen, voor de ontwerpers en voor hen, die er mede gebaat zouden worden, slechts teleurstellingen heeft opgeleverd en wel om do eenvoudige reden, dat deze overigens grootsche haven, waaraan men destijds ruim drie millioen gulden ten koste legde, onveilig en ondoelmatig en daardoor geheel on bruikbaar bleek te zijn, ligt thans geheel verlaten, nimmer door groote zeeschepen, waarvoor ze be stemd is, bezocht; ergo als een leerzaam voorbeeld voor dengeno, die mocht willen weten hoe men zeehavens niet moet aanleggen. Vele omstandigheden schijnen te hebben samen gewerkt om in dezen toestand gedurende een tiental jaren te berusten. Nu evenwel, na een tijdperk van algemeene malaise, de handel merk baar begint te herleven, doemt ook de herinnering op aan den tijd toen er aan uitbreiding van bet havengebied te Harlingen zoo groote behoefte werd gevoeld. En schoon de Oude Buitcnhavon en "de binnenhavens aldaar tegenwoordig aan hoogst bescheiden eischen kunnen beantwoorden. wordt het thans meer dan ooit betreurd, dat Harlingen met hare ruime, doch onbruikbare Nieuwe Willemsbavcn, vleugellam is en niet kan streven naar da'gene, wat ze vroeger mocht heeten en waartoe hare geografische ligging haar als het ware bestemde, nl. om te zijn: de haven van inen uitvoer voor de noordelijke provinciën des rijks. Er zijn dan ook in den laatsten tijd eenige pogingen aangewend om van de regeering te ver krijgen, dat maatregelen mogen worden genomen, om de thans geheel nuttelooze Nieuwe Willemshaven aan hare bestemming (c doen beantwoorden, door de onveiligheid dier haven op te heffen, in verband met de verdere verbetering van het vaar water naar zee, waardoor ook do tegenwoordig door den handel gebruikt wordende groote btoomschepen. die allengs de zeilschepen verdringen, in deze haven zouden kunnen ontvangen worden. Deze pogingen schijnen, te ourdeelen naar de den minister van W.. H. en N. in de Tweede Kamer gesproken woorden, bij do regeering weer klank te vinden. Terwijl men onder deze omstandigheden te Harlingen met spanning eene beslissing tegemoet zag omtrent de vraag welke van de drie plannen tot havciiverbütering, die bij den minister in over weging zijn, tot uitvoering zou komen, daar viel voor weinige dagen geleden plotseling een bom uit de lucht, die, uiteenspattend, bonderde exem plaren ecner brochure over het land verspreidde, getiteld: Geschiedenis run de XICHICK l Li ren te, llürlitiifni en rttn den -s^room/riVtüf^Jf, ditin op de Pu!/,';: *), een boekje, vol van verwijten en beschuldigingen, zoowel aan het adres van de provinciale- en de gemeentelijke overheid, als aan dat van 's Rijks Waterstaat, een anoniem geschrift. dat blijkbaar bestemd is om eene ongunstige stemming in het leven te roepen, ten aanzien cener verbetering der haven van Harlingen. Gaarne vestigen wij daarom do aandacht op een oud vlugschrift, getiteld: De <n'*cliiedenis ran de Ntcntrc Jhtren Ie Ihiïlni'ieit, (feite dcïcr ditf/cn rersclieiten brochure) tjcl<iet*t door C T). Donnili, sccittaris <!e,i' i/ciiiecn/e lturlin</cii.'' f) Wij hebben met belangstelling en genoegen van deze brochure kennis genomen en bevelen do lezing daarvan aan, niet slechts om de wijze waarop de heer Donath zijn anonicmcn tegen stander buiten gevecht heeft gesteld, maar omdat zijn boekje wellicht aanleiding zal geven om bij vernieuwing do aandacht te vestigen op den waar lijk niet rooskleurigen toestand der provincie Friesland." Wij onderschrijven dan ook gaarne de woorden, waarmede hij zijn geschrift eindigt: Het wil mij voorkomen in 's lands behing te zijn, als elke gelegenheid worde aangegrepen om do banden te verruimen, die dit gewest reeds zoo langen tijd gevangen houden. Voorzeker zal het, beste middel, om in den economischeii toestand verbetering' te brengen, wel gelegen zijn in bet uitbreiden en verbeteren der hulpmiddelen ter productie. Zoo zal dan ook elke poging, om de nieuwe havenwerken te Harlingen slechts eenigszins aan hunne bestemming te doen beantwoorden, bij duizenden waardeering vinden en een gevoel van dankbaarheid opwekken.'1 V e r b o t e r i n g. In het artikel van mr. Louis Israëls over de Diamantcrisis, in ons vorig nummer, werd het hoofd van den diamantcorner do maatschappij De Beurs" genoemd, dit moet zijn De Beer'.s." Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand Théatre: Eva. Zuterdag 21 December ging in het Grand Th atre weder eeii noviteit over de planken en wel «Eva", tooneulspel in a ^bedrijven van Richard Vos/,. Waarom de schrijver een stuk, waarin twee lij keu voorkomen (Eva sterft op het tooneel en Elimar wordt, daar doodelijk gewond, om achter du coulissen den luutstun adem uit te blazen) een l tooneelspel noemt, is ons vrijwel een raadsel. Zoo l geheel onverschillig toch ziju de oude, door de ! aesthetiek niet slechts ingeburgerde maar ook ' alleszins gerechtvaardigde benamingen: treurspel, j tooneelspel, blijspel toch nog niet, dut, men er l muur zoo willekeurig mee mug omspringen. | Eva is de dochter van ecu graaf, die door den i goeden klank van zijn naam en door zijne inneI mende en schijnbaar rondborstige maniereu een ! eerlijk en welgesteld fabrikant (Hartwig) er toe l verleid heeft, zijn naam te ieeiien voor het op touw zetten vuu een gewaagde, zelfs min of meer oneerlijke niijnspeculutie. Do Eva-mijn moet failIceren en duurdoor verliezen tal van kleine burgers eii werklieden, die op uanrudcn van Hartwig aandeelcii daarin genomen hadden, hun vermogen. Hartwig; is echter een door en door eerlijk man; hij belooft hun, ervoor te zullen zorgen, dat zij daardoor geen schade lijden eii in een opwelling vun edelmoedigheid reikt, Eva hem de hand. Zij gevoelt zich verplicht, op dio wijze de schuld van huur vader te delgen: daarbij komt, nog, dat zij zich door de snoode handelwijze vun haar galant, graaf Elimar, die haar, juist nu, nu. zij zijn hulp het, meeste uoodig heeft, verlaat, ten diepste gekwetst gevoelt. De volgende twee be drijven zijn in elk opzicht fraai eu voortreffelijk. Door rustcloozen arbeid is het Hartwig gelukt, zijn wooid te houden en aun zijn vrienden en werklieden hun, door liet in hem gestelde veri trouwen verloren, vermogen te ivslitueeren. Hij i zelf heeft, zich gedurende ui dien tijd (er zijn j vier jaren sedert liet gebeurde' vcrloopen) bekrom pen; zijn oude moeder bestuurde op de huur aunj geboren spuar/.ame wij/.c ziju huishouding. Tussclien haar en haie jonge schoondochter ligt een diepe j klove; K v a gevoelt, zich ouder die burgeniieuscheu niet, thuis; zij kan haar vroeger leven niet, verge ten en smacht naar vrijheid en geluk, liet uoodj lot, naakt, eu wul in de gedaante van Elimar, die haar eensklaps in hare woning komt, overvullcn. U'at, er hem toe noopt, tot, huar, die hij op zoo onedele j wijze heeft, verlaten, terug- te keuren, vernemen j wij eigenlijk niet; hij komt echter en weet, haar weer geheel onder de bctoovering v:iu zipi uiterlijk en ziju stem te hrrngon. '/ij beeft, hem nog altijd Hef, i ja ; eeft, eigenlijk nooit opgehouden hem hef te hebben. | Tegen een ccrlooze daail komt echter haar gehcclc wezen iu opstand en daarom besluit zij, i.a zwuren mnerlijkcn strijd, haar mun, alvorens hem te vcri laten, alles te zeggen; zij vertelt, hem, dut, zij Elimar heeft, \veergvzicii, vertelt, liem alles, water tussehen hen is voorgevallen, bekent hem, dut zij i den vroegcreu verloofde nog- steeds liefheeft, dat zij hem (Hartwig) niet uil, liefde, slechts uit edel moedigheid, uit, medelijden trouwde. Nu een hevig tooueel tnssehcn de beide eclitgenooten en na, bijnu j tegen deu wil van haar man, een kort afscheid van ! haar kind te hebben genomen, veilaat, zij het, huis. j In het, vierde bedrijf vinden wij haar tcr.ig in ecu prachtig ingerichte woning; naar zij meenf., heeft l Elimar die voor haar gehuurd en gemeubeld; i geenszins echter; vroeger werd zij bewoond door een meisje, dat. door Elimar verleid werd en dut voor haar plaats heeft moeten maken. Klimar deijkt er dan ook met aan, haar later l,e trouwen: hij i.s er zeer ontstemd over, dut, zij de echtelijke woning heeft verj laten en truelii, haar advocaat, o verte halen, zoo moge lijk een verzoening met, Hartwig tot, stuud te brengen. l Onverwacht, worden Eva de oogen geopend. ToincUe, i l'liinar's vor.g slachtoffer, weet. tot huar door te dringen, vertelt haar, hoe Elimar huar heeft verleid eu vei'luteu, eu voorspelt huar, dut, ditzelfde lot haar wacht. 7ij ondervraagt hem, eischt van hem rekenschap, verlangt dat, hij zal zweren, haar te i huwen; hij antwoordt, haar spottend en ontwijkend; z blij:i, aandringen, hij haar trotsccrcn; in den overspannen toestand, waarin zij verkeert, neemt zij een pi;>fool op en schiet hem neer. Het, is ten i zeerste Ie betreuren, dut, nu de hoogst, dramatische tooiicclcn van de vorige bedrijven, liet, vijfde zoo zeer overvloeit, van sentimentaliteit. Ev'u is tot, vierjarige t uclitlinisst.ruf veroordeeld en wij vinden huur op den dag, waarop zij in vrijheid zal worden gesteld, terug in de zickni/aal der gevangenis, waur i zij als ecu berouwvolle Magdalena, in de armen j van haar man, die hu-ir alles heef', vci'gevs n, si.orit. Zoouls de lezer uit liet, hier medegedeelde ziet', ontbreekt, hut, in dit stuk dus niet aun sentiment,, ja, wij zonden bijnu zeggen, geeft, het, ons daurvun te veel. Een groot gebrek, een gebrek, dut den meesten tooueelwcrkcn van Vo-v, aankleeft, is ech ter, dat een eigenlijk gezegde intrige ontbreekt; de schrijver laat, de handeling bijna geheel uit de botsing der karakters voortvloeien, geeft, ons de gcliidehjke ontwikkeling dier karakters te aan schouwen. ^\ aar.seliijnlijk tengevolge hiervan doen zijn stukken ons dun ook bijna alli|d meer uun gedramatiscerdo romans, dan aan werkelijke dramas denken, '/'una!-- meest alle tooncelM-hrijvers vuu den luutstcn tijd schijnt hij ecu afkeer te hebben van alles, wut. naar boeien of banden zweemt; j heeft, men deu Eransehei] schrijvers uit de 17de cenw vaak een verwijt, gemankt van hun te strikte j naleving vun do wellen en regelen van het klas sieke tooneel, den Icgeinvoordigen zou men gaarne een weinig meer stiptheid, op dit, gebied tocwenschen. De minacht ing voor de ,yj/iVc.v Ijii-ii /i/itcs" heeft, nog slechts weinig meesterstukken doen geI i ' i boren worden. De zoo hoogst, moeilijke rol van Eva was bij mevrouw liossing-.Sablairollcs in goede handen. Wel was zij niet in uilen deele voor deze zware taak berekend, doch \v:.iur hare krachten te kort schoten (vooral in haar laatste onderhoud met Elimar in het -I-de bedrijf) wist zij, door de voor de hand liggende overdrijving, zoowel in stem als in gebaren, te vermijden, toch nog een grooten indruk te maken. Het beste kon zij ons voldoen als het onbezorgde, naicve meisje iu het eerste, in de hoogst dramatische uf.schcidsccnc in het derde cu in het gehec-le vijfde bedrijf, dut zij, zonder zie

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl