De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 12 januari pagina 2

12 januari 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 655 ,e .roos", dat den 13den Juli 1829 ter de Russische keizerin in het nu door tegen woordigen keizer bewoonde nieuwe te Potsdam plaats vond. In hetzelfde 18 - schonk zij den 18den October 1831 leven aan nu wijlen Keizer Friedrich, er den 3den December 1838 hare er Louise, de tegenwoordige hertogin van en geboren werd, wie het vergund was, 3s indertijd haar vader, ook nu haar moegedurende hare laatste levensdagen bij te Het slot Babelsberg, dat heerlijke juweel den oever van den Havel, dat Keizerin Isgueta- na den dood van haar vorstelijken ge"aal als weduwengoed werd toegewezen, werd astreeks dien tijd gebouwd, geheel naar de inTiten van de op elk gebied der kunst zoo ertftren prinses, die daar bijna twintig jaren lang j, jfle zijde van haar ridderlijken echtgenoot een jm en stil geluk genoot. '? Het jaar 1848 met zijne woelingen greep ook tnw in het familieléven der prinses in ; gedurende £et gedwongen verblijf van haar gemaal in En geland woonde zij met hare kinderen te Potsdam. Koblenz, de stad waar zij steeds het liefst vertpefde, betrad zij voor de eerste maal den ITen Maart 1851, toen zij met haren tot militair gonJyemenr van Rheinland en Westfalen benoemden ~emaal haar intrede in het voormalig keurvor(Jijke slot nam. Hier vereenigde zij een vroogezelligen kring om zich heen, waardoor |*t initiatief tot veel goeds en schoons genomen «rerd; reeds hier werd zij bekend door hare r te weldadigheid, waaraan haar verder leven rijk was. Den 4den Juni 185 i vierde zij met haar getaaal het feest hunner zilveren bruiloft, een dag, '«tóe zign wijding daardoor ontving, dat de stichUog »NatkmaHank" voor invaliden rijk begiftigd yrerd. ' Den 20sten Septembsr 1856 werd het huwelijk jran prinses Louise met den groothertog Frie drich vau Baden voltrokken; den !)den Juni daaraanvolgende kou de prinses van Pruisen haar ;f$t dit huwelijk geboren eersten kleinzoon op de .lï^fen wiegen. Den 21sten Januari 1858 huwde tif i eenige zoon te Lom'en met de »princes ?öyal" Victoria van Engeland, de bij den dood ,iarer schoonmoeder te Rome vertoevende weduwe ran keizer Friedrich III; den 24sten Januari 1859 werd haar tweede kleinzoon, de tegenwoor dige keizer Wilhelm II geboren Een der smartelijkste dagen uit het leven der W-rledene was de 14de Juli 18ül, toen deLeiprfger student Oskar Becker een aanslag deed op 'iet leven van haar echtgenoot, met wien zij den 2den Januari van dat jaar als Koningin Augusta den troon beklommen had. Evenals zij dit als prinses gedaan had, wijdde ook koningin Augusta zich aan de edele roeping Jer vrouw, wel te doen en het lot der armen en ongelukkigen te verzachten. In het jaar harer kroning werd de koningin tot chef van het te Koblenz in garnizoen ligjftide 4de regiment grenadiers benoemd. Toen "y regiment in het jaar I8ü*- tijdens den Sleeswrjk-Holsteinschen oorlog uitgetrokken was, zorgde zij op bijna moederlijke wijze voor de abanschappen, trok zij zicii het lot der gewonden *an en zorgde zij voor hunne achtergebleven be trekkingen. Toen den 7den December 1804 de eerstelen d«n 17üe de tweede zegenrijke intocht te Berlijn plaats vond, bereidde de koningin haar terugkeereud regiment een bijzonder schitterende ontvangst. De officieren werden ten paleize ontbo den en door de koningin toegesproken en bedankt. De oude generaal Wrange! antwoordde op ziju gewone ruw-gemoedelijke wijze en vertelde o. a. dat, toen schans No. (i bij Diippel genomen en het gevecht bij de tweede rij schansen begon nen was, een grenadier een stuk krijt uit zijn zak gehaald eri op het affuit vau een der veriverde kanonnen den naam »Augusta" geschre ven had. Jige poging om haar te vermurwen, ol' zij wel )m zichzelf dacht, of zij bestand was legen de "termoeienis; en wat kreeg ik ten antwoord: :jj was een Friezin; zij had van haar jeugd af ;;ereden; zij was om zoo te zeegen op 'l ijs opgevoed, en haar grootste genot was. .. eeus ?link inden wind op te halen En meieen sleepte . jj my mede in zoo'n verschrikkelijke!! zwaai, lat ik een oogenbük mijn evenwicht verloor. 'ou zg het gevoeld hebben ? Zij stond tenminste even stil, en gaf mij een ogenblik rust Bent u moe?" Ik?.., neen,. . neen volstrekt niet." -Komaan! dan nog maar een eindje door." .0 God." Eindelijk werd liet mij te erg. Ik sprak niet ?aeer, ik kon niet. Zij keek me weer duivelseh an ter zijde aan, en vroeg: Wordt u moe?" Eerlijk gezegd zou ik nu wel terug willen." Dat was miju eerste vernedering, eudal kleine ..londje vertrok zich tot een bijna onmerkbaar arcastisch lachje. Wij stonden even stil, nu met den scherpen ostenwind in 't aangezicht. Zitten uw schaatsen nog goed, juffrouw?" Een schaterlach was het antwoord; hoe kon k zoo dom zijn' z;j zaten immers, aan haar ?oeten gegroeid. Maar ik moest de mijnen tocli ,iog even wat stijver aanbinden. Ik kan wel zien dut u geen Fries is." zei zij. "Teen kleine tiran, dacht ik' maar ik kan wel lat jij een vrouw bent. ' omaan, daar gingen we dan. Nu niet "kaar, maar ik vooruit om minder 'ng hjt nog wat, maar dat hel,'n trekken. f' vroeg ik nu op mijn beurt. strekt niet" en om te bewijzen. 41aps achter mij op, en duwde 'muien tegen den wind in: >en ik volstrekt niet, maar ik iraag trekken." vas ik in staat een moord nijn totale ondergang tc"m ongeluk, of liever ik ialde ik nooit op Ik ee" nijdig-, C.UMT De toebereidselen voor den oorlog van 1806 brachten der koningin zware zorgen. Kort voor het uitbreken van den oorlog werd het groot moederlijk hart zwaar getroffen door den dood van haar jongsten kleinzoon, prins Sigismund, wiens vader reeds als opperbevelhebber te velde was getrokken. Den 3den Juli kon zij den Berlijners de tijding van de eerste overwinning mededeelen en den 4den Augustus begroette zij haar zegeviereuden gemaal en zege vieren den zoon weer te Berlijn. In dien tijd ontstonden onder protectie der hooggeplaatste vrouw de »Vaterlandische Frauenverein" en de «Berliner Lizcrethverein". Den 12den Juli 1870 nam de koningin in de sRheinanlagen" te Koblenz esn diepaaudoenlijk afscheid van haren tegen Frankrijk ten strijde ?trekkenden gemaal, wieu de Koblenzers met het »Lieb Vaterland kannst ruhig sein'" een afscheid en tot weerziens toeriepen. Gedurende den veldtocht was de koningin de ziel van het Roode Krnis, de lazarethvereeniging en de vaderlandsche vronweuvereeniging. Onvergetelijk zal het den Berlijners blijven, met welk een gejubel de vorstin begroet werd, toen zij het eerste tele gram, dat de tijding van een overwinning behelsde, liet afkondigen. Dit luidde: »Mainz 4 Augustus. Onder de oogen van Fritz heden een schitterende, doch bloedige overwinning behaald, door bestor ming van Weiszenburg." Nooit heefi de vorstin zoozeer gevoeld, hoe verknocht de Berlijners aan haar en haar huis waren als in die dagen en voortdurend verdrong zich een dichte menigte om het paleis. De zegenrijke intocht op 17 Juni 1871 sloot dezen bangen, aan emoties zoo rijken tijd voor haar af De daaropvolgende jaren van vrede werden voor keizerin Augusta weer jaren van stille, ze genrijke werkzaamheid. In 1872 werd het «Kiiserin Augusta-Stift" door haar in het leven geroe pen. Alle werken der naastenliefde hebben in haar steeds een ijverige vooratandster gevonden en het is haar, in een mate als dit zelden met vorstinnen het geval was, gegeven geweest tranen te drogen en nood te lenigen. In de samenleving met haar eerwaardigen ge maal, met wien zij den Uden Juni 187!) haar gouden bruiloft vierde, waren der weldadige vorstin nog vele gelukkige jaren weggelegd, tot dat het treurjaar 18S8 aanbrak, waarin niet slechts de dooi een einde aan haar huwelijksverbond maakte, maar waarin zij ook den diepbetreurden heldenzoon in het graf moest zien neerdalen. Sedert was het stil en eenzaam in het konink lijk paleis te Potsdam; nog in haar laatste levensjaar heeft de hooggeplaatste vrouw B belsberg en haar geliefd Koblenz bezocht, en eerst kort geleden was zij naar Berlijn teruggekeerd. Daar heeft zij nu haar vermoeid lv>ofd ter ruste gelegd, in dezelfle vertrekken, die zij den 12dcn Juni 1829 als gelukkige bruid was binnenge trokken. Kunst en Letteren. HET TOOXEKL TE AMSTERDAM. Stadsschouwburg : Gij^irecJit i'nn Aanstel De bruiloft run Kloris en J'onxjc. Grand ThéUre : De Gttrnizuensdiiire.l. De Gysbrecht" is nog siceds het fraaiste gele genheidsstuk, dat wij bezitten; te vaak hc-.'ft men echter vergeten en vergeet men, dat het vóór alles een gelegenheidsstuk is. Of wij het dan betreuren, dat de traditie het zoo lang in eere heeft weten te honden ''. In het, minst niet. Von del hoeft, zij hst ook niet in de eerste plaats als tooncolilichter, zooveel ongemeen fraais gele verd, dat het ieder hcminnaar der vadcrlandscho poëzie slechts genoegen kan doen, dat ook op deze wijze de herinnering aan den grootsten Xc in mijn rug en mijn kwelgeest zei: wacht, ik zal n nog eens wal opwerken, wil ik soms voorrijden V Dal was te veel; ik spande mijn laatste krachten in ; ik werkte voor mijn oor, hoewel ik zag dal ik het loch zou moeien ailoggon. Maar nu begon zij toch een beetje m-.'delijdeii mei mij Ie krijgen, want zo liet zich niel meer Irekken, mair gal' mij ongemerkt steun. Eindelijk kon ik niel meer; ik moest mijn schaatsen verbinden; maar 'l ging niel, ze wil den niel moer goed zillon. En zij. zij laehlle m-iar, van uit de hoogte. Zij zou me wel klein krijgen. Ja klein ding. duivel in nionschengedaanto, dal voelde ik wol, al wilde ik 't niel bekennen. Ik richtte mij on, en mijn laatste krachlen weer verzamelend kuchlte ik even. Ik kook haar aan met oogen die om medelijden vroe gen. Maai' medelijden kende zij niet. Komaan, liue is 't nu. gaan we verder of niet'.'" Ik zuclille on kook wanhopig langs de eindeloozo haan tegen don scherpen wind in. Of boni n moe," vroeg zij, zeg het dan ; als n niet moor kunt, moogl n achter mij rijdon.'' Hel was wel sterk d.U ik hot moesl beken nen, maar ik kun ook niel meer, en 'l kwam er nol zoo uit: ,0 (!od. juffrouw, u hobl mij afgereden." .iar wilde ik u maar hebben,1' lachte de heks. Gaal n nu maar achteraan, dan moogl u duwen." Hemel wat een ironie: Duwen? duwen? ik had werk dal ik op mijn boenen bleef staan, zoo trok dal nest. Kn toen wij waren aangekomen, vroeg zij mij lachend, terwijl zij de schaatsen los van do oel.jcs schopte, mol dat kleine duivelsche lachje: Wel? lokke 'woest, hè: ik dank u zo-er voor uw lesje, on. hoe is 'l... bent n nou ver liefd?" Neon, ik was van mijn verliefdheid genezen. Vrouwen en ijs zijn niel Ie vertrouwen. derlandschen dichter bij het Ncderlandsche volk wordt wakker geschud of wakker gehouden. De vertooning van den Gysbrecht" is in zeke ren zin een nationaal, in den meest juisten een nationaal Amstcrdamsch feest. De toeschouwer weet wat hij te zien zal krijgen ; velen kennen het stuk, enkelen kennen er zelfs een of meer gedeelten van uit het hoofd ; niemand denkt er aan critiok uit te oefenen, te knihhelen of te vit ten. Men is voor zijn pleizicr uit; men wil ge nieten, wil mooi vinden ; men geniet, vindt mooi. Waar zich dit tot n stuk bepaalt, kan zulk een algemcenc mooivindevij natuurlijk slechts weinig kwaad, werkt zij integendeel niet zelden weldadig; wij stervelingen zijn langzamerhand zoo kieskeurig en moeilijk te voldoen geworden, kritikastcrij en letterkundige geblascerdhcid zijn ons zoozeer als een twcedo gewoonte in de kleeren gaan zitten, dat ieder meer of minder belangrijke afwijking daarvan ons noodzakelijkerwijze een ge voel van verademing moet schenken on op onzen letterkundigen smaak gecu al te nadeeligen invlood kan uitoefenen. Op ruimer schaal toegepast zou eon derge lijke operatie echter gevaren kunnen opleveren, die, zoo wij ons niet bedriegen, door het rerloop der jaren, zelfs hij den enkelen Gysbrecht" niet zijn achterwege gebleven. Men is het meest be kende treurspel van onzen grootsten dichter voor een meesterstuk en voor zijn meesterstuk gaan houden ; het een is niet minder onwaar dan het ander. Men hoort nog telkens spreken van een modulvertooning en meer dergelijke fraaiigheden. Wien men hiermee een dienst meent te bewijzen, den dichter zeer zeker niet. Vondel is vóór alles lyricus; als dramaticus weet hij zich niet boven het middelmatige to verheffen. Corneüle en Racine zijn in dit opzicht verre ziju meerderen ; wie de proef op de som wil nemen, leze eerst een treurspel van den vadcrlandschcn en onmiddehjk daarop ecu van een der Fransche dichters. Wie zooals wij deden, eerst den Gijsbrecht leest en dan Phèdre (wij bekennen het; de keus is niet geheel rechtvaardig) ergert er zich eigenlijk niet weinig over, dat men Vondel on Racine zoo vaak over n kam durft te scheren. Welk een gloed en diepte van karakterteckening, welk een harts tocht, welk een bevalligheid bij den een ; welk een omhaal, welk een onbeholpenheid, welk een platheid niet zelden bij den ander. Bij Racine wil men geen regel missen ; hij Vondel geeft men ze gaarne bij tientallen cadeau. De Gijsbrecht" bevat in do lyrische partijen schoonheden, die met het schoonste wat uit Von dels pen gevloeid is, kunnen wedijveren ; in de tallooze verhalen on beschrijvingen komen gedeolj ten voor, die door hun bijna epische kracht niet j nalaten indruk te maken ; als dramatische vcrI toüning echter biedt het slechts een zeer matig genoegen, nadert het niet zelden de grens van het genietbare Van handeling van hotsing van hartstochten, van strijd is slechts weinig sprake. Eerst in het laatste bedrijf begint de geschiedenis ons ccnigszins aan te grijpen ; Liidoloch's karakter treedt hier, in forscho en sprekende trekken ge schilderd, gelukkig op don voorgrond; de strijd tnsschen hiar liefde en Gijsbrccht's plicli' doet ons tenminste nog conigsz. s aan oen dramatische handeling denken. I>os te jammerdcr daarom [ dat Vondel, als gclegenheidsdichter gedwongen i het onderwerp van ziju treurspel op de eeiie of andere wijze met de gebeurtenis, waarvoor hot vervaardigd word, in verband (c brengen, hier den knoop niet heeft kunnen ontwarren, maar hem, door do verschijning van Ralaol, eenvoudig heeft doorgehakt. Wij herhalen het, de Gijsbrecht" is een fraai gelegenheidsstuk, doch een zwak treurspel, ge lukkig r.iet hot beste van onzen dichtervorst. Een i modelvcrlooning kan natuurlijk nooit kwaad. De| coratics en kostumcs kunnen zonder twijfel juister j en historischer zijn dan wij ze bij het Xederj landsch tooneel to aanschouwen krijgen. Men l maközich zulven echter niets wijs; :aet fraaie j decoraties on schitterende ko-itnnies blaast men een middelmatig treurspel geen leven in; zelfs een Rachel was het onmogelijk de meer of mini der dragelijke treurspelen harer tijdgenootcn voor j meesterstukken te doen doorgaan. Wie in een tooncelstnk vóór alles een vcrtooning, een lust | voor de oogen ziet. is in zijn volle recht, wanneer hij op de opvoering vau den Gijsbrecht" in den stadsschouwburg aanmerkingen maakt. Wie op hot tooneel vóór alles handeling, strijd en hartsj tocht wil, neemt cv genoegen mee, smaakt bij het recitecren der reyen eon groot, zij het ook geen dramatisch genot en luistert, naar mate hot meer of minder volmaakte spel der vertooncrs, met meer of minder groote belangstelling naar do monologen en dialogen. Vooral ook hierom is da telken ja.ro tcrugkecrendo opvoering van dun ..Gijsbrecht" ons steeds welkom, omdat het onzen acteurs zulk een gocdo i gelegenheid biedt, zich in de moeilijke, niet, ge! noeg naar waarde to schatten welzcggingskunst te oefenen en te volmaken. Juist de Gij*brechtv is hiervoor zoo bij uitnemendheid geschikt, omdat de niet altijd even zuiver vloeiende verzen van Vondel den vertolker mocielijkheden opleveren, die hij slechts met groote moeite en door lang durige studie kan overwinnen. In dit opzicht viel er in do vertooning van dit jaar vrijwel meer te prijzen dan te laken, vooral wanneer men bedenkt, dat do inthienza enkele der gewone medestrijders in dit jaarlijksche tournooi buiten gevecht had gesteld. Doch deze deugd had ook zijn gebreken: er werd te veel gereciteerd; het weinige leven in het treurspel werd hierdoor niet zelden nog meer op den achtergrond geschoven. In dit opzicht | zondigden vooral de heer van Schoonhoven (Gijs1 brocht) en do heer Smits (Arout van Aciustul). : Hij den eerste kwam dit het meest uit bij zijn eerste optreden; Het hemelschc gerecht," enz slingerde hij het publiek vrijwel in het gezicht ; en hij zijn verhaal in het 5de bedrijf; bij den laatste in het lange rcciot in het 4de, (Jij eischt een zwaeren eysch" enz. De heer Smits had overigens veel werk van zijn rol gemaakt en was niet zelden goed op dreef; hij hoede zich echter voor ge zochte en al te kokette stembnigingen. Ook bij enkele anderen viel het genoemde gebrek nog op te merken. Zoo men Vondel werkelijk een dienst wilde bewijzen 7011 het deze moeten zijn, dat de mogelijk iets typisch of karakterestieks trachten te ontdekken en, door dit goed te doen uitkomen, er naar streven, daaraan een glimp van oor spronkelijkheid en natuurlijkheid te geven. In dit opzicht verdient de heer lloltrop een bijzondere vermelding; zijn stem, die hem niet overal even goed dient, kwam hem hier uitstekend te pas; hij wist aan de persoonlijkheid van Willubord iets zalvends, iets even aangeduid komisch te geven, dat Vondel er misschien wel niet heeft ingelegd, doch dat zeer goed te verdedigen valt, vooral door deze kenschetsende regels: De boomgaerd leed geen scha aen vruchten, noch de vyver Aen visschen. noch de kerck aen d' allcrklecnste ruit". De Badeloch" van mevrouw Poolman was over het algemeen voldoende; het grootste bezwaar, dat wij ertegen hebben is, dat de kordate llollandsehe vrouw te larmoijunl, te week, te temerig werd voorgesteld, al stemmen wij toe, dat ook Vondel hierin niet geheel vrij van schuld is. L>e reyen werden iraai gezegd, vooral door de dames lloltrop en rader. Wy zouden echter in over weging willen geven, ieder gebaar bij de voor dracht achterwege te laten. Zij zijn zoo zuiver lyrisch en zoo ongemeen fraü, dat iedere mechanische arm- of handbeweging den indruk slechts afbreuk kan doen. ., Ue bruiloft vau Kloris en Roosje" besloot op vroolijke wij-iO den avond. Itet op zichzelf vrij on beduidend zangspelletje laat niet na steeds ge noegen te doen, waarschijnlijk wel omdat het zoo op en top Xederlandsch is. Hierin onderscheidden zich vooral juflrouw Grader (Elsje), de heer Sciiwab (Krclis). en de heer Spoor eu mevrouw Stoetz (Thomasvaer en Pieternel). Ue niuuwjaarswunsch van den heer Spoor gaf in zijn gullo scherts en goedmoedige saüre aan de vertooiiing weer iets nuisehjks on gezelligs, dat wij te vaak in den schouwburg missen. De smulpartij duurde wel een beetje lang. Grimm zegt in ziju Journal littéraire, naar aanleiding van Le roi et Ie f'urmier" van Sedaine: Je u'ai jainu.is KII de rejius sur la scène qui ne futjroid et ennuyeux: slechts weinig tooneeischrijvers, zelfs van den tegenwoordigen tijd, is het gelukt de waarheid van ziju woorden te logenstraffen. Van den Garnizüensduivel", blijspel in 4 be drijven naar het lloogduitsch vau 11. llobitzer, valt eigenlijk niet veel meer te zoggen, dan dat hot een groot prul is. Wanneer zulke stukken in iJuitschland gemaakt, opgevoerd en toegejuicht worden, verwondert men er zich niet langer over, dat de toongcvendo Duitsche critici binnen niet al te langen tijd een algemeencn Tiiuata'kravh" in hun vaderland voorspellen. Iets onbeholpeners en kinderachtigere, onhandigere en zouteloozors dan dit blijspel kan men zich moeilijk denken. De 4 bedrijven bevatten nauwlijks cea tooneel, nog wel in het laatste of fule tatcrccl. dat althans eenigszins komisch is. Om daartoe te komen heeft de auteur echter niet minder dan iv'/j bedrijf expositie noodig. Van eeu intrige, knoop of ver wikkeling is geen sprake. Bedrijven en looneolen, monologen on dialogen, alles hangt als dl oog zand aan elkaar. Mogen de blijSj,c!tn van Moscr en Schimthan al niet uitmunten door een bijzonder hechten of belangwekkende!! houw, het product vau hun collega llobitzer bewijst, dat zij in dit opzicht nog lang niet de minsten zijn. Ken of meer vcrliei'do luitenants, ccnzeltde getal dito jonge dames, een babbeiaclitigo oude jongcjniïrouw, ecu paar onhandige vergissingen: wij wisten van te voren, dat volgens dit on feilbaar recept het ons voor te zetten ge recht klaargemaakt zou zijn, hadden echter guhoopt, dat het een of andere sausje het althans nog eenigszins pikant had gemaakt ; doch tever geefs. Geest is in dit blijspel met cea lantaren te zoeken; de dialoog is langdradig, lat en droog. Zoo wij ons niet bodri. gen is het Lessing, die m zijn Dranniliirijie heelt gezegd, dat de geestig heden in een blijspel zoo pijlsnel op elkaar moeten volgen, dat den toeschouwer geen tijd wordt gela ten, over hunne meerdere of mindere waarde na te denken. Bijna bij ieder Duitsch blijspel ver wondert men er zich over en betreurt men het, dat onze naburen zich zoo weinig aan den gulden raad van hun grooten landsman hebben gehouden en houden. Kon groot gebrek in dit en dergelijke stukken is in onze oogen ook nog, dat zij zoo weinig ge legenheid tot weloverwogen en degelijk spel op leveren. Over de vertolking dan ook slechts ceii enkel woord. Mevrouw Albregt was als oude jongejuffrouvv natuurlijk weer zeer goed. Ook de heer van Kiiijlc gaf als majoor Bredow... goed spel te genieten. Minder beviel ons Mevrouw Rossing; haar vertolking kenmerkte zich door een nonchalance, die wij vau haar niet gewoon zijn; zelts het meest geëmancipeerde jonge meisje gedraagt zich niet zoo vrij en ongegeneerd als de bcgaatde actrice ons wilde doen gelooven; ook viel het ons op, dat zij den geheelen avond het zelfde toilet bleef dragen, liet spel der overigen, over het algemeen voldoende, verdient geen afzonder lijke vermelding. MUZIEK IX DE HOOFDSTAD. Den Tden Januari werd ten gehoore van een weinig talrijk publiek de operette Die t leder mans van Joliann Stranss door de Duitsche Opera op gevoerd. Zooals bekend behoort deze componist met zijne twee broeders en hun vader tot de danscomponiston onzer eeuw. liet ligt voor de hand dat ecne dans te schrijven of ccnc operette te componceren niet precies hetzelfde is en dat de voortdurende zelfde rythraus, aanloopjes, wen dingen eu alles wat verder de eentoonige Strausswalzen kenmerkt, niet voldoende is, om, naar allo kanten den humor ecner operette en reltef te brengen. In den tekst worden de gewone middelen ge bezigd om de lachspieren der toehoorders in be weging te brengen ; vergissingen in de personen en de voorspelling in het derde bedrijf van den dronken directeur der gevangenis en zijn. opzich ter, die het nog erger te pakken -heeft, liet is inderdaad merkwaardig met hoeveel succes steeds ' ? voorstelling der dronkenschap wordt aangemij is hot onbegrijpelijk welk genot er ia

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl