Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 656
»' .Naar haar kranken broeder Stojan !
'$? Jana toen, de arme Jana,
Smeekte treurig tot den Heere :
Hoor mij, Heere l lieve Heere !
Maak mij, God, nu tot een vogel,
Tot den grijzen vogel koekkoek,
' Dat ik op de beuken vliege
^ Eo. kan spoeden naar mijn broeder,
. Naar myn kranken broeder Stojan!"
; En de Heer, 't gebed verhoorend,
Maakt haar tot een grijzen vogel,
, Tot den grijzen vogel koekkoek.
En de vogel klaagt nog heden.
De vertaler maakt bij dit lied de aanmerking :
De koekoek is voor de Zuid Slaven het symbool
van angst en treurigheid. Zijn roep wordt als een
klagend hulpeloos roepen opgevat." De
Noord- Slaven vatten hem ook zoo op, en dezen zelfden
indruk hebben ook dichters van alle natiën ervan
gekregen, Longfellow en Rollinat niet minder dan
Se Slaven.
Een aardige vermenging van christelijke en
, hèidensche mythologie geeft het volgende :
Eenmaal ging op reis de lichte zonne
Nageloopen kwam haar hare moeder;
'jlichte zon, zeg, waar zult ge overnachten?
! Wie zal u het avondeten geven ?
Wie zal voor den slaap het bed u spreiden?
. Wie u morgen in de vroegte wekken
j Dat gij stad en landen moogt verwarmen?
j En daarin de vele arme lieden,
Zonder schoenen, zonder kleed of gordel?
- Maak u niet bezorgd daarover, moeder!
r.' BJJ den God Almachtig zal ik slapen,
Godes Moeder zal mij 't nachtmaal geven,
Y Godes Moeder mj het leger spreiden,
?'. Godes Moeder 's morgens vroeg mij wekken,
Dat ik stad en landen moog verwarmen,
En daarin de vele arme lieden,
Zonder schoenen, zonder kleed of gordel."
Met de Serviërs deelt de Burgaar het geloof
aan de vele goede en booze feeën, de Wilen of
Willis. Het zijn jonge vrouwen, die in het ge
bergte leven en des nachts op den kruisweg
dansen. Even als de Servische Wilen verbinden
ook de Bulgaarsche zich met uitstekende helden;
het. is echter speciaal Bulgaarsch, ze ook met
; gewone menschen te laten trouwen of met hen
eene liefdesbetrekking aan te knoopen." Dit spie
gelt zich af in het volgende lied;
Haren rijdans dansten
Eens driehonderd Wilen
Op den top der Alpen
Op het vlakke grasveld.
Maar bij 't luchtig dansen
Wilden zij een speelman ;
. . In de stad Bitolje,
i Zei men, woonde een speelman.
' Wie nu zal men zenden
j Die den speelman hale?
Laat ons Djoerdja zenden,
Djoerdja, fee der stilte,
Fee der woestenijen,
Haar, het schoonste meisj e.
Snel zal Djoerdja heengaan,
Snel zal zij terug zijn."
Dus werd zij gezonden
Djoerdja, fee der stilte,
Fee der woestenijen,
Zij, het schoonste meisje.
Tweemaal sloeg de wieken
Klappend zij te samen,
En ten derden male
Vloog zij, tot zij aankwam
In de stad Bitolje.
Dra vond zij den Dimo,
.,.( Waar aan 't maal hij aanzat;
?i Bij den nek hem vattend,
;J Dat de tanden kraakten,
Op den schedel slaande,
Dat de oogen puilden,
Greep zij vlug den Dimo
Droeg hem op den bergtop
Op den top der Alpen
Op het effen grasperk.
Dus sprak tot den speelman
Na de Wilenmoeder:
Speel nu, Dimo, speel nu,
Speelt ge ons ten genoegen,
Moogt ge als vrouw u nemen
Djoerdja, fee der stilte.
Fee der woestenijen,
Haar, het schoonste meisje."
Dimo speelde en speelde,
Speelde wel drie dagen
Speelde wel drie nachten
Tot het haar genoeg was,
En hij tot zijn vrouw kreeg
Djoerdja, fee der stilte.
Mede nam haar Dimo
. Naar de stad Bitolje,
Voerde haar als gade
In zijn eigen woning.
Toen sloot hij de vensters
Sloot toen ook den schoorsteen,
En zoo hield hij Djoerdja
In zijn huis drie jaren.
Tot een kind, een knaapje,
Bij hen werd geboren.
Eenen peet vroeg Dimo
Om het kind te doopen,
Toen sprak tot hem Djoerdja,
Fee der woestenijen :
Open thans, o Dimo,
Schoorsteen vrij en venster!
Voortaan zal ik nimmer,
Dimo, u ontvluchten,
Nu zal 't kind, de zuig'ling
Hier in huis mij houden."
Zich bepraten liet hij
En ontsloot de vensters;
Tweemaal sloeg de wieken
Klappend zij te samen,
En ten derden male
Vloog zij naar de bergen,
Schand'lijk dus verlatend
Haren pasgeboor'ne
Zoekt zij weer de stilte
Harer woestenijen.
De Wilen moeten dus in zekeren zin den wil
'or menschen eerbi^^en; Djoerdja kan niet uit
het huis, als Dimo de vensters gesloten houdt.
Eene andere Wile wil een kasteel bouwen, waar
van jonge mannen de pilaren, en jonge bruiden de
balken zijn; zij vraagt in de dorpen om nog zeven
tien kinderen, maar de boeren weigeren ze en zij
vergenoegt zich met jonge dennen, die zij haar
afstaan.
Diep dichterlijk is het volgende, waarmede wij
besluiten:
Ingeslapen lag het meisje
Tusschen twee begroeide bergen,
Tusschen twee ijskoude bronnen,
En geen mensch was in de buurt;
Boven haar slechts God Almachtig,
Onder haar de zwarte aarde,
Tot haar peluw slechts een rotsblok,
En daaronder lag een slang.
En tot God bad mi het ondier:
Laat, o God, het meisje sterven !
'k Wil mij in haar haren nest'len,
Vleesch van hare wangen eten,
Water drinken uit haar oog!''
Nu de slang dit heeft gebeden
Heeft God haar gebed verhoord.
En het meisje moest nu sterven,
Dat zij nestelt in haar haren,
Dat zij vleesch at van haar wangen,
Dat zij uit hare oogen dronk.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
De sarcophaag van Cleopatra schijnt te
Alexandriëgevonden te zijn. Aan een aldaar verschij
nend blad wordt het volgende ontleend.
De Griek Gonkioli stiet ecnige weken geleden.
bij het omspitten van zijn tuin, op een tamelijk
groote steenen lijkkist, die van boven op kunstige
wijze was gebeeldhouwd. Hij stelde de Egyptische
autoriteiten te Alexandriëvan zijn vondst in ken
nis ; de directeur van het archaeologisch museum
aldaar werd met een onderzoek belast en liet do
kist door een dertigtal arbeiders voorzichtig uit
graven. Nadat dit geschied was, werd de
sarcophaag verzegeld en wachtte men de verdere
besluiten dienaangaande van de regeering te Kaïro
af. Deze vaardigde een commissie af, die den
Sisten December in tegenwoordigheid vati een
groot aantal geleerden en te Alexandriëvertoe
vende Europeanen, de lijkkist liet openen. Men
vond daaiin een vrouwenskelet; aan het hoofd
einde daarvan lagen een massief gouden lauwer
krans, benevens zware, gouden oorringen. Verder
waren in de kist aanwezig gouden armbanden en
een gouden gordel. Op de buiten- zoowel als op
de binnenwanden van de kist vond men nog ver
scheiden, zeer goed bewaard gebleven gehouwen
figuren; aan den buitenkant bevinden zich vijf
vrouwenfiguren, waarvan de eene lacht, een tweede
schreit, een derde ernstig kijkt, oen vierde ziek en
een vijfde dood schijnt te zijn. Op het deksel der
kist ziet men twee gevleugelde mythologische
dieren, aan wier voeten zich twee slangen kron
kelen, die de koppen vol begeerte opsteken. Daar
de manier van uitvoering geheel op het einde van
het Ptolomeïsche tijdvak wijst, meent men uit het
aanwezig zijn der beide slangen met zekerheid te
kunnen opmaken dat de sarcophaag werkelijk de
stoffelijke overblijfselen van Cleopatra bevat. Over
het eigendomsrecht op deze vondst is reeds een
hevige strijd ontbrand. De Egyptische regeering
beschouwt zich als de eenige rechtmatige eige
nares en wil de sarcophaag in het museum te
Alexandriëdoen plaatsen. De heer Gonkioli daar
entegen wil er ook eigendomsrechten op doen
gelden en is slechts tegen een zeer hooge scha
deloosstelling bereid daarvan afstand te doen.
Messandro Sinaldi. Uit Milaan wordt dd. 9
dezer gemeld : Gister overleed alhier op 51jarigen
leeftijd de bekende schilder Alessandro Rinaldi.
Zijn meest bekende schilderijen zijn: Opheliaen
Hamlet", Volta in zijn studeerkamer", De laatste
oogenblikken van Michel Angclo", De beide
tijgers", Watt ontdekt de stoommachine".
Benvenuto Cellini". De meeste dezer schilderijen
bevinden zich in het bezit der koninklijke fami
lie; eenigen daarvan hebben ook in het buiten
land een zekere beroemdheid verkregen en zijn
door geïllustreerde bladen gereproduceerd, Rinaldi
was hier zeer gezien en zijn prachtig gedecoreerd
atelier was de geliefde verzamelplaats zijner tal
rijke vrienden.
TOONEEL EN MUZIEK.
Naar de Courrier de l' Art mededeelt, zal in
Augustus van dit jaar te Cóte-Saint-André, de
geboorteplaats van Hector Berlioz, een standbeeld
voor dezen toondichter worden onthuld.
Naar aanleiding van het optreden van Sarah
Bernhardt als Jeanne d'Arc, brengt men in her
innering, dat de Figaro indertijd den leden der
Académie verzocht hun oordeel (zoo kort
mogelijk) omtrent deze jonkvrouw mede te doelen.
Vele der onsterfelijken maakten er zich met een
niets zeggende phrase af, anderen echter spraken
een zeer kenschetsend en kenmerkend oordeel uit
en onderscheidden zich daarin soms door een
epigrammatische kortheid. Velen brachten er,
wat dan ook tamelijk voor de hand ligt.
Voltaire bij te pas. Zoo zeide Legouvé: Wan
neer Voltaire werkelijk geest gehad had, had
hij over de Maagd een episch gedicht en van
de Henriade een komisch epos moeten maken.
Om over Hendrik IV te spreken, had men de
pen van Ariosto noodig, voor Jeanne d'Arc
die van Tasso." Maxime du Camp schrijft
ongeveer in denzelfden geest: liet domste,
wat er ter wereld bestaat, is do zoogenaamde
esprit. Voltaire heeft dat bewezen, door de l'ucelle
te schrijven". Twee académiciens schrijven in bijna
denzelfden gedachtengang. Edouard Pailleron:
Men heeft Jeanne verbrand en men heeft haar
gecommentarieerd. De Engelschen maakten van haar
een martelares, de geleerden een hysterische
vrouw. De Engelschen vallen het meest in mijn
smaak." En Octave Fcuillet: Wanneer Jeanne
bij het laatste oordeel als richteres zou moeten
optreden over Cauchon, die haar naar den brand
stapel verwees, en Voltaire, die haar bezong, zou
zij den eerste vergiffenis schenken." P]en zwak
politiek tintje hebben twee uitingen, o. a. die van
den Hertog van Aumale : Goede vrienden, ik ben
verraden. Bid God voor mij, want ik zal het edele
Fransche koninkrijk niet meer kunnen dienen
dat waren de laatste woorden, die zij den 23sten
Mei 1430 te Compiègne tot het volk richt te, toen
zij heenging om de stad te ontzetten." Meer nog
in aansluiting met de moderne politiek,schrijft
Rousse: Naast het nederige, kleine gedenkteeken van
Jeanne d'Arc verheft zich hot reusachtige monument
voor Gambetta. De tijdgenooten hebben een
maatstaf; de nakomelingschap heeft een anderen."
Zeer kort en echt Fransch is het antwoord van
Meilhac: Jammer dat zij gestorven is, zonder
nakomelingen achter te laten." Dat Fransche
Académiciens, zelfs wanneer zij er hun best voor
doen, niet altijd even geestig zijn, blijkt uit het
geen Victorien Sardou schreef: M:n heeft lang
gemeend, dat Jeane bluiid was. Nu bezit men
echter een door haar aan Dunois gerichten, met
was verzegelden brief. Naar het gebruik van dien
tijd was een harer haren door het was getrokken;
dat haar is zwart." Dan vinden wij de uitspraak
van den braven admiraal Jnrien de la Gravière,
die ecnigszins aan een grap do'et denken, nog
veel aardiger: Men heeft aan een fregat den
naam van Jeanne gegeven; dit moet dus wel
onneembaar zijn." Velen maken ook melding van
het groote aandeel dat Schiller in de verheer
lijking van de Maagd van Orleans gehad
heeft, maar CIare;ie vraagt zich twijfelende af,
of hij nu nog wel aldus zou schrijven. Eene over
weging schijnt allen Académiciens ontgaan te zijn,
n. l dat deze heroisch-mystische gestalte, hoezeer
men haar ook als een nationale heilige" wenscht
te beschouwen, toch als een rein menschelijke en
zuiver romantische figuur het eigendom van alle
volken is geworden ; een roem, die misschien nog
grooter is dan die voor een ondankbaren
Frauschen koning diens land gered te hebben.
Het Théatre Libre te Parijs in niet gelukkig
geweest met zijn laatste opvoering. Het was weer
een Russisch stuk, Le paind'autrui. naar
Nachlebnik," de Kostganger" van Tourguenieff. Het is
uiterst grof en ruw, en de psychologische belang
rijkheid der karakters was ditmaal niet groot
genoeg om dat over het hoofd te doen zien. Het
stuk is uitgefloten en Antoine uitgelachen.
Twee Parijsche schouwburgen, de Renaissance
en het Chiiteau d'Eau, hebben don kwaden tijd
der influenza niet kunnen doorstaan en hunne
deuren gesloten.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Te Stuttgart is de kariselrodenaar en dichter
van geestelijke liederen, Karl Gerok gestorven.
In Duitschland waren zijne bundels Palmbliitter,
EiciieMattcr, Deutsche stern en L>er letzte
Strauss zeer populair; vele zijner gedichten zijn
in Nederland in stichtelijke boeken en tijdschriften
vertaald.
Zola is van meening dat de stemmen in de
Académie Francaise zich over 5 candidatcn zul
len verdeelen en daarom de verkiezing zal worden
uitgesteld, ten minste wanneer niet iemand van
do universiteit of van den jiarti des ducs wordt
gekozen. Zijn eigen kansen acht Zola nulles, al
wordt hij dan ook door Coppée gesteund en al
ontving oucet hem zeer vriendelijk. Dat hij zich
candidaat stelde kwam omdat zijn demon inf
rieur, waaraan hij altijd gehoorzaamt, hem daartoe
dreef; daarbij kwam zeker ook wel een beetje
strijdlust en de begeerte sommigen in verlegen
heid te brengen.
Vereenvoudiging van de Fransche orthographie.
In Frankrijk houdt men zich tegenwoordig druk
bezig met het verzamelen van handteekeningen
onder een petitie aan de Academie tot vereen
voudiging van de Fransche orthographio. Vele
op het gebied van letteren en wetenschap met
roem bekende personen (o. a. Gaston Paris, Paul
Meyer, Francisque Sarcoy, Michel Bréal, Reinach
e. a ) hebben de petitie, die reeds van verscheiden
duizende handteekeningen, waaronder die van 40
leden van het Inxtiluf, 250 professoren en ruim
1000 onderwijzers voorzien is, onderteekend. De
handteekeningen van personen buiten Frankrijk
worden door professor Wolff te Lund (Zweden)
verzameld en einde Januari opgezonden.
In de Hdiliographische advcrsaria, uitgave
Martinus Nijhoft' te 's Gravcnhage komt de volgende
opwekking" voor, die wel de aandacht verdient:
Vertalingen van Nederlandsche boeken. Op
wekking lot medewerking. De Nederlandsche let
terkunde moge als letterkundige kunst op die
van het buitenland weinig of geen invloed uitge
oefend hebben, als draagster van Nederlandsche
wetenschap, godsdienstzin, karakter, zeden en
gewoonten heeft zij misschien meer invloed in
het buitenland uitgeoefend dan men vermoedt.
Het onderwerp biedt veel aantrekkelijks aan en
zou een prijsvraag van een onzer genootschappen
waardig zijn. Als grondslag zou daarvoor moeten
dienen een lijst van do vertalingen van Neder
landsche geschriften in de laatste vier eeuwen
verschenen.
Zulk een lijst bezit voor de Nedorlandsche
bibliographie een eigenaardig belang, en het is
daarom dat de uitgever der JBibl. Adcersaria het
voornemen heeft opgevat tot het samenstellen
daarvan om deze in de liibl. Adcersaria af te
drukken, zoodra zij op eenige volledigheid zal
kunnen aanspraak maken. Daar echter hiervan
geen voorwerk bestaat, waarop kan worden voort
gebouwd, en de bronnen voor deze lijst zeer/ver
spreid liggen, doet hij een beroep op de mede
werking van allen die in het onderwerp belang
stellen, en zal hij zich zeer verplicht achten door
de toezending van juiste titel-opgaven zoowel van
de afzonderlijk verschenen vertalingen, als van
tijdschrift-artikelen en bewerkingen naar het
Nederlandsen, met al die aanwijzingen welke
licht over het onderwerp kunnen verstrekken."
Militaire Zaken.
IETS OVER DE KLEEDING EN BEWAPENING
VAN HET NEDERLANDSCHE LEGEH,
Zeer zeker moet voor eene doelmatige kleeding,
die onder anderen ook dient om den mensch
tegen den schadelijken invloed van het klimaat
te beschutten, de eisch gesteld worden, dat zij
ruim en gemakkelijk zit, bij jonge lieden de ont
wikkeling dor organen niet belemmert of in eene
verkeerde richting doet plaats hebben en de
gewone bewegingen der verschillende ledematen
ongehinderd toelaat
Als men bedenkt, aan welke verdere eischen
voor de gezondheid de kleeding zoo al voldoen
moet, en nagaat, hóe sommigen zich kleeden of
gekleed worden, dan staat men verbaasd, dat hier
van nog niet meer ernstig nadeel wordt onder
vonden. Het is dan ook in het algemeen te
wenschen, dat nog meer dan waarschijnlijk reeds
geschiedt en voortdurend door de geneeskundige
faculteit gewezen wordt op het gevaarlijke van
eene ondoelmatige of ongezonde kloederdracht,
Een tweede vereischte van eene geschikte klee
ding is, dat zij rekening hordt met het uitge
oefende beroep of bedrijf. Zoo zal b. v. een ma
chinist op een stoomboot bij zijn dagelijksch werk
anders moeten gekleed zijn dan een nachtwacht,
en zelfs dan een machinist die op de locomotief
van een spoortrein dienst doet.
Vooral bij den militair in het algemeen en
voor den soldaat in het bijzonder, die gekleed
wordt (d. w. z. niet vrij is in de keuze van klee
ding) en van wien dikwijls groote lichamelijke
inspanning en veel lichamelijk weerstandsvermo
gen wordt gevorderd, als lange rnarschen, des
nachts slaper) in de open lucht enz., is eene doel
treffende kleóding een hoofdzaak, en draagt deze
er veel toe bij om hetgeen van hem geëischt kan
worden, zonder dat hij ziek wordt, tot een maxi
mum op te voeren. Bovendien is de soldaat nog
belast met den ransel (waarin
verwisselkleedingstukken enz.) met zijn wapen en daarbij
behoorcnde munitie en niet verder onontbeerlijk ge
reedschap, zoodat om hom dit alles zoo gemak
kelijk mogelijk te doen dragen, aan de wijze hoe
hij gekleed en uitgerust wordt, geen zorg genoeg
besteed kan worden.
Vergelijkt men de tegenwoordige kleeding en
uitrusting van den soldaat bij die van vroeger,
dan moet men erkennen dat daarin reeds veel
verbotering is gebracht. Zoo is de zeer zware
kegelvormige schako met grooten bodem van lang
vervlogen jaren door een lichtere vervangen; zoo
is het over de borst gekruiste ledcrgoed, dat vooral
bij lange marschen vermoeiend op de borst drukte
sedert lang vervallen ; zoo zijn de zeer hooge,
stijve en nauwsluitende stropdassen en kragen
van mouwvost en rok of korte jas reeds lang ver
oordeeld en is daarvoor een beter model in de
plaats gekomen ; de op den duur voor de vrije
beweging toch altijd eenigszins hinderlijke en
soms zelfs drukkende epauletten zijn afgeschaft,
enz.
Maar vooral is onlangs in het dragen van het
ledergoed, de uitrusting of bepakking van den
Nederlamïschen infanterie soldaat bevattende, eene
belangrijke verbetering gekomen. Eene korte
opgave daarvan komt reeds voor in No. G.'U) van
dit blad; doch hen, die eene meer uitvoerige
bebeschrijving hierover verlangen te lezen, verwijzen
wij naar het duinelijk en met zaakkennis gesteld
geschrift: Het Nederlandsch Infanterie geweer
M 718S en de nieuwe bepakking van den soldaat
door J'j. en T>. (ovcrgedrukt uit de Militaire Spec
tator No, 3 van 188!) met 2 platen" en naar het
onlangs door den Minister van Oorlog vastgestelde
voorschrift omtrent (Je behandeling en liet gebruik
fan de getcijzigde uitrusting der infanterie (met
10 platen.")
Zagen wij alzoo, dat in menig opzicht in de
kleeding en uitrusting van den soldaat groote
verbeteringen werden aangebracht, naar onze
meening zijn er evenwel nog verschillende zaken
waarvan wijziging noodig of wenschelijk is en
deze zullen wij alsnog kortelijk bespreken.
De gewone lakensche politie- of' kwurticrmuts
van den soldaat is, alhoewel des zomers wat
warm, hij het zoo noodig gebruik maken van vóór
en achterklep, die neergeslagen kunnen worden,
een doelmatig hoofddeksel. Om het broeien van
het hoofd te voorkomen, zouden er een paar kleine
openingen in kunnen gemaakt worden en ook de
officieren althans te velde hetzelfde model
dienen te gebruiken. De tegenwoordige sc/tako
is, ofschoon veel lichter dan vroeger op den duur
toch nog te zwaar, en belet bij stortbuien het
inregenen in den nek niet. Een lichte helm van.
leder of van eene andere geschikte stof vervaar
digd, van voren en van achteren van voldoend
breede kleppen voorzien, daardoor tegen de zon
en inregenen van den nek beschermende en met
een paar luchtgaatjes, zou een veel doelmatigen
hoofddeksel zijn De tijden zijn voorbij, dat de
kleeding den soldaat tegen allerlei soort van ver
wondingen moest beschermen en daarom hoe
lichter het hoofddeksel is, des te beter zal dit
voldoen. In de vorstelijke residentie 's-Gravenhage
bestaat bij uitzondering de bepaling dat de offi
cieren, overigens in klein tenue, des Zondags de
schako moeten dragen (eigenlijk eene tenue tegen
do voorschriften) en als ge weten wilt, waarde
lozer, hoe die dracht bevalt, moet ge het maar
eens 'vragen. Dit hoofddeksel wordt vooral op den
rustdag en buiten dienst vrij algemeen verwcnscht;
behoeven wij te zeggen, dat een doelmatiger en
licht model noodig is.
liet momocest van de troepen te voet is te kort
en meestal te sluitend; wij zouden het daarom
meer wonschen als de attilla der Cavalerie, ruim
en lang, met twee rijen knoopen, zoodat het over
de borst dubbel s'-.at; do sabelkoppel kan dan
daar onder gedragen worden.
liet dragen van een stropdas (of halsdas,) is
voor den soldaat zeer praktisch, maar ze dient
zoo slap mogelijk te zijn, mag niet stijf om den
hals sluiten en de hoogte daarvan, moet evenals
die van de kragen der korte jas en van het
mouwvest geheel gei-venredigd zijn aan de gestalte van
den man (bijv. van 2,5 tot 5 cM.) Te nauw slui
tende of te hooge stropdassen geven aanleiding