Historisch Archief 1877-1940
No. 656
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
'?tot pijnlijke aandoeningen van oogen en keel en
«ijrv daarom ongezond.
De roode, witte, gele of andere lichtgekleurde
uitmonstering (biezen) der kleeding moest zooveel
mogelijk, en voornamelijk op die plaatsen waar
ze onvermijdelijk dadelijk vuil wordt (bijv. aan
den hals), vervallen: dit zou voor het onderhoud
?der kleeding eeue groote vereenvoudiging en be
zuiniging zijn. De kapotjassen vooral moeten
ruim en gemakkelijk zitten en mogen wel wat
langer zijn dan in den regel het geval is; dit
?ware met het oog op het dikwijls nog sterk groeien
de jonge miliciens zeer wenschelijk.
Onder gewone (droge) omstandigheden voldoet
het bestaande schoeisel van den soldaat tamelijk
goed, maar om hem bij het werken in vochtigen
grond en bij slecht weder, op marsch, in kampen,
op wacht enz, droge voeten te doen behouden,
zou het verstrekken van een paar vetleeren laar
zen of wel een paar schoenen van waterdichte
stof, zoo als die bij de Oostenrijksche infanterie
zijn ingevoerd, nuttig, zoo niet noodig zijn.
Bij den soldaat is een uiterst zorgzuldige
bc-kleeding van den voet eeu hoofdzaak; daarom ook
een enkel woord over de sokken. Deze zijn van
witte sajet (een soort van grove wol) en voldoen
vrij goed; alleen worden die nog vóór dat ze half
versleten zijn den man meestal te klein. Het be
zigen eener goede soort van donker gekleurde
sajet, het in kokend heet water krirrpen der wol
vóór dat de sokken daarvan gebreid of geweven
worden, en een doelmatig voorschrift omtrent het
wasschen (waarin men onder anderen diende te
bepalen, dat de sokken zelf niet met zeep mogen
aan- of ingesmeerd, maar in twee of meer niet
.zeer sterke lauwe zeepsoppen behandeld en in
schoon lauw water nagespoeld moeten worden) zou
hierin alleen verbetering kunnen brengen.
De tegenwoordige infanterie sabel vooi militairen
?beneden den rang van adjudant-onderofficier is
als ivapen minder geschikt, daar hij hiertoe te
licht en te kort is en in het geheel geen
hand?bedekking bezit; die sabel kan dan ook alleen
dienen tot het kappen van licht hout en als
veldteeken. Naar onze bescheiden meening zou
voor het niet geweerdragende gedeelte van het
infanteriekader een sabel, die voldoende lang en
zwaar is, met goede handbedekking en met lederen
scheede, benevens een revolver, geen weelde zijn.
Wat betreft de bewapening der officieren van
?de niet bereden wapens, deze zou in plaats van
uit een cavalerie of infanteriesabel (tot welke
laatste ook het grenadiersmodel gerekend wordt)
respectievelijk met stalen en Berlijnsch zilveren
*cheede. dienen te bestaan uit een sabel of degen
met vernikkeld stalen of waarschijnlijk nog
beter lederen scheede en goede
handbescherming, die zoodanig gedragen wordt, dat het wapen,
waarvan de grootte geregeld wordt naar de taille
van den officier, op marsch niet hinderlijk is.
De tegenwoordige sabel der infanterie officieren
is uit verschillende oogpunten een onpraktisch
wapen. Eerstens biedt het gevest geen dekking
aan voor de hand, is de bevestiging van het ge
vest aan de kling veel te zwak en kan die bij
bet behouden van het bestaande model van het
gevest ook niet sterker gemaakt wórden. De
kling zelve mocht ook wel wat zwaarder zijn,
maar eene ergerlijke omstandigheid is het, dat
voornamelijk bij getrokken sabel de scheede steeds
met de linkerhand moet vastgehouden worden,
wil men geen gevaar loopen orn bij het
marcheeren, het afgaan van trappen enz. te vallen, zich
telkens geducht te bezeeren of zelfs de beenen
te breken, hetgeen helaas ook al is voorgekomen.
Bij het loopen namelijk, en ten gevolge van de
wijze hoe het wapen gedragen moet worden, be
weegt de scheede zich met het ondereinde achter
langs het linker been tot tusschen de twee bee
nen in ; brengt men nu den rechtervoet gewoon
in eene rechte lijn vooruit, dan stoot deze bij
eiken pas welke gedaan wordt tegen de scheede.
Om dit te voorkomen, moet men met de lin
kerhand hot gevest van den sabel of het bo
veneinde d«r schede steeds buitenwaarts gericht
vasthouden, of wel man moet bij eiken pas met
dsn rechtervoet eene gedeeltelijke ellips beschrij
ven, ten einde eeno onaangename ontmoeting met
do schede te ontwijken. Men behoeft slechts achter
eon te voet gaand sabeldragend officier, die gevest
of scheede niet vasthoudt, te wandelen om zich
van de juistheid onzer bewering te overtuigen,
en tevens de minder schoone, altijd vermoeiende
kringbeweging van den rechtervoet op te merken.
Tot de officieel voorgeschreven bewapening van
elk officier zou bovendien ook een revolver met
esnige munitie (bijv. 24 patronen) dienen te
behooren. Deze wapenen (met lederen tasch of zak,
munitie en verder toebohooren) zouden even als
de degens of saoeis met scheeden door de zorg
der Regeering dienen vervaardigd, gekeurd en
tegen een bepaald matigen prijs aan de officieren
verstrekt te worden.
Dat zulks een nuttige maatregel zou zijn, zal
zeker wel niemand betwijfelen; want hierdoor
zou de kans, dat een revolverschot weigert
hetgeen in den Atjeh oorlog meermalen voorkwam _
of dat een sabel, bij een houw of bij het pareeren
van een slag, aan stukken springt en den offitier
op een oogenblik, dat voor hem noodlottig kan zijn,
weerloos maakt, geheel ontgaan of althans tot een
minimum teruggebracht worden.
Het waren misschien geen groote zaken die wij
hierboven bespraken, zal wellicht deze of gene
zeggen of denken; nu, kleine dan, als ge wilt,
geachte lezer; maar wat is eigenlijk groot of klein?
Bestaat de grootste, de belangrijkste zaak niet
altijd of meestal uit eene aaneenschakeling, eene
verzameling op welke wijze dan ook, van kleinere
deelen, en spelen deze daardoor niet dikwijls eene
belangrijke rol in het groote geheel?!
Wij vleien ons dan ook dat de zwakke stem
die wij deden hooren, niet als zoo menige vóór
ons zal zijn die van een roepende in de woestijn,
en dat niet bewaarheid zullen worden de woorden
van den dichter,
Ja 't was, dus overlegt gij,
Nooit anders maar Jtet moet
Toch anders worden, zegt gij ...
En... 't blijft op d' ouden voet."
«HOUTEN VUURMAKEES".
»De nieuwe wet is aangenomen door de Eerste
Kamer! Keukenmeiden, kamermeiden,
kiudefmeiden, pas nou op je tellen : de nieuwe wet is
aangenomen!"
Met dit geschreeuw en met een handkarretje
komt de man des morgens vroeg de straat in
rijden, vergezeld van zijnen jeugdigen zoon, die
zich voortbeweegt op een paar bottinesj welke
hij blijkbaar, alvorens ze zelf in gebruik te
nemen, eerst door een volwassen persoon heeft
laten kapot en scheef loopen. Maar hoe wijd dit
schoeisel hem ook om de enkels moge slingeren,
het belet den dartelen jongeling volstrekt niet
om, waar zijn oog een sulbaantje ontdekt, daar
met een vaart op aan te loopen en overheen te
glijden, terwijl hij de beide handen boven het
hoofd steekt en na de waarschuwing, die zijn
vader voor de meiden ten beste geeft, luidkeels
te schreeuwen: hou 't vuurmaak!"
Zoo leggen vader en zoon bunnen levensweg
af; *m'u ouwe", zooals de knaap den oorsprong
van zijn leven oneerbiedig noemt, achter bet kar
retje en »dat jong van me" welken titel de vader
aan zijnen eenigea en uiiiverseelen erfgenaam
geeft er naast.
Beurtelings schreeuwen zij. De vader: »De
nieuwe wet is aangenomen door de Eerste Kamer !
Meisjes pas op je tellen!"
En de zoon bepaalt zich tot de aankondiging:
hou ... .'t vuurmaak!"
Van tijd tot tijd zet de vader aan zijne waar
schuwing nog meer kracht bij door de nadruk
kelijke mededeeling: »Wie zijn kachels of for
nuizen aanmaakt met lichte turf of niet krullen
gaat vier weken de doos in ; pits op je tellen
meisjes ! En wie het met petroleum doet gaat er
zes weken achter of er brand van komt of' niet.
De nieuwe wet is aangenomen i"
Dan roept de jongen weer: »Hou .. . . 't vuur
maak .'" en zoo zoudea zij den gunschen dag in
ongestoorden vrede nevens elkaar langs 's Heeren
straten wandelen, indien niet enkele kleine
schal ksheden. vau den jongen heer van tijd tot
tij l des vaders ernstige verontwaardiging gaande
maakten.
Zoo heeft de guit de gewoonte om, terwijl hij
zijne gewone aankondiging aanvult met de woor
den : «dertig voor een dup!" achter zijn ge
erbiedigden vader te gaan loopen, en met volkomen
veronachtzaming van het vijfde gebod, naar dien
heer te schoppen, gewoonlijk alleen met het ge
volg dat ue bottiue hoog in de lucht over het
hoofd des vaders vliegt en eeu eind verder neer
ploft, terwijl de veelbelovende knaap haar op een
kous eu een schoen naholt.
Dan is de vader diep bedroefd en beschaamd
en durft haast niet naar de kous van zijnen telg
kijken, die slechts bestaat uit eenige gaten, door
enkele dradeu sajet aan elkaar gehouden en
waardoor de ongewasschen voet voor verreweg
het grootste gedeelte zichtbaar is.
»Wat een kous!" ro°pt een oude schoonmaak
ster schamper lachend. »Da's ook een moeder,
die jij hebt!"
»Ik heb geen moeder/' lacht de lieve jongen.
»Die is weggeloopen, omdat mijn vader te goed
voor baar was!"
Bedoelde vader trekt een gezicht, waarop dui
delijk leesbaar is, dat zijn haren er niet door
zouden vergrijsd eu zijn rug er niet door zou
gekromd zijn, indien zijne ondankbare \vederlielft
zich op hare vlucht had doeu vergezellen door
het pand harer liefde, dat daar op eenige passen
vóór hem van zijue behendigheid blijk geeft door
ook zijue andere bottine in de lucht te schop
pen en die met de handen op te vangen, terwijl
hij daarna tot groote vroolijkheid vau allen die
het aanschouwen behalve van zijn vader
iu iedcren schoen een hand steekt, de kapotte zolen
tegen elkaar slaat en een soort van wildendans
uitvoert onder het gezang van:
«Kousenstoppen, kousenstoppen, hi ha ho!"
»Hier!" roept de vertoornde vader met heesch
donderende stem. Maar de zoon zingt lachende
voort: »Kousenstoppen ;'
»Hier, zeg ik je!" herhaalt de steeds woeden
der man. Maar ook de mededeeling dat zijn
vader het hem zegt, oefent geen invloed op des
jongelings zaag- en danslust uit Integendeel,
hij wordt hoe langer zoo' luidruchtiger en ont
wijkt lachende de vuurmakers die zijn vader hem
in dolle drift naar het hoofd werpt en weet ook,
door snelle wendingen om den wagen, te voor
komen dat hij door dezen, die hem eindelijk
nazet, gegrepen wordt.
Het hopelooze van zijne pogingen inziende,
geeft de man het op, begint de weggeworpen
vuurmakers weer op te rapen en zegt dan:
»Kom Nol, nou niet langer gezauikt, laa' me
nou voortmaken!"
Die woorden treffen doel, het kinderhart wordt
week en Xol zegt: »Dat is andere tabak. Zóó
mot je je kompejon auspreken, maar niet zoo
kommedeere!"
Dan verdwijnen zijne voeten weer in de
bottines; hij kloutert op een houten hek ea terwijl
hij, zich met de uitgestrekte armen in balans
houdende, over den boveasten rand voortloopt,
klinkt weer zijn vroolijk geroep: »Hou
'tvuurmaak. Dertig voor een dup!"
»Hierzoo, baas!" klinkt het uit een venster
raam hen achterna en de vader zet zijn voeten
schrap, buigt het lichaam achterover en brengt
zoo zijn handkar tot staan. De galgestrop roept:
asjeblieft juffrouw," is met n sprong van het
hek en staat een oogenblik daarna voor het
keukenraam, waar hij met een diepe buiging
vraagt: »Wat is er van je dienst lievert? Wat
zie je er weer goed uit vandaag. Je zou er zoo
rauw iu bijten!"
»Een dubbeltje vuurmakers, snotneus!" was het
snibbige antwoord van de keukenprinsea.
»Voor een dubbeltje maar, engelachtige tulp?
Koop ons leeg, we hebbeu er net nog zeshon
derd. Toe, koop ons leeg, dan heb ik gedaan
voor vandaag en dan kan ik een poosje bij je
blijven!"
»Geef je vuurmakers of niet ? Baas, wil je die
stinkende kwajongen eens bij je houden."
>-Hier, Nol!" klinkt het van den wagen en Nol,
die de zaken toch ook niet geheel in de war
wil sturen, haast zich naar den wagen en
komt met dertig kleverige vuurmakers terug, die
hij de meid voortelt. Deze geeft hem daarna zijn
dubbeltje en werpt hem het venster voor den
neus dicht met de woorden: «ziedaar aap !"
»Aa., aap!" herhaalt Nol, en stiet het venster
weer open. Aa . aap! Je kunt de heele kar
met vuurmakers vau me present krijgen als jij
er op gaat liggen en ik ze iu brand mag steken,
leelijke priuueus!"
Ofschoon men wellicht geueigl zou zijn uit
deze woorden af te leiden, dat de jongeheer
vreeselijk boos was, zoo bleek dit toch geenszins
het geval. Het scheen integendeel, dat zijne vroo
lijkheid nog was toegenomen. Want hij nam
plotseling de bonteu muts van zijn papa's hoofd
en liep er op een draf mede voort, luidkeels
lachende om de diverse vadervloeken, die hem
achterna gezonden werden. Aan het einde der
straat gekomen klom hij in een lantaarnpaal,
hing daar de muts in en ging rustig zijns weegs,
met ijskoude onverschilligheid aan den man,
wien hij naast God het leven verschuldigd
was overlatende om zijn hoofddeksel terug te
krijgen.
Deze ging van pure vadersmart een trap af,
eenen kel'denviukel binnen, zitten wachten tot het
zijn zoon zou behagen terug te koeren. En toen
deze eindelijk kwam, stonden hem de tranen in
de oogen, welke op den knaap ecbter geene an
dere uitwerking hadden, dan dat hij riep : »Zoo,
heb je 'm weer zitten nekken, ouwe? Al
deduileii zeker weer op, hè? Maar je zult vandaag
geen cent rneer in je poolen hebben, hoor!"
Dit aanstaande nuttige lid van de maatschappij
zag ik, na hem herhaalde malen op de straat te
hebben gadegeslagen, voor eenige weken terug
voor de rechtbank, die hem wegens eenige te ver
gedreven guitenstukken naar de Kruisberg ren
vooieerde. Als ik me niet vergis betoogde de
aanklager, dat de jougen een door eu door ver
dorven karakter had, dat zoo spoedig en zoo lang
mogelijk in reparatie diende gegeven te worden
in een rijksopvoedingsgesticht.
Iu de gegeven omstandigheden zal dat zeker
ook wel het best zijn. De vraag is maar of de
jongen niet wat laat in dien reparatiewinkel
komt en of' er niet wat op te vinden zou zijn,
ja moet zijn, om te voorkomen dat het karakter
van honderden en duizenden kinderen zoo door
e;i door bedorven wordt.
NEL L' BLY.
Ongeveer vijf jaar geleden verliet te Pittsburg,
in Pennsylvanië, een jong meisje de school. Dat
jonge meisje was Xell' Biy /ij had goed
schoolonclerwijs genoten, kon teekenen, zingen en
piano2de Jaargang.
Schaakspel.
19 Januari 1890.
Dezer dagen verscheen bij den uitgever J. L.
Bijers te Utrecht een werkje, dat zoowel voor be
ginners als voor meer vergevorderden in het schaak
spel, zeer geschikt kan genoemd worden. De
Theorie en Praktijk van het schaakspel, uit de
beste bronnen verzameld, door eenige leden van
de Utrechtscho Schaakvereeniging" geeft zeer kort
doch zakelijk de theorie der voornaamste openin
gen aan met de noodige varianten en aantrekkelijk
gemaakt door verscheidene interessante, gespeelde
partijen. Tevens vindt men er een artikel in,
over het wezen der prohleemen.
Een aanvanger kan het edele schaakspel uit dit
boekje alleen bestudeeren, terwijl voor meer ge
vorderden zeer leerzame vingerwijzingen er in
voorkomen. Wij kunnen dan ook niet nalaten dit
werkje, dat slechts /UGO kost, warm aan te bevelen,
Inhoudsopgave.
Het gereedschap en zijn gebruik.
Wijze van notatie.
Probleemkunst.
Wij komen later nogmaals op dit werkje terug.
De volgende partij ontleenen wij aan het zoo
even genoemd werkje.
Schaakcongres Weener Wereldtentoonstelling 1873.
Andersscn. I'itschel.
Wit. Zwart,
l e'2 e4 e7 e")
2 g l f;; g,s _ f (i
15 c4 c5
ZWART
f G h7
3 f 3 X cf>
4 e5 fH
5 (12 (14
Beter is 5de zet.
G f l d3
7 h'2 h.'!
8 c2 c4
O dl b3
10 bl c3
11 ci _ C3
12 d3 X gG
13 o o
14 al dl
<17 dO
f G X c4
cS - g4
cl _ f'O
g4 - 1,5
f8 e7
b7 bG
o o
h5 gG
h7 X g(>
b8 (17
f8 e8
bede
WIT
spelen, maar al deze kundigheden waren niet in
die mate ontwikkeld, dat zij in staat was daar
mede haar brood te verdienen, een noodzakelijk-.
heid, waarin zij zich plotseling verplaatst zag.
Tot dit dageüjksche brood behoort echter a l'Am
ricaine ook nog een (respectabele hoeveelheid boter»
beafsteaks, roastbeefs, oesters, gebakjes enz., om
van de duizenderlei kleinere en grootere toilet- "j
behoeften maar niet eens te spreken. Goede,
raad was dus duur l Natuurlijk dacht zij het eerst
aan het onderwijsvak, de school. Maar om aan
al die kleine jongens en meisjes de beginselen
der schoolwijsheid in te gieten, daartoe ontbrak
het haar aan geduld, en wat ruwer werk aangaat,
een blik op hare blanke handjes moest er een
ieder terstond van overtuigen, dat deze daartoe
ten eenenmale ongeschikt waren Er schoot dus
voor haar niets anders over dan een kantoor of
een winkel. Vlijtig bestudeerde zij dan ook de
couranten om een haar passende betrekking te
vinden.
Op zekeren dag vond zij in een der couranten
een artikel over meisjes, dat in hooge mate hare
ergernis opwekte en, resoluut als zij is, zette zij
zich terstond neer om een van verontwaardiging
trillenden brief aan den redacteur te schrijven ;
zij onderteekende Nell' Bly. Den volgenden dag
zette zij groote oogen op. Haar brief was in de /
courant afgedrukt en in een noot verzocht de re-1
dactie de schrijfster, haar naam en adres op
te geven. Ten zeerste verrast voldeed zij aan dit
verzoek en per omgaande werd haar het honora
rium gezonden, vergezeld van het verzoek, spoedig
weer iets van zich te doen hooren. Van toen aan
schreef zij, in den beginne nu en dan, daarna ge
regeld, brieven, berichten, tooneelcritieken en der
gelijke voor de courant en werd daarvoor aanvan
kelijk por artikel betaald. Spoedig evenwel bracht
zij het tot een vast honorarium. Zij was toen
zeventien jaar oud en bleef' drie jaar in deze be
trekking aan dezelfde courant verbonden. Toen
begon haar echter die eentonige werkkring te
vervelen en kon zij het te Pittsburg niet langer
uithouden; zij moest de wereld in. Voorloopig was
Mexico het doel van haar verlangen. Al spoedig
begaf' zij zich dan ook daarheen. Zij bereisde ge
heel Mexico en de brieven, die zij vandaar aai
haar blad zond, ontketenden een waren storm van.
geestdrift en deden geheele karavanen van reizi-.
gors naar Mexico komen. Een ieder wilde de heer
lijkheden, die zij zoo verrukkelijk beschreven had,
met eigen oogen aanschouwen. In de stad Mexico
maakte zij kennis met Portirio Diaz en andere
autoriteiten, overal werd zij gefêteerd en met
beleefdheden overladen, totdat al die vriendelijkheid
plotseling in het tegendeel omsloeg. Een nummer
van de Pittsburger Courant, waarvoor zy schreef,.
was naar Mexico overgewaaid en wel een nummer,
waarin zij haar oordeel over de Mexicaansche
regeering had uitgesproken op een wijze, dat Diaz
een Staatsraad meende te moeten bijeenroepen,
waarvoor miss Bly zich had te verantwoorden.
In plaats echter van zich te verdedigen, zeide
zij: Wat ik geschreven heb, is letterlijk waar.
tenminste naar mijn persoonlijke opvatting, er
niemand kan mij verbieden daarvoor in de couran^
die mij betaalt, openlijk uit te komen. Ik ben
een burgeres van de Vereenigde Staten en wan
neer Mexico het waagt, mij, een meisje en een
Amerikaansche, van mijn vrijheid te berooven,
moet het er zich op voorbereid houden, de ge
volgen zijner handelwijze te dragen." Diaz liet
haar dan ook onmiddelijk in vrijheid stellen en
kort daarop keerde zij naar huis terug.
Te Pittsburg beviel het haar echter niet meer
en zij besloot naar New-York te gaan Hare moe
der, haar chef, haar collega's, zelfs het
zetterspersoneel trachtten haar hiervan at te brengen,
maar wat Nell' eens besloten heeft, voert zij ook
uit. Met honderd dollars in den zak, benevens
een aanbevelingsbrief aan de eigenares van een
boarding-liouse. begaf zij zich op weg. Zij kende
te New-York niemand en niemand kende haar.
Haar naam was nog niet tot het Oosten doorge
drongen. Te vergeefs liep zij alle redacties af. Zij
bood zich aan, om met den ballon van de World"
op te stijgen, doch werd afgewezen en al hare
invallen hielpen haar niets; tot overmaat van
ramp, ontstal men haar ook nog haar geld. Wat
nu te beginnen ? Een, geheelen avond lang dacht
zij daarover na. Naar huis schrijven wilde zij niet,
en wanneer zij geen uitweg vond, moest zij van
honger omkomen of 'l .. . ,
Den volgenden morgen leende zij tien cents van"
de logementhoudster en reed per tram naar het
redactiebureau van de World. Zij schreef daar
op een visitekaartje, dat zij den eigenaar, Mr.
Pullitzer een gewichtige mededeeling had te doen.
dat zij een schitterend idee had. Dit kaartje
zond zij naar boven. Mr. l'ullitzer liet haar, het
moge al niet zeer gelant zijn. toch begrijpelijker
wijze door zijn secretaris zeggen, dat hij het te
druk had, om tijd te hebben voor de zotte her
senschimmen van een half gek meisje. Miss Bly
duwde den secretaris op zij en baande zich,
ondanks alle protesten en hinderpalen, den weg
naar den eigenaar van het blad, die juist met den
hoofdredacteur daarvan, den overste Cockerill, een
conferentie had. Behoedzaam sloot Xell' Bly de
deur en zette daarop den overbluften heeren haar
plan uiteen. Zij wilde krankzinnigheid simuleeren,
daardoor trachten in een krankzinnigengesticht
opgenomen te worden en dan voor de World eer
artikel over haar wedervaren aldaar, schrijven
Men verzocht haar drie dagen bedenktijd en "^
haar al vast 25 dollars om gedurende dien tijd va.
te leven. Toen de gestelde termijn verstreken
was, namen de heeren haar aanbod aan ; zij legde
hun daarop hare plannen geheel bloot en ging
aan het werk.
Zij zocht oen armoedig logement op en besteld
daar nachtverblijf. Den geheelen avond zat ziv
zonder een woord te zeggen, in een hoek et.
staarde zij als onnoozel voor zich uit. Zelfs
v.ancer een der andere loges oen gesprek met haar
trachtte aan te knoopen, bewaarde zij het stil
zwijgen. Eindelijk kwam de hótclhoudster zelve
bij haar, om haar te vragen, waarom zij
daarzrstil en treurig zat. Nell' sloeg de oogen mety
angstige uitdrukking op, stond op. ging o*uip
teenen staan en antwoordde de verschriJr*"g-/ .
op diepen, plechtigen toon: Ik ben <li&
Die menschcn daar ? zie dan t<~
menschen daar ziyi gek!"