De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 26 januari pagina 4

26 januari 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 657 ?p gezag van oudere schrijvers.de foutieve spel ling. Zoo wordt op de eene plaats de Romeinsche oorsprong van Leiden gememoreerd en elders geconstateerd dat deze stad en het oude Lugdunum twee verschillende plaatsen waren. Men zal in al deze aanmerkingen wel geen poging hebben gezien, om het boek in quaestie af te breken, daartoe is het met te veel studie en liefde geschreven, daartoe bevat het te veel degel^jks. Maar tegenover opgeschroefde lofspraak moest de schaduwzijde natuurlijk meer in het oog vallen. Is het werk voor den vreemdeling een gids op een hem onbekend terrein, ons is het een weikomen bijdrage, eene samenstelling die ons ontbrak, wel geene volmaakte, maar eene, waarop bijgewerkt kan worden, een handboek tot dageHjksch gebruik. Wjj mogen er dan ook geen afscheid van nemen don met een woord van hartelijken dank aan den schrijver. Leiden. CH. M. DOZY. 1) Nadat dit geschreven werd, werd ook in tót B'juwlcun dig Weekblad eene recensie geplaatst. AANTEEKEXINGES SCHILDERKUNST. Uit New-York wordt gemeld dat de bekende heer Cornelis Van der Bilt aan het Stedelijk Museum aldaar, een zeer belangrijk schilderij van Engelands grootsten landschapsschilder, J. W. M. Turner: Het groote Kanaal te Venetië" geschon ken heeft, een stuk dat door hemzelven met 120,000 dollars betaald is geworden Het was reeds geruimen tijd bekend, dat de Engelsche schilder G. F. Watts voornemens is, om aan zijn land een aantal zijner schilderijen te Termaken. Maar men wist niet bepaaldelijk, welke van zyn werken de artiest hiertoe bestemd had. Thans wordt bsricht, dat de schenking uit niet minder dan zeven-en-dertig stukken zal bestaan, waaronder elt van de belangrijkste symboliesche schilderijen van Watts, en zes-en-twintig portret ten. Deze zijn die van Tennyson, Browning, Carlyle, Dr. Martineau, Lecky. Mul, William Morris, Swinburne, Garibaldi, Panizzi, Joachim, D. G. Rossetti, J. L. Motley, Giadstone, Matthew Arnold, Sir H. Taylor, Lord Lytton, Lord Shaftesbury, Lord Salisbury, Lord Lawrence, Lord Sherbrooke, Lord Dufferin, Kardinaal Manning, Sir J. F. Grant, Calderon, R A. en de Hertog van Argyll. Het ?vreemde hierin is dat iemand, die zooveel por tretten van bekende personen geschilderd heeft, zelf eigenaar van al die stukken is gebleven. Niet onjuist is het weinige wat de Courrier de FArt bij het doodsbericht van den door naar zijn doeken vervaardigde prenten bijna populairen Belgischen schilder Coomans zegt: Na ziek op de historieschildering en het historisch genre geworpen te hebben, bracht Joseph Coomans een groot aantal pompejaansche composities voort van een erbarmolijken smaak. Een daarvan treft men aan in het Brusselsch museum en is daar niet juist een sieraad van." Bij Durand-Ruel, Rue Laffitte te Parijs, wordt l Maart de tweede tentoonstelling der PcintresGraveurs geopend, waar de genoodigden beiden schilderijen en oorspronkelijke gravures of etsen kunnen inzenden. Ook Nederlandsche kunstenaars zijn daarvoor geïnviteerd. In het feuilleton aus Kunst und Leien van de Frankfurter Zeitung lees ik: De etskunst die in Duitschland vroeger maar weinig vertegenwoordigers had, wordt in den laatsten tijd en vooral door onze jongere schilders op zeer verblijdende wijze beoefend. In Berlijn en in'München hebben zich vereenigingen gevormd, die in het periodiek uitgeven van etsen ijverig en met goed gevolg de Franschen en Engelschen, die zooals men weet in deze bizondere techniek meesterstukken geleverd hebben, nastreven, en sedert de intiemere artistieke bekoring die de etsnaald verkondigen kan, ook in ruirneren kring van kenners en liefhebbers waardeering vond, leggen bijna overal ijverige schilders, die hun ta lent niet uitsluitend in dienst van n richting willen stellen, tijdelijk gaarne palet en penceel ter zyde, om naar de naald te grijpen eu aan de koperen plaat het schilderachtig geziene too te vertrouwen, ter artistieke weergave in eenvoudige zwart-en-wit-kunst. Want het etsen vergt veeleer een schilders- dan een teekenaarsbekwaamheid ; daardoor onderscheidt het zich in wezen van de gravure en de houtsnede, die alles op een vast stel van lijnen terugbrengen, terwijl bij het etsen de vrijheid, de onregelmatigheid, de levendigheid der lijnenlagen een aantal bizondere eft'ektcn mo gelijk maakt" De Duitsche kunst-journalistiek vind ik daarom zoo aardig, omdat het weer zoo bewijst hoezeer men toch in het groote Rijk, ook als men eens heel modern denkt te zijn, in kunstzaken niet van onze dagen is. De etskunst aan te prijzen als zooiels nieuws, zou bij ons te lande niemand meer bestaan. Trouwens de scbijver erkent zelf dat de Diütschers in hun begeerte om te etsen de Franschen en Engelschen nastreven. Inderdaad gingen de Fransche schilders vóór vijftig jaar, de Engelsche wat later, en de Hollandsche ongeveer vijftien jaar geleden weder algemoener aan de meer dan drie eeuwen oude kunst doen. De Duitschers komen nu achteraan. In Grosvenor Gallcry te Londen houdt men, echt Engelsen, een groote tentoonstelling van schilderijen.teekeningen, beeldhouwwerken en luxevoorwerpen, waarin men betrekking ziet op de sportwereld, een geschiedenis van de sport dus in afbeeldingen. De expositie schijnt niet licfhebberig te zijn bijeengebracht, want onder de vier honderd schilderijen vindt men werken genoemd van Alhrecht Dürer, Jan Breughel, F. Snijders, P. P. Rubens, Jan Fijt, Velasquez, Weenix, Melchior de Hondecoeter, Albert Cuyp, Teniers en Van der Meulen. Edwin Landseer heeft er na tuurlijk de eer van de Engelsche dierschilders op te houden. In het Januari-nummer van den Mereure de France (vroeger de Pléiade) vindt men een zeer uitvoerig artikel v?.n Albert Auriez over Vincent van Gogh, den eenigen Ilollundschen schilder, als men hem nog een Hollander noemen kan, die dit jaar door de Brusselsche T wintigen is uitgenoodigd. 23 Jan. '89. V. DE TIJD DER VIKINGS. Te Londen is een zeer belangrijk boek uitge komen, geïllustreerd met niet minder dan 13ü'(j uitmuntende lioutsneden, »Du Chaillu., The Viking Age". De heer Du Chaillu is dezelfde, die dertig jaar geleden als jong reiziger de wereld verbaasde met al het nieuws in zijn Explorations dans l'Afrique Equatoriale; hij heeft sedert nog menige reis gemaakt en menig reisverhaal ge schreven, maar schijnt nu rust genomen te hebben, en heeft zich, naar bij .schrijft, sedert acht en een half jaar met Scandinavische onderzoekin gen beziggehouden. Eene der theorieën van welke hij uitgaat, of waartoe hij gekomen i-°, wordt niet door al de bevoegden in het vak gedeeld; dat name lijk de Engelschen, (niet enkel de Normandische overheerschers, maar ook de Angelsaksische overheerschten), allen van de Noormannen zouden afstammen; Du Chaillu schrijft haar zelf» iu zijn titel: »de vroegste geschiedenis, zeden en ge woonten van de voorvaderen der Engelsch-spre kende natiën". Zijn voornaamste rede is deze: het Noormannenvo'k was, gelijk blijkt uit hun monumenten en uit de litteratuur die hun denkbeelden en traditiën bewaarde, een volk van hooge beschaving, zoowel als van buitengewone energie. Nu hebben de Saksers en de overige zoogenaamd Germaansche stammen, die na bet vertrek der Romeineu het eiland Brittanniëbe volkt hebbén, niet het minste spoor in de ge schiedenis nagelaten van hun vroeger optreden. Terstond na de landing in Engeland vertoonen zij dezelfde eigenschappen als de Noorsche Vikings, onderwerpen eu verdelgen het Celtisch element, toonen zich krachtig en ontwikkeld, juist als de latere Vikings, die nu iu de Engelsche geschie denis Denen heeten. Du Chaillu besluit dat het slechts twee golven van denzelfden stroom waren, in tijd alleen verschillend. Du Chaillu plaatst zijn Vikings niet enkel in Noorwegen en op IJsland, maar langs al de kus ten der Oostzee. Hij noemt hen een wijdver spreide handelscompagnie, die haar hoofdkwartier al heel zuidelijk, in Zuid Rusland bij de zee van Azof had; zeker is het, dat de mythologie ook Odin, den Scandiuavischen god, uit die streek laat opkomen. Er waren twee vaste handelswefen, de een langs den Dnieper, de ander langs Volga en Don. Het mythische Asgaard, het paradijs der goden, was niets dan de vlakte, tusschen de mondingen dezer btide rivieren be grepen. De stapelplaats van dezen wereldhandel was in bet Noorden het eiland Gothland ; van daar zochten de schepen der Vikings de mark ten op, daar kwamen de geladen schepen uit de Levant, en de avontuurlijke kooplieden uit Spanje en Afrika. De »Viking Age" is een lange tijd. De heer Du Chaillu toont aan, hoe men onder de Vikings van het Ijzeren tijdperk ruwe imitaties van Ro meinsche keizerskoppen op de munten vindt : toch werd dit Ijzeren tijdperk door een Bronzen en een Steenen voorafgegaan,en eerst zes eeuwen na de aanraking met Rome vindt men de galeien der Noorsche piraten de Seine opvarende om de Franschen te brandschatten, de kusten v:iu Ierland en Schotland plunderend, en in het Zt den schrik en dood verspreidend. Wie dan de Vikings waren ? Al de lieden wier terpen en vuursteenen en donkerbruine schepen men nu nog in Zuid-Zweden en Denemarken opgraaft voor wier oor de wonderlijke balladen der bar den klonken, en die de daden, daarin bezongen, bedreven. Al wat er van ontdekt is en men weet hoe onmetelijk rijk de musea te Kopen hagen, te Stockholm, te Christiania zijn heeft de heer Du Chaillu gezien, gelezen, en voor een groot deel afgeteekend. Het werk der Noorsche archeologen en IJslandschegeleerden heeft bij uageplozen, gedichten vergeleken met overblijfselen, eu gereconstrueerd wat maar te reconstrueereu viel. Dat de voorraad zoo groot is, vindt zijn redeu in het reusachtig tijdperk dat Du Chaillu emvat, eu dat hem aan gegronde kritieken blootstelt. Door zoover terug te gaan, bijna tot de eerste sporen van menschelijke intelligentie, tot het ontstaan der godsdienstbegrippen en der mythologieën, schrijft hij niet enkel de historie der Vikings, maar van vele volken, die wellicht met hen slechts in zeer verwijderd verband staan. Hij heeft meer verzameld dan gecritiseerd, en voor de vorschers in Etruscische, Egyptische, Boiuldhistische oud heden is wellicht menig punt van overeenkomst nog in Du Chaillu's iilustratiën te vinden, dat door hem zelf niet is uitgewerkt of alleen op zijn Vikings toegepast. Hij teekent tempels, grafheuvels, steencirkels, dolrnens, cromlechs, en ein digt met de Noorsche reminiscenzen in een aan tal bekoorlijke Engelsehe kerkgevels en de statige kathedraal van Caeu ; maar het verband is niet altoos door hem aangewezen. Zijn fort is het reconstrueeren, het bijeenbren gen van den tekst der barden en Eddazangers met de voorwerpen uit het dagelijksch leven, die uit hun tijd over zijn ; daarin is hij een meester, de mythologie en de voorwerpen waarop zij betrek king heeft, de beelden en symbolen van het Christendom in hunne ontmoeting met de runen teekent hij duidelijk eu geestig. Belangwekkend onder anderen is liet te zien, tot welke opportunis tische transacties de bekeerde koningen kwamen, die hun priesters en hun volk samen in vrede wilden doen leven. Een Christenvorst bijvoorbeeld nam allerlei loopjes te baat om aan den open baren maaltijd met zijne krijgsoversten, de heidensche »soep" en »vet" niet aan te raken ; het verhaal is amusant, maar historisch en leerzaam ; de casuïstiek begon niet met Escobar. Du Chaillu geeft volledig de geschiedenis der samensmelting van het oude Yule-feest met de christelijke Kerstmis. Alle sociale instellingen worden behandeld: de algemeene eigendom van den grond, later gewij zigd tot particulier grondbezit; verschillende standen ; erfelijke betrekkingen en onderschei dingen ; zeer geëerde toestand der vrouw; ge makkelijkheid voor deze om echtscheiding te krijgen. Hieromtrent is er een curieuse aanha ling in : »Goedroen, esvifrs dochter, werd door haren vader gedwongen, Thorwald Halldorszoon, van Garpsdal, te trouwen. Zij vroeg hem steeds haar de kostbaarste zaken te koopen. Eens, toen zij hem iets vroeg, zeide hij dat zij geen matiging kende, en gaf' haar een wangpaard (een oorveeg). Zij antwoordde: Nu hebt ge mij gegeven wat wij vrouwen voor het kostbaarst houden, een frissche roode kleur, en gij hebt mij gene/.en van mijn lastige verzoeken " Denzelfden avond intusschen vraagt Goedroen een ouden vriend raad omtrent bet instellen eener aanvraag tot scheiding en iu het volgend voor jaar keerde zij tot haren vader terug. Gastvrijheid wordt behandeld, voorts de nauwe band tusscheu zoogbroeders, de afkoopbaarheid vau straf wegens maiislag, het godsoordeel, de zeer omstandige regeling van het duel, het »Thing'' of parlement en de verdere inrichting der demo cratie, waar de koning enkel primus intcr pares was, enz. Onder de spelen vindt men al de oude vormen van sport, maar ook vooral raadsels, van de soort als de koningin van Scheba ea Simson er op na hielden. Er is een amusant gedicht, waarin een h&rsir, Gest genaamd, eene belastingquaestie zoekt op te lossen door zijn kouing, Heidreck, die een beroemd rader was, raadsels op te geven. Het is een lauge reeks. Gest zegt b.v. Ik kwam van huis, Ik reisde van huis, Ik keek langs den weg der wegen ; Weg was boven mij, Weg was onder mij En weg in iedere richting. De koning autwoordt dan : Een vogel vloog boven u, Een visch zwom onder u, Gij waudeldet over een brug. Het grappige is, dat de vorst, nadat hij een | reeks van dergelijke strikvragen vlug beantwoord j heeft, plotseling uit zijn humeur raakt en woe dend wordt bij een betrekkelijk onschuldige vraag: wat OJiii zeide tot Balder voordat deze naar den brandstapel gedragen werd : Dit is slechtheid en boosheid, En trouweloosheid alleen ; Bedrog en verraad alleen : Niemand kent die woorden van u, i Behalve gij zelf, Gij boosaardig, ellendig wezen. De koning gloeide vau woede, Hij trok Tyriii'g, En wilde Gest dooden ; Man r deze veranderde zich ]n de gedaante van een havik, En re<ide dus ziju leven. De havik beproefde Te ontvluchten door de venstergaten, Maar de koning sloeg uaar hem; Hij kapte hem de punt van zijn staart af Eu verkortte zijn vleugels, Daarom nog heeft de havik een stompen Ftaart. Met zulke sprookjes hielden de Skaldeu de Vikings in de winteravonden bezig. De illustraties vau het boek zijn uitmuntend uitgevoerd, zelfs de artistieke waarde der latere voortbrengselen komt tot haar recht. Iu het Steeneii tijdperk ziju het cromlechs eu grafsteden, j leemen urnen en vuursteenen; in het Bronzen doodkisten met geraamten (zelfs de kleederen ziju door (!e tannine van het eikenhout soms goed bewaard), sieradeu, drinkhorens, wapenen, messen, gevesten. Hierbij is de curieuse opmerking van Du Chaillu, dat men blijkbaar, om de energie der zonen aan te vuren, alle wapenen vau den overledene mede in de kist sloot, maar ze op zettelijk schond en bedierf. Uit bet ijzeren tijd perk zijn de runen, de meer bewerkte sieraden ; uit nog later het prachtig geconserveerde Vikiugerschip, dat nu nog iu ecu loods bij het uni versiteitsgebouw te Christiania te zien is, en dat deu geheeleu niicrocosmus van het leven der Vi kings weergeeft. Hierin werd de Viking, na dat ziju stormachtig leven teu einde was, neer gelegd om voor eeuwig te rusten. De lijkkist werd in de stille kajuit op het dek geplaatst, en het schip, voor/jeu van al wat het uoodig zou gehad hebben, als de laatste reis uaar Groen land iu plaats van naar Walhalla ging, werd uit het water hoog op den oever van deu fjord getrokkeo. De paarden die het op deu kant had den getrokken, werden op de plaats gedood ; hun werk was ook gedaan. Dan werd de heuvel er over heen gestapeld; eu, tot het houweel de stilte verstoorde, bleef de begraven krijger slapen. PIRATEN. MultatuH beweerde, dat er een roofstaat lag tusschen do Eems en de Schelde, en hoe weinig hij gewoon was den Duitschers gelijk te geven, de Dtiitschers spraken hetzelfde oordeel uit en noemden ons die Literaturpiratcn" omdat wij rertunldcn, wat zij ook doen en naar evenredigi beid zeer zeker veel meer dan wij. | Maar n merkwaardig voorbeeld vau plagiaat, pas gepleegd, verdient vermelding. Voor zeer korten tijd verscheen bij Otto Spamer te Lciyizig i)u' \VinuiKr der liiihne door Heinrich l Gratis, dio als titel niet meer of minder opgeeft j dan ti'üher Mitglied des woimarischen lloitheaters und Ob'jrregisseur der Stadtheater zu Lcipzig und Breslau.1' Eu als was dat nog niet genoeg om ons te bekoren, las men iu 't bericht Mit zahlroichen Tcxt-Abbildungcn". Dat was een ibrtnintje! Zoo'n man zou reu vers du théatre ' in Duitschland beschrijven, gelijk Moynet dat voor Frankrijk heeft gedaan! Dat bock moest dadelijk besteld! De prijs van 2 Mark kwam mij al wat heel laag voor, maar ik dacht aan die edele zelfopofferende uitgevers, die altijd schrijven bij het stellen van ecu zoo buitenge woon lagen prijs is natuurlijk op een groot debiet gerekend" en om de berekening des uitgevers niet verkeerd te laten uitkomen, moesten dus zeer velen 't koopen. Het kwam! De auteur had een wonder verricht door die Wunder" in 96 hl kl. 8°te onthullen. De platen kwamen me zeer bekend voor en 29 van de 32 waren uit de O platen van Moynet gekozen. De drie niet uit Moynet overgenomen waren Der Mondwagen", de Krachmachine" en de Feuerzauher" uit de Walküre. In de voorrede verklaart de .... auteur, dat er zoo weinig werken zijn, die de AVtmder der Bühne" behandelen en daarom heeit hij besloten aus dun Ert'ahrungen einer langen Bühnenpraxis dein grossen Publicuin mit den uötigsten Autldarungen zu dienen". Hij heeft aui item Geblete der einschlagigen Litteratur" rondgezien, en maar n werk guvond n dat hem bij zijn voornemen anregende Dienste" kon bewijzen. Uut is een Fransen boekje" (N.B. rfriemaal grooter uan dat van G raus) n 1. Moynet, een boek, dat 17 jaar oud is en bekend bij ieder, die zich een beetje met het tooneel bezig houdt De Oberregisseur" wijst er op, dat die Verhültnisbc der franzósischen Bühne so audersartig" zijn als unsre deutschen Euirichtungen" dat hij maar een zuur beschtiden gebruik kon maken van den arbeid vau Moynet, wiens boek hom ook veel te dik was. iiij zegt er niet bij, dat Moyaet's boek verscheen in de Bibliotlièque des Met willes" aan welker hoofdtitel hij zijn titel ontleende, maar erkent alleen dat hij in der Auswahl verschiedencr von ihm henutzter Abbildungen, minder wühlerisch" behoefde te zijn. Nu wahlerisch" was hij bij het overnemen van den tekst ook niet, want van de. 12 hoofdstukken dragen er 7 den titel van hoofdstukken uit Moynet; de aanhef van Moynet heelt hij in tweeën geputst, het geheel met eenige uitlatingen vertaald, boven de eerste helft Einleitung", boven de tweede Uas Theater um 8 Uhr Morgens" geschreven. In den titel van het Ge hoofdstuk voegde hij elektrisches Licht" bij, omdat dit in löiJ niet of bijna niet op het tooneel gebruikt werd Ver der is iiij zoo handig, op bl. '2, een zin uit Moyuet intelasschen, dio in 't oorspronkelijke op bl. 10 voorkomt, oven als op bl. 4, en op bl. i> gaat zijne oorspronkelijkheid zoover, dat hij met zijn langen Bühnenpraxis" een zin vertaald heelt, die bij Moynet eerst op bl. i!8 voorkomt. Op bl. 7 heelt hij reeds Moynet tot op bl. 40 ingehaald. Iets is oorspronkelijk! Niet alleen die akelige versleten klanken van Bretter. welene die Welt bedeuten'' en Welt des Scheins" en meer van die vervelendheden, waarmede Hollanders hun beetje slecht Duitsch willen luchten, heeft hij nieuw ingevoegd, maar, waar Moynet eenvoudig zegt Mais nous volei arrivés au iéaire'' daar klinkt het bij hem met echte Weissbier-gem thlichkeit1': Wcnn es dir recht ist, licber Leser, so tretcn wier unsere Wanderung durch jeno schone Welt des Scheins" an." Voor die omhaal van woor den vindt hij plaats doordat al het historische is weggelaten en waar Moynet nog nu eu dan van het buitenland gewaagt, daar heeft Graus schijnbaar alleen over Duitschland gesproken. De conciërge" is in een Kastellan" veranderd en van Ie easque d'un pompier" maakt hij einen glanzenden l'nnkt auf dem Helm eines wacbthabendcn Feuerwehrmanncs'' en de escouade de balayeurs chargés de lairo la toilette de la salie" is veranderd in cino Schar von Kehrfrauen, welciie die Lagen und bitzen in Ordnung hringen." Niet uit Moynet overgenomen is l'eber die Feuersichcrkeit der Theater" en dit is niet veel meer dan een kofliepraatje, behoudens de ver melding der Krachmachine'', waarmede men het geluid van een pelotonvuur kan namaken. Menigeen zou met minder Bühnenpraxis" het zelfde kunnen doen. Amsterdam. TACO II. UK BEUR. V A 11 l A. PLASTISCHE KUNST. Men meldt uit Parijs: Van den bekenden kunstcnaars-e<f/'«;?(£ Lc eltitt n o ir" is de ontwikkeling van een eigenaardig kunstgenrc uitgegaan. Uit hetgeen aanvankelijk slechts gedaan werd, om een vriendenkring te amuseeren, zijn allengs werkelijke voorstellingen ontstaan, waar men, evenals iu de ca/cx-clMittantü, twee of drie francs in vertering betaalt en waartoe voor dien prijs een ieder toe gang heeft. Met de voordrachten der dichterscomponisten heeft Salis de vertooning van Cliineescho schimmen verbonden. Verleden jaar viel de vertooning van Napoleon's terugtocht uit Rusland door Carau d'Ache bijzonder in den smaak. Nu echter heeft de Chat rioir het toppunt van vol maaktheid bereikt met de Marche (i l'ctoiic' in schaduwbeelden van Ilenri Rivière met begeleidend gezang van Fragerolles. Elke gedachte aan het komische is hier uitgesloten. De marclie a l'rtoile is een eenvoudige, bijna kinderlijke \oorstelling van de reis der drie koningen uit het Oosten naar Bethlehem. Fragerolles bezit eene niet volkomen geoefend maar zeer sympathieke baritonstcm en zingt zijn eigen liederen volgens zijn eigen compositie met zooveel uitdrukking en gevoel, als dit zelden bij een zanger van beroep liet geval is. Door het door hen in den Chat iiuir behaalde succes aangemoedigd, hebben nu dezer dagen de beste chttitsonniers dezer inrichting een poging aangewend hun kunst ook in ruimer kring bekend te maken, door in de bekende zaal voor publieke vermakelijkheden op denBoulovard des Capucines een voorstelling te geven, Fragerolles vertegenwoordigde het ernstige clement. Meusy, Xaurof en Plet, een acteur van het Palais-Koyal, die de werken van den onlangs overleden chitnxoHHiV)' Mac Nab voordroeg, het komische. Fra gerolles is van hen de meest belangwekkende verschijning. Moge hij ook noch als dichter, noch als componist, noch als zanger iets buitcngewoons prestoeren, zoo is het toch op zich zeli reeds be wonderenswaardig genoeg, dat hij deze drie kwa liteiten in genoegzame rnate in zich vcrcenigt, om ons een zeldzaam kunstgenot te schenken. Fragorollcs, die zich zelf op de piano accoinpagnecrdc, droeg eerst ccnige vaderlandslievende soldatenliederen voor, die zeer in den smaak vielen, doch het meeste succes behaalde hij met een klein

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl