De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 2 februari pagina 3

2 februari 1890 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 658 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. een van de meest kenmerkende eigenschappen van vry wel alle personen in De Vrek; brutaal, ruw en grof niet zelden, allen zijn het op hun beurt, de een in meerdere, de ander in mindere mate. Het beste spel van allen leverde buiten kijf mevrouw de Boer. Zij had blijkbaar buitengewone studie van haar rol gemaakt; iets meer kleur en leven onze lof zou onverdeeld zijn geweest. Zeer gelukkige oogenblikken hadden ook de heeren Poolman (4e bedrijf), Roijaards (Ie bedrijf) en Mulder (de gesprekken met Marianne). Studie, ijver en goede moed lieten bij niemand iets te wenschen over; ieder gaf wat hij geven kon; velen had men echter een te zware taak op de schou ders gelegd; het ware onrechtvaardig dit niet te bedenken en te vermelden, evenals het onverstandig ware geweest het te verbloemen of te verzwijgen. Decoratief en mise-en-scène waren goed; kostumen juist en smaakvol. De Vrek" heeft slechts enkele regels voor De Fabrieksbaas" overgelaten. Het ongeluk is niet al te groot. Het tooneelspel van den heer Jones onderscheidt zich door niets. Het is een verkapt, modern draakje; in de oprechte, oudcrwetsche vergastte men ons niet zelden op de j tegenstelling van den edelen, eerlijken burger man met den onmenschelijken, schurkachtigen graaf. In De fabrieksbaas" komt het op hetzelfde neer, doch zijn de rollen eem'gszins anders ver deeld ; een werkman in een porseleinfabriek ver tegenwoordigt hier de deugd, terwijl de patroon zich met het epitheton schurk moet vergenoegen. Aan het slot wordt de deugd natuurlijk beloond, de misdaad gestraft. De werkman wordt rijk, de patroon arm. Vooral om deze in de hoogere sferen zoozeer geliefde melodramatische gerech tigheid zou men De Fabrieksbaas" reeds vrij wat succes kunnen voorspellen. Bovendien mag niet verzwegen worden dat de heer Jones zijn magere, alleclaagsche stof niet zelden tot roerende en boeiende tooneelen heett weten uit te spinnen en het komische element in zijn tooneelspel niet zelden hoogst gelukkig heeft behandeld. Over enkele onwaarschijnlijkheden moet men kunnen heenstappen, aan het al te dorre en langdradige van sommige tooneelen moet men zich niet ergeren. Alleen om het spel van enkelen, in het bijzon der van de heeren Bouwmeester en Schulze en juffrouw Lorjéis het stuk reeds een gang naar den schouwburg waard. De rol van geen van drieën geeft gelegenheid tot buitengewoon diep, breed of uitvoerig spel. Op bewonderenswaardige wijze had den echter alle drie zich met de voor te stellen per soonlijkheid vereenzelvigd, wisten zij den toeschou wer hun eigen te doen vergeten. De heer Bouwmees ter (de fabrieksbaas) speelde met een gloed en over tuiging, zoo men wil een betere zaak waardig, doch in ieder geval aan deze niet geheel verspild. Zijn grime en voorkomen waren prachtig: Coeur, tête et bras, fout i'tait pcuplc en lui. Zijn spel, vooral in het derde bedrijf, deed de zwakheid van het stuk niet zelden vergeten; het liet den toeschouwer niet los; men leefde met den ongelukkige mede. Juffrouw Lorjé, die er in haar eenvoudig japonnetje met het platte kraagje allerliefst uitzag, wist steeds den juistcn toon te treffen, wist steeds het aandoenlijke voor het al te tranenrijke te bewaren ; in het onder houd met haar vader in het derde bedrijf slaag de zij al bijzonder gelukkig; vooral de klank van stem was daar uitstekend. De heer Schulze deed de zaal niet zelden daveren van het gelach; het glanspunt in zijne vertolking was het tooneel met het karpetje. De heer Spoor (de patroon) was niet al te best op dreef; zijn spel vermoeide en maakte gemelijk. De kleinere rollen waren in goede handen. Aan decoratief en mise-en-scène was buitenge wone zorg besteed; de inrichting van het derde bedrijf, de porseleinovens, verwierf terecht luiden bijval. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Toonkunst! Welk een woord! Welk een macbt! De kunst om in volheid van tonen uitdrukking te geven aan wat omging in de ziel des kunstenaars en de openbaring dier intiemste gedachten neer te leggen in het gemoed van den evenmensch, in te dringen in Je harten van an deren, om ze te verwarmen en mede te voeren naar hooger sferen, om te veredelen en allen te omslingeren met den band der broederschap. Machtige kunst, hoe heerlijk zijn uwe klanken en hoe dikwijls worden ze misbruikt door hen, die niets te zeggen hebben, maar zich den uiterlijkeii schijn hebben toegeëigend. Hoe harmo nisch is uw wezen en in welk eene disharmonie vaak beroept men zich op u. Hoe kleingeestig splitsen zich uwe vereerders in kliekjes, waar gij hen liefderijk zoudt willen vereeuen in uw heer lijk rijk, onder uwen zoo rein klinkeuden scepter. Hoe verkwikkend is het genot bijeen te komen om feest te vieren, daar waar gij regeert, waar uw lof wordt bezongen, waar geene richting heerscht, geene coterie zich doet gelden, geen nijd elkanders verdiensten verguist. Zulk een genot bood ons Zaterdagavond het Concertgebouw, want daar werd feest gevierd, uw feest, godin, zoo rijk in adel van gemoed. Heerlijk klonk ons de feestzang tegen, aange heven door uwe leerlingen, jeugdige bloemen in den tuin van uw paleis. En toen ik u daar zoo zag zitten, gereed om op het teeken van uw meester, Frans Coenen, den lofzang aan te hef fen, dacht ik onwillekeurig aan dat schoone koor uit Schumann's ;>das Paradies und die Peri": Schmücket die Stufen zu Allah'» Throu! Schmiickt sie mit Blunien. . . . waarlijk de troon der Alma mater was wel met bloemen gesierd. Hoe schoon hebt gij den warmen feestzang vertolkt, door den directeur der muziekschool voor dit doel geschreven, waarin zoowel oorspron kelijkheid van gedachte als juist weergeven van den tekst schitterden. Hoe heerlijk was de wen ding der muziek bij de woorden: O, rijkste en edelste aller talen, U wijden wij ons lied", maar vooral prachtig was de declamatie en harmoniseering van het plechtige: «Daar leven wij een hooger leven, ruischt als de stemme Gods." Welk een diep gevoel klonk ons uit deze tonen tegen, waaruit de kunstenaarsziel zoo innig zich uitsprak. Wat moet er wel in het gemoed van Coenen zijn omgegaan toen bij het einde van den zang stormachtige bijval weerklonk en een bloemeuregen op hem neerdaalde; toen zoowel de leer lingen der Muziekschool als zijne medeleeraren hem, die persoonlijk ook feest vierie, door ge schenken hunne hulde kwamen brengen. Er zal eene snaar in zijn hart getrild hebben bij zooveel vriendschap en deze zal hem doen volharden in zijne schoone taak, de bevordering der Toon kunst, met ocbenevelden blik en warm hart hen allen waardeerend die, naar hunne gaven, in. dienst dezer muze werkzaam zijn en hen stempelt tot broeders Op de belangstellende samenvatting toch van alle genres der Toonkunst is van toepassing: Seht da die Bahn zum Ew'gen Licht. Door aan dat licht haar fakkel te blijven ont steken zal de Maatschappij t. b. d. Toonkunst triumfeeren over alle exclusivisme en hare roeping op breeden grondslag vervullen tot heil der heer lijkste kunst! Na den feestzang trad rnej. Johanna Heymann op, eeue oud-leerlinge der muziekschool; zij droeg voor het tweede piano-concert in D-mineur van Mendelssohn. Was het moeilijk voor een artist om door eigen talent het publiek in fees telijke stemming te houden, met voldoening kan de jeugdige pianiste op haar spel van dien avond terugzien. Reeds bij het plaatsnemen bespeurt men in haar de geboren kunstenares. Haar gelaatstrekken veranderen; het jonge meisje van daar straks, dat eenvoudig voorde hoorders neeg, verwisselt in de artiste. Welk een ernst, welk eene bezieling, spreekt uit haar gelaat! niet welk eene warmte en individualiteit vertolkt zij Mendelssohn's compositie; wat nog aan kracht moge ontbreken, wordt ruimschoots opgewogen door het volle artistieke leven, dat uit die tonen tot ons klinkt. Moge zij beantwoorden aan de ver wachtingen die zeker velen van haar koesteren. Na de pauze gaf mej. Heymann nog eeue »Etude" van Her.selt en de »Tbème Varié" van Paderewski ten be>te, waarin men haar zeer ont wikkelde techniek kon bewonderen. Door de onophoudelijke, warme bijvalsbetnieingec ge noopt, speelde de pianiste als toegift het spinlied van Mendelssohn, dat van de nummers na de pauze niet het minste was en eene schoone vertolking genoot. Ook de geliefde tenor-zanger Rogmans, even eens oud-kweekeling der school, had zijne mede werking toegezegd en trad nu na mej. Heymann op niet eene Aria van Mozart: »Misero! O sogno! son desto ?" Het scheen wel dat de feestvreugde ook hem inspireerde, want zijne stem klonk bijzonder i'risch, krachtig en vol. Niet alleen dit nummer, maar ook de liedereu na de paiue werden zeer schoon door hem weergegeven en genoten donderend applaudissement. Ook hij zag zich daardoor vprplicht het eerste lied te herhalen. Hetgeen hij behalve de aria voordroeg waren : Scheiden" van Hol, Thuis" van Verhuist, A'reilitd" van Huberti, een Belgisch corr.ponist die zoowel op Fraiischen als Hollamlschen tekst geschreven heeft, ei' ten slotte ., l'chtendgroei" van Sdiubert. Het tweede en derde lied kwamen mij voor het best geschreven te zijn ; in het eerste vind ik weinig warmte en juiste stemming. Waarom Roginans de Hollatidscbe vertaling van Schubert's lied zong begrijp ik niet; daargelaten immers dat eene vertaling zelden liet origineel evenaart, vooral niet als bij de woorden muziek geschreven is, werd de aria van Mozart evenmin iu het Hol landsen gezongen ; de reden dat zij niet in het Italiaanseh werd voorgedragen, maar in het Duitseh, bestaat natuurlijk voor Schubert's lied geenszins. Nog een oud-leerling der muziekschool deed zich hooren, namelijk de violist Theodore Werner, die het reeds gebracht heeft tot professor aan het conservatoire te Dublin. In het Adagio en Rondo uit het E-dur concert van Vieuxtemps kon men zijn lossen pols bewonderen, waardoor de staccato's in deze compositie voorkomend, op zeer schoone wijze tot haar lecht kwamen. Even eens verdient zijne techniek veel lof, terwijl de toon veel door innigheid vergoedt, waar liet haar aan kracht en volheid ontbreekt. Na de pauze speelde hij »Romance" van Frans Coenen en sDanses Espagnoles" van Sar.isate; het laatste nummer beviel mij het beste. De heer Tibbe accompagncerde op verdienste lijke wijze deze beide voordrachten. Nog rest mij een enkel woord over het »Concertstuk" voor Orchest van A. Averkatnp te zeg gen. Tevergeefs heb ik in dit werk naar geest gezocht, naar stemming, zeggingskracht, gloed, i-clioone harmonieën, scherp geteekenden rytlimus, kortom naar datgene wat eene compositie tot kunst stempelt, 'k Heb niets gehoord dan een geroezemoes van tonen, hier en daar een soort thema, wat doorwerking, zonderlinge harmonische verbindingen, maar ik kan verklaren, dat ik er niets van begrepen heb en ik geloof dat de com ponist zelf er ook niets van begrijpt. Verander den titel iu Concert-cV^i/r voor Orchest, dan slaan wij op zuiverder terrein en wil ik aannemen, dat de componist beproefd heeft meester te worden in de behandeling der instrumenten, om later, als hij werkelijk iets te zeggen heeft, deze ken nis aan te wenden, maar ondergeschikt aan liet hoofddoel. Men kan niemand kwalijk nemen, ook den musicus niet,dat hij geene scheppingskracht bezit; de natuur vereenigt zelden alle gaven in n persoon ; den leermeester Averkamp, den kunstenaar met grondige kennis toegerust, zal zeker nooit de waardeering onthouden worden, die hem toekomt. Aan het slot van dezen geuotvollen avond werd eerst door het koor en vervolgens door koor en publiek het .,Wien Ncerlandsch bloed" staande gezongen. Het tempo werd door de feestdirecteuren wat sneller genomen dan gewoon lijk en dat was goed gevoeld; te veel gloed kaïi men dit lied niet toe-chrijven. »We zullen 'm eens Hink raken" zcide een heer achter mij en hij, de zanger, raakte hem ook flink, jammer dut het raken door het publiek niet zoo krachtig was; hoewel sommigen goed hun best deden hielden velen zich stil. En thans herdenk ik gaarne in 't kort de in richting waaraan dit feest was gewijd. Nadat reeds een tweetal jaren eene zangschool der Maatschappij onder leiding vau G. A. Heinze bestaan had, werd den 2den Nov. 1804 het be sluit genomen eene muziekschool op te richten. Aan de bestaande zangschool werden klassen toe gevoegd voor piano- viool- en violonceispel, onder leiding van Henri en Frans Coenen, benevens Ernst Appy; het bestuur der school werd opge dragen aan eene commissie van vijf leden uit het afdeelingsbestuur gekozen. De opening had plaats iu Januari 18(55. Door gebrek aan eeue voldoende lokaliteit werden de lessen op verschillende plaatsen gegeven, deels in Odéon, deels ten huize van de heeren J. Bel, lid der commissie, en Frans Coenen. Reeds na de zouiervacantie echter werd een lokaal ingericht op den N Z. Voorburgwal No. 111, sedert wanneer zij tot heden daar ge vestigd is gebleven, hoewel ook dit gebouw te j klein bleek en sommige lessen weder iu Odéon wer- i den gegeven. Bij de eerste organisatie deischool was geen directeur benoemd, iu 1817 echter bleek verandering uoodig en werd op 23 April de heer Frans Coenen ais zoodanig be noemd, om de dagelijksche, inwendige en artis tieke leiding der school, iu overleg mtt de com missie te regelen. Dat de muziekschool aan eene behoefte vol daan heeft, namelijk ontwikkeling van het mu zikale leven en verschaffing vau hulp en steun aan onvermogende talenten, bewijst de breede schare van leerlingen en oud-leerlingen, van | welke laatsten velen zich tot groote kunstenaars j gevormd hebben; dat bewijzen ook de nevens haar bestaande zusterseholeu, omdat hieruit blijkt, hoe de behoefte aan klassikaal onderwijs, in bet leven geroepen door de Muziekschool van Toon kunst, verbazend is toegenomen. Niet alleen aan j de vorming van artisten, ook aan die vau dilet- j tanten wordt veel meer zorg besteed dan een 25 jaar geleden. Moge dan de muziekschool steeds j in bloei toenemen, zoolang zij steeds voor oogen houdt, liefde aan te kweeken voor de Toonkunst j in den ruimsten zin van het woord. Dalen is voor de ineesten gemakkelijker dan. j stijgen, maar niet in de kunst, natuurlijk in dien j zin dat, als men eeüs op den top vau den Olym- j | pus verwijld heeft, het moeielijk valt met onbe- j j vangen blik in het schemerlicht op aarde rond ; j te zien, bijv. in eene operette van Sup[ . Bij de laatste kan men zich aiuusceren, op de eerste j geniet men. Deukt echter alle, niet eens te j strenge, eischen van kunst weg en vraagt alleen wat het Duitscbe opera-gezelschap van Suppé's sFatiniza" gemaakt hettï, dan vormt deze vraag : den grondslag van een korte bespreking. Frauz von Suppé, geboren in I82:J te Spalatro in Dalmatie, heeft een zekere vermaardheid ver kregen als componist vau operette», waarvan de zooeven genoemde met l'ique Dame'', >Flotte Burschen '',eu -Die schone Galathee" de voor naamste zijn. De muzikale behandeling dezer j J'osse" (ik bedoel «Fatiuitza") getuigt niet voor de oorspronkelijkheid van den componist ; her haalde keereu wordt Strauss sprekend nagebootst. J)e vertolking liet veel te wenseheu over, het orchest klonk si herp en schraal ; de zangers had den te weinig stern, de koren zwak en dikwijls in hooge mate onzuiver en <!e mise-euI scène ver beneden het middelmatige. Ten bewijze j van dit laatste wijs ik op de armzalige inrichting van den harem in het tweede bedrijf, waarin niet de minste Oosterscho pracht te bespeuren was. /ie eens bijv. naar dat taleitje rechts, be lekt met een huiskamer-kleedje en daarop een spie geltje, dat wel bij een uitdrager gekocht schijnt; zie verder eens rond naar die dutte kleurlooze 1 wanden, de slechte stellage en men weet precies ; hoe een harem er niet moet uitzien. Hetbelache! lijkst was evenwel de slordigheid, waarmede men i de sneeuwballen, waarmede in het eerste bedrij!' geworpen was, doodbedaard had laten liggen ; de pacha had waarlijk wel zijne excuses niogeii maken. Voor het derde bedrijf nam men de moeite deze sneeuwballen ten deele op te ruimen. Van de uitvoerenden voldeed nog het best de heer Worms als de generaal, hoewel zijn spel mij wel wat heel rtt.v voorkwam, zijne stemmiddeleu echter zijn voor deze rol voldoende. Over den »\Yillem Teil'1 iu de Hollandsche Opera, kan ik na al hetgeen er over geschreven j is, zwijgen; alleen wensch ik te memoreereu dat j ' de titelrol thans door den ht-er Albers vervuld j werd. In eene vergelijking met den heer Orelio kan ik slechts in zooverre treden dat beide kun stenaars bun stempel op de rol gedrukt hebben, dat beiden ecu karakter hebben gegeven. Wat mij in Albers minder beviel, vertolkte Oreiio beter, en omgekeerd; beiden hebben veel goeds geleverd. De ensembles waren thans aanmerkelijk beter dan bij de eerste voorstelling; vooral het trio van de dames Erléals de pi inses, Vau Zan ten als Tell's vrouw eu Albers?Jalin als Tell's zoon klonk verrukkelijk. Het publiek, dat in dichte drommen was opgekomen, gaf herhaaldelijk ; luide zijn bijval te kennen. Ten slolte een woord over bet concert op Donderdagavond in het concertgebouw niet mede werking van mej. Louise l'yk, eeue /weedsche zangeres, die als prima-donna fungeert aan de Italiaansehe opera te Londen. Als eerste numj nier gut'zij het bekende »Air des bijoux" uit den i »Faust'' van Gouuod, iu het Italiaansch gezon! gen. Hoewel het eerste gedeelte mij groote ver wachtingen vau baar deden koesteren, kan ik toch niet zeggen dat het vervolg mij geheel be vredigde. Het komt mij voor dat hare stem, l vol en schoon iu het hoogc gedeelte van het niiddenregister, te dik is voor genoemde aria en l te moeielijk aanspreekt; geenszins reken ik dit mevr. l'yk a's een gebrek toe: ik voor mij dweep niet met coloratiuir-zang eu word warm noch koud door dat kwinkelceren. i Veel beter waren daarom ds /weedsche liede ren door haar na de pauze gezongen, op muziek i van Reis.-iger, Rimtgen en een onbekende. Iu deze ; liederen was de zamrerts blijkbaar in hare volle kracht en zij vertolkte deze met poëzie en waar heid. Om aan het verlangen van het publiek te voldoen, dat in grooten getale was opgekomen, zong mevr Pyk als toegift het heerlijke lied van Edward Grieg »Ich liebe dich" op Noorechen tekst. Vooral ook in dit lied kwam hare stem volkomen tot haar recht. Deze compositie toch, niet opbruischend hartstochtelijk, noch droomerig verliefd opgevat, maar gezongen met de volle kracht vau den rnannelijken Iseftijd, doet een langzaam opstijgendeu, beerlijken jubelkreet van het geluk weerklinken, die zijn toppunt bereikt in dat verrukkelijk gedeclameerde »iu Zeit und Ewigheit." Welk eene inwendige kracht, niet gevonden door hooge ligging, maar door de opvolging der harmonieën, spreekt uit deze tonen en deze kracht wist mevr. Pyk volkomen weer te geven. Het orchest speelde met bijzondere toewijding het * Vorspiel zu Lohengrin"; de fijne violenpassages klonken zeer schoon. Over den heer Mossel kan ik voorloopig zwij gen, totdat ik bespeur dat ziju toou-glibberingec verminderen. Het zal mij genoegen doen als ik bespeur dat deze cel-virtuoos zich er op gaat toeleggen om ook cel-kunstenaar te worden. De volgende week hoop ik iets mede te deelen over het Concert-Weiner iu liet Gebouw van den Werkenden Stand. T. EEN KUNSTENAARSJUBILAEUM. Een portret van Frans Coenen, den talentvollen en hooggeachtcn musicus, die op 30 Januari zijn gouden kuiistonaars-jubilaeum vierde, mocht deze week in ons blad niet ontbreken. De heer Dan. de Lange heeft een goed werk gedaan, toen hij in het Nieuws cctn den Dag, naar aanleiding van het zilveren feest vau de Muziekschool der Amstcrdamsche afdeeiing-van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, de aandacht vestigde op dit gouden feest. Want Frans Coenen zeil zou dit zeker niet hebhen ge daan. Hij had een werkzaam aandeel genomen in du voorbereiding van het feest der Muziek school, van welke hij sedert hare oprichting de ziel is geweest en sedert 1877 de leider was; hij had voor die gelegenheid eene cantate ge schreven, waaruit de jeugd van zijn hart en de ervaring van den rijpen kunstenaar spraken; hij had met de solisten zijne oud-leerlingen gecorrespondeerd, het programma samengesteld, do repetitiën geleid, en een groot deel van het werk gedaan, dat velen misschien geheel op re kening van het afdeelingsbestuur zetten. Alleen van liet woord van wanne waardeering, dat in het icestprogramma aan hem was gewijd, had dit bestuur hem onkundig gelaten. En hij heeft er ook niets van geweten, dat die avond eigenlijk zijn feest zou worden Hoe het zoo gekomen is, dat Coenen de held van den avond werd 'i Zeker geschiedde dit op zeer ongebruikelijke wijze. Men heeft niet. cenige maanden vooruit, coinmissiën ge\ormd en beraad slaagd, een album met meer of minder toepasse lijke ontboezemingen bijeengebracht en al de maat regelen genomen, die bij dergelijke oilicieele fees ten niet plegen te ontbreken, liet damescomité, dat het initiatief nam om den jubilaris namens do ouders van leerlingen en de oud-leerlingen een souvenir aan te bieden, beschikte over een tijd van hoogstens een paar weken. En toch wij hopen niet iudiscreut te zijn, ais wij biereen kijkje achter de .schermen geven zijn do dames tot tweemaal toe genoodzaakt geweest, hare plan nen te wijzigen, omdat de deelneming hare, ver wachtingen zoo verre overtrof. De hulde aan Frans (.'oenen heeft juist door haar spontaan karakter eone hooge waarde ver kregen. Nu wij onze lezers den neus achf er de schermen hebben laten steken, mogen wij ook wel een re dactie-geheim verklappen. \\ ij zouden onzen teekcnaar een goed portret van Coenen verschaffen. Ja, maar waar dat te vinden '.-> In de muziekwinkels, naast dat van de muzikale celebriteiten uit binnen-en buitenland V (ieen portret van Coenen! Bij \rieiuicu ot ken nissen;1 Hoogstens een verbleekte photographic van vijfentwintig jaren geleden. Bij de familie? Ja, dien laatsten stout en stap hebben wij ook gewaagd. Maar ook daar niets dan een klein familiegroepje, dat, hoe aantrekkelijk ook, voor ons doel volkomen onbruikbaar was. Een kunstenaar van de betcekenis van Coenen, van wien men op den vooravond van zijn gouden feest nergens een portret kan machtig worden, dat teekent. Maar daaimede was onze teeker.aar niet geholpen. Gelukkig heelt hij den heer Coenen niet heel veel moeite overgehaald om een uurtje voor hem te posecron. Langer kon het niet, want Coeneu had veel lessen te geven, ofschoon het juist do dag van ziju gouden leest was. * Indien wij hier geen beknopt overzicht geven vau Coenens lotgevallen in de oude eu nieuwe wereld en vau zijne bij uitstek vruchtbare werk zaamheid, dan geschiedt dit om goede redenen. Vooreerst, omdat de belangstellende lezer zulk een overzicht, reeds zal hebben gevonden in Viotta's Lexicon der 'J'uonkunut of in het boven door ons aangehaalde artikel van den lieer de Lange. Maar vooral, omdat Coenen zelf ons ecnigen tijd geleden verblijd heeft met de vrien delijke toezegging, in ons blad bijzonderheden omtrent zijne kunstenaarsloopbaan te zullen niededeeleu. Een wensch moet ons nog van 't hart. Een paar dagen geleden zcidc ons de jubilaris, toen wij met hem over den gedenkdag van 30 Januari spraken: .,Dat feest is nu al gevierd: het is met dat van de muziekschool saamgesmolten," Wij veroorloven ons iets minder bescheiden te zijn dan hij, en zouden gaarne aan die feestviering nog een vervolg zien toegevoegd. ('oenen heeft, sedert hij op dertienjarigen leef tijd zijn eerste mis ten gehooro liet brengen, veel gecomponeerd, liij schreef grooto werken voor soli, voor orkest, kleine koorwerken met en zonder begeleiding, ouvertures, eene symphoiiic. trio's en quartetten voor kamermuziek, stukken voor ziju hoofdinstrument, de viool. Er is geen. muziekvereeniging, die onder zijne werken niet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl