Historisch Archief 1877-1940
No. 658
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
een van de meest kenmerkende eigenschappen van
vry wel alle personen in De Vrek; brutaal, ruw
en grof niet zelden, allen zijn het op hun beurt,
de een in meerdere, de ander in mindere mate.
Het beste spel van allen leverde buiten kijf
mevrouw de Boer. Zij had blijkbaar buitengewone
studie van haar rol gemaakt; iets meer kleur
en leven onze lof zou onverdeeld zijn geweest.
Zeer gelukkige oogenblikken hadden ook de
heeren Poolman (4e bedrijf), Roijaards (Ie bedrijf)
en Mulder (de gesprekken met Marianne). Studie,
ijver en goede moed lieten bij niemand iets te
wenschen over; ieder gaf wat hij geven kon; velen
had men echter een te zware taak op de schou
ders gelegd; het ware onrechtvaardig dit niet te
bedenken en te vermelden, evenals het onverstandig
ware geweest het te verbloemen of te verzwijgen.
Decoratief en mise-en-scène waren goed; kostumen
juist en smaakvol.
De Vrek" heeft slechts enkele regels voor
De Fabrieksbaas" overgelaten. Het ongeluk is
niet al te groot. Het tooneelspel van den heer
Jones onderscheidt zich door niets. Het is een
verkapt, modern draakje; in de oprechte,
oudcrwetsche vergastte men ons niet zelden op de j
tegenstelling van den edelen, eerlijken burger
man met den onmenschelijken, schurkachtigen
graaf. In De fabrieksbaas" komt het op hetzelfde
neer, doch zijn de rollen eem'gszins anders ver
deeld ; een werkman in een porseleinfabriek ver
tegenwoordigt hier de deugd, terwijl de patroon
zich met het epitheton schurk moet vergenoegen.
Aan het slot wordt de deugd natuurlijk beloond,
de misdaad gestraft. De werkman wordt rijk,
de patroon arm. Vooral om deze in de hoogere
sferen zoozeer geliefde melodramatische gerech
tigheid zou men De Fabrieksbaas" reeds vrij wat
succes kunnen voorspellen. Bovendien mag niet
verzwegen worden dat de heer Jones zijn magere,
alleclaagsche stof niet zelden tot roerende en
boeiende tooneelen heett weten uit te spinnen
en het komische element in zijn tooneelspel niet
zelden hoogst gelukkig heeft behandeld. Over
enkele onwaarschijnlijkheden moet men kunnen
heenstappen, aan het al te dorre en langdradige van
sommige tooneelen moet men zich niet ergeren.
Alleen om het spel van enkelen, in het bijzon
der van de heeren Bouwmeester en Schulze en
juffrouw Lorjéis het stuk reeds een gang naar
den schouwburg waard. De rol van geen van drieën
geeft gelegenheid tot buitengewoon diep, breed of
uitvoerig spel. Op bewonderenswaardige wijze had
den echter alle drie zich met de voor te stellen per
soonlijkheid vereenzelvigd, wisten zij den toeschou
wer hun eigen te doen vergeten. De heer Bouwmees
ter (de fabrieksbaas) speelde met een gloed en over
tuiging, zoo men wil een betere zaak waardig,
doch in ieder geval aan deze niet geheel verspild.
Zijn grime en voorkomen waren prachtig:
Coeur, tête et bras, fout i'tait pcuplc en lui.
Zijn spel, vooral in het derde bedrijf, deed de
zwakheid van het stuk niet zelden vergeten; het
liet den toeschouwer niet los; men leefde met
den ongelukkige mede. Juffrouw Lorjé, die er
in haar eenvoudig japonnetje met het platte
kraagje allerliefst uitzag, wist steeds den juistcn
toon te treffen, wist steeds het aandoenlijke voor
het al te tranenrijke te bewaren ; in het onder
houd met haar vader in het derde bedrijf slaag
de zij al bijzonder gelukkig; vooral de klank van
stem was daar uitstekend. De heer Schulze deed
de zaal niet zelden daveren van het gelach; het
glanspunt in zijne vertolking was het tooneel met
het karpetje. De heer Spoor (de patroon) was
niet al te best op dreef; zijn spel vermoeide en
maakte gemelijk. De kleinere rollen waren in
goede handen.
Aan decoratief en mise-en-scène was buitenge
wone zorg besteed; de inrichting van het derde
bedrijf, de porseleinovens, verwierf terecht luiden
bijval.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Toonkunst! Welk een woord! Welk een
macbt! De kunst om in volheid van tonen
uitdrukking te geven aan wat omging in de ziel
des kunstenaars en de openbaring dier intiemste
gedachten neer te leggen in het gemoed van den
evenmensch, in te dringen in Je harten van an
deren, om ze te verwarmen en mede te voeren
naar hooger sferen, om te veredelen en allen te
omslingeren met den band der broederschap.
Machtige kunst, hoe heerlijk zijn uwe klanken
en hoe dikwijls worden ze misbruikt door hen,
die niets te zeggen hebben, maar zich den
uiterlijkeii schijn hebben toegeëigend. Hoe harmo
nisch is uw wezen en in welk eene disharmonie
vaak beroept men zich op u. Hoe kleingeestig
splitsen zich uwe vereerders in kliekjes, waar gij
hen liefderijk zoudt willen vereeuen in uw heer
lijk rijk, onder uwen zoo rein klinkeuden scepter.
Hoe verkwikkend is het genot bijeen te komen
om feest te vieren, daar waar gij regeert, waar
uw lof wordt bezongen, waar geene richting
heerscht, geene coterie zich doet gelden, geen
nijd elkanders verdiensten verguist.
Zulk een genot bood ons Zaterdagavond het
Concertgebouw, want daar werd feest gevierd,
uw feest, godin, zoo rijk in adel van gemoed.
Heerlijk klonk ons de feestzang tegen, aange
heven door uwe leerlingen, jeugdige bloemen in
den tuin van uw paleis. En toen ik u daar zoo
zag zitten, gereed om op het teeken van uw
meester, Frans Coenen, den lofzang aan te hef
fen, dacht ik onwillekeurig aan dat schoone
koor uit Schumann's ;>das Paradies und die
Peri":
Schmücket die Stufen zu Allah'» Throu!
Schmiickt sie mit Blunien. . . .
waarlijk de troon der Alma mater was wel met
bloemen gesierd.
Hoe schoon hebt gij den warmen feestzang
vertolkt, door den directeur der muziekschool
voor dit doel geschreven, waarin zoowel oorspron
kelijkheid van gedachte als juist weergeven van
den tekst schitterden. Hoe heerlijk was de wen
ding der muziek bij de woorden: O, rijkste en
edelste aller talen, U wijden wij ons lied", maar
vooral prachtig was de declamatie en
harmoniseering van het plechtige: «Daar leven wij een
hooger leven, ruischt als de stemme Gods."
Welk een diep gevoel klonk ons uit deze tonen
tegen, waaruit de kunstenaarsziel zoo innig zich
uitsprak.
Wat moet er wel in het gemoed van Coenen
zijn omgegaan toen bij het einde van den zang
stormachtige bijval weerklonk en een
bloemeuregen op hem neerdaalde; toen zoowel de leer
lingen der Muziekschool als zijne medeleeraren
hem, die persoonlijk ook feest vierie, door ge
schenken hunne hulde kwamen brengen. Er zal
eene snaar in zijn hart getrild hebben bij zooveel
vriendschap en deze zal hem doen volharden
in zijne schoone taak, de bevordering der Toon
kunst, met ocbenevelden blik en warm hart hen
allen waardeerend die, naar hunne gaven, in.
dienst dezer muze werkzaam zijn en hen stempelt
tot broeders Op de belangstellende samenvatting
toch van alle genres der Toonkunst is van
toepassing:
Seht da die Bahn zum Ew'gen Licht.
Door aan dat licht haar fakkel te blijven ont
steken zal de Maatschappij t. b. d. Toonkunst
triumfeeren over alle exclusivisme en hare roeping
op breeden grondslag vervullen tot heil der heer
lijkste kunst!
Na den feestzang trad rnej. Johanna Heymann
op, eeue oud-leerlinge der muziekschool; zij
droeg voor het tweede piano-concert in D-mineur
van Mendelssohn. Was het moeilijk voor een
artist om door eigen talent het publiek in fees
telijke stemming te houden, met voldoening kan
de jeugdige pianiste op haar spel van dien
avond terugzien. Reeds bij het plaatsnemen
bespeurt men in haar de geboren kunstenares.
Haar gelaatstrekken veranderen; het jonge meisje
van daar straks, dat eenvoudig voorde hoorders
neeg, verwisselt in de artiste. Welk een ernst, welk
eene bezieling, spreekt uit haar gelaat! niet welk
eene warmte en individualiteit vertolkt zij
Mendelssohn's compositie; wat nog aan kracht moge
ontbreken, wordt ruimschoots opgewogen door
het volle artistieke leven, dat uit die tonen tot
ons klinkt. Moge zij beantwoorden aan de ver
wachtingen die zeker velen van haar koesteren.
Na de pauze gaf mej. Heymann nog eeue
»Etude" van Her.selt en de »Tbème Varié" van
Paderewski ten be>te, waarin men haar zeer ont
wikkelde techniek kon bewonderen. Door de
onophoudelijke, warme bijvalsbetnieingec ge
noopt, speelde de pianiste als toegift het
spinlied van Mendelssohn, dat van de nummers na
de pauze niet het minste was en eene schoone
vertolking genoot.
Ook de geliefde tenor-zanger Rogmans, even
eens oud-kweekeling der school, had zijne mede
werking toegezegd en trad nu na mej. Heymann
op niet eene Aria van Mozart: »Misero! O sogno!
son desto ?"
Het scheen wel dat de feestvreugde ook hem
inspireerde, want zijne stem klonk bijzonder i'risch,
krachtig en vol. Niet alleen dit nummer, maar
ook de liedereu na de paiue werden zeer schoon
door hem weergegeven en genoten donderend
applaudissement. Ook hij zag zich daardoor
vprplicht het eerste lied te herhalen. Hetgeen hij
behalve de aria voordroeg waren : Scheiden"
van Hol, Thuis" van Verhuist, A'reilitd" van
Huberti, een Belgisch corr.ponist die zoowel op
Fraiischen als Hollamlschen tekst geschreven
heeft, ei' ten slotte ., l'chtendgroei" van Sdiubert.
Het tweede en derde lied kwamen mij voor het
best geschreven te zijn ; in het eerste vind ik
weinig warmte en juiste stemming. Waarom
Roginans de Hollatidscbe vertaling van Schubert's
lied zong begrijp ik niet; daargelaten immers
dat eene vertaling zelden liet origineel evenaart,
vooral niet als bij de woorden muziek geschreven
is, werd de aria van Mozart evenmin iu het Hol
landsen gezongen ; de reden dat zij niet in het
Italiaanseh werd voorgedragen, maar in het
Duitseh, bestaat natuurlijk voor Schubert's lied
geenszins.
Nog een oud-leerling der muziekschool deed
zich hooren, namelijk de violist Theodore
Werner, die het reeds gebracht heeft tot professor
aan het conservatoire te Dublin. In het Adagio
en Rondo uit het E-dur concert van Vieuxtemps
kon men zijn lossen pols bewonderen, waardoor
de staccato's in deze compositie voorkomend, op
zeer schoone wijze tot haar lecht kwamen. Even
eens verdient zijne techniek veel lof, terwijl de
toon veel door innigheid vergoedt, waar liet haar aan
kracht en volheid ontbreekt. Na de pauze speelde
hij »Romance" van Frans Coenen en sDanses
Espagnoles" van Sar.isate; het laatste nummer
beviel mij het beste.
De heer Tibbe accompagncerde op verdienste
lijke wijze deze beide voordrachten.
Nog rest mij een enkel woord over het
»Concertstuk" voor Orchest van A. Averkatnp te zeg
gen. Tevergeefs heb ik in dit werk naar geest
gezocht, naar stemming, zeggingskracht, gloed,
i-clioone harmonieën, scherp geteekenden rytlimus,
kortom naar datgene wat eene compositie tot
kunst stempelt, 'k Heb niets gehoord dan een
geroezemoes van tonen, hier en daar een soort
thema, wat doorwerking, zonderlinge harmonische
verbindingen, maar ik kan verklaren, dat ik er
niets van begrepen heb en ik geloof dat de com
ponist zelf er ook niets van begrijpt. Verander
den titel iu Concert-cV^i/r voor Orchest, dan slaan
wij op zuiverder terrein en wil ik aannemen, dat
de componist beproefd heeft meester te worden
in de behandeling der instrumenten, om later,
als hij werkelijk iets te zeggen heeft, deze ken
nis aan te wenden, maar ondergeschikt aan liet
hoofddoel. Men kan niemand kwalijk nemen, ook
den musicus niet,dat hij geene scheppingskracht
bezit; de natuur vereenigt zelden alle gaven in
n persoon ; den leermeester Averkamp, den
kunstenaar met grondige kennis toegerust, zal
zeker nooit de waardeering onthouden worden,
die hem toekomt.
Aan het slot van dezen geuotvollen avond
werd eerst door het koor en vervolgens door
koor en publiek het .,Wien Ncerlandsch bloed"
staande gezongen. Het tempo werd door de
feestdirecteuren wat sneller genomen dan gewoon
lijk en dat was goed gevoeld; te veel gloed kaïi
men dit lied niet toe-chrijven.
»We zullen 'm eens Hink raken" zcide een heer
achter mij en hij, de zanger, raakte hem ook
flink, jammer dut het raken door het publiek
niet zoo krachtig was; hoewel sommigen goed
hun best deden hielden velen zich stil.
En thans herdenk ik gaarne in 't kort de in
richting waaraan dit feest was gewijd.
Nadat reeds een tweetal jaren eene zangschool
der Maatschappij onder leiding vau G. A. Heinze
bestaan had, werd den 2den Nov. 1804 het be
sluit genomen eene muziekschool op te richten.
Aan de bestaande zangschool werden klassen toe
gevoegd voor piano- viool- en violonceispel, onder
leiding van Henri en Frans Coenen, benevens
Ernst Appy; het bestuur der school werd opge
dragen aan eene commissie van vijf leden uit het
afdeelingsbestuur gekozen. De opening had plaats
iu Januari 18(55. Door gebrek aan eeue voldoende
lokaliteit werden de lessen op verschillende
plaatsen gegeven, deels in Odéon, deels ten huize
van de heeren J. Bel, lid der commissie, en Frans
Coenen. Reeds na de zouiervacantie echter werd
een lokaal ingericht op den N Z. Voorburgwal
No. 111, sedert wanneer zij tot heden daar ge
vestigd is gebleven, hoewel ook dit gebouw te j
klein bleek en sommige lessen weder iu Odéon wer- i
den gegeven. Bij de eerste organisatie
deischool was geen directeur benoemd, iu 1817
echter bleek verandering uoodig en werd op 23
April de heer Frans Coenen ais zoodanig be
noemd, om de dagelijksche, inwendige en artis
tieke leiding der school, iu overleg mtt de com
missie te regelen.
Dat de muziekschool aan eene behoefte vol
daan heeft, namelijk ontwikkeling van het mu
zikale leven en verschaffing vau hulp en steun
aan onvermogende talenten, bewijst de breede
schare van leerlingen en oud-leerlingen, van |
welke laatsten velen zich tot groote kunstenaars j
gevormd hebben; dat bewijzen ook de nevens
haar bestaande zusterseholeu, omdat hieruit blijkt,
hoe de behoefte aan klassikaal onderwijs, in bet
leven geroepen door de Muziekschool van Toon
kunst, verbazend is toegenomen. Niet alleen aan j
de vorming van artisten, ook aan die vau dilet- j
tanten wordt veel meer zorg besteed dan een 25
jaar geleden. Moge dan de muziekschool steeds j
in bloei toenemen, zoolang zij steeds voor oogen
houdt, liefde aan te kweeken voor de Toonkunst j
in den ruimsten zin van het woord.
Dalen is voor de ineesten gemakkelijker dan. j
stijgen, maar niet in de kunst, natuurlijk in dien j
zin dat, als men eeüs op den top vau den Olym- j
| pus verwijld heeft, het moeielijk valt met onbe- j
j vangen blik in het schemerlicht op aarde rond ;
j te zien, bijv. in eene operette van Sup[ . Bij
de laatste kan men zich aiuusceren, op de eerste j
geniet men. Deukt echter alle, niet eens te j
strenge, eischen van kunst weg en vraagt alleen
wat het Duitscbe opera-gezelschap van Suppé's
sFatiniza" gemaakt hettï, dan vormt deze vraag :
den grondslag van een korte bespreking.
Frauz von Suppé, geboren in I82:J te Spalatro
in Dalmatie, heeft een zekere vermaardheid ver
kregen als componist vau operette», waarvan de
zooeven genoemde met l'ique Dame'', >Flotte
Burschen '',eu -Die schone Galathee" de voor
naamste zijn. De muzikale behandeling dezer j
J'osse" (ik bedoel «Fatiuitza") getuigt niet voor
de oorspronkelijkheid van den componist ; her
haalde keereu wordt Strauss sprekend nagebootst.
J)e vertolking liet veel te wenseheu over, het
orchest klonk si herp en schraal ; de zangers had
den te weinig stern, de koren zwak en dikwijls
in hooge mate onzuiver en <!e
mise-euI scène ver beneden het middelmatige. Ten bewijze
j van dit laatste wijs ik op de armzalige inrichting
van den harem in het tweede bedrijf, waarin niet
de minste Oosterscho pracht te bespeuren was.
/ie eens bijv. naar dat taleitje rechts, be lekt
met een huiskamer-kleedje en daarop een spie
geltje, dat wel bij een uitdrager gekocht schijnt;
zie verder eens rond naar die dutte kleurlooze
1 wanden, de slechte stellage en men weet precies
; hoe een harem er niet moet uitzien.
Hetbelache! lijkst was evenwel de slordigheid, waarmede men
i de sneeuwballen, waarmede in het eerste bedrij!'
geworpen was, doodbedaard had laten liggen ; de
pacha had waarlijk wel zijne excuses niogeii
maken.
Voor het derde bedrijf nam men de moeite
deze sneeuwballen ten deele op te ruimen.
Van de uitvoerenden voldeed nog het best de
heer Worms als de generaal, hoewel zijn spel
mij wel wat heel rtt.v voorkwam, zijne
stemmiddeleu echter zijn voor deze rol voldoende.
Over den »\Yillem Teil'1 iu de Hollandsche
Opera, kan ik na al hetgeen er over geschreven j
is, zwijgen; alleen wensch ik te memoreereu dat j
' de titelrol thans door den ht-er Albers vervuld j
werd. In eene vergelijking met den heer Orelio
kan ik slechts in zooverre treden dat beide kun
stenaars bun stempel op de rol gedrukt hebben,
dat beiden ecu karakter hebben gegeven. Wat
mij in Albers minder beviel, vertolkte Oreiio
beter, en omgekeerd; beiden hebben veel goeds
geleverd. De ensembles waren thans aanmerkelijk
beter dan bij de eerste voorstelling; vooral het
trio van de dames Erléals de pi inses, Vau Zan
ten als Tell's vrouw eu Albers?Jalin als Tell's
zoon klonk verrukkelijk. Het publiek, dat in
dichte drommen was opgekomen, gaf herhaaldelijk
; luide zijn bijval te kennen.
Ten slolte een woord over bet concert op
Donderdagavond in het concertgebouw niet mede
werking van mej. Louise l'yk, eeue /weedsche
zangeres, die als prima-donna fungeert aan de
Italiaansehe opera te Londen. Als eerste
numj nier gut'zij het bekende »Air des bijoux" uit den
i »Faust'' van Gouuod, iu het Italiaansch
gezon! gen. Hoewel het eerste gedeelte mij groote ver
wachtingen vau baar deden koesteren, kan ik
toch niet zeggen dat het vervolg mij geheel be
vredigde. Het komt mij voor dat hare stem,
l vol en schoon iu het hoogc gedeelte van het
niiddenregister, te dik is voor genoemde aria en
l te moeielijk aanspreekt; geenszins reken ik dit
mevr. l'yk a's een gebrek toe: ik voor mij dweep
niet met coloratiuir-zang eu word warm noch
koud door dat kwinkelceren.
i Veel beter waren daarom ds /weedsche liede
ren door haar na de pauze gezongen, op muziek
i van Reis.-iger, Rimtgen en een onbekende. Iu deze
; liederen was de zamrerts blijkbaar in hare volle
kracht en zij vertolkte deze met poëzie en waar
heid. Om aan het verlangen van het publiek te
voldoen, dat in grooten getale was opgekomen,
zong mevr Pyk als toegift het heerlijke lied van
Edward Grieg »Ich liebe dich" op Noorechen
tekst. Vooral ook in dit lied kwam hare stem
volkomen tot haar recht. Deze compositie toch,
niet opbruischend hartstochtelijk, noch droomerig
verliefd opgevat, maar gezongen met de volle
kracht vau den rnannelijken Iseftijd, doet een
langzaam opstijgendeu, beerlijken jubelkreet van
het geluk weerklinken, die zijn toppunt bereikt
in dat verrukkelijk gedeclameerde »iu Zeit und
Ewigheit."
Welk eene inwendige kracht, niet gevonden
door hooge ligging, maar door de opvolging der
harmonieën, spreekt uit deze tonen en deze kracht
wist mevr. Pyk volkomen weer te geven.
Het orchest speelde met bijzondere toewijding
het * Vorspiel zu Lohengrin"; de fijne
violenpassages klonken zeer schoon.
Over den heer Mossel kan ik voorloopig zwij
gen, totdat ik bespeur dat ziju toou-glibberingec
verminderen. Het zal mij genoegen doen als ik
bespeur dat deze cel-virtuoos zich er op gaat
toeleggen om ook cel-kunstenaar te worden.
De volgende week hoop ik iets mede te deelen
over het Concert-Weiner iu liet Gebouw van den
Werkenden Stand.
T.
EEN KUNSTENAARSJUBILAEUM.
Een portret van Frans Coenen, den
talentvollen en hooggeachtcn musicus, die op 30 Januari
zijn gouden kuiistonaars-jubilaeum vierde, mocht
deze week in ons blad niet ontbreken.
De heer Dan. de Lange heeft een goed werk
gedaan, toen hij in het Nieuws cctn den Dag,
naar aanleiding van het zilveren feest vau de
Muziekschool der Amstcrdamsche afdeeiing-van
de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst,
de aandacht vestigde op dit gouden feest. Want
Frans Coenen zeil zou dit zeker niet hebhen ge
daan. Hij had een werkzaam aandeel genomen
in du voorbereiding van het feest der Muziek
school, van welke hij sedert hare oprichting de
ziel is geweest en sedert 1877 de leider was;
hij had voor die gelegenheid eene cantate ge
schreven, waaruit de jeugd van zijn hart en de
ervaring van den rijpen kunstenaar spraken; hij
had met de solisten zijne oud-leerlingen
gecorrespondeerd, het programma samengesteld,
do repetitiën geleid, en een groot deel van het
werk gedaan, dat velen misschien geheel op re
kening van het afdeelingsbestuur zetten. Alleen
van liet woord van wanne waardeering, dat in
het icestprogramma aan hem was gewijd, had
dit bestuur hem onkundig gelaten. En hij heeft
er ook niets van geweten, dat die avond eigenlijk
zijn feest zou worden
Hoe het zoo gekomen is, dat Coenen de held
van den avond werd 'i Zeker geschiedde dit op
zeer ongebruikelijke wijze. Men heeft niet. cenige
maanden vooruit, coinmissiën ge\ormd en beraad
slaagd, een album met meer of minder toepasse
lijke ontboezemingen bijeengebracht en al de maat
regelen genomen, die bij dergelijke oilicieele fees
ten niet plegen te ontbreken, liet damescomité,
dat het initiatief nam om den jubilaris namens
do ouders van leerlingen en de oud-leerlingen
een souvenir aan te bieden, beschikte over een
tijd van hoogstens een paar weken. En toch
wij hopen niet iudiscreut te zijn, ais wij biereen
kijkje achter de .schermen geven zijn do dames
tot tweemaal toe genoodzaakt geweest, hare plan
nen te wijzigen, omdat de deelneming hare, ver
wachtingen zoo verre overtrof.
De hulde aan Frans (.'oenen heeft juist door
haar spontaan karakter eone hooge waarde ver
kregen.
Nu wij onze lezers den neus achf er de schermen
hebben laten steken, mogen wij ook wel een re
dactie-geheim verklappen.
\\ ij zouden onzen teekcnaar een goed portret
van Coenen verschaffen. Ja, maar waar dat te
vinden '.-> In de muziekwinkels, naast dat van de
muzikale celebriteiten uit binnen-en buitenland V
(ieen portret van Coenen! Bij \rieiuicu ot ken
nissen;1 Hoogstens een verbleekte photographic
van vijfentwintig jaren geleden. Bij de familie?
Ja, dien laatsten stout en stap hebben wij ook
gewaagd. Maar ook daar niets dan een klein
familiegroepje, dat, hoe aantrekkelijk ook, voor
ons doel volkomen onbruikbaar was.
Een kunstenaar van de betcekenis van Coenen,
van wien men op den vooravond van zijn gouden
feest nergens een portret kan machtig worden,
dat teekent. Maar daaimede was onze teeker.aar
niet geholpen. Gelukkig heelt hij den heer Coenen
niet heel veel moeite overgehaald om een uurtje
voor hem te posecron. Langer kon het niet, want
Coeneu had veel lessen te geven, ofschoon het
juist do dag van ziju gouden leest was.
*
Indien wij hier geen beknopt overzicht geven
vau Coenens lotgevallen in de oude eu nieuwe
wereld en vau zijne bij uitstek vruchtbare werk
zaamheid, dan geschiedt dit om goede redenen.
Vooreerst, omdat de belangstellende lezer zulk
een overzicht, reeds zal hebben gevonden in
Viotta's Lexicon der 'J'uonkunut of in het boven
door ons aangehaalde artikel van den lieer de
Lange. Maar vooral, omdat Coenen zelf ons
ecnigen tijd geleden verblijd heeft met de vrien
delijke toezegging, in ons blad bijzonderheden
omtrent zijne kunstenaarsloopbaan te zullen
niededeeleu.
Een wensch moet ons nog van 't hart. Een
paar dagen geleden zcidc ons de jubilaris, toen
wij met hem over den gedenkdag van 30 Januari
spraken: .,Dat feest is nu al gevierd: het is met
dat van de muziekschool saamgesmolten," Wij
veroorloven ons iets minder bescheiden te zijn
dan hij, en zouden gaarne aan die feestviering
nog een vervolg zien toegevoegd.
('oenen heeft, sedert hij op dertienjarigen leef
tijd zijn eerste mis ten gehooro liet brengen,
veel gecomponeerd, liij schreef grooto werken
voor soli, voor orkest, kleine koorwerken met en
zonder begeleiding, ouvertures, eene symphoiiic.
trio's en quartetten voor kamermuziek, stukken
voor ziju hoofdinstrument, de viool. Er is geen.
muziekvereeniging, die onder zijne werken niet