Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 658
iets zal vinden dat van hare gading is. Welnu,
men zette het .feest ter eere van den bescheiden
meester voort, door dezer dagen een zoo groot
mogelijk aantal zijner werken ten gehoore te
brengen. Dat zal eene beteekenisvolle hulde
zjjn. Als virtuoos hoort men Coenen nog slechts
in vriendenkring; den dirigeerstaf neemt hij zel
den ter hand; zijne zegenrijke werkzaamheid als
onderwijzer kan door het groote publiek slechts
ten deele worden gewaardeerd. Daarom is het
te hopen, dat thans aan die zijde van zijn talent,
die zich uit den aard der zaak tot het publiek
moet wenden, de aandacht worde geschonken,
die zij ten volle waardig is.
E. D. P.
PARIJSCHE KUNST-TOESTANDEN.
Een medewerker van den Figaro is den schil
der Baffaëlli gaan interviewen over de kwestie
van den dag in de Parijsche kunstwereld, de be
kende scheuring van de Soeietédes Artistes
franpais, en de afschaffing van medailles dor de
nieuwe vereeniging van Meissonier.
Naar mijn meening," zeide Raffaëlli, verplettert
men in de laatste dertig jaren de kunst en de
kunstenaars onder de aanmoedigingen: prijzen,
medailles, wedstrijden, reisbeurzen, studiebeurzen,
giften, jaargelden, ondersteuningen, lintjes en
gunsten van allerlei aard. Ik meen bovendien
dat die aanmoedigingen onder de kunstenaars
eerst eene hiërarchie en vervolgens een
betreurenswaardigen hierargischen geest hèbben doen ontstaan
bij mannen, wier kunst het is, in meer of mindere
mate vinding, stoutheid en oprechtheid te be
zitten. Door de duizende aanmoedigingen waar
mee men de jonge kunstenaars overlaadt, is de
artistieke zin verdwenen om plaats te maken
voor een soort van administratieven geest en van
ondergeschiktheid tegenover hen die ze uitdeelen.
Cabanel en Boulanger gisteren en Bouguereau
en Jules Lef vre heden, zijn directeuren en chefs
de bureau geweest van een werkelijke afdeeling
van bestuur.
En dat begint al van de wieg af. Gelieve mij
wel te volgen en gij zult zien op welk een met
rozen bezoomd pad de moderne kunstenaar treedt.
Waarna ik u vertellen zal wat als ellendige af
grond door die bloemen verborgen wordt.
Op zijn vijfde jaar lach niet! krijgt het
kind zijn eerste madaille ... het heeft een boom
of een huis uitgeteekend ... De mama geeft hem
een stuk chocolaad ter belooning omdat hij zoo
zoet is geweest ... Op zijn tiende jaar krijgt hij '
getuigschriften en prijzen van de teekenschool.
Op zijn veertiende jaar komt hij, inde provincie,
op de stedelijke kunstschoró ... hij slaat er vier
of vijf medailles aan den haak, en vervolgens een
beurs, en vertrekt dan naar de Ecole des
BeauxArts te Parijs. Daar gekomen, moet hij om zijn
jaargeld te houden, mededingen in alle wedstrijden
alsof men in de kunst al niet genoeg met
zichzelf te wedstrijden had ! ... Hij werkt dus
hard en de belooningeu regenen : medailles voor
expressiekoppeu'', medailles voor perspectief,"
voor anatomie", voor geschilderde schetsen" enz.
Ik heb indertijd aan de Ecole des Beaux-Arts
een leerling gekend die voor zich alleen, de een
na de ander, een verzameling van zeventien me
dailles en eervolle vermeldingen had gemaakt.
Wat een genie," zou men zeggen . ,. En wat
een einde... Later heb ik hem in Zwitserland
teruggevonden als teekenmeestertje op een jonge
meisjesschool!
Maar te beginnen met die onderscheidingen
op de Ecole des Beaux-Arts verworven, wordt
onze jonge man aan 't lijntje gehouden ,. . Door
een verkeerd idee van den Oppersten Raad der
Ecole worden de onnoozelste dingen publiek ge
maakt. Bij den minsten prijs in den minsten
wedstrijd behaald, vindt onze jonge man den
volgenden dag zijn naam in alle couranten ge
drukt, de bladen van zijn provincie er onder
begrepen... En gevangen door dien spoedigen
roem, waaraan hij zich een roes drinkt, zal hij
later niet bij machte zijn terug te keeren tot
eenigen weg die meer voor hem zou zijn aan
gewezen .., Maar die onderscheidingen van de
Ecole brengen andere aanmoedigingen mede.
Onder het Keizerrijk, bij voorbeeld, kreeg een
naarstig leerling, in den loop van zijn studiën,
een, twee, tot zelfs drie kopieën te maken van
het porti et van den Keizer, door Flandrin!....
Tegenwoordig, van tijd tot tijd, krijgt hij, als hij
er moeite voor doet, een toelaag van .... vijf
louis, wat hem weinig helpt en veel schade aan
zijn karakter doet.
En verder ? ... Hij dingt mede naar den Prix
de Rome en krijgt dien alleen tot den prijs van
allerlei toegeven en laten varen . .. Want weet
gij hoe het met zulke belooningen is, zij zijn
goed voor de kinderen die er mee worden aan
gespoord, maar zij zijn noodlottig voor volwassen
mannen die, meer redeneerende, te zeer zien op
wat wijze men ze krijgen kan!.. . Waaruit de
onherstelbare lafheid der geesten voortkomt! ...
Als een leerling den Prix de Rome- heeft, gaat
hij voor vier jaar weg, en bevindt hij zich na
zijn terugkeer, gedurende drie andere jaren, aan
het hoofd van vier duizend francs rente, dank
zij hel legaat aan de academie gemaakt door een
van die milliouairg, die, aan instellingen van
deze soort enkele kruimkens wijdende van hun
fortuin, de eeuwigheid willen intreden .... door
de dienstdeur!
En als de leerling den Prix de Rome niet krijgt
zal hij zijn weg weten te maken in den Salon,
den blik gevestigd op die schoone spreuk van
Cabanel: De kunst is een carrière en een brood
winning .' Hij zal den hoveling gaan spelen bij
de opperhoofden en handdrukken wisselen met
anderen ... Hij zal medailles krijgen, het kruis
aanvragen, het grootkruis, meer nog, etc. ten
slotte dingen naar een plaats in het Instituut..
Maar hij zal bezwijken na die opperste inspan
ning, en op zijn grafsteen zal men een medaillon
hechten, zijn laatste medaille, een bronzen me
daille, waarvan de arme man nooit anders dan
de keerzijde kennen zal!
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
Verkoopingen. Den Uden Februari a.s. zal
de firma C. F. Roos en Co. te Amsterdam in de
Brakke Grond een gemengde verzameling moderne
schilderijen verkoopen, waaronder twee stukken
van (Adriaen?) Brouwer; eenige stukken van
de groote Franschen: een berglandschap van
Gustavc Coiirbet, een boschgezichtje van Narcisse
Diaz, een schemering van Théodore Rousseau, en
een genrestukje van dien min bekenden voor
vechter der romantiek Camille Roqueplan; van
de moderne Hollanders is er o. a. de kleine
schets van die wonderlijke Droomerij" van Israëls,
het ook door de gravure bekende schilderij uit
het laatst van zijn eerste periode, een stalleije
van Mauve van de afmetingen eener kleine studie,
een stuk van Théophile de Bock, een polder van
Gabriël, een A. Boom, eeniga stukjes van de
Oyensen en een paneeltje var. Rochussen; ver
der nog een groot soldatenstuk van Auguste
LaiiQon, een paardje van Pettenkofen, en een
studiekop vau Muukaczy voor zijn Christus voor
Pilatus".
Bij G. Theod. Bom, Spuistraat 135, te Amster
dam, van 4 tot 8 Februari verkooping van
teekeningen, prenten en etsen, historieprenten, schil
derijen enz. Er is een serietje etsen van
Rembrandt bij.
30 Januari, verkooping bij Georges Petit in de
Rue de Sèze te Parys van den nagelaten inboedel
uit het atelier van den laatslen grooten land
schapschilder der romantiek : Jules Dupré.
Honderdzevenendertig nummers, schilderijen, studies
en teekeningen van Duprézelf uit al zijn periodes,
men vindt er zelfs een nauwgezet geschilderde
studie van toen hij negentien jaar was; en
verder werken van door hem vereerde voorgan
gers, van vrienden, van tijdgenooten of bescher
melingen, stukken zooals men ze bij schilders vindt,
die voor een goed deel in den tijd toen ze in
hun atelier een plaats vonden, nog maar door
zeer enkelen gewaardeerd werden, maar die later
juist bij uitstek zuivere proeven geacht worden
van sedert beroemd geworden talenten, het
zijn de blijvende reputaties die door de schilders
zelf gemaakt worden en eerst langzaam tot de
menigte doordringen. Jules Duprélaat niet min
der dan zestig werken na van Théodore Rousseau,
van wien men veertig, vijftig jaar geleden nog
niets verkocht kon krijgen, maar om wiens schil
derijen, studies en teekeningen nu gevochten zal
worden; ook stukken van Charlet, Corot, Courbet,
Daumier, Géricault, Troyon, Decamps en van an
dere zijner beste tijdgenooten.
In den Moniteur des Arts leest men: Een
goede tijding voor de lief hebbers en de kunste
naars. De Heeren Preyer & Co. te Amsterdam
hebben de zaak van Pappelendam en Schouten
overgenomen en vervolgen den verkoop van oudo
en moderne schilderijen, in hun vroegere
localiteit, in de kunstwereld bekend onder den naam
van Pictura" en gelegen Wolvenstraat 19 te
Amsterdam. Een der vennooten, de Hoer C. J.
Preyer, heeft jaren lang samengewerkt met den
Heer van Pappelendam, dit geeft aan alle lief
hebbers de zekerheid dat de nieuwe tirma de
traditie zal volgen van een huis waarvan het
blijven bestaan bepaald noodig is voor de belan
gen der artiesten en der schoone kunsten. De
galerij Pictura zal den len Februari 1890, belang
rijk vergroot en verfraaid, voor het publiek wonlon
geopend".
Hieruit valt zeker op te maken dat dezo
Arnsterdamsche kunstkoopersfirma in Parijs geen
kwaden naam heeft.
De Fransche oud-minister van Schoone Kunsten
onder Gambetta, Antonin Proust, heeft dezer
dagen ten stelligste ontkend dat door hem stappen
zouden zijn gedaan om de Olympia van Edouard
Manet voor het Louvre-museurn (e verkrijgen.
De heer Proust meent dat de tijd om Maneteen
plaats in het Louvre te verzekeren nog niet daar
is en dat bovendien do Olympia niet het schilderij
is waardoor hij Mariet daar ooit vertegenwoordigd
zo.u willen zien. Dit geval, waarover voorbarig
genoeg al heel wat geschreven is, schijnt een
voudig te zijn dat eonige vrienden van Manet
de Olympia van mevrouw Manet hebben aange
kocht, met geen andere bedoeling dan om de
weduwe van den grooten schilder uit
moeielijkheden te helpen. Het plan is van Claude Monet
uitgegaan. De koopers weten nog niet wat met
het schilderij, waarvoor zij 17.000 francs betaald
hebben, zal worden gedaan.
Het eerste gedeelte in de verklaring van den
Heer Proust is bevreemdend. Over de waarde
van de Olympia kan men verschillen. Ik ken
een groot schilder die door een bizondere ver
wantschap van zienswijze beter misschien dan
iemand, Manet begrijpen kan, en die de Olympia
voor het beste stuk schildering houdt dat Manet
geleverd heeft, doch de Heer Proust kan natuur
lijk van een andere meening zijn. Maar de ver
zekering dat de lieer Pronst den tijd nog niet
gekomen acht om Manet in het Louvre te ver
tegenwoordigen, wekt werkelijk verbazing. Het
is namelijk de lieer Proust zelve, de vriend van
Manet, en zijn oud-medeleerling in het atelier
van Couture, die, tot veler verontwaardiging op
de Exposition Centrale oen groote plaats heeft
ingeruimd voor de werken van Manet. Waarom
dezelfde man, dio daar met groote piëtcit een
twintigtal werken van don nog zoo slecht begre
pen artiest bij elkaar bracht, nu vertelt dat hij
den tijd nog niet gekomen acht om Manet zijne
intrede in de Louvre te laten doen, schijnt
moeielijk te verklaren. Want men mag toch niet
aannemen, dat de invloedrijke heer Pronst, dio,
om zijne openlijke sympathie voor Manet en de
Manettisten van de kleine kunstkrantjcs al heel
wat scheldwoorden naar zijn hoofd heeft moeten
krijgen, te halverwege keeren zou.
Volgens de Kfforme wijst alles er op; dat do
huidige tentoonstelling van de XX te Brussel do
Brussel de laatste in de rij zal zijn, de bewijzen
daarvoor zijn echter niet sterk. Het Janrntd <1e
Eruxellefs laat merken dat Ilenry de Groux, die
met Xavier Mcllery voor de meest talentvolle der
Brusselsche Vingtistes wordt gehouden, ditmaal
niet exposeert, omdat hij met de vrienden over
hoop ligt. Maar de Art moderne verklaart hoog
uit dat deze tentoonstelling de beste is, die de
XX nog gehouden Leeft en laat van troebelen
niets merken.
De Weener ets-professor Unger, die sints lang
door de wijze waarop hij de oude schilderijen in
smakelijke etsen weet te verveelvuldigen, een
grootp.ii invloed heeft op de meeste nieuwere
reproductieve etsers, en die vooral in een zekeren
chic van drukken vele navolgers heeft gevonden,
is een man die nog niet op zijn lauweren rust.
Nog pas heeft hij twee groote etsen uitgegeven,
de eene naar het verkeerdelijk Wallenstcin",
genoemde portret door van Dijck, dat men in de
Galerij Liechtenstein te Weenen vindt, en de andere
naar het groote portret van lleythuysen door
Frans Hals uit dezelfde verzameling
Naar het heerlijke schilderijtje Gretclien van
Matthijs Maris uit de verzameling Staats-Forbes
te Londen, is door den handigen Schotschou etser
William Hole een ets gemaakt, die do firma Buft'a
te Amsterdam deze week voor haar raam expo
seerde. De ets is doorwerkt en fijn, alleen het
schilderijtje is nog heel wat fijner.
Wanneer mon onbevangen eenig werk beoor
deeld heeft, en zelfs nog als men zulk een oor
deel maar van een ander heeft aangehaald, en het
blijkt later dat door die kritiek eou beminnelijke
dame word gekwetst, dan is een rnensch zóó niet
of' hij heeft een oogenblik hot land. Maar bij eenig
nadenken zal hij inzien dat het er toch maar
weinig toedoet, als er b.v. aan don openbaren weg
iets leclijks te zien is, wie dat gemaakt heeft; hij
zal overwegen dat iefs hinderlijk profaans er niet
deugdelijker door wordt al kent men degene die
het maakte, en dat lieve dames die niet wat moois
kunnen leveren zich dan ook maar niet in de
kou moesten wagen.
Zoo ging het ons na lezing van een bescheiden
briefje, bij de redactie van het Weekblad inge
komen. Wij hadden hier een paar weken geleden
aangeteekend wat een zeer oordeelkundig artiest
vond in het nieuwe huis in do Vondelstraat, en
nu schrijft de vrouwelijke beeldhouwer (ome be
richtgever noch wij, wisten wie de maker was)
dat zij het billijk zou achten, indien gezegd werd,
dat men in dozen toestand van het werk toch
inderdaad niet kan oordeelen. Naar hare meening
zou men ook voor kritiek beter krachten kunnen
vinden dan die van iemand dio nog pas de ruwst
behakken steen voor voltooid werk aanziet.
Wij hebben dezen epistel doen toekomen aan
onzen berichtgever, dio ons het volgende schrijft:
Wat.zal ik je antwoorden op dat briefje V
Kan een werk niet geoordeeld worden naar
z'n begin? Kan je uit een kop, die reeds in alle
deelen aan de gewone
pondule-Rembramlt-portretten doet denken, niet zien wat hij is en zijn zal,
ook al moot, er nog wat aan geraspt en geschuurd
worden ? Och kom ! Ecu schets van M'iris ziet
er anders uit dan een van Springer. Ik zal niets
liever doen dan je na eenige weken schrijven :
Wat ik bij kunst van Springer vergeleek was on
voltooid ; nu zijn do koppen at' en wie zou 't
gelooveri 'i zo zijn als kunst van Maris ge
worden." \
30 Jan. 90. V.
ROBKRT KLSMEUE'S OPVOLGSTER.
Behalve ons bekende vijftal zinnen bezitten wij
er nog n, aan welks bestaan wij niet voortdu
rend worden herinnerd, die slechts nu en dan
geprikkeld wordt en ons dan aandoeningen van
zeer intcnsen aard kan bezorgen, d. i. de zin
voor het letterkundig schoone. Door dien zin heeft
men eenige dagen voorprct, als men weet dat
Mrs. Humphry \Vard op Robert lsmere een nieuw
werk heeft laten volgen en geniet oen ongekende
weelde, als de hooggespannen verwachting bij do
lezing niet wordt beschaamd. Mina liretJierlon is
als geesteskind der schrijfster liobert's waardige
opvolgster. Weer is het een mensch van de beste
en edelste soort, met wie ge een korte wijle
meeleeft in den kring van sympathieke persoon
lijkheden, die haar omgeeft.
Ken jonge actrice van beschaafde afkomst, uit
West-Indiënaar Londen gekomen mot een oom
en tante uit Kingston, waar ze op een klein
tooneel haar eerste lauweren plukte, wint gedurende
een scusoit stormenderhand door haar bekoorlijk
heid aller harten, blijft echter beneden de eischen,
die het ontwikkeld en denkend deel van het pu
bliek mag stellen, wordt door eigen ervaring en
den omgang met enkele personen opmerkzaam
op wat haar ontbreekt en heeft een korten tijd
na haar eerste optreden een groot en welverdiend
succes niet enkel als vrouw, maar ook als kun
stenares, om daarna roem en grootheid op te offe
ren, door zich zelve te schenken aan den
waardigen man, die haar liefheeft.
Niets meer dan deze eenvoudige feiten worden
in dit kort verhaal door Mrs. Humphry Ward
verteld, maar op die onnavolgbare manier, die
ons de personen veel beter doet kennen dan wan
neer het leven ons met hen in aanraking bracht.
En dan welke personen ! Menschen zoo geheel en
al van dezen tijd, midden m den tijdstroom
staande en van eiken golfslag zich rekenschap
gevend, elke deining meemakend, van iedere be
weging den terugslag gevoelend.
Daar dan eerst hebt ge Eustace Kendal in zijn
schilderachtige studeerkamer met do keurig ge
bonden klassieken aan de wanden, de wetboeken
in een hoek bij elkander, aanlokkelijke eilandjes
van nieuwere Fransclio litteratuur tussehen dege
lijke Duitsche geschiedschrijvers en de Italiaansche
letterkunde van den dag. met de schrijftafel vol be
schreven papieren en daar naast do kleine tafel bedekt
met werken uit de Fransche romantische school met
een Saintc-licnre er hier eu daar tussehen in en
papieren met aanteckeningen van uit de bladzij
den voor den dag komend. Zijn vader, een aan
zienlijk staatsman, maakte hem na de studie voor
de balie tot zijnen secretaris, maar later blijkt
Enstace's liefde voor de politiek to moeten
onderdoen voor zijn zin in de letteren en als zijne
iu Parijs getrouwde zuster hem daartoe aanmoe
digt, begint hij aan zijn werk over de Fransche
romantische school en loeft met zijne boeken in de
kamers van den 7Vw/>fa, langzamerhand vervuld
van dio liefde voor den letterkundigen arbeid, die
prikkel en bolooning beide is. Hij was geen
kluizenaar, ging wel nu en dan uit, bezocht de
club en den schouwburg, dineerde, waarbij geest
verwanten kou ontmoeten en bracht eiken winter
een paar maanden in Parijs door, waar in
do salons van zijne met een secretaris der
ambassade gehuwde zuster die scherpe kritische
geest bij hem werd ontwikkeld, waarvoor de fijn
ste onderscheidingen van gewicht waren. Hij was
zijne periode van inzamelen voorbij en zijn geest
kon zich, nu de eerste gloed der jeugd bekoeld
was, vrij in dien ruimereu aether bewegen, waarin
de bekoring van het weten en de vrijheid om de
kennis te gebruiken den man de verste horizona
opent. De wereld der feiten eu die der denkbeel
den liggen beide voor hem open en de onvermij
delijke gewaarwording der latere jaren van de be
perktheid der nienschelijke kracht was alsnog voor
hem slechts een naam, een schaduw. Wie deze
periode beleeft mag een vriendelijk noodlot zege
nen, want niet velen valt zij te beurt, omdat
weinigen den langen leerlingtijd doorloopen en
gebruiken, die ertoe leidt en velen door vijandige
uitwendige omstandigheden zich die levensperiode
afgesneden zien.
Naast Kendal staat zijn vriend, de journalist en
schrijver, Edward Wallaco, een Itumme d'clite als
hij en do schilder Forbes, jong van hart, al grijzen
zijne haren. Op dien laatste maakt miss
Brctherton bij haar bezoek aan de Royal Academy op
den dag vau do opening der tentoonstelling een
indruk, dio hem de kennismaking doet zoeken
met de nieuwe ster, aan den tooneelhemcl opge
gaan. En bekoorlijk was zij, de negentienjarige,
schitterend van jeugd en schoonheid met een
glimlach, vrij van alle cornietterie en onweerstaan
baar door zijn glans nu welgemeendhoid, met
krachtige veelzeggende kleine hoofdbewegingen
en een stem, zoo aantrekkelijk, als die van een
openhartig onbedorven warmbloedig en fijnge
voelig schepseltje kan zijn. Wallace, die haar
reeds persoonlijk kent omdat zij bij mrs Stuart,
zijne zuster, als gast aan huis is geweest, merkt
echter al spoedig, dat aan hare opleiding veel
heeft ontbroken, en dat, al praat zij nog
zoo ernstig over hare kunst" on hare grooto
plannen voor de verheffing van het Engelsche
tooueel, zij van wezenlijke eitcheu der kunst
zooveel begrijpt als een kind. Aan Kendal
vertelt hij hare geschiedenis met de
medcdeeling erbij, dat het misschien juist eene van
misp lirctherton's bekoorlijkheden is, die onbe
wustheid vau haar eigen onwetendheid. Wat hare
schoonheid zoo wonderbaar treffend maakte was,
hüendal moest het erkennen, toen hij op een diner
bij mrs. Stuart het nieuwe licht begroette, voor
hij het dier.zelfden avond op het tooueel zou zien
schitteren, was de eenvoud, dio ermee gepaard
ging, de natuurlijke opgewektheid en warmte en
kracht van uitdrukking, die voldoende zijn om ecu
lagere soort van schoonheid boeiend to maken en
dio zoo zelden samengaan met volmaakte evenre
digheid van vorm en kleur en lijn. Zulk een we
zentje, overal toegejuicht eu op handen gedragen,
angstvallig bewaakt door zorgvuldige bloedver
wanten, vrij uiting gevend aan elke gewaarwor
ding, moest Kendals belangstelling wekken al was
het alleen maar, om te weten, hoc de Loudensche
triomfen haar zouden aandoen.
Trouwens op den aard dier triomfen vindt zijn
kritische geest reeds van den aanvang at' vrijwat
af te dingen. Wat hij in haar bewondert en wat
hij mist, hoe door de verschillende bedrijven heen
van het voor haar scuson gekozen treurspel haar
grooto aanleg, maar ook een zweem van banali
teit, haar diep gevoel, maar ook haar gemis aan
ontledend vermogen, aan kennis der fijne onder
scheidingen aan den dag treden, dat alles moet
men lezen en genieten; het zal voor
tooneelschrijvers en acteurs, voor recensenten en letterkun
dige fijnproevers eene geestelijke tractatie zijn.
En dan Forbes, de opgewonden schilder. Woe
dend is hij, dat de anderen niet enkel bewonde
ren. Neem die dingen toch eenvoudig op, geniet
en pluis niet alles uit", raadt hij, juUui bent
niet waard, dat zo haar best voor je doet en je
haar heerlijke bewegingen en haar goddelijk aan
schijn laat aanschouwen, jullui vittcrs, die je niet
wilt laten overwinnen, omdat zij niet zoo duivelsch
knap is als do eerste de beste geleerde! Maar
kom, jij verliest erbij, zij niet!''
Doch o wee, als Forbes later zelf in zijn zwak
wordt getast en miss Brctherton bij ecu gesprek
over de tentoonstelling een horreur van een bont
gekleeden troubadour, in een onmogelijk licht
zingend voor zeer misteekende jonge dames, 't
mooist blijkt te vinden! O neen," zucht Forbes
dan, neen, heusch niet, dat vindt u niot mooi,
dat kan niet. Ik vind zelf niet, dat men streng
mag zijn, maar er zijn toch grenzen, ik kan u
bticijïoi, dat die dingen leelijk zijn." Och, hij
praat maar wat", komt dan Kendal lachend
tusschenbeidc, laat u niet van de wijs brengen, miss
Bretherton, 't komt alles maar op het ijecoei aan,
hij zou u met zijn kritiek al uw plezier bederven."
Dergelijke gesprekken kruiden in dit gezellig
actuceie boek de prettige tochtjes naar buiten,
die de vrienden miss Bretherton laten maken,
toen haar gezondheid onder het Londensche leven
begon te lijden. Beschrijvingen van die uitgangen
en van de indrukken, die hij vooral dan ontvangt,
geeft Kendal in brieven aan zijne zuster en doet
ons Isabel Bretherton door zijne verhalen nog
veel liever krijgen dan we haar reeds hadden.
Kendals diepe bewondering voor Balzac eu de
Fransche tooneelschrijvers, voor Gcorge Sand en
de groote ideeën en ruime gezichtspunten, die zij
opent, zijne onwillekeurige pogingen, om het jonge
meisje tot vrouw op te voeden en dau haar kin
derlijke ijver om te loeren en haar langzaam
begrijpen van ecnc gedachtcnwcreld, die haar tot
nu toe vreemd was, dat alles maakt die brieven
tot eene uitstekende inleiding voor de latere
periode, waarin do junge actrice tot ware kun
stenares en de wijze mentor tot geblinddoekt
slachtoffer van Eros is geworden.
Ge gaat zelf' dit bock lezen, niet waar ? dus is
het niet noodig, dat ik u er alles van vertel, maar
toch even nog dit. Wallace heeft een werkelijk
goed tooneelstuk geschreven, een. dat aan de hoofd
persoon de zwaarste eischen stelt en de grootste
voldoening belooft; door een toeval heeft Isabel ervan
gehoord eu zij hoopt het te spelen. Noch Wallace,
noch Kendal achten haar er toe in staat en do
laatste zal beproeven, haar tot het inzicht to
brengen, dat het beter is, die rol nog niet te kiezen.
Den inhoud van bun gesprek kan men zich den
ken, maar niet, hoe mooi en fijngevoelig beiden